Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Steenwijkerland

Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Steenwijkerland 2017

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieSteenwijkerland
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Steenwijkerland 2017
CiteertitelVerordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Steenwijkerland 2017
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpalgemeen
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, art. 2.1.3
  2. Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, art. 2.1.4, eerste, tweede, derde en zevende lid
  3. Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, art. 2.1.5, eerste lid
  4. Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, art. 2.1.6
  5. Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, art. 2.1.7
  6. Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, art. 2.3.6, vierde lid
  7. Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, art. 2.6.6, eerste lid
  8. Jeugdwet
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

10-05-201901-01-2020Wijziging artt. 12, 12a

02-04-2019

gmb-2019-112658

12-01-201910-05-2019Wijziging artikel 12

18-12-2018

gmb-2019-5151

08-03-201801-07-201712-01-2019Wijzigingsregeling

17-10-2017

gmb-2018-47651

16-01-201808-03-2018Wijziging art. 12

19-12-2017

gmb-2018-8299

01-07-201716-01-2018Nieuwe regeling

20-06-2017

gmb-2017-115982

Onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Steenwijkerland 2017

De raad van de gemeente Steenwijkerland;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 09-05-2017, nummer 2017/66

gelet op de artikelen 2.1.3, 2.1.4, eerste, tweede, derde en zevende lid, 2.1.5, eerste lid, 2.1.6, 2.1.7, 2.3.6, vierde lid, en 2.6.6, eerste lid, van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015;

gelet op de uitgangspunten opgenomen in het 'Beleidsplan Sociaal Domein 2017-2020';

gezien het advies van de Adviesraad Sociaal Domein;

besluit vast te stellen de:

Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Steenwijkerland 2017

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • algemeen gebruikelijke voorziening: voorziening die niet speciaal is bedoeld voor mensen met een beperking en die algemeen verkrijgbaar is en niet of niet veel duurder is dan vergelijkbare producten;

  • algemene voorziening: aanbod van diensten of activiteiten dat, zonder voorafgaand onderzoek naar de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van de gebruikers, toegankelijk is en dat is gericht op maatschappelijke ondersteuning, zoals bedoeld in art. 1.1.1 van de wet;

  • andere voorziening: voorziening anders dan in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015;

  • bijdrage: bijdrage als bedoeld in artikel 2.1.4, eerste lid, van de wet;

  • cliëntondersteuning: onafhankelijke ondersteuning met informatie, advies en algemene ondersteuning die bijdraagt aan het versterken van de zelfredzaamheid en participatie en het verkrijgen van een zo integraal mogelijke dienstverlening op het gebied van maatschappelijke ondersteuning, preventieve zorg, zorg, jeugdhulp, onderwijs, welzijn, wonen, werk en inkomen zoals bedoeld in art. 1.1.1 van de wet;

  • gesprek: gesprek in het kader van het onderzoek als bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid, van de wet;

  • hulpvraag: behoefte aan maatschappelijke ondersteuning als bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid, van de wet;

  • maatwerkvoorziening: op de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van een persoon afgestemd geheel van diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen:

    • ten behoeve van zelfredzaamheid, daaronder begrepen kortdurend verblijf in een instelling ter ontlasting van de mantelzorger, het daarvoor noodzakelijke vervoer, alsmede hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen,

    • ten behoeve van participatie, daaronder begrepen het daarvoor noodzakelijke vervoer, alsmede hulpmiddelen en andere maatregelen,

    • ten behoeve van beschermd wonen en opvang; zoals bedoeld in art. 1.1.1 van de wet;

  • melding: melding aan het college als bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid, van de wet;

  • pgb: persoonsgebonden budget als bedoeld in artikel 1.1.1 van de wet;

  • sociaal netwerk: personen uit de huiselijke kring of andere personen met wie de cliënt een sociale relatie onderhoudt;

Artikel 2. Melding hulpvraag

  • 1.

    Een hulpvraag kan door of namens een cliënt bij het college worden gemeld.

  • 2.

    Het college bevestigt de ontvangst van een melding schriftelijk.

  • 3.

    In spoedeisende gevallen als bedoeld in artikel 2.3.3 van de wet treft het college na de melding onverwijld een tijdelijke maatwerkvoorziening in afwachting van de uitkomst van het onderzoek.

Artikel 3. Cliëntondersteuning

  • 1.

    Het college zorgt ervoor dat ingezetenen een beroep kunnen doen op kosteloze cliëntondersteuning, waarbij het belang van de cliënt uitgangspunt is.

  • 2.

    Het college wijst de cliënt en zijn mantelzorger voor het onderzoek, bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid, van de wet, op de mogelijkheid gebruik te maken van gratis cliëntondersteuning.

Artikel 4. Vooronderzoek; indienen persoonlijk plan

  • 1.

    Het college verzamelt alle voor het onderzoek, bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid, van de wet, van belang zijnde en toegankelijke gegevens over de cliënt en zijn situatie en maakt zo spoedig mogelijk met hem een afspraak voor een gesprek.

  • 2.

    Voor of tijdens het gesprek verschaft de cliënt het college alle overige gegevens en bescheiden die naar het oordeel van het college voor het onderzoek nodig zijn en waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen. De cliënt verstrekt in ieder geval een identificatiedocument als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage.

  • 3.

    Als de cliënt genoegzaam bekend is bij de gemeente, kan het college in overeenstemming met de cliënt afzien van een vooronderzoek als bedoeld in het eerste en tweede lid.

  • 4.

    Het college brengt de cliënt op de hoogte van de mogelijkheid om een persoonlijk plan als bedoeld in artikel 2.3.2, tweede lid, van de wet op te stellen en stelt hem gedurende zeven dagen na de melding in de gelegenheid het plan te overhandigen.

Artikel 5. Gesprek

  • 1.

    Het college onderzoekt in een gesprek tussen deskundigen en degene door of namens wie de melding is gedaan, dan wel diens vertegenwoordiger en waar mogelijk met de mantelzorger of mantelzorgers en desgewenst familie, zo spoedig mogelijk en voor zover nodig:

    • a.

      de behoeften, persoonskenmerken en voorkeuren van de cliënt;

    • b.

      het gewenste resultaat van het verzoek om ondersteuning;

    • c.

      de mogelijkheden om op eigen kracht of met gebruikelijke hulp of algemeen gebruikelijke voorzieningen zijn zelfredzaamheid of zijn participatie te handhaven of te verbeteren, of te voorzien in zijn behoefte aan beschermd wonen of opvang;

    • d.

      de mogelijkheden om met mantelzorg of hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk te komen tot verbetering van zijn zelfredzaamheid of zijn participatie, of te voorzien in zijn behoefte aan beschermd wonen of opvang;

    • e.

      de behoefte aan maatregelen ter ondersteuning van de mantelzorger van de cliënt;

    • f.

      de mogelijkheden om met gebruikmaking van een algemene voorziening, zoals opgenomen in het beleidsplan, bedoeld in artikel 2.1.2 van de wet, of door het verrichten van maatschappelijk nuttige activiteiten te komen tot verbetering van zijn zelfredzaamheid of zijn participatie, of de mogelijkheden om met gebruikmaking van een algemene voorziening te voorzien in zijn behoefte aan beschermd wonen of opvang;

    • g.

      de mogelijkheden om door middel van samenwerking met zorgverzekeraars en zorgaanbieders als bedoeld in de Zorgverzekeringswet en partijen op het gebied van publieke gezondheid, jeugdhulp, onderwijs, welzijn, wonen, werk en inkomen, te komen tot een zo goed mogelijk afgestemde dienstverlening met het oog op de behoefte aan verbetering van zijn zelfredzaamheid of zijn participatie of aan beschermd wonen of opvang;

    • h.

      de mogelijkheid om een maatwerkvoorziening te verstrekken;

    • i.

      welke bijdragen in de kosten de cliënt met toepassing van het bepaalde bij of krachtens artikel 2.1.4 van de wet verschuldigd zal zijn, en

    • j.

      de mogelijkheden om te kiezen voor de verstrekking van een pgb, waarbij de cliënt in begrijpelijke bewoordingen wordt ingelicht over de gevolgen van die keuze.

  • 2.

    Als de cliënt een persoonlijk plan als bedoeld in artikel 4, vierde lid, aan het college heeft overhandigd, betrekt het college dat plan bij het onderzoek, bedoeld in het eerste lid.

  • 3.

    Het college informeert de cliënt over de gang van zaken bij het gesprek, diens rechten en plichten en de vervolgprocedure.

  • 4.

    Als de hulpvraag genoegzaam bekend is, kan het college onverminderd het bepaalde in artikel 2.3.2 van de wet, in overleg met de cliënt afzien van een gesprek.

Artikel 6. Verslag

  • 1.

    Het college zorgt voor schriftelijke verslaglegging van het onderzoek.

  • 2.

    Het college verstrekt zo spoedig mogelijk na het gesprek een verslag van de uitkomsten van het onderzoek aan de cliënt.

Artikel 7. Aanvraag

  • 1.

    Een cliënt of zijn gemachtigde of vertegenwoordiger kan een aanvraag om een maatwerkvoorziening schriftelijk indienen bij het college. Een aanvraag wordt ingediend door middel van een door het college vastgesteld aanvraagformulier. Het college kan een door cliënt of zijn gemachtigde ondertekend en geretourneerd verslag van het gesprek aanmerken als aanvraag, indien cliënt of zijn gemachtigde dat op het verslag heeft aangegeven.

  • 2.

    Een cliënt of zijn gemachtigde kan direct na afloop van het gesprek, via de contactpersoon waarmee hij het gesprek heeft gevoerd, een mondelinge aanvraag voor een maatwerkvoorziening indienen. Van de mondelinge aanvraag wordt, met vermelding van de datum van aanvraag, aantekening gemaakt in het verslag van het onderzoek.

Artikel 8. Criteria voor een maatwerkvoorziening

  • 1.

    Het college neemt het verslag als uitgangspunt voor de beoordeling van een aanvraag om een maatwerkvoorziening.

  • 2.

    Een cliënt komt in aanmerking voor een maatwerkvoorziening:

    • a.

      ter compensatie van de beperkingen in de zelfredzaamheid of participatie die de cliënt ondervindt, voor zover de cliënt deze beperkingen naar het oordeel van het college niet op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk dan wel met gebruikmaking van algemeen gebruikelijke voorzieningen of algemene voorzieningen kan verminderen of wegnemen. De maatwerkvoorziening levert, rekening houdend met de uitkomsten van het in artikel 5 bedoelde onderzoek, een passende bijdrage aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld tot zelfredzaamheid of participatie en zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kan blijven, of

    • b.

      ter compensatie van de problemen bij het zich handhaven in de samenleving van de cliënt met psychische of psychosociale problemen en de cliënt die de thuissituatie heeft verlaten, al dan niet in verband met risico’s voor zijn veiligheid als gevolg van huiselijk geweld, voor zover de cliënt deze problemen naar het oordeel van het college niet op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk dan wel met gebruikmaking van algemene voorzieningen kan verminderen of wegnemen. De maatwerkvoorziening levert, rekening houdend met de uitkomsten van het in artikel 5 bedoelde onderzoek, een passende bijdrage aan het voorzien in de behoefte van de cliënt aan beschermd wonen of opvang en aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld zich zo snel mogelijk weer op eigen kracht te handhaven in de samenleving.

  • 3.

    Ten aanzien van een maatwerkvoorziening met betrekking tot zelfredzaamheid en participatie kan het college bepalen dat een cliënt niet voor een maatwerkvoorziening in aanmerking komt als de noodzaak tot ondersteuning:

    • a.

      voor de cliënt redelijkerwijs vermijdbaar was, en

    • b.

      voorzienbaar was.

  • 4.

    Als een maatwerkvoorziening noodzakelijk is ter vervanging van een eerder door het college verstrekte voorziening, wordt deze slechts verstrekt als de eerder verstrekte voorziening technisch is afgeschreven,

    • a.

      tenzij de eerder verstrekte voorziening verloren is gegaan als gevolg van omstandigheden die niet aan de cliënt zijn toe te rekenen;

    • b.

      tenzij de cliënt geheel of gedeeltelijk tegemoet komt in de veroorzaakte kosten, of

    • c.

      als de eerder verstrekte voorziening niet langer een oplossing biedt voor de behoefte van de cliënt aan maatschappelijke ondersteuning.

  • 5.

    Als een maatwerkvoorziening noodzakelijk is, verstrekt het college de goedkoopst adequate voorziening.

Artikel 9. Aanvullende criteria voor maatwerkvoorzieningen opvang en beschermd wonen

  • 1.

    In aanvulling op artikel 8, tweede lid, kan een cliënt in aanmerking komen voor opvang als

    • a.

      hij feitelijk of residentieel dakloos is en niet in staat is zich op eigen kracht te handhaven in de samenleving;

    • b.

      opvang, rekening houdend met de uitkomsten van het in artikel 5 bedoelde onderzoek, een passende, noodzakelijke en tijdelijke bijdrage levert aan het voorkomen van dakloosheid, het psychosociaal functioneren, voorkomen van verwaarlozing of maatschappelijke overlast en/of het afwenden van gevaar voor de cliënt of anderen en de behoefte van de cliënt met als doel het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld zich zo snel mogelijk weer op eigen kracht te handhaven in de samenleving.

  • 2.

    In aanvulling op artikel 8, tweede lid, kan een cliënt (alsmede eventuele kinderen van deze cliënt) in aanmerking komen voor opvang als

    • a.

      deze de thuissituatie heeft verlaten, in verband met risico’s voor de veiligheid van deze cliënt (en/of de kinderen van deze cliënt) als gevolg van huiselijk geweld, en de cliënt niet in staat is zich op eigen kracht te handhaven in de samenleving;

    • b.

      opvang, rekening houdend met de uitkomsten van het in artikel 5 bedoelde onderzoek, een passende, noodzakelijke en tijdelijke bijdrage levert aan het afwenden van gevaar voor de cliënt (en/of de kinderen van deze cliënt), voorkomen van dakloosheid, het psychosociaal functioneren, voorkomen van verwaarlozing of maatschappelijke overlast en de behoefte van de cliënt met als doel het realiseren van een situatie waarin de cliënt (en/of de kinderen van deze cliënt) in staat wordt gesteld zich zo snel mogelijk weer op eigen kracht en in een veilige situatie zich te handhaven in de samenleving.

  • 3.

    In aanvulling op artikel 8, tweede lid, kan een cliënt in aanmerking komen voor beschermd wonen op grond van de Wmo 2015 als

    • a.

      hij psychische- of psychosociale problemen heeft en niet in staat is zich op eigen kracht te handhaven in de samenleving en

    • b.

      beschermd wonen, rekening houdend met de uitkomsten van het in artikel 5 bedoelde onderzoek, een passende en noodzakelijke bijdrage levert aan het bevorderen van de zelfredzaamheid en participatie, het psychisch en psychosociaal functioneren, stabilisatie van een psychiatrisch ziektebeeld, voorkomen van verwaarlozing of maatschappelijke overlast en/of het afwenden van gevaar voor de cliënt of anderen en daarbij voorziet in de behoefte van de cliënt met als doel het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld zich zo snel mogelijk weer op eigen kracht te handhaven in de samenleving.

  • 4.

    Het college kan de volgende bevoegdheden mandateren aan een andere (centrum)gemeente met inachtneming van de wettelijke bepalingen:

    • a.

      het bepalen of cliënten die gebruik maken van maatwerkvoorzieningen voor opvang of beschermd wonen een bijdrage in de kosten zijn verschuldigd en welke bijdragen van toepassing zijn voor de verschillende soorten maatwerkvoorzieningen voor opvang en beschermd wonen;

    • b.

      het bepalen door welke instantie de bijdragen in de kosten voor maatwerkvoorzieningen voor opvang worden vastgesteld en geïnd.

  • 5.

    Het college kan de bevoegdheid mandateren aan een andere (centrum)gemeente dan wel een door de gemeente aangewezen instelling, met inachtneming van de wettelijke bepalingen, om tot onderzoek over te gaan en na een aanvraag vast te stellen of een cliënt voor een maatwerkvoorziening beschermd wonen of opvang in aanmerking komt en tot het vaststellen en innen van een eigen bijdrage in de kosten.

Artikel 10. Advisering

Het college kan een door hem daartoe aangewezen adviesinstantie om advies vragen als het dit van belang acht voor de beoordeling van de aanvraag om een maatwerkvoorziening.

Artikel 11. Inhoud beschikking

  • 1.

    In de beschikking tot verstrekking van een maatwerkvoorziening wordt in ieder geval aangegeven of deze als zorg in natura of als pgb wordt verstrekt en wordt tevens aangegeven hoe bezwaar tegen de beschikking kan worden gemaakt.

  • 2.

    Bij het verstrekken van een maatwerkvoorziening zorg in natura wordt in de beschikking in ieder geval vastgelegd:

    • a.

      welke de te verstrekken voorziening is en wat het beoogde resultaat daarvan is;

    • b.

      wat de ingangsdatum en duur van de verstrekking is;

    • c.

      hoe de voorziening wordt verstrekt, en indien van toepassing,

    • d.

      welke andere voorzieningen relevant zijn of kunnen zijn.

  • 3.

    Bij het verstrekken van een maatwerkvoorziening in de vorm van een pgb wordt in de beschikking in ieder geval vastgelegd:

    • a.

      voor welk resultaat het pgb kan worden aangewend;

    • b.

      welke kwaliteitseisen gelden voor de besteding van het pgb;

    • c.

      wat de hoogte van het pgb is en hoe hiertoe is gekomen;

    • d.

      wat de duur is van de verstrekking waarvoor het pgb is bedoeld, en

    • e.

      de wijze van verantwoording van de besteding van het pgb.

  • 4.

    Als sprake is van een te betalen bijdrage in de kosten wordt de cliënt daarover in de beschikking geïnformeerd

Artikel 12. Regels voor pgb

  • 1.

    Het college verstrekt een pgb in overeenstemming met artikel 2.3.6 van de wet.

  • 2.

    Onverminderd artikel 2.3.6, tweede en vijfde lid, van de wet verstrekt het college geen pgb voor zover de aanvraag betrekking heeft op kosten die de belanghebbende voorafgaand aan de indiening van de aanvraag heeft gemaakt en niet meer is na te gaan of de ingekochte voorziening noodzakelijk was.

  • 3.

    De hoogte van een pgb:

    • a.

      is gebaseerd op een door de belanghebbende opgesteld plan over hoe hij het pgb gaat besteden;

    • b.

      is toereikend om veilige, doeltreffende, doelmatige en kwalitatief goede zorg of materiele voorzieningen van derden te betrekken, en

    • c.

      bedraagt – onverminderd het bepaalde in lid 5 – ten hoogste de kostprijs van de in de betreffende situatie goedkoopst adequate individuele voorziening in natura en wordt indien nodig aangevuld met een vergoeding voor onderhoud en verzekering.

  • 4.

    De kostprijs van de zorg in natura wordt bepaald door de (regionale) inkoop.

  • 5.

    De hoogte van een pgb voor de aanschaf van een zaak, een woningaanpassing of een auto-aanpassing wordt bepaald op basis van de laagste kostprijs van de zaak die de cliënt zou hebben ontvangen als de zaak in natura zou zijn verstrekt via een door de gemeente gecontracteerde leverancier of aannemer en rekening houdend met een reëele termijn voor de technische afschrijving en de onderhouds- en verzekeringskosten.

  • 6.

    Het tarief voor een pgb voor dienstverlening door:

    • a.

      een zorgaanbieder zijnde een natuurlijke persoon die, het verband van natuurlijke personen dat, of de rechtspersoon die bedrijfsmatig zorg verleent bedraagt maximaal 100% van de kostprijs van de in de betreffende situatie goedkoopst adequate voorziening in natura;

    • b.

      een zorgaanbieder zijnde een solistisch werkende zorgverlener (zzp’er) bedraagt maximaal 75% van de kostprijs van de in de betreffende situatie goedkoopst adequate individuele voorziening in natura;

    • c.

      een persoon uit het sociale netwerk dan wel een persoon anders dan de onder a en b genoemde zorgaanbieders bedraagt maximaal 50% van de kostprijs van de in de betreffende situatie goedkoopst adequate individuele voorziening in natura met een maximum van €20,- per tijdseenheid waarmee de betreffende zorg bij zorg in natura wordt verrekend.

    • d.

      een persoon uit het sociaal netwerk dan wel een persoon anders dan de onder a en b genoemde zorgaanbieders bedraagt maximaal 50% van de kostprijs van de in de betreffende situatie goedkoopst adequate individuele voorziening in natura met een maximum van € 20,- per dagdeel voor begeleiding groep en per uur voor begeleiding individueel en persoonlijke verzorging.

    • e.

      een persoon uit het sociaal netwerk die op grond van een verklaring logeren (kortdurend verblijf) biedt aan de cliënt - als bedoeld in artikel 2 van de Uitvoeringsregeling Wmo 2015 - bedraagt maximaal € 141 per kalendermaand.

  • 7.

    Het tarief voor vervoer van een belanghebbende van en naar de locatie waar zorg wordt verleend bedraagt €0,31 per kilometer.

  • 8.

    Het pgb mag niet worden aangewend voor de betaling van tussenpersonen, belangenbehartigers, bemiddelings- en coördinatietaken alsmede begeleidings- of administratiekosten in verband met het pgb. Er is geen verantwoordingsvrij bedrag. Cadeautjes en feestdagenuitkeringen mogen ook niet uit het PGB worden bekostigd.

  • 9.

    Wanneer geen passende voorziening in natura beschikbaar is, én niet door de gemeente alsnog gecontracteerd kan worden, én de belanghebbende(s) niet in staat is op verantwoorde wijze uitvoering te geven aan het pgb, dan zal de gemeente een coördinator (zorg in natura) aanwijzen of (al dan niet tijdelijk) toestaan dat een pgb-bureau voor ondersteuning wordt ingeschakeld. Er vindt daarbij in ieder geval functiescheiding plaats tussen de coördinatortaken en het bieden van daadwerkelijke hulp.

  • 10.

    De hoogte van een pgb voor beschermd wonen wordt bepaald op basis van een naar aard en omvang oplopend budget. Dit budget bedraagt maximaal 81% van de maximale kostprijzen van de maatwerkvoorziening beschermd wonen in natura. Dit resulteert in de volgende pgb-tarieven:

    pgb-tarieven beschermd wonen 1-1-2018 t/m 31-12-2018

     

    Persoonsgebonden budget

    zzp exclusief behandeling, exclusief dagbesteding

    Op basis van 365 dagen

    1GGZC*

    2GGZC*

    3GGZC

    4GGZC

    5GGZC

    6GGZC

    Excl. Vervoer

    pgb (niet wonend in wooninitiatief)

    € 14.504

    € 25.438

    € 28.193

    € 35.717

    € 38.702

    € 52.841

    pgb (wonend in wooninitiatief)

    € 18.213

    € 29.146

    € 31.901

    € 39.426

    € 42.410

    € 56.549

    * Deze toekenning wordt niet meer afgegeven vanaf 1-1-2015 in de regio IJssel-Vecht bij herindicaties (of toekenningen voor nieuwe beschermd wonen-cliënten)

     

    Persoonsgebonden budget

    zzp exclusief behandeling, inclusief dagbesteding

    Op basis van 365 dagen

    1GGZC*

    2GGZC*

    3GGZC

    4GGZC

    5GGZC

    6GGZC

    Excl. Vervoer

    pgb (niet wonend in wooninitiatief)

    € 23.525

    € 34.459

    € 37.214

    € 44.738

    € 47.724

    € 61.862

    pgb (wonend in wooninitiatief)

    € 27.234

    € 38.168

    € 40.922

    € 48.446

    € 51.432

    € 65.571

    Incl. vervoer

    pgb (niet wonend in wooninitiatief)

    € 24.603

    € 35.537

    € 38.291

    € 45.815

    € 48.801

    € 62.940

    pgb (wonend in wooninitiatief

    € 28.311

    € 39.245

    € 42.000

    € 49.524

    € 52.509

    € 66.648

    * Deze toekenning wordt niet meer afgegeven vanaf 1-1-2015 in de regio IJssel-Vecht bij herindicaties (of toekenningen voor nieuwe beschermd wonen-cliënten)

    pgb-tarieven beschermd wonen 1-1-2019 t/m 31-12-2019

    Persoonsgebonden budget**

    zzp exclusief behandeling, exclusief dagbesteding

    Op basis van 365 dagen

    1GGZC*

    2GGZC*

    3GGZC

    4GGZC

    5GGZC

    6GGZC

    Excl. Vervoer

    pgb (niet wonend in wooninitiatief)

    € 14.913

    € 26.155

    € 28.988

    € 36.725

    € 39.794

    € 54.331

    pgb (wonend in wooninitiatief)

    € 18.726

    € 29.968

    € 32.801

    € 40.537

    € 43.606

    € 58.144

    * Deze toekenning wordt niet meer afgegeven vanaf 1-1-2015 in de regio IJssel-Vecht bij herindicaties (of toekenningen voor nieuwe beschermd wonen-cliënten)

     

    Persoonsgebonden budget

    zzp exclusief behandeling, inclusief dagbesteding

    Op basis van 365 dagen

    1GGZC*

    2GGZC*

    3GGZC

    4GGZC

    5GGZC

    6GGZC

    Excl. Vervoer

    pgb (niet wonend in wooninitiatief)

    € 24.189

    € 35.431

    € 38.264

    € 46.000

    € 49.069

    € 63.607

    pgb (wonend in wooninitiatief)

    € 28.002

    € 39.244

    € 42.076

    € 49.813

    € 52.882

    € 67.420

    Incl. vervoer

    pgb (niet wonend in wooninitiatief)

    € 25.296

    € 36.539

    € 39.371

    € 47.107

    € 50.177

    € 64.714

    pgb (wonend in wooninitiatief

    € 29.109

    € 40.352

    € 43.184

    € 50.920

    € 53.990

    € 68.527

    *Deze toekenning wordt niet meer afgegeven vanaf 1-1-2015 in de regio IJssel-Vecht bij herindicaties (of toekenningen voor nieuwe beschermd wonen-cliënten)

Artikel 12a Voorwaarden pgb voor hulp door persoon uit sociaal netwerk

  • 1.

    De persoon aan wie een pgb wordt verstrekt, kan de maatwerkvoorziening onder de volgende voorwaarden betrekken van een persoon die behoort tot het sociale netwerk dan wel van een persoon niet zijnde een zorgaanbieder:

    • a.

      dat naar het oordeel van het college het verlenen van informele zorg, in combinatie met alle overige verplichtingen en verantwoordelijkheden van deze persoon, een gezonde balans tussen draagkracht en draaglast niet verstoort en het verlenen van de informele zorg niet leidt tot de noodzaak een voorziening voor respijtzorg ter ontlasting van de informele hulp toe te kennen.

    • b.

      dat de informele hulp op geen enkele wijze druk op de cliënt heeft uitgeoefend bij de besluitvorming om over te gaan tot uitbetaling;

    • c.

      dat de informele hulp een recente verklaring omtrent gedrag natuurlijke personen (VOG NP), specifiek screeningsprofiel 45. ‘Gezondheidszorg en welzijn van mens en dier’, kan overleggen;

    • d.

      dat naar het oordeel van het college de kwaliteit van de geboden hulp voldoende is gewaarborgd;

    • e.

      de informele hulp bevoegd en bekwaam is, (gelet op het doel van de maatschappelijke ondersteuning) de betreffende zorg te verlenen;

    • f.

      dat per dagdeel ondersteuning maatschappelijke deelname waarvoor het tarief van artikel 1, lid 6, sub d geldt, een zorgovereenkomst van maximaal 80 minuten individuele zorg wordt gesloten, zodat met het van toepassing zijnde tarief tevens kan worden voldaan aan de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag.

Artikel 13. Regels voor eigen bijdrage in de kosten van maatwerkvoorzieningen en algemene voorzieningen

  • 1.

    Een cliënt is een eigen bijdrage in de kosten verschuldigd voor een maatwerkvoorziening dan wel pgb, zolang de cliënt van de maatwerkvoorziening gebruik maakt of gedurende de periode waarvoor het pgb wordt verstrekt, en afhankelijk van het inkomen en vermogen van de cliënt en zijn echtgenoot.

  • 2.

    De bijdrage, dan wel het totaal van de bijdragen, is gelijk aan de kostprijs, tenzij overeenkomstig hoofdstuk 3 van het Uitvoeringsbesluit Wmo2015 een lagere bijdrage is verschuldigd.

  • 3.

    Voor algemene voorzieningen wordt geen eigen bijdrage opgelegd.

  • 4.

    De kostprijs van een:

    • a)

      maatwerkvoorziening wordt bepaald door een aanbesteding, na consultatie in de markt of na overleg met de aanbieder;

    • b)

      pgb is gelijk aan de hoogte van het pgb.

  • 5.

    De eigen bijdrage voor een maatwerkvoorziening of pgb ten behoeve van een woningaanpassing voor een minderjarige cliënt is verschuldigd door de onderhoudsplichtige ouders, daaronder begrepen degene tegen wie een op artikel 394 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek gegrond verzoek is toegewezen, en degene die anders dan als ouder samen met de ouder het gezag uitoefent over een cliënt.

  • 6.

    In de gevallen, bedoeld in artikel 2.1.4, zevende lid van de wet, worden de bijdragen voor een maatwerkvoorziening of pgb door het CAK vastgesteld en geïnd.

Artikel 14. Kwaliteitseisen maatschappelijke ondersteuning

  • 1.

    Aanbieders zorgen voor een goede kwaliteit van voorzieningen, eisen met betrekking tot de deskundigheid van beroepskrachten daaronder begrepen, door:

    • a.

      het afstemmen van voorzieningen op de persoonlijke situatie van de cliënt;

    • b.

      het afstemmen van voorzieningen op andere vormen van zorg en ondersteuning;

    • c.

      erop toe te zien dat beroepskrachten tijdens hun werkzaamheden in het kader van het leveren van voorzieningen handelen in overeenstemming met de professionele standaard.

    • d.

      voor zover van toepassing, erop toe te zien dat de kwaliteit van de voorzieningen en de deskundigheid van beroepskrachten tenminste voldoen aan de voorwaarden om in aanmerking te komen voor de in de toepasselijke sector erkende keurmerken.

  • 2.

    Onverminderd andere handhavingsbevoegdheden ziet het college toe op de naleving van deze eisen door periodieke overleggen met de aanbieders, een jaarlijks cliëntervaringsonderzoek, en het zo nodig in overleg met de cliënt ter plaatse controleren van de geleverde voorzieningen.

Artikel 15. Meldingsregeling calamiteiten en geweld

  • 1.

    Het college treft een regeling voor het melden van calamiteiten en geweld bij de verstrekking van een voorziening door een aanbieder en wijst een toezichthoudend ambtenaar aan.

  • 2.

    Aanbieders melden iedere calamiteit en ieder geweldsincident dat zich heeft voorgedaan bij de verstrekking van een voorziening onverwijld aan de toezichthoudend ambtenaar.

  • 3.

    De toezichthoudend ambtenaar, bedoeld in artikel 6.1, van de wet, doet onderzoek naar de calamiteiten en geweldsincidenten en adviseert het college over het voorkomen van verdere calamiteiten en het bestrijden van geweld.

Artikel 16. Nieuwe feiten en omstandigheden, herziening, intrekking of terugvordering

  • 1.

    Onverminderd artikel 2.3.8 van de wet doet een cliënt aan het college op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling van alle feiten en omstandigheden, waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze aanleiding kunnen zijn tot heroverweging van een beslissing als bedoeld in artikel 2.3.5 of 2.3.6 van de wet.

  • 2.

    Onverminderd artikel 2.3.10 van de wet kan het college een beslissing als bedoeld in artikel 2.3.5 of 2.3.6 van de wet herzien dan wel intrekken als het college vaststelt dat:

    • a.

      de cliënt onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beslissing zou hebben geleid;

    • b.

      de cliënt niet langer op de maatwerkvoorziening of het pgb is aangewezen;

    • c.

      de maatwerkvoorziening of het pgb niet meer toereikend is te achten;

    • d.

      de cliënt niet voldoet aan de aan de maatwerkvoorziening of het pgb verbonden voorwaarden, of

    • e.

      de cliënt de maatwerkvoorziening of het pgb niet of voor een ander doel gebruikt.

  • 3.

    Een beslissing tot verlening van een pgb kan worden ingetrokken als blijkt dat het pgb binnen zes maanden na uitbetaling niet is aangewend voor de bekostiging van de voorziening waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden.

  • 4.

    Als het college een beslissing op grond van het tweede lid, onder a, heeft ingetrokken en de verstrekking van de onjuiste of onvolledige gegevens door de cliënt opzettelijk heeft plaatsgevonden, kan het college van de cliënt en degene die daaraan opzettelijk zijn medewerking heeft verleend, geheel of gedeeltelijk de geldswaarde vorderen van de ten onrechte genoten maatwerkvoorziening of het ten onrechte genoten pgb.

  • 5.

    Als het recht op een in eigendom of in bruikleen verstrekte voorziening is ingetrokken, kan deze voorziening worden teruggevorderd.

  • 6.

    Het college onderzoekt uit het oogpunt van kwaliteit van de geleverde zorg, al dan niet steekproefsgewijs, de bestedingen van pgb’s.

Artikel 17. Jaarlijkse waardering mantelzorgers

  • 1.

    Mantelzorgers van cliënten in de gemeente kunnen door middel van een melding bij het college voor het ontvangen van een jaarlijkse blijk van waardering in aanmerking worden gebracht.

  • 2.

    De jaarlijkse blijk van waardering heeft een waarde van ten hoogste €100,-- en wordt door het college jaarlijks na overleg met het Mantelzorgnetwerk Steenwijkerland en de Adviesraad Sociaal Domein vastgesteld.

Artikel 18. Financiële tegemoetkoming ten aanzien van personen met een beperking of chronische problemen

  • 1.

    Het college kan in overeenstemming met het beleidsplan, bedoeld in artikel 2.1.2 van de wet, op aanvraag aan personen met een beperking of chronische psychische of psychosociale problemen die daarmee verband houdende aannemelijke meerkosten hebben, een tegemoetkoming verstrekken ter ondersteuning van de zelfredzaamheid en de participatie.

  • 2.

    Indien het netto inkomen van de aanvrager minder bedraagt dan 150% van de bijstandsnorm kunnen de kosten van vervoer, zoals bedoeld in het derde lid onder a, voor een tegemoetkoming in aanmerking komen. Bij een netto inkomen van meer dan 150% van de bijstandsnorm kunnen alleen aantoonbare cumulatieve meerkosten die verband houden met de beperking gewogen worden in de beoordeling van de aanvraag. Indien het netto inkomen als gevolg daarvan daalt tot minder dan 150% van de bijstandsnorm kan de aanvrager voor vergoeding van de gevraagde kosten in aanmerking komen. Voor de overige financiële tegemoetkomingen geldt geen inkomensgrens.

  • 3.

    De tegemoetkoming bedraagt voor:

    • a.

      collectief vraagafhankelijk vervoer (vervoer door vrijwilligersorganisaties in de gemeente Steenwijkerland), eigen auto of taxikosten bedraagt jaarlijks: maximaal € 360,00. De vergoeding bij gebruikmaking van (eigen) auto bedraagt € 0,20 per afgelegde kilometer tot maximaal het normbedrag van € 360,00 per jaar.

    • b.

      rolstoeltaxikosten per jaar: € 1503,00;

    • c.

      een autoaanpassing, sportrolstoel, aanschaf of gebruik van een ander verplaatsingsmiddel en aanpassing van een al dan niet aangepaste gesloten buitenwagen, een open elektrische buitenwagen of gebruik van een ander verplaatsingsmiddel bedraagt 100% van de voor vergoeding in aanmerking komende kosten.

    • d.

      verhuiskosten en inrichtingskosten: € 2782,00

  • 4.

    De tegemoetkoming bedraagt:

    • a.

      Voor een bouwkundige of woontechnische woonvoorziening 100 % van de voor de vergoeding in aanmerking komende kosten.

    • b.

      Voor een woonvoorziening van niet-bouwkundige of technische aard 100 % van de voor vergoeding in aanmerking komende kosten.

    • c.

      Voor onderhoud en keuring van een woonvoorziening 100% van de voor vergoeding in aanmerking komende kosten.

    • d.

      tijdelijke huisvesting de werkelijke kosten van de kale huur (minus huurtoeslag) als tegemoetkoming in de kosten van het tijdelijk betrekken van een zelfstandig woonruimte of het langer moeten aanhouden van de te verlaten woonruimte (dubbele woonlasten) of de werkelijke kosten als tegemoetkoming in de kosten van het tijdelijk betrekken van een niet-zelfstandige woonruimte.

    • e.

      huurderving de hoogte van een door het college te verlenen financiële tegemoetkoming maximaal het bedrag van de laatstgenoten kale huur.

    • f.

      Compensatie eigen risico volgens de Zorgverzekeringswet voor personen met een inkomen tot maximaal 110% van de voor hen geldende bijstandsnorm: maximaal het bedrag van het eigen risico volgens art. 19 Zorgverzekeringswet.

Artikel 19. Verhouding prijs en kwaliteit levering dienst door derden

  • 1.

    Ter waarborging van een goede verhouding tussen de prijs voor de levering van een dienst door een derde als bedoeld in artikel 2.6.4 van de wet en de eisen die gesteld worden aan de kwaliteit van de dienst stelt het college vast:

    • a.

      een vaste prijs, die geldt voor een inschrijving als bedoeld in de Aanbestedingswet 2012 en het aangaan overeenkomst met derde; of

    • b.

      een reële prijs die geldt als ondergrens voor:

      • een inschrijving en het aangaan overeenkomst met de derde, en

      • de vaste prijs, bedoeld in onderdeel a.

  • 2.

    Het college stelt de prijzen, bedoeld in het eerste lid, vast:

  • 3.

    Het college baseert de vaste prijs of de reële prijs op de volgende kostprijselementen:

    • a.

      de kosten van de beroepskracht;

    • b.

      redelijke overheadkosten;

    • c.

      kosten voor niet productieve uren van de beroepskrachten als gevolg van verlof, ziekte, scholing, werkoverleg;

    • d.

      reis en opleidingskosten;

    • e.

      indexatie van de reële prijs voor het leveren van een dienst;

    • f.

      overige kosten als gevolg van door de gemeente gestelde verplichtingen voor aanbieders waaronder rapportageverplichtingen en administratieve verplichtingen.

  • 4.

    Het college kan het eerste lid, onderdeel b, buiten beschouwing laten indien bij de inschrijving aan de derde de eis wordt gesteld een prijs voor de dienst te hanteren die gebaseerd is op hetgeen gesteld is in het tweede en derde lid. Daarover legt het college verantwoording af aan de gemeenteraad.

Artikel 20. Klachtenregeling

  • 1.

    Het college behandelt klachten van cliënten die betrekking hebben op de wijze van afhandeling van meldingen en aanvragen als bedoeld in deze verordening overeenkomstig de bepalingen van de klachtenregeling van de gemeente Steenwijkerland.

  • 2.

    Aanbieders stellen een regeling vast voor de afhandeling van klachten van cliënten ten aanzien van alle voorzieningen.

  • 3.

    Onverminderd andere handhavingsbevoegdheden ziet het college toe op de naleving van de klachtenregelingen van aanbieders door periodieke overleggen met de aanbieders, en een jaarlijks cliëntervaringsonderzoek.

Artikel 21. Medezeggenschap bij aanbieders van maatschappelijke ondersteuning

  • 1.

    Aanbieders stellen een regeling vast voor de medezeggenschap van cliënten over voorgenomen besluiten van de aanbieder welke voor de gebruikers van belang zijn ten aanzien van voorzieningen in de vorm van:

    • beschermd wonen;

    • begeleiding (individueel dan wel groep);

    • kortdurend verblijf.

  • 2.

    Onverminderd andere handhavingsbevoegdheden ziet het college toe op de naleving van de medezeggenschapsregelingen van aanbieders door periodieke overleggen met de aanbieders en een jaarlijks cliëntervaringsonderzoek.

Artikel 22. Betrekken van ingezetenen bij het beleid

  • 1.

    Het college stelt cliënten en vertegenwoordigers van cliëntgroepen vroegtijdig in de gelegenheid voorstellen voor het beleid betreffende maatschappelijke ondersteuning te doen, advies uit te brengen bij de besluitvorming over verordeningen en beleidsvoorstellen betreffende maatschappelijke ondersteuning, en voorziet hen van ondersteuning om hun rol effectief te kunnen vervullen.

  • 2.

    Het college zorgt ervoor dat ingezetenen kunnen deelnemen aan periodiek overleg, waarbij zij onderwerpen voor de agenda kunnen aanmelden, en dat zij worden voorzien van de voor een adequate deelname aan het overleg benodigde informatie en ondersteuning.

  • 3.

    Het betrekken van ingezeten en cliënten bij de beleidsontwikkeling op het gebied van jeugdhulp of maatschappelijke ontwikkeling geschiedt in eerste instantie via de Adviesraad Sociaal Domein.

  • 4.

    Daarnaast kan het college op andere wijzen inwoners of cliënten betrekken bij de vormgeving van beleid.

Artikel 23. Intrekking oude verordening en overgangsrecht

  • 1.

    De Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Steenwijkerland 2015 wordt ingetrokken.

  • 2.

    Een cliënt houdt recht op een lopende voorziening verstrekt op grond van de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Steenwijkerland 2015, totdat het college een nieuw besluit heeft genomen waarbij het besluit waarmee deze voorziening is verstrekt, wordt ingetrokken.

  • 3.

    Aanvragen die zijn ingediend onder de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Steenwijkerland 2015 en waarop nog niet is beslist bij het in werking treden van deze verordening, worden afgehandeld krachtens deze verordening.

  • 4.

    Op bezwaarschriften tegen een besluit op grond van de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Steenwijkerland 2015, wordt beslist met inachtneming van die verordening.

Artikel 24. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op 1 juli 2017.

  • 2.

    Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening maatschappelijke ondersteuning Steenwijkerland 2017.

de griffier,

de voorzitter,