Organisatie | Boxtel |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Gedragscode voor de burgemeester en voor de wethouders van de gemeente Boxtel |
Citeertitel | Gedragscode voor de burgemeester en voor de wethouders van de gemeente Boxtel |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp | geen |
Geen
Gemeentewet, artt. 41c, lid 2, en 69, lid 2
Onbekend
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
25-09-2003 | Nieuwe regeling | 18-09-2003 Brabants Centrum, 25-09-2003 | Onbekend |
Gedragscode voor de burgemeester en voor de wethouders van de gemeente Boxtel
De raad van de gemeente Boxtel;
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 15-07-03;
gelet op artikel 69, tweede lid en artikel 41c, tweede lid van de Gemeentewet;
gehoord de commissie Bestuurlijke Zaken;
besluit vast te stellen de volgende gedragscode:
Gedragscode voor de burgemeester en voor de wethouders van de gemeente Boxtel
3. Belangenverstrengeling en aanbesteding
9. Gebruik van gemeentelijke voorzieningen
11. Afstemming Verordening voorzieningen wethouders, raads- en commissieleden
Indien bepalingen van deze verordening afwijken van hetgeen bij of krachtens de Verordening voorzieningen wethouders, raads- en commissieleden is bepaald prevaleert de Verordening voorzieningen wethouders, raads- en commissieleden.
12. Inwerkingtreding en citeertitel
Aldus vastgesteld in zijn openbare vergadering van 18-09-03.
DE RAAD VOORNOEMD,
de griffier,
de voorzitter,
Algemene toelichting bij gedragscode voor de leden van de raad
Bestuursleden stellen bij hun handelen de kwaliteit van het openbaar bestuur centraal. Integriteit van het openbaar bestuur is daarvoor een belangrijke voorwaarde. De belangen van de gemeente, en in het verlengde daarvan die van de burgers, zijn het primaire richtsnoer.
Bestuurlijke integriteit houdt in dat de verantwoordelijkheid die met de functie samenhangt wordt aanvaard en dat er de bereidheid is om daarover verantwoording af te leggen. Verantwoording wordt intern afgelegd aan collega-bestuurders en aan de gemeenteraad, maar ook extern aan organisaties en burgers voor wie bestuurders hun functie vervullen.
Een aantal kernbegrippen is daarbij leidend en plaatst bestuurlijke integriteit in een breder perspectief:
Deze kernbegrippen zijn de toetssteen voor de nu volgende gedragsafspraken. Gedragingen moeten aan deze kernbegrippen getoetst kunnen worden.
Dit artikel beschrijft een aantal begrippen, zoals in de gedragscode worden gehanteerd. Er wordt onderscheid gemaakt tussen het college, de burgmeester en de wethouder. De reden voor de separate benadering is gelegen in de Gemeentewet, waarin sinds de inwerkingtreding van de Wet dualisering gemeentebestuur, in artikel 69, tweede lid en artikel 41c, tweede lid de verplichting tot het opstellen van een gedragscode voor de burgemeester respectievelijk de wethouders separaat is opgenomen.
Dit artikel bevat een aantal algemene bepalingen. Om derden de gelegenheid te bieden de gedragscode te raadplegen, dient via de lokale media bekendheid gegeven te worden aan het bestaan ervan en dient op verzoek inzage te worden verschaft.
Overigens bevat onder andere de Gemeentewet reeds een aantal bepalingen, dat beoogt de integriteit van bestuurders te waarborgen. Deze gedragscode bevat hier in feite een nadere uitwerking van. Alvorens hun functie uit te oefenen leggen wethouders in handen van de voorzitter van de raad een zogenaamde zuiveringseed of –belofte af (artikel 41a). De burgemeester legt een dergelijke eed of belofte af in handen van de Commissaris van de Koning(in) alvorens zijn ambt te aanvaarden (artikel 65).
Artikel 15 bevat een opsomming van verboden handelingen voor raadsleden. Deze zijn ingevolge de artikelen 41c en 69 van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing verklaard op de wethouders respectievelijk de burgemeester. Gedeputeerde Staten kunnen ontheffing verlenen. Daartoe zijn onlangs provinciale beleidsregels opgesteld.
Ook in de Algemene wet bestuursrecht zijn omtrent deze materie regels opgenomen, zoals in artikel 2:4, het handelen zonder vooringenomenheid.
Ten aanzien van het gedrag van de burgemeester is een en ander opgenomen in artikel 37 van het Rechtspositiebesluit burgemeesters 1994.
Het hebben van financiële belangen of het verrichten van bepaalde financiële transacties kan (de schijn van) belangenverstrengeling oproepen. Een financieel belang is in de context van de gedragscode breed te definiëren. Het kan gaan om het bezit van effecten, vorderingsrechten, onroerend goed, bouwgrond en financiële deelnemingen in ondernemingen. Zelfs negatieve financiële belangen, zoals schulden uit hypothecaire vorderingen vallen onder de noemer financieel belang. Persoonlijke financiële belangen – bij belangenverstrengeling betreft het niet alleen mogelijk persoonlijk voordeel voor de bestuurder, maar ook bijvoorbeeld voor familieleden, vrienden of voor bedrijven en instellingen waarmee de bestuurder als privé-persoon banden heeft – mogen geen rol spelen bij besluiten over bijvoorbeeld bestemmingsplannen. Het is daarom voor bestuurders raadzaam bij hun aantreden en tijdens hun ambtsperiode met enige regelmaat opgave te doen van bestaande financiële belangen.
Het vierde lid is aan dit artikel toegevoegd vanwege het in artikel 58 van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing verklaarde artikel 28 van de Gemeentewet.
In artikel 36b en artikel 68 van de Gemeentewet is voor de wethouders respectievelijk voor de burgemeester een aantal functies omschreven, die als onverenigbaar met hun ambt moeten worden aangemerkt. In artikel 41b respectievelijk artikel 67 van de Gemeentewet is reeds een aantal voorschriften opgenomen ten aanzien van nevenfuncties en het bespreken van zodanige voornemens in het college en de openbaarmaking.
Hetgeen thans voorligt is toegespitst op de bestuurders voor wie het ambt een hoofdfunctie is.
Een goede functievervulling en handhaving van onpartijdigheid en onafhankelijkheid dienen bepalend te zijn bij de beslissing of een nevenfunctie aanvaard wordt.
In algemene zin zijn bij het aanvaarden van nevenfuncties twee afwegingen van belang:
De bestuurder die een nevenfunctie vervult, dient dit voorts te doen vanuit het voortdurend besef dat de belangen van die nevenfunctie en de gemeente uit elkaar moeten worden gehouden.
Sommige nevenfuncties vervullen bestuurders uit hoofde van hun functie als bestuurder. De wethouder en of burgemeester geniet géén vergoedingen - in welke vorm dan ook – voor werkzaamheden, verricht in nevenfuncties uit hoofde van het ambt, ongeacht of de vergoeding ten laste van de gemeentekas komt of niet. Ontvangen inkomsten moeten in de gemeentekas worden gestort. De aan een zodanige functie verbonden vergoeding voor (daadwerkelijke) onkosten behoeft niet in de gemeentekas te worden teruggestort.
Inkomsten uit nevenfuncties die niet voortvloeien uit het ambt mogen worden behouden.
Deze inkomsten hoeven onder de huidige wetgeving niet openbaar gemaakt te worden. Wel is wenselijk en gebruikelijk dat bij de openbaarmaking van die nevenfuncties het tijdbeslag wordt aangegeven en of deze betaald dan wel onbetaald zijn.
Als bepaalde nevenfuncties niet wettelijk zijn verboden betekent dat nog niet dat de uitoefening daarvan nooit zou kunnen leiden tot belangenverstrengeling.
Het risico van belangenverstrengeling hoeft overigens niet altijd te betekenen dat de nevenfunctie zou moeten worden opgegeven. De noodzaak daartoe zal afnemen naarmate het risico een meer incidenteel karakter heeft. Onder omstandigheden is een oplossing dat de betrokken bestuurder zich buiten de concrete besluitvorming houdt.
Het gevaar van belangenverstrengeling doet zich voor als een bestuurder financiële belangen bezit die een onafhankelijke besluitvorming kunnen beïnvloeden. Voorzichtigheid, openheid en controleerbaarheid zijn hier van groot belang.
Artikel 55 van de Gemeentewet regelt de geheimhoudingsplicht voor het college van burgemeester en wethouders. Het in het kader van de dualisering gewijzigde artikel 60, derde lid van de Gemeentewet bepaalt, dat het college de besluitenlijst openbaar moet maken. Dit kan achterwege blijven indien het aangelegenheden betreft waarvan op grond van artikel 55 geheimhouding is opgelegd of ten aanzien waarvan openbaarmaking in strijd is met het openbaar belang. Schenden van een geheimhoudingsplicht die is opgelegd op grond van artikel 10 van de Wet openbaarheid bestuur is strafbaar gesteld via artikel 272 van het Wetboek van Strafrecht.
Een integriteitsrisico kan ontstaan als een bestuurder over vertrouwelijke informatie beschikt die hij kan gebruiken om er persoonlijk voordeel mee te behalen of kan aanwenden ten bate van bij voorbeeld familieleden, vrienden kennissen of andere relaties.
Het lekken van vertrouwelijke informatie naar pers en media is te beschouwen als een bijzondere vorm van oneigenlijk gebruik van informatie. Het oogmerk daarbij is immers niet het behalen van een voordeel in de privé-sfeer, maar het nastreven van politieke doeleinden.
Een bestuurder mag uitsluitend geschenken in geld accepteren wanneer hij dat doet als representant van de gemeente. Bovendien moet er tevoren een gemotiveerd college besluit zijn genomen waarin de bestemming van het geschenk is vastgelegd. Geschenken of giften met een waarde van minder dan 50 euro kunnen door de bestuurder zelf worden behouden. Voor het aanmelden van geschenken wordt een register bijgehouden door de secretaris of door een door hem aan te wijzen ambtenaar. Geschenken moeten geweigerd worden, indien er een tegenprestatie wordt verlangd.
Uitnodigingen voor excursies en werkbezoeken e.d. zijn een niet ongebruikelijke vorm van relatiebeheer. Zij kunnen geaccepteerd worden wanneer het belang van de gemeente er mee is gediend en de uitnodiging voortvloeit uit de functie.
Politieke ambtsdragers op gemeentelijk niveau ontvangen naast hun wedde of bezoldiging een vergoeding op declaratiebasis van de kosten die zij maken bij de uitoefening van hun ambt, zoals reis- en verblijfskosten. Daarnaast ontvangen zij een vaste (forfaitaire) onkostenvergoeding, waarvan de hoogte jaarlijks door de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties wordt vastgesteld. Bij de opbouw van de vaste onkostenvergoeding zijn de volgende kostencomponenten gehanteerd: representatie, vakliteratuur, contributies en lidmaatschappen, telefoonkosten, bureaukosten, giften, fractiekosten, representatieve ontvangsten aan huis en excursies.
Met bestuurlijke uitgaven moet het belang van de gemeente worden gediend. Zij vloeien voort uit de functie en vallen niet onder een van bovengenoemde kostenvergoedingsregelingen. Voldoen de uitgaven niet aan deze criteria dan dienen zij te worden beschouwd als privé-kosten, die voor eigen rekening van de bestuurder komen.
Ten aanzien van declaraties door de burgemeester is artikel 33 van het Rechtspositiebesluit burgemeesters 1994 van toepassing.
Voor declaraties en rekeningen geldt dat zij slechts in aanmerking komen voor betaling voor zover de uitgave niet reeds bestreken wordt door een (vaste) vergoeding. Onder declaratie is te verstaan de restitutie van een voorschotbetaling; de bestuurder betaalt in eerste instantie uit eigen middelen en verzoekt om terugbetaling van het bedrag.
Uitsluitend bestuurlijke uitgaven komen voor vergoeding in aanmerking. Wanneer duidelijk is dat een uitgave valt onder het begrip bestuurlijke uitgave is het aan te bevelen de factuur rechtstreeks naar de gemeente te laten sturen. Vermenging van eigen en bestuurlijke middelen moet zoveel mogelijk worden voorkomen.
9. Gebruik van gemeentelijke voorzieningen
Politieke ambtsdragers dienen te beschikken over voor de uitoefening van het ambt benodigde voorzieningen. Zaken die direct verband houden met de werkplek, worden door de gemeente ter beschikking gesteld. De kosten die hiermee gemoeid zijn, komen voor rekening van de gemeente en maken integraal deel uit van de kosten van de bedrijfsvoering van de gemeente.
Het is niet toegestaan gemeentelijke voorzieningen ten eigen bate in de privé-sfeer aan te wenden. Het is ook niet toegestaan om voor rekening van de gemeente bijvoorbeeld medewerkers in dienst van de gemeente in te zetten ten behoeve van reparaties aan het eigen huis, tuinonderhoud of bij de bediening tijdens privé-feestjes.
Voor reizen naar het buitenland geldt dat zij altijd een functioneel karakter moeten hebben. Kan de functionaliteit niet worden aangetoond dan heeft deelname aan de reis een privé-karakter en zijn de kosten voor eigen rekening van de bestuurder. Is de functionaliteit van een reis aangetoond, dan komen de redelijk gemaakte reis- en verblijfskosten voor rekening van de gemeente. Gehele of gedeeltelijke bekostiging van dergelijke reizen door derden moet in beginsel worden afgewezen.
Een uitzondering kan gemaakt worden voor het op uitnodiging bezoeken van een jumelage partner en die als ontvangende partij aanbiedt (een gedeelte van) de kosten te betalen. Het college zal bij een dergelijk aanbod een expliciet standpunt over de bekostiging in moeten nemen en volledige openheid over zijn besluit moeten betrachten. Het meereizen van partners ten laste van de gemeente is alleen toegestaan indien dit op uitnodiging van de ontvangende partij gebeurt en het belang van de gemeente er mee is gediend. Alvorens het college zijn goedkeuring hecht aan het ten laste van de gemeente meereizen van een partner, beoordeelt het of voldaan wordt aan de voorwaarden.
11. Afstemming Verordening voorzieningen wethouders, raads- en commissieleden
In maart 2003 heeft de raad de 'Verordening voorzieningen wethouders, raads- en commissieleden' vastgesteld. In deze gedragscode wordt een aantal onderwerpen aan de orde gesteld die reeds in genoemde verordening zijn opgenomen, onder andere het maken van reizen naar het buitenland. De Verordening voorzieningen geldt alleen voor wethouders; niet voor de burgemeester. Bovendien is deze gedragscode ten aanzien van een aantal onderwerpen uitgebreider dan de verordening. vandaar dat opname in deze code van belang is. Om eventuele afstemmingsperikelen te voorkomen is er voor gekozen in deze gedragscode dit artikel op te nemen, waarin is bepaald dat ten aanzien van de onderwerpen die in beide stukken zijn geregeld en bovendien strijdig met elkaar zijn, de regeling in de Verordening voorzieningen wethouders, raads- en commissieleden dient te prevaleren.