Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Goeree-Overflakkee

Beleidsregels verlaging Participatiewet Goeree-Overflakkee

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieGoeree-Overflakkee
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregels verlaging Participatiewet Goeree-Overflakkee
CiteertitelBeleidsregels verlaging Participatiewet
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Participatiewet, art. 27
  2. Participatiewet, art. 28

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-2015nieuwe beleidsregel

21-10-2014

Gemeenteblad 2015, 855

Z-14-27454/3008

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregels verlaging Participatiewet Goeree-Overflakkee

Burgemeester en wethouders van Goeree-Overflakkee,

 

overwegende dat het college van burgemeester en wethouders de bijstandsnorm lager mag vaststellen;

 

gelet op de artikelen 27 en 28 van de Participatiewet ;

 

b e s l u i t e n:

 

Vast te stellen de Beleidsregels verlaging Participatiewet Goeree-Overflakkee

Artikel 1. Verlaging norm op grond van de woonsituatie

  • 1.

    Op grond van artikel 27 van de Participatiewet, stellen burgemeester en wethouders de norm van de belanghebbende die ouder is dan 21 jaar, lager vast, indien de belanghebbende:

    • a.

      lagere algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan heeft dan waarin de norm voorziet, als gevolg van bewoning van een woning waaraan geen woonkosten verbonden zijn;

    • b.

      geen woning wordt aangehouden.

  • 2.

    De verlaging, als bedoeld in het eerste lid, bedraagt 20% van de van toepassing zijnde norm.

Artikel 2. Norm schoolverlaters 21/22 jarigen

Burgemeester en wethouders maken geen gebruik van de wettelijke mogelijkheid als bedoeld in artikel 28 van de Participatiewet, om de norm, voor de belanghebbende die recent de deelname aan een beroepsopleiding of onderwijs heeft beëindigd, lager vast te stellen.

Artikel 3. Inwerkingtreding

Deze Beleidsregels treden in werking met ingang van 1 januari 2015.

Artikel 4. Citeertitel

Deze beleidsregels worden aangehaald als “Beleidsregels verlaging Participatiewet”.

Aldus vastgesteld op 21 oktober 2014 door

burgemeester en wethouders van Goeree-Overflakkee,

secretaris, locoburgemeester,

drs. B. Marinussen F.J. Tollenaar

Artikelsgewijze toelichting

 

Artikel 1

Dit artikel regelt het feit dat een korting kan worden toegepast, alsmede de hoogte van deze korting, als gevolg van het hebben van lagere algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan dan waarin de bijstandsnorm voorziet als gevolg van de woonsituatie, waaronder begrepen het niet aanhouden van een woning. Een belanghebbende aan wie een briefadres is verstrekt wordt geacht geen woning aan te houden.

 

De Participatiewetuitkering dient voldoende te zijn om in de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan te kunnen voorzien. De kosten van het wonen maken daar deel van uit. Aan de kosten is geen minimumgrens verbonden. Hieronder valt ook de situatie waarin er geen huur of hypotheeklasten zijn, maar anderszins wel sprake is van andere woonlasten. Van lagere bestaanskosten als gevolg van de woonsituatie kan sprake zijn:

  • a.

    Bij het niet aanhouden van een woning;

  • b.

    Bij bewoning van een woning waaraan geen woonlasten zijn verbonden;

  • c.

    Indien een derde, bijvoorbeeld een onderhoudsplichtige, de woonlasten betaalt van de woning.

 

Indien een kraker slechts de kosten van onderhoud van de woning voldoet, kan volgens de jurisprudentie niet worden gesproken van het aan de bewoning verbonden zijn van woonkosten. In dat geval is derhalve de korting van toepassing.

 

Op grond van het bovenstaande bestaat er aanleiding om een verlaging toe te passen van 20% van de norm.

 

Artikel 2

Het college maakt geen gebruik van de mogelijkheid om op grond van artikel 28 van de Participatiewet de bijstandsnorm te verlagen gedurende maximaal zes maanden na beëindiging van een opleiding waarvoor studiefinanciering of een andere vanuit Rijk’s kas bekostigde bijdrage mogelijk was. Een eventuele verlaging zou alleen aan de orde kunnen zijn voor de schoolverlater die zelfstandig woont. Omdat een schoolverlater bij het zelfstandig bewonen van een woning dezelfde kosten heeft als een persoon die geen schoolverlater is en zelfstandig woont, is het niet reëel om een verlaging toe te passen. Tevens heeft de CRvB gesteld dat de bijstandsnorm alleen mag worden verlaagd tot minimaal de norm levensonderhoud overeenkomstig de normen van de wet studiefinanciering. Dit betekent in de praktijk dat alleen de norm bij MBO’ers kan worden verlaagd, hetgeen rechtsongelijkheid tot gevolg heeft. Wanneer een schoolverlater van 21 jaar en ouder tot een huishouden behoort dat bestaat uit meerdere meerderjarigen is de kostendelersnorm van toepassing.

 

De artikelen 3 en 4 behoeven geen nadere toelichting