Organisatie | Goeree-Overflakkee |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregel krediethypotheek en pandrecht Participatiewet Goeree-Overflakkee |
Citeertitel | Beleidsregel krediethypotheek en pandrecht Participatiewet Goeree-Overflakkee |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Vervangt Beleidsregels krediethypotheek en pandrecht Goeree-Overflakkee 2013
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2015 | 14-11-2018 | nieuwe beleidsregel | 21-10-2014 | Z-14-27454/3008 |
Artikel 1 Bijstand voor vestigingskosten hypotheek of pand
De geldlening als bedoeld in artikel 50, tweede lid, Participatiewet, wordt verstrekt onder verband van hypotheek of onder vestiging van pandrecht, indien het bedrag aan uitkering dat kan worden verstrekt in de vorm van een lening meer bedraagt dan 6 maal de norm bedoeld in artikel 21, onder b, Participatiewet. Indien het te verstrekken bedrag lager is, wordt er een lening verstrekt zonder hypothecaire zekerheid of zonder vestiging van pandrecht.
Artikel 2 Hoogte lening, taxatie, vestigingskosten ten laste van belanghebbende
De kosten verbonden aan de taxatie, de hypotheekakte en de inschrijving van de hypotheek, de pandovereenkomst, alsmede de bijkomende kosten, komen ten laste van de belanghebbende. De bijstand voor deze kosten wordt aangemerkt als algemene bijstand, tenzij aan de belanghebbende uitsluitend bijzondere bijstand wordt verleend.
Indien belanghebbende naar het oordeel van burgemeester en wethouders de rente geheel of gedeeltelijk kan betalen, doch niet kan aflossen, wordt een betaling eerst tot ten hoogste het bedrag van de verschuldigde maandrente aangemerkt als aflossing en wordt de rente die daardoor niet wordt betaald bijgeschreven bij het nog niet afgeloste deel van de geldlening.
Artikel 6 Aflossing geldlening bij vererving en verkoop woning, woonwagen of woonschip
Bij verkoop of bij vererving van de woning, de woonwagen of het woonschip en indien het een echtpaar betreft bij vererving na overlijden van de langstlevende echtgenoot, wordt het nog niet afgeloste deel van de geldlening, alsmede de op grond van artikel 5, derde en vierde lid, bijgeschreven rente, terstond afgelost.
Bij verkoop van de woning kunnen burgemeester en wethouders wegens bijzondere omstandigheden van medische of sociale aard van belanghebbende, na toepassing van het eerste lid, besluiten tot het verlenen van een nieuwe geldlening eveneens onder verband van hypotheek voor de aankoop van een andere woning, tot ten hoogste het bedrag van de ingevolge het eerste lid afgeloste geldlening, onder de voorwaarde dat belanghebbende het na aflossing vrijgekomen vermogen met inbegrip van het in het derde lid bedoelde bedrag volledig inzet voor de aankoop van de andere woning.
Artikel 7 Toepassing laatst gevestigde hypotheek c.q. laatst gevestigd pandrecht bij niet-duurzame onderbreking bijstandsverlening
Indien binnen een periode van twee jaar na beëindiging van de bijstandverlening onder verband van hypotheek cq onder vestiging van pandrecht wederom recht op bijstand bestaat, wordt deze/dit verleend met toepassing van de laatst gevestigde hypotheek cq het laatst gevestigde pandrecht.
Artikel 8 Jaarlijkse opgave restantschuld en rentevorderingen
Aan belanghebbende wordt telkens na afloop van een kalenderjaar een opgave verstrekt van de stand van de geldlening en van de rentevorderingen.
Aldus vastgesteld op 21 oktober 2014 door
burgemeester en wethouders van Goeree-Overflakkee,
secretaris, locoburgemeester,
drs. B. Marinussen F.J. Tollenaar
Toelichting Beleidsregel Krediethypotheek en pandrecht Participatiewet Goeree-Overflakkee 2015
Indien voor de belanghebbende die eigenaar is van een door hemzelf of zijn gezin bewoonde woning met bijbehorend erf, recht op bijstand bestaat als bedoeld in artikel 50, eerste lid van de Participatiewet én die bijstand de vorm heeft van een geldlening, als bedoeld in artikel 50, tweede lid van de Participatiewet, wordt die verleend onder verband van hypotheek cq. onder vestiging van een pandrecht.
Wanneer zowel algemene als bijzondere bijstand nodig is, hoeft er maar één hypotheekakte te worden opgesteld. Dit is mogelijk omdat voor zowel de algemene als de bijzondere bijstand de extra vermogensvrijlating geldt ten aanzien van vermogen in de eigen woning. Voor beide geldt dan hetzelfde bedrag van de maximale geldlening. Hoewel ingevolge de Wet werk en bijstand sprake is van een gemeentelijke financiële verantwoordelijkheid van 100 procent, is het toch raadzaam dat bij het registreren van verleende bijstand de soort bijstand in acht wordt genomen, aangezien de bronfinanciering van algemene en bijzondere bijstand op onderscheidenlijke wijze plaatsvindt. Bij aflossingen kan op die manier, indien gewenst, zichtbaar worden gemaakt op welk soort bijstand wordt afgelost. De eventueel benodigde bijstand voor de kosten die verband houden met de vestiging wordt bij samenloop van algemene en bijzondere bijstand aangemerkt als bijstand voor algemeen noodzakelijke bestaanskosten. Veelal zal de reden om bijstand aan te vragen betrekking hebben op bijstand voor de algemeen noodzakelijke bestaanskosten. Voor de eenvoud is dan ook bepaald tot welke soort de bijstand voor die kosten bij samenloop moet worden gerekend. Wanneer alleen bijzondere bijstand nodig is, wordt ook de eventueel benodigde bijstand voor de vestigingskosten bijzondere bijstand. Volgens artikel 50 van de Participatiewet wordt het aan burgemeester en wethouders overgelaten of deze tot zekerheidsstelling over willen gaan.
Bij gebruikelijke bedingen die ook in de hypotheekakte of pandovereenkomst moeten worden opgenomen, kan gedacht worden aan het beding tot beperking van de bevoegdheid tot verhuur of verpachting. Het niet-zuiveringsbeding hoeft niet meer in de hypotheekakte cq. pandovereenkomst te worden opgenomen, omdat dit reeds in het nieuw Burgerlijk Wetboek is geregeld.
De periode van tien jaar waarin een aflossing wordt gevergd begint op het moment dat de bijstandsverlening wordt beëindigd. In beginsel zal er per maand een aflossing plaatsvinden die gelijk is aan het bedrag dat zou volgen uit tien jaar aflossing, dus 1/120 van de geldlening. Op basis van het nieuwe inkomen en eventuele noodzakelijke bijzondere bestaansuitgaven wordt er echter bepaald of de aflossingen hoger of lager worden vastgesteld. Wanneer sprake is van lagere aflossingsbedragen die niet worden gecompenseerd door hogere aflossingsbedragen op andere tijdsstippen binnen de aflossingsperiode, is de periode van tien jaar niet voldoende om de totale geldlening af te lossen. Het restant van de geldlening wordt in ieder geval afgerekend bij verkoop van de woning/schip/woonwagen en bij vererving. Voor het nog niet afgeloste deel van de geldlening wordt uitstel van betaling verleend. De renteverwerking loopt door. De terugvordering vindt plaats op grond van artikel 58 Participatiewet.
Een verkoop van de woning hoeft niet terstond gepaard te gaan met een financiële afwikkeling. Dit zal doorgaans plaatsvinden bij de overdracht van de woning. Vanaf het moment waarop belanghebbende over de opbrengst kan beschikken, zal de resterende geldlening aan de gemeente in één keer moeten worden terugbetaald. Bij verkoop van een niet-registergoed, zoals een woonwagen of woonschip onder een bepaald tonnage, vindt er in de regel wel direct een financiële afwikkeling plaats. De gemeente zal de geldlening na verkoop dan ook terstond in één keer moeten terugontvangen. Wanneer de woning, woonwagen of het woonschip wordt verkocht tegen een prijs die doelbewust beneden de geldende marktwaarde ligt, is er geen aanleiding om het resterende bedrag van de lening kwijt te schelden. Overigens is niet gegarandeerd dat belanghebbende uiteindelijk bij verkoop van de woning, de woonwagen of het woonschip ook over het vrijgelaten vermogen, als bedoeld in artikel 34, tweede lid, onder d van de Participatiewet kan beschikken. Dit is natuurlijk afhankelijk van de verkoopwaarde, de bancaire hypotheek en de afrekening van de krediethypotheek of het pandrecht.
Wanneer er geen sprake is van een duurzame onderbreking, wordt de laatste berekening van het bedrag van de maximale geldlening gehanteerd. Voor zover het maximale bedrag van die geldlening nog niet is aangesproken, hetzij door een voortijdige beëindiging van de bijstand, hetzij door inmiddels verrichte aflossingen, wordt de te verlenen bijstand ten laste daarvan geboekt. Is het maximale bedrag wel volledig aangesproken, dan wordt de bijstand verder om niet verleend. Van een niet duurzame onderbreking is sprake zolang er nog geen twee jaar is verstreken. Deze periode wordt redelijk geacht. Is de onderbreking tussen de laatste dag van de vorige bijstandverlening en de eerste dag van de nieuwe bijstandverlening langer dan twee jaar, dan wordt deze aangemerkt als een duurzame onderbreking. In dat geval dient er een nieuwe hypotheek te worden gevestigd en wordt het verbruikte deel van de laatste geldlening als een op de woning drukkende schuld in de berekening meegenomen, dus overeenkomstig de handelwijze bij een bancaire hypotheekschuld.
Ook na afloop van de maximale aflossingsperiode van tien jaar wordt, als er nog een deel van de geldlening moet worden afgelost, aan belanghebbende een opgave verstrekt van de stand van de geldlening en van de eventueel bijgeschreven rentevorderingen.