Organisatie | Delft |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Delegatiebesluit arbeidsvoorwaardenregelingen gemeente Delft |
Citeertitel | Delegatiebesluit arbeidsvoorwaardenregelingen gemeente Delft |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Inwerkingtreding bij benadering
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
03-03-2009 | 22-05-2013 | nieuwe regeling | 19-02-2009 onbekend | Onbekend |
gelezen het voorstel van het college van 10 juni 2003;
gelet op artikel 156 en artikel 160, aanhef en eerste lid onder d, van de Gemeentewet en artikel 1:3a van de Collectieve arbeidsvoorwaardenregeling, geldend voor het personeel in dienst van de gemeente Delft;
gezien het advies van de commissie middelen en bestuur;
vast te stellen het volgende delegatiebesluit arbeidsvoorwaardenregelingen gemeente Delft ten behoeve van de griffie:
Aan het college wordt de bevoegdheid gedelegeerd tot het uitvoeren van de Collectieve arbeidsvoorwaardenregeling (CAR), de Uitvoeringsregeling rechtspositie (UR), de Nadere uitvoeringsregeling rechtspositie (NUR) en de Beleidsregels (BR) en de ter uitvoering daarvan genomen uitvoeringsregelingen en –besluiten ten behoeve van de griffier en de medewerkers van de griffie, behoudens voor zover het betreft:
Bij het uitvoeren van de in het eerste lid bedoelde aan het college gedelegeerde bevoegdheid geldt het bepaalde in het Mandaat-, machtigings- en volmachtbesluit, waarbij de intern gemandateerde bevoegdheden betreffende de uitvoering van personeelsaangelegenheden op het niveau van clusterdirecteuren voor zover het de griffier betreft worden uitgevoerd door de voorzitter van het presidium en voor zover het de griffiemedewerkers betreft worden uitgevoerd door de griffier.
De voorbereiding van de in artikel 1 bedoelde besluiten ten aanzien van de griffier die zijn voorbehouden aan de raad, wordt namens de raad uitgevoerd door de voorzitter van het presidium.
Aan de voorzitter van het presidium wordt de bevoegdheid gemandateerd inzake de in artikel 1, lid 1, bij c en d genoemde onderwerpen, voor zover het de griffier betreft.