Organisatie | Noordoostpolder |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Afvalstoffenverordening |
Citeertitel | Afvalstoffenverordening van de gemeente Noordoostpolder |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | milieu |
Eigen onderwerp |
Geen
Wet milieubeheer, art. 10.23, lid 1
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
21-12-2011 | 01-01-2013 | Wijziging | 15-12-2011 Gemeenteblad 100, Flevopost 21-12-2011 | 2011-16795 | |
01-01-2000 | 21-12-2011 | Nieuwe regeling | 24-03-2005 Gemeenteblad 100 en De Noordoostpolder 31-03-2005 | 2005-1376 |
Hoofdstuk 1. ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1. Begripsomschrijvingen
In deze verordening wordt verstaan dan wel mede verstaan:
Artikel 5. Persoonlijk karakter van de vergunning of ontheffing
De vergunning of ontheffing is persoonsgebonden, tenzij bij of krachtens verordening anders is bepaald.
Hoofdstuk 3. TER INZAMELING AANBIEDEN VAN HUISHOUDELIJKE AFVALSTOFFEN
Artikel 13. Verbod op het ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen door anderen dan de gebruikers van percelen
Artikel 15. Ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen via een inzamelmiddel voor de gebruiker van een perceel
Het is voor de gebruiker van een perceel ten behoeve van wie krachtens artikel 9, tweede lid, voor een bepaalde categorie huishoudelijke afvalstoffen een inzamelmiddel is aangewezen of van gemeentewege is verstrekt, verboden de betreffende afvalstoffen anders aan te bieden dan via het daartoe aangewezen of verstrekte inzamelmiddel.
Artikel 16. Ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen via een inzamelvoorziening ten behoeve van een groep percelen
Het is de gebruiker van een perceel voor wie krachtens artikel 9, tweede lid, mede ten behoeve van zijn perceel een inzamelvoorziening voor een bepaalde categorie huishoudelijke afvalstoffen is aangewezen, verboden de betreffende afvalstoffen anders aan te bieden dan via de betreffende inzamelvoorziening.
Artikel 16a. Het aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen in een inpandige inzamelvoorziening
Het college kan regels stellen over het ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen in een inpandige inzamelvoorziening.
Artikel 17. Ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen via inzamelvoorzieningen op wijkniveau
Artikel 18. Ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen via een brengdepot op lokaal of regionaal niveau
Artikel 21. Het in bijzondere gevallen ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen
In afwijking van hetgeen in dit hoofdstuk is bepaald kan het college regels stellen omtrent het in bijzondere gevallen ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen aan de inzameldienst of andere inzamelaars.
Hoofdstuk 4. INZAMELING VAN BEDRIJFSAFVALSTOFFEN
Artikel 22. Inzameling bedrijfsafvalstoffen door de inzameldienst
Het college kan categorieën bedrijfsafvalstoffen aanwijzen die door de inzameldienst worden ingezameld.
Artikel 25. Voorkomen van diffuse milieuverontreiniging
Het is verboden buiten een daarvoor door het college bestemde plaats en buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer een afvalstof, stof of voorwerp op of in de bodem te brengen, te storten, te houden, achter te laten of anderszins te plaatsen op een wijze die aanleiding kan geven tot hinder of nadelige beïnvloeding van het milieu.
Artikel 28. Afvalbakken in inrichtingen voor het verbruiken van eet- en drinkwaren
De houder of beheerder van een inrichting waar eet- of drinkwaren worden verkocht die ter plaatse kunnen worden genuttigd, is verplicht:
zorg te dragen dat dagelijks, uiterlijk een uur na sluiting van de inrichting, doch in ieder geval terstond op eerste aanzegging van een ambtenaar, belast met de toezicht op de naleving van dit artikel, in de nabijheid van de inrichting achtergebleven afval, voorzover kennelijk uit of van die inrichting afkomstig, wordt opgeruimd.
Artikel 29. Wegwerpen van reclamebiljetten of ander promotiemateriaal
Degene die in de openbare ruimte reclamebiljetten of dergelijke of ander promotiemateriaal onder het publiek verspreidt, is verplicht deze of de verpakking daarvan terstond op te ruimen of te laten opruimen, indien deze in de omgeving van de plaats van uitreiking op de weg of een andere voor het publiek toegankelijke plaats door het publiek worden weggeworpen.
Een gedraging in strijd met de volgende artikelen is een strafbaar feit in de zin van artikel 1a, onder 3º, Wet op de economische delicten:
Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de krachtens artikel 18.4, derde lid, van de wet aangewezen ambtenaren.
Vergunningen en ontheffingen verleend krachtens de verordening bedoeld in artikel 35, tweede lid, blijven - indien en voorzover het gebod of het verbod waarop de vergunning of ontheffing betrekking heeft, ook vervat is in deze verordening en voorzover zij niet eerder zijn vervallen of ingetrokken - nog gedurende twee jaar na de inwerkingtreding van deze verordening van kracht.
Voorschriften en beperkingen opgelegd krachtens de verordening bedoeld in artikel 35, tweede lid, blijven - indien en voor zover de bepalingen ingevolge welke deze voorschriften en beperkingen zijn opgelegd, ook zijn vervat in deze verordening en voor zover zij niet eerder zijn vervallen of ingetrokken - nog gedurende twee jaar na de inwerkingtreding van deze verordening van kracht.
Indien voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening een aanvraag om een vergunning of ontheffing op grond van de verordening bedoeld in artikel 35, tweede lid, is ingediend en voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening nog niet op die aanvraag is beslist, wordt daarop de overeenkomstige bepaling van de onderhavige verordening toegepast.
Op een aanhangig beroep of bezwaarschrift, betreffende een vergunning of ontheffing bedoeld in het eerste lid, dan wel voorschrift of beperking bedoeld in het tweede lid dat voor of na het tijdstip bedoeld in artikel 35, eerste lid, is ingekomen binnen de daarvoor geldende beroepstermijn, wordt beslist met toepassing van de verordening bedoeld in artikel 35, tweede lid.
In afwijking van het eerste lid, blijft een vergunning of ontheffing van kracht, totdat onherroepelijk is beslist op een aanvraag voor een, krachtens een in deze verordening overeenkomstig opgenomen gebod of verbod vereiste vergunning of ontheffing, indien deze aanvraag ten minste acht weken voor afloop van de in het eerste lid genoemde termijn bij het bevoegde bestuursorgaan is ingediend.
De intrekking van de verordening bedoeld in artikel 35, tweede lid heeft geen gevolgen voor de geldigheid van op basis van die verordening genomen nadere regels en aanwijzingsbesluiten, indien en voorzover de rechtsgrond waarop de aanwijzingsbesluiten zijn gebaseerd ook vervat is in deze verordening en voor zover zij niet eerder zijn vervallen of ingetrokken.
Toelichting op de Afvalstoffenverordening Noordoostpolder
De afvalstoffenverordening is gezien de wijziging van de Wet milieubeheer (structuur beheer afvalstoffen, Staatsblad 2001, 346) aan herziening toe. De wijziging van de Wet milieubeheer is op 8 mei 2002 in werking getreden. Op grond van artikel XVII, derde lid, Wm geldt voor gemeenten een overgangstermijn van 2 jaar voor het aanpassen van de gemeentelijke afvalstoffenverordening. Concreet betekent dit dat gemeenten de afvalstoffenverordening zo spoedig mogelijk na 8 mei 2004 moeten hebben aangepast aan de nieuwe wetgeving.
De afvalstoffenverordening heeft betrekking op die bepalingen die worden gesteld voor het beheer van huishoudelijke en andere afvalstoffen. Op grond van artikel 10.23 Wm zijn gemeenten verplicht een afvalstoffenverordening vast te stellen in het belang van de bescherming van het milieu. Artikel 10.24 Wm schrijft de verplichte inhoud van de afvalstoffenverordening voor. Artikel 10.25 Wm somt een aantal onderwerpen op die facultatief in de afvalstoffenverordening kunnen worden opgenomen.
Overige wetgeving Met betrekking tot de inzameling van afvalstoffen zijn - voor de gemeente en derden - ook andere wetten en verordeningen van belang. Wij noemen de Wet milieubeheer (milieuvergunning), de bouwverordening (bouwvergunning) en de APV (plaatsen voorwerpen op of aan de openbare weg).
Opbouw van de afvalstoffenverordening
De totstandkoming van de verordening
Deze gewijzigde afvalstoffenverordening alsmede de bijgevoegde toelichting zijn integraal overgenomen en gebaseerd op het VNG-model “De Afvalstoffenverordening Herzien” die op 5 december 2003 door plaatsing op het VNG-net is uitgebracht. Daar waar nadere invulling op lokaal niveau noodzakelijk is, is dit in deze Afvalstoffenverordening verwerkt. Daar waar een uitgebreide toelichting is gegeven op landelijk afvalbeleid is dit op relevantie getoetst en niet altijd overgenomen om de leesbaarheid te verbeteren.
In bovengenoemde VNG-publicatie wordt uitgebreid ingegaan op de wijziging van hoofdstuk 10 van de Wet milieubeheer. Er is voor gekozen dit stuk uit de publicatie niet integraal over te nemen. Bovengenoemde publicatie is te vinden op VNGNET en te bestellen bij de VNG-uitgeverij. De belangrijkste onderwerpen waarop de wijziging van de Wet milieubeheer betrekking, heeft zijn:
Gevolgde procedure De raad stelt de verordening vast. De raad moet hierbij echter wel rekening houden met wettelijke vormvoorschriften. In het bijzonder bij de regeling omtrent de inzameling nabij de percelen en andere afwijkingen van de systematiek in de Wet milieubeheer gelden een aantal voorschriften met betrekking tot de inspraak van inwoners en betrokkenheid van instanties.
Om hieraan invulling te geven is door het college een eerste ontwerp van een nieuwe afvalstoffenverordening vastgesteld en voor inspraak vrij gegeven. Tevens is het ontwerp gezonden aan de Inspectie Milieuhygiëne (i.v.m. de inzamelingsregeling in art 10) en het Openbaar Ministerie (i.v.m. de strafbepaling in art 33).
Er zijn geen zienswijzen of inspraakreacties ontvangen.
Door de wijziging c.q verbreding van de grondslag op basis waarvan de Afvalstoffenverordening ontstaat een samenloop met de APV met betrekking tot de onderwerpen zwerfafval (paragraaf 5) en voertuigwrakken (paragraaf 6). De autonome regelgevende bevoegdheid van de gemeente op grond van de gemeentewet is hierdoor beperkt. De regeling betreffende deze onderwerpen vindt nu zijn basis in de Wet milieubeheer, waardoor sprake is van (facultatief) medebewind.
De regelingen van de APV Noordoostpolder 2003 zijn op grond hiervan overgeheveld naar deze Afvalstoffenverordening. Tevens is een aantal bepalingen ter voorkoming van zwerfafval aan deze verordening toegevoegd. De regeling betreffende de afgifte van voertuigwrakken is nieuw en conform de regels in de wet aan deze verordening toegevoegd.
Voor het overige wordt hier volstaan met de artikelsgewijze toelichting bij de paragrafen 5, 6 en 7.
Op basis van de algemene regeling in deze verordening kan het college een nadere regeling treffen voor de inzameling van huishoudelijke en bedrijfsafvalstoffen in de gemeente. In Bijlage 1 is aangegeven welke artikelen zich voor een dergelijke uitwerking in een regeling lenen. In de eerste plaats moet het college de inzameldienst belast met de inzameling van huishoudelijke afvalstoffen aanwijzen. Daarnaast kan het college een nadere omschrijving van de verschillende categorieën van huishoudelijke afvalstoffen vaststellen die afzonderlijk moeten worden aangeboden. Verder betreft het met name regels omtrent de bij de huishoudens uitgezette inzamelmiddelen en de wijze waarop deze aan de inzameldienst worden overgedragen, alsmede regels omtrent de overdracht van afvalstoffen op de brengstations/recyclingperrons (een nadere uitwerking van paragrafen 2 en 3 van deze verordening).
Tot slot kan het college ook regels stellen omtrent de wijze waarop bedrijfsafvalstoffen aan de inzameldienst, maar ook andere particuliere inzamelaars, moeten worden overgedragen.
Artikelsgewijze toelichting op de Afvalstoffenverordening Noordoostpolder 2005
Hoofdstuk 1 ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1 Begripsomschrijvingen Definities uit de Wet milieubeheer (Wm)
In dit artikel zijn alleen die begripsomschrijvingen opgenomen die specifiek zijn voor deze verordening. Relevante begrippen die reeds in artikel 1.1 van de Wet milieubeheer (hierna te noemen Wm) zijn omschreven, worden, voorzover bij de omschrijving in de wet wordt aangesloten, niet in dit artikel herhaald. Daarbij gaat het om de volgende begrippen.
Grof huishoudelijk afval Het begrip huishoudelijke afvalstoffen omvat ook grof huishoudelijk afval. Onder grof huisafval worden verstaan ‘huishoudelijke afvalstoffen die te groot en te zwaar zijn om op dezelfde wijze als de andere huishoudelijke afvalstoffen aan de inzameldienst te worden aangeboden’.
b. Inzamelen Het begrip ‘inzamelen’ is gedefinieerd om uitdrukkelijk vast te leggen dat er sprake is van een brede omschrijving. Hiervoor is gekozen om recht te doen aan het feit dat een gemeentelijke inzamelstructuur steeds meer bestaat uit zowel haal- als brengvoorzieningen op verschillende niveaus. Om te kunnen beoordelen of het verlenen van een inzamelvergunning in strijd is met de gemeentelijke inzamelstructuur, moet dan ook naar dat geheel van haal- en brengvoorzieningen worden gekeken. Ook voor het innemen van huishoudelijke afvalstoffen in een winkel, of een brengvoorziening voor textielafval, is een inzamelvergunning nodig (tenzij sprake is van een aanwijzing op grond van artikel 7, tweede lid - zie de toelichting bij artikel 7). Bovendien maakt een bredere omschrijving van het begrip inzamelen de veelheid van termen uit de vorige modelbepalingen (‘aan te bieden of over te dragen’, ‘ achterlaten’, etc.) overbodig. Wel is een ondergrens aangebracht: voordat sprake kan zijn van inzamelen, dienen de afvalstoffen ter inzameling te worden aangeboden. Voor de omschrijving van het begrip ‘ter inzameling aanbieden’ geldt dezelfde brede invulling met betrekking tot haal- en brengvoorzieningen, nu van de kant van degene die zich van afval wenst te ontdoen.
De omschrijving ‘gebruiker van een perceel’ sluit aan bij de begripsomschrijving in de VNG-modelverordening reinigingsheffingen. Deze is opgenomen om te kunnen bepalen dat alleen diegenen die in de gemeente betalen voor de inzameling van huishoudelijke afvalstoffen, gebruik mogen maken van de inzamelvoorzieningen (zie de toelichting bij artikel 13).
j. Straatafval, zwerfafval en illegale dumping Straatafval wordt gedefinieerd als “huishoudelijke afvalstoffen van zeer beperkte omvang en gewicht, zoals proppen, papier, sigarettenpeuken, kauwgom, plastic bekertjes en blikjes, verpakkingsmateriaal, etenswaren, niet zijnde klein chemisch afval, ontstaan buiten een perceel”.
De Wet milieubeheer voorziet niet in een definitie van het begrip zwerfafval. Dit heeft te maken met het feit dat het begrip in de praktijk weinig problemen oplevert, terwijl een juridisch sluitende definitie moeilijk te geven is. In het Landelijk Afvalbeheersplan (LAP) en het Convenant verpakkingen III, deelconvenant zwerfafval is wel een definitie opgenomen:
“Zwerfafval is afval dat door mensen bewust of onbewust is weggegooid of achtergelaten op plaatsen die daar niet voor bestemd zijn of door indirect toedoen of nalatigheid van mensen op zulke plaatsen terecht is gekomen. Dit afval bestaat voornamelijk uit verpakkingsmateriaal van consumpties (blikjes, flesjes, wikkels, patatbakjes), sigarettenpeuken, kauwgomresten en allerhande gebruiksgoederen als kranten, folders en tissues.”
Het verschil tussen straatafval en zwerfafval is dat straatafval, dat niet in een prullenmand wordt achtergelaten, maar in de openbare ruimte terecht komt, zwerfafval wordt (zie ook artikel 26 van deze verordening).
Onder zwerfafval wordt ook niet verstaan illegale dumping van afval. In tegenstelling tot bij zwerfafval, gaat het bij illegale dumping niet om een of enkele restanten van consumptie, maar om grotere hoeveelheden afval (bijvoorbeeld met een volume van tenminste en plastic tas). Bovendien gaat het niet om afval dat uit nalatigheid of gemakzucht wordt achtergelaten of weggegooid.
De ontdoener kiest er namelijk zeer bewust voor om het afval niet via de daarvoor geëigende manier af te voeren, maar om het onbeheerd achter te laten in de openbare ruimte. Het kan zowel huishoudelijk als bedrijfsafval zijn. Veel voorkomend illegaal gedumpt afval is huisvuil, tuinafval, fietswrakken, accu’s, meubilair en autobanden. Ook het bijplaatsen van afval bij inzamelvoorzieningen valt onder illegale dumping.
m. Wegenverkeerswet 1994 De omschrijvingen van de begrippen ‘wegen’, ‘bebouwde kom’ en ‘motorrijtuigen’ zijn ontleend aan de Wegenverkeerswet 1994.
Tot slot wordt opgemerkt dat de omschrijving van verschillende categorieën van huishoudelijk afvalstoffen op basis van art. 8 door het college bij uitvoeringsbesluit zullen worden vastgesteld.
Artikel 2 t/m 6 Vergunningaanvraagprocedure
De tekst van deze artikelen sluit aan bij de artikelen 1.2 t/m 1.6 van de VNG model-APV.
Hoofdstuk 2 INZAMELING VAN HUISHOUDELIJKE AFVALSTOFFEN
Artikel 7 Aanwijzing inzameldienst en andere inzamelaars
Eerste lid: De aanwijzing van de inzameldienst bij uitvoeringsbesluit
De gemeente is op basis van artikel 10.24, eerste lid, onder a, Wm verplicht bij of krachtens de verordening een inzameldienst aan te wijzen voor de inzameling van huishoudelijke afvalstoffen. Dit is een wezenlijke verandering ten opzichte van artikel 10.10 Wm (oud). Op grond van artikel 10.24, eerste lid, onder a, Wm kan de inzameldienst voortaan bij uitvoeringsbesluit worden aangewezen in plaats van bij verordening.
Tweede lid: De aanwijzing van andere inzamelaars
De nieuwe, bredere grondslag van de afvalstoffenverordening ten aanzien van huishoudelijk afval is vastgelegd in artikel 10.24, tweede lid, onder b, Wm. Op basis hiervan kunnen regels worden gesteld voor het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen. Zoals de Memorie van Toelichting stelt, gaat het hierbij vooral om de inzameling van bestanddelen van het huishoudelijk afval door anderen dan de inzameldienst.
Tweede lid: Detaillisten/reparatiebedrijven
De aanwijzing op grond van het tweede lid van dit artikel kan ook worden gebruikt om detaillisten die bijvoorbeeld batterijen van particulieren inzamelen, op hun verzoek aan te merken als inzamelpunt. Zij hoeven dan niet te beschikken over een vergunning als bedoeld in artikel 11. In het kader van de aanwijzing als inzamelpunt kunnen nadere afspraken worden gemaakt met de inzamelende persoon of instantie over bijvoorbeeld de wijze van inzameling, opslag en de afgifte aan de gemeente, monitoring, etc. Indien detaillisten en/of reparatiebedrijven in een AMvB zijn aangewezen als inzamelende instantie is de gemeente niet bevoegd daarover nadere regels te stellen. Dit betekent dat detaillisten en/of reparatiebedrijven geen vergunning of aanwijzing van de gemeente nodig hebben om huishoudelijke apparaten in te nemen. Dit geldt bijvoorbeeld voor het Besluit beheer wit- en bruingoed.
Onderscheid kan worden gemaakt tussen de volgende inzamelaars.
De inzameldienst, die op grond van het eerste lid wordt aangewezen door het college, belast met de inzameling van huishoudelijke afvalstoffen. Andere inzamelaars, die op grond van het tweede lid worden aangewezen door het college, belast met de afzonderlijke inzameling van categorieën huishoudelijke afvalstoffen. Houders van een inzamelvergunning op grond van artikel 11 van deze verordening, belast met de afzonderlijke inzameling van categorieën huishoudelijke afvalstoffen. Zie hiervoor artikel 11.
Artikel 8 Afzonderlijke inzameling
Eerste lid: Afstemming met artikel 14 Afzonderlijk ter inzameling aanbieden
In artikel 14 is een verbod opgenomen om opgesomde categorieën anders dan afzonderlijk ter inzameling aan te bieden.
Eerste lid: Landelijk afvalbeheersplan
Het Landelijk afvalbeheerplan (LAP) benoemt in hoofdstuk 14 van deel 1 Beleidskader de volgende door de consument te scheiden afvalstoffen: groente-, fruit- en tuinafval, papier en karton, glas, textiel, wit- en bruingoed (elektrische en elektronische apparatuur), klein chemisch afval, en componenten van grof huishoudelijk afval (grof tuinafval, huishoudelijk bouw- en sloopafval, waaronder verduurzaamd hout). Bij het vaststellen of wijzigen van de afvalstoffenverordening dient rekening te worden gehouden met het LAP. In de opsomming in het eerste lid van dit artikel is daarom aangesloten bij het LAP.
Eerste lid: Provinciale milieuverordening
Gemeenten kunnen daarnaast op basis van de provinciale milieuverordening worden verplicht om bepaalde categorieën huishoudelijke afvalstoffen afzonderlijk in te zamelen en daarover regels op te nemen in de verordening. In de model-PMV van het IPO betreft dit de categorieën oud papier en karton, glas, textiel en wit- en bruingoed (elektrische en elektronische apparatuur). In lid 1 genoemde categorieën komen overeen met de model-PMV. De PMV´s worden op termijn vervangen door Algemene Maatregelen van Bestuur.
Artikel 10.21 tweede lid, Wm verplicht gemeenten in ieder geval tot de afzonderlijke inzameling van groente-, fruit- en tuinafval (GFT-afval). Het Landelijk afvalbeheerplan (LAP) gaat er in ieder geval van uit dat GFT-afval apart wordt ingezameld. Ook het ministerie van VROM houdt vast aan een verplichte GFT-inzameling. Desondanks is afwijking van deze verplichting mogelijk in het belang van een doelmatig beheer van huishoudelijke afvalstoffen, bijvoorbeeld om redenen van de GFT-kwaliteit, kostenniveau of de milieuhygiëne. In 1994 is bij de vaststelling van de toenmalige afvalstoffenverordening geregeld dat in het gebied gelegen buiten de bebouwde kom geen gescheiden inzameling van GFT plaatsvindt (zie ook art. 10).
Eerste lid: Besluit beheer elektrische en elektronische apparatuur Het Besluit beheer electrische en electronische apparatuur verplicht gemeenten tot de gescheiden inzameling van wit- en bruingoed, afkomstig van huishoudens. Voor groot wit- en bruingoed geldt de inzamelplicht vanaf 1 januari 1999, voor klein wit- en bruingoed per 1 januari 2000. Het besluit heeft een bijlage waarin categorieën van producten zijn aangewezen.
Eerste lid: Aanvulling lijst met andere categorieën De standaardlijst o.g.v. het LAP kan met andere categorieën worden uitgebreid. De grondslag hiervoor is te vinden in artikel 10.21, derde lid, Wm, waarin gesteld wordt dat de raad kan besluiten tot het afzonderlijk inzamelen van andere bestanddelen van huishoudelijke afvalstoffen. Er is voor gekozen om aan de lijst ‘metalen’ als afzonderlijk in te zamelen categorie toe te voegen. Dit is in Noordoostpolder reeds de praktijk. Ook op het afvalscheidingsstation wordt deze fractie gescheiden. Bovendien is het apart inzamelen van metalen kostenefficiënt.
Uitvoeringsbesluit op grond van het tweede lid
In het tweede lid van deze bepaling is bepaald dat het college een omschrijving kan vaststellen voor categorieën huishoudelijke afvalstoffen. Voor oud papier en karton, glas en textiel kunnen bijvoorbeeld de volgende omschrijvingen worden gehanteerd:
Een bredere omschrijving is mogelijk.
Artikel 9 Inzamelmiddelen en –voorzieningen
Dit artikel wordt nader uitgewerkt in de artikelen 15 t/m 20.
In artikel 9 worden de niveaus van inzameling aangegeven. Hiermee wordt recht gedaan aan de vervaging van het onderscheid tussen huis-aan-huisinzameling en inzameling via brengvoorzieningen op verschillende niveaus.
Eerste lid, onder a: Inzameling bij hoogbouw Voor het bewaren en aanbieden van huishoudelijk afval kan van gemeentewege eventueel een bewaar- of inzamelmiddel worden verstrekt. De inzamelmiddelen worden buitengezet op de dag van inzameling. Bij hoogbouw kunnen inpandige inzamelvoorzieningen worden getroffen, zoals stortkokers of containers. Benadrukt moet worden dat een of meer inzamelcontainers bij één flat, moet worden gezien als inzameling bij elk perceel. Zie ook voor inpandige inzamelvoorzieningen ook het commentaar op artikel 16.
Eerste lid, onder c: Inzamelvoorziening op wijkniveau Gedacht kan worden aan zogenaamde wijkcontainers waar de burger bijvoorbeeld glas en oud papier en karton naar toe brengt.
Uitvoeringsbesluit op grond van het tweede lid Het college kan voor iedere gebruiker van een perceel per categorie huishoudelijke afvalstoffen aanwijzen via welk(e) inzamelmiddel of -voorziening wordt ingezameld. De inzamelmiddelen kunnen van gemeentewege worden verstrekt of geplaatst, of moeten door de burger zelf worden aangeschaft. Wat betreft de inzamelvoorzieningen op wijkniveau (zoals glasbakken) en de brengdepots kan eventueel worden volstaan met het aanwijzen van de categorie van huishoudelijk afval waarvoor de voorziening is bestemd (dit kan bijvoorbeeld door het aanbrengen van een pictogram op de container).
Artikel 10 Frequentie van inzamelen
In dit artikel wordt de frequentie en de wijze van inzamelen van GFT en huishoudelijk restafval in Noordoostpolder geregeld. Hierbij is aangesloten bij de situatie zoals die feitelijk in Noordoostpolder plaatsvindt. Dit betekent dat voor het grootste gedeelte van alle huishoudens in Noordoostpolder wordt afgeweken van de hoofdregel in de Wet milieubeheer dat bij elk perceel tenminste één maal per week het afval wordt ingezameld. In Noordoostpolder vindt uit oogpunt van doelmatig beheer de inzameling nabij de percelen plaats. Bij laagbouw en bij het inzamelmiddel minicontainer ook bij hoogbouw, vindt uit het oogpunt van doelmatig beheer de inzameling één maal per twee weken plaats. Omdat het hier een belangrijke afwijking betreft wordt hieronder uitgebreid een toelichting gegeven.
Uitgangspunt Wet milieubeheer: Wekelijkse inzamelfrequentie bij de percelen
De gemeentelijke zorgplicht voor de inzameling van huishoudelijk afval en groente-, fruit- en tuinafval bij elk perceel is op grond van artikel 10.21, eerste lid, respectievelijk tweede lid, Wm gesteld op ten minste eenmaal per week. Artikel 10.21, eerste lid, Wm bepaalt dat de gemeente, al dan niet in samenwerking met andere gemeenten, er voor zorg draagt dat ten minste eenmaal per week de huishoudelijke afvalstoffen worden ingezameld bij elk binnen haar grondgebied gelegen perceel. Op grond van artikel 10.21, tweede lid, Wm wordt daarbij in ieder geval groente-, fruit- en tuinafval afzonderlijk ingezameld. De wekelijkse inzamelplicht bij elk perceel geldt uitdrukkelijk niet voor grove huishoudelijke afvalstoffen (zie ook artikel 10.21, eerste lid, Wm). Wel geldt voor deze categorie huishoudelijke afvalstoffen op grond van artikel 10.22, eerste lid, onder a en b, Wm een zorgplicht.
In afwijking van artikel 10.21 Wm kan de raad op grond van artikel 10.26 eerste lid, onder a. Wm bij verordening besluiten dat - in plaats van bij elk perceel - nabij elk perceel wordt ingezameld en op grond van artikel 10.26 eerste lid onder b. kan de inzamelfrequentie worden gewijzigd. Gemeenten moeten daarbij wel voldoen aan randvoorwaarden die zijn opgenomen in de ‘Regeling voorwaarden inzamelen huishoudelijke afvalstoffen nabij elk perceel’. Deze regeling is in november 1998 in werking getreden (zie ook artikel 10.26, vierde lid, Wm), na wijziging van de Wet milieubeheer bij wet van 6 november 1997.
Inzamelfrequentie In hun vergadering van 13 april 1993 hebben burgemeester en wethouders van Noordoostpolder besloten tot het invoeren van gescheiden inzameling van rest- en GFT-fracties. De keuze werd als volgt bepaald:voor Emmeloord en de groendorpen:
De Algemene plaatselijke verordening Noordoostpolder 2003 voorziet in deze werkwijze. De inspecteur is op de hoogte gesteld van het voornemen om af te wijken van de wekelijkse inzamelplicht en de integrale inzameling van de huishoudelijke afvalstoffen in het buitengebied. Onder de thans geldende regelgeving dient de raad, als besloten wordt tot de inzameling nabij elk perceel en een inzamelfrequentie welke lager ligt dan éénmaal per week, de inspraakverordening toe te passen (zie artikel 10.26, tweede lid, Wm). Daarnaast is het college verplicht de inspecteur op de hoogte te stellen van het voornemen tot dit besluit (zie artikel 10.26, derde lid, Wm).
Voor de inzameling nabij elk perceel wordt gebruik gemaakt van collectieve inzamelmiddelen, brengsystemen waar een groep huishoudens gezamenlijk gebruik van maakt. Huishoudelijk afval wordt dus niet bij elk perceel - bij elke woning - opgehaald, maar vanaf een centraal punt bij voor meerdere huishoudens gezamenlijk. De huishoudens beschikken over individuele bewaarmiddelen en moeten deze brengen naar de plaats waar het collectieve inzamelmiddel staat opgesteld.
Inzameling nabij elk perceel: clusterplaatsen en inzamelvoorzieningen Inzameling nabij elk perceel kan op de volgende manieren plaatsvinden, via clusterplaatsen en via inzamelcontainers nabij elk perceel. Een inzamelcontainer kan boven- of ondergronds zijn. Een clusterplaats is een plaats waar de burger het inzamelmiddel op de dag van ophalen naar toe brengt. Voorbeelden van clusterplaatsen zijn: een parkje, een pleintje, een parkeerplaats waar op de dag van inzameling niet mag worden geparkeerd of een centrale plaats op de stoep.
Voor beide vormen van collectieve inzameling geldt dat de inzameling laagdrempelig moet zijn. Voor de clusterplaats geldt dat dit het geval is als de afstand tussen perceel en clusterplaats niet meer is dan 75 meter, waarbij de raad in bijzondere gevallen maximaal 125 meter kan toestaan. Voor de inzamelvoorzieningen geldt hetzelfde, echter aangevuld met een aantal extra eisen. Deze eisen zijn: de inzamelvoorziening is voor een ieder goed bereikbaar en toegankelijk, de afvalstoffen kunnen eenvoudig worden achtergelaten en er wordt tussen clusterplaatsen en overige inzamelwijzen nabij elk perceel (de zogenaamde inzamelvoorzieningen) gelegenheid gegeven om ten minste 12 aaneengesloten uren per week huishoudelijke afvalstoffen aan te bieden.
In Noordoostpolder is het reeds sinds langere tijd beleid dat gebruik wordt gemaakt van de mogelijkheid om huishoudelijk afval niet bij de percelen, maar nabij de percelen in te zamelen. De reden om nabij de percelen in te zamelen is dat dit de inzameling voor de inzameldienst veel doelmatiger maakt en daarmee kostendrukkend werkt. De tweede reden is dat het werken met centrale opstelplekken voor minicontainers een rustiger en overzichtelijker straatbeeld geeft op de inzameldagen. Specifiek voor Noordoostpolder geldt dat bij de ruimtelijke inrichting van de woonwijken de opstelplaatsen en containervoorzieningen in de Inrichtingsplannen voor het openbaar gebied konden en kunnen worden ingepast.
Sinds de wijziging van de Wet milieubeheer in 1997 en de ‘Regeling voorwaarden inzamelen huishoudelijke afvalstoffen nabij elk perceel’, geldt dat de raad over de inzameling nabij de percelen een regeling in de afvalstoffenverordening moet opnemen. De Algemene plaatselijke verordening Noordoostpolder 2003 kent een dergelijke regeling.
Alvorens deze verordening vast te stellen is het ontwerp door de raad voor inspraak ter inzage gelegd conform de voorschriften in de gemeentelijke Inspraakverordening. Tevens is de Inspecteur Milieuhygiëne door het college op de hoogte gebracht.
De ‘Regeling voorwaarden inzamelen huishoudelijke afvalstoffen nabij elk perceel’:
In het kader van het project Herijking VROM-regelgeving, waarmee het ministerie van VROM in 2003 van start is gegaan, is gezocht naar wettelijke regels die vanwege overbodige bureaucratie of problemen met de uitvoerbaarheid, handhaafbaarheid en fraudegevoeligheid zouden moeten worden aangepast of afgeschaft. Een van de herijkingsvoorstellen is dat de Regeling voorwaarden inzamelen huishoudelijke afvalstoffen bij elk perceel zal worden ingetrokken. Uit het oogpunt van decentralisatie is het dan niet noodzakelijk om te bepalen binnen welke maximale afstand van de perceelgrens de gemeente moet zorgdragen voor de inzameling van huishoudelijk afval, indien het inzameling nabij elk perceel betreft. De gemeente heeft hierin haar eigen beleidsvrijheid. Wanneer de regeling zal worden ingetrokken is op dit moment nog niet bekend.
In het licht van deze mogelijkheid is vooralsnog besloten geen gebruik te maken van de mogelijkheid om bij verordening het afstandscriterium op te kunnen rekken in bijzondere situaties naar 125 m vanaf de perceelsgrens. Deze uitzonderingssituaties doen zich bijna niet voor en zijn daarom moeilijk te definiëren in een verordening. Mocht de regeling niet worden ingetrokken dan kan worden bezien of de verordening alsnog moet worden aangepast.
Vijfde lid Het college kan op basis van het vijfde lid de frequentie van inzameling bij elk perceel bepalen van andere categorieën huishoudelijke afvalstoffen dan huishoudelijk restafval en groente-, fruit- en tuinafval. Dit artikel heeft alleen betrekking op de categorieën huishoudelijke afvalstoffen die afzonderlijk bij elk perceel worden ingezameld en is beperkt tot het regelen van de frequentie van inzamelen. De dagen en tijden waarop huishoudelijke afvalstoffen ter inzameling kunnen worden aangeboden, kunnen worden geregeld op basis van artikel 20 van deze verordening.
Artikel 11 Inzamelverbod huishoudelijke afvalstoffen behoudens vergunning
Gemeenten zijn belast met de zorgplicht voor de inzameling van huishoudelijke afvalstoffen. Zij hebben daarmee ook het recht om te bepalen dat het verboden is aan andere dan de door het college aangewezen inzameldienst en instanties om huishoudelijke afvalstoffen in te zamelen, tenzij zij daartoe beschikken over een vergunning van het college. Op basis van artikel 4 van deze verordening kunnen aan de vergunning voorschriften en beperkingen worden verbonden in het belang van de bescherming van het milieu. De Memorie van Toelichting zegt dat op basis van artikel 10.24, derde lid, Wm regels kunnen worden gesteld voor het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen. Hierbij gaat het vooral om de inzameling van bestanddelen van het huishoudelijk afval door anderen dan de inzameldienst, bijvoorbeeld de inzameling van oude kleding door charitatieve instellingen. Deze regels kunnen een vergunningstelsel voor de inzameling van huishoudelijke afvalstoffen door anderen inhouden, behoudens voorzover daarin is voorzien in een AMvB op grond van artikel 10.17.
In dit kader is de brede omschrijving die in artikel 1 is gegeven van het begrip inzamelen van belang. Ook het innemen van huishoudelijke afvalstoffen in de winkel (bijvoorbeeld batterijen, tl-lampen, huishoudelijke apparaten) valt hieronder. Wanneer de gemeente deze serviceverlening op prijs stelt en hiervoor geen vergunning wil vereisen, kunnen de betreffende winkels op grond van artikel 7, tweede lid, door het college worden aangewezen als inzamelende persoon of instantie.
Het vierde lid is nodig omdat het inzamelverbod behoudens vergunning niet mag gelden voor personen of instanties die bij AMvB in het kader van producentenverantwoordelijkheid een inzamelplicht hebben gekregen. Gemeenten kunnen in deze gevallen geen vergunningplicht hanteren (zie het commentaar bij artikel 7).
Hoofdstuk 3 TER INZAMELING AANBIEDEN VAN HUISHOUDELIJKE AFVALSTOFFEN
Artikel 12 Verbod op het ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen aan anderen
Eerste lid Burgers mogen hun afvalstoffen alleen aanbieden aan de krachtens in het eerste lid van artikel 7 aangewezen inzameldienst, andere inzamelaars die zijn aangewezen krachtens het tweede lid van artikel 7 en houders van een inzamelvergunning.
Tweede lid Het tweede lid is nodig, omdat het in het eerste lid gestelde verbod niet van toepassing is indien sprake is van een inzamelplicht die personen of instanties hebben gekregen bij AMvB in het kader van producentenverantwoordelijkheid (zie het commentaar bij de artikelen 7 en 11). In dit geval mag de burger zijn huishoudelijke afvalstoffen, zoals bijvoorbeeld wit- en bruingoed, ook aan deze personen of instanties aanbieden.
Artikel 13 Verbod op het ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen door anderen dan de gebruikers van percelen
Eerste lid Dit artikel bepaalt dat alleen diegenen die binnen de gemeente afvalstoffenheffing betalen, huishoudelijke afvalstoffen mogen aanbieden aan de inzameldienst. Achtergrond van dit artikel is de toename in het illegaal aanbieden van afvalstoffen door inwoners van andere gemeenten (afvaltoerisme) of door bedrijven van binnen en buiten de eigen gemeente, die op deze manier de kosten van de verwijdering van hun afvalstoffen willen ontlopen. De keuze voor de formulering ‘anderen dan de gebruikers van ...’ is gekoppeld aan de Verordening afvalstoffenheffing. Overigens is het natuurlijk niet de bedoeling om te verbieden dat degene die de heffing betaalt zijn afvalstoffen door iemand anders laat aanbieden namens hem.
Tweede lid Het tweede lid is toegevoegd omdat het wenselijk kan zijn om ook te reguleren wat mag worden aangeboden aan een houder van een inzamelvergunning. Dit kan bijvoorbeeld van belang zijn in verband met afspraken in het kader van producentenverantwoordelijkheid, waarbij de afnamegarantie ‘ten minste om niet’ voor onder andere oud papier en karton alleen geldt voor papier en karton ingezameld bij huishoudens (dus niet bij bedrijven).
Artikel 14 Afzonderlijk ter inzameling aanbieden
Afstemming met artikel 8 Afzonderlijke inzameling In artikel 8 is een opsomming opgenomen van de categorieën huishoudelijke afvalstoffen die afzonderlijk worden ingezameld. Artikel 14 houdt een verbod in voor de burger. Verwezen wordt naar het commentaar bij artikel 8.
Artikel 15 Ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen via een inzamelmiddel voor de gebruiker van een perceel
Bij inzamelmiddelen voor de gebruiker van een perceel kan worden gedacht aan vaste inzamelmiddelen, zoals minicontainers, afvalemmers, kratjes, kca-boxen en dergelijke, maar ook aan huisvuilzakken of big bags waarin asbesthoudend afval moet worden verpakt. Al dan niet van gemeentewege verstrekte inzamelmiddelen
De inzamelmiddelen kunnen al dan niet van gemeentewege worden verstrekt. Het eerste lid betreft het verbod om categorieën huishoudelijke afvalstoffen anders aan te bieden dan via een aangewezen of van gemeentewege verstrekt inzamelmiddel. Het tweede lid betreft een verbod om categorieën huishoudelijke afvalstoffen anders aan te bieden dan via een niet van gemeentewege verstrekt inzamelmiddel. De burger dient dit aangewezen inzamelmiddel zelf aan te schaffen.
Artikel 15 biedt tevens de basis tot het stellen van diverse regels die relevant zijn voor de bedoelde inzamelmiddelen. In het onderstaande wordt (niet uitputtend) aangegeven welke regels door het college kunnen worden gesteld.
Uitvoeringsbesluiten op grond van het derde lid Plaats van aanbieden. Bepaald kan worden dat het inzamelmiddel op de krachtens artikel 20 vastgestelde inzameldag langs de inzamelroute op de weg kan worden geplaatst, eventueel uit te breiden met nadere aanwijzingen voor een specifiek verzamelpunt voor het plaatsen van de inzamelmiddelen. Dit kan gebeuren vanuit oogpunt van verkeersveiligheid, maar bijvoorbeeld ook om redenen van doelmatige inzameling en arbeidsbelasting. In de Wet milieubeheer (‘inzameling nabij de percelen’) is hiervoor uitdrukkelijk de bevoegdheid gecreëerd. Voorgeschreven kan worden dat bepaalde categorieën huishoudelijke afvalstoffen (met name klein chemisch afval) niet op de weg mogen worden geplaatst, maar persoonlijk moeten worden aangeboden aan de inzamelaar. Verder kan worden bepaald dat het inzamelmiddel zodanig op de weg moet worden geplaatst dat het voetgangers- en overige verkeer niet wordt gehinderd of in de doorgang wordt belemmerd en gevaar of schade wordt voorkomen.
Wijze van aanbieden. Gedacht kan worden aan de volgende regels:
Uitvoeringsbesluit op grond van het vierde lid
Maximaal gewicht en maximaal aantal inzamelmiddelen per keer. Het maximaal toelaatbare gewicht zal onder meer samenhangen met de wijze van inzameling, de toelaatbare arbeidsbelasting van de huisvuilbeladers, het gebruikte inzamelvoertuig. Behalve een beperking aan het gewicht per inzamelmiddel kan ook een beperking worden opgelegd naar aantal inzamelmiddelen dat per keer mag worden aangeboden.
Uitvoeringsbesluit op grond van het vijfde lid
Voorwaarden waaronder het inzamelmiddel wordt verstrekt. Op grond van dit lid kan het college regels stellen over voorwaarden waaronder het inzamelmiddel wordt verstrekt. Gedacht kan worden aan de juridische basis van de verstrekking (bijvoorbeeld bruikleenovereenkomst), regels in geval van verhuizing van een gebruiker van een perceel, aansprakelijkheid voor de schade of verdwijning van het verstrekte inzamelmiddel.
Gebruik en reiniging van het verstrekte inzamelmiddel. Met betrekking tot het gebruik van vaste inzamelmiddelen kunnen bijvoorbeeld regels worden gesteld rond het aanbrengen van veranderingen aan de container. Daarnaast kan bijvoorbeeld worden gedacht aan een verbod op het deponeren van hete vloeistoffen in de container. Bepaald kan worden dat het inzamelmiddel in het belang van de doelmatige verwijdering (voorkomen dat afval in de container blijft plakken) regelmatig wordt gereinigd. De burger kan dit eventueel uitbesteden, maar blijft zelf verantwoordelijk voor de naleving van de regels gesteld krachtens de verordening.
Uitvoeringsbesluit op grond van het zesde lid
Eisen aan het inzamelmiddel. Wanneer het inzamelmiddel niet door de gemeente wordt verstrekt, kan worden vereist dat het inzamelmiddel aan bepaalde normen voldoet (bijvoorbeeld de NEN-norm voor huisvuilzakken). Ook kan via deze bepaling worden geregeld dat alleen huisvuilzakken met een gepatenteerde gemeentelijke opdruk mogen worden gebruikt indien wordt gewerkt met een systeem van dure zakken als vorm van tariefdifferentiatie. Voor bepaalde categorieën huishoudelijke afvalstoffen (bijvoorbeeld asbest) kunnen specifieke eisen aan het inzamelmiddel worden gesteld.
De bepaling dat anderen dan de gebruiker van een perceel geen afvalstoffen via het individuele inzamelmiddel mogen aanbieden is vooral van belang in gemeenten waar het tarief van de afvalstoffenheffing wordt gedifferentieerd op basis van de hoeveelheid aangeboden afval (DIFTAR). Op dit moment wordt dit in Noordoostpolder niet toegepast, maar uit oogpunt van een flexibele verordening wordt deze bepaling toch relevant gevonden. Overigens is hier natuurlijk niet bedoeld te verbieden dat iemand anders - bijvoorbeeld een gezinslid, of de buurman - namens de gebruiker van het perceel (dit is degene die de afvalstoffenheffing betaalt) het inzamelmiddel buiten zet.
Artikel 16 Ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen via een inzamelvoorziening ten behoeve van een groep percelen
Artikel 16 betreft inzamelvoorzieningen nabij de percelen voor huishoudelijk restafval en groente-, fruit- en tuinafval.
Uitvoeringsbesluit op grond van het derde lid Regels die door het college kunnen worden gesteld ten aanzien van inzamelcontainers omtrent de wijze van aanbieding zijn bijvoorbeeld:
Artikel 16a Inpandige inzamelvoorzieningen
In hoogbouw kan een inpandige inzamelvoorziening aanwezig zijn als bewaarmiddel voor de inzameling van huishoudelijke afvalstoffen voor meerdere huishoudens. Daarom is een extra artikel in de afvalstoffenverordening opgenomen. Gedacht kan worden aan regels over dagen en tijden, de wijze van aanbieden en het afsluiten van de inpandige inzamelvoorziening.
Artikel 17 Ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen via inzamelvoorzieningen op wijkniveau
Bij inzamelvoorzieningen op wijkniveau kan in de eerste plaats worden gedacht aan glasbakken, textielbakken, en dergelijke. Dit zijn permanent aanwezige voorzieningen. De voorzieningen op wijkniveau kunnen ook mobiel of niet permanent aanwezig zijn. Voorbeelden van dergelijke mobiele voorzieningen zijn de chemokar en ‘afvaleilanden’ die gedurende een bepaalde periode in de wijk aanwezig zijn. Het gebruik van de wijkvoorzieningen is niet beperkt tot de gebruikers van een bepaalde groep percelen. Volgens de model-PMV kan de gemeente in het belang van de doelmatige verwijdering van kca, glas, oud papier en karton en textiel bepalen dat dit afval dient te worden gebracht naar een door de gemeente aangewezen plaats.
Artikel 18 Ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen via een brengdepot op lokaal of regionaal niveau Brengdepot
Met de term ‘brengdepots’ wordt gedoeld op bemande voorzieningen op lokaal of regionaal niveau waar meerdere afvalcomponenten heen kunnen worden gebracht.
Artikel 19 Ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen zonder inzamelmiddel
Uitvoeringsbesluit op grond van het eerste lid
De mogelijkheid om huishoudelijke afvalstoffen te kunnen aanbieden zonder inzamelmiddel of -voorziening (bij het perceel of op een ander inzamelniveau) is vooral van belang voor grof huisvuil of grof tuinafval.
Uitvoeringsbesluit op grond van het tweede lid
Ten aanzien van die componenten kan bepaald worden dat deze bijvoorbeeld gebundeld dienen te worden aangeboden. Ook kan worden gedacht aan de inzameling van oud papier en karton, gebundeld of in kartonnen dozen.
Uitvoeringsbesluit op grond van het derde lid
Op grond van het derde lid kunnen regels gesteld worden over het volume, gewicht of afmetingen.
Artikel 20 Dagen en tijden voor het ter inzameling aanbieden Uitvoeringsbesluit op grond van het eerste lid
Bij het vaststellen van de dagen en tijden kan in het besluit van het college een onderscheid worden gemaakt naar de verschillende niveaus van inzameling en de daarbij gehanteerde inzamelmiddelen en -voorzieningen. Voor de inzameling via een inzamelroute bij de percelen kan worden gedacht aan de volgende regels:
Bepaald kan ook worden dat inzameling bij het perceel op afroep plaatsvindt. Afvalstoffen kunnen dan worden aangeboden op de dag die, na de melding van de burger dat hij bepaalde afvalstoffen ter inzameling wil aanbieden, wordt aangewezen (niet voor ... uur op de vastgestelde inzameldag). Met betrekking tot verzamel- en wijkcontainers kan worden bepaald dat de burger zijn afvalstoffen niet mag aanbieden tussen ... en ... uur. Ten slotte kunnen op basis van dit artikel de openingstijden van brengdepots worden vastgelegd.
Artikel 21 Het in bijzondere gevallen ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen
Dit artikel biedt de grondslag voor een door het college vast te stellen ‘calamiteitenregeling’. Een dergelijke (eventueel tijdelijke) regeling zou bijvoorbeeld nodig kunnen zijn in geval van stakingen, etc.
Ook kan worden gedacht aan een regeling voor het aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen bij wegopbrekingen of nog niet definitief ingerichte woongebieden.
Hoofdstuk 4 INZAMELING VAN BEDRIJFSAFVALSTOFFEN
Artikel 22 Inzameling bedrijfsafvalstoffen door de inzameldienst
De inzameldienst kan naast huishoudelijke afvalstoffen bijvoorbeeld ook bedrijfsafvalstoffen (of een bepaalde categorie van bedrijfsafvalstoffen) inzamelen. Gedacht kan worden aan afval uit de kantoren/winkels/dienstensector of bouw- en sloopafval (voor zover dit niet wordt gerekend tot het huishoudelijk afval). De gemeente heeft op dit punt geen zorgplicht en kan niet bepalen wie er binnen de gemeente al dan niet mogen inzamelen zoals dat bij huishoudelijke afvalstoffen het geval is.
Artikel 23 Ter inzameling aanbieden van bedrijfsafvalstoffen aan de inzameldienst
Alleen die bedrijven die betalen voor de gemeentelijke inzamelvoorzieningen mogen, voor zover artikel 18 daartoe de mogelijkheid biedt, hun bedrijfsafvalstoffen aanbieden aan de inzameldienst. Het college kan, net als bij huishoudelijke afvalstoffen, regels stellen over de wijze waarop de afvalstoffen ter inzameling dienen te worden aangeboden.
Artikel 24 Het ter inzameling aanbieden van bedrijfsafvalstoffen aan een ander dan de inzameldienst
Inzameling bedrijfsafvalstoffen aan een ander dan de inzameldienst
De basis voor het stellen van regels over de inzameling van bedrijfsafvalstoffen kan worden gevonden in artikel 10.23, derde lid, Wm. De memorie van toelichting zegt hierover: “Ten aanzien van de inzameling van bedrijfsafvalstoffen of gevaarlijke afvalstoffen mogen ook in het belang van de bescherming van het milieu regels worden gesteld. Blijkens het derde lid mogen deze regels geen vergunningstelsel inhouden. Dit is krachtens artikel 10.48 (lees: Wm) voorbehouden aan de minister. Vanzelfsprekend mogen de gemeenten hun bevoegdheid evenmin benutten ter bevoordeling van de eigen inzameldienst en ten nadele van andere aanbieders op de markt.”
De Wet milieubeheer geeft de gemeente uitdrukkelijk de bevoegdheid om regels te stellen over de inzameling van bedrijfsafvalstoffen in het belang van de bescherming van het milieu. Dit artikel is de uitwerking hiervan. Het college kan in het belang van de bescherming van het milieu regels stellen omtrent bijvoorbeeld de dagen, tijden, wijze en plaatsen waarop bedrijfsafvalstoffen ter inzameling moeten worden aangeboden.
Vergunningstelsel inzameling bedrijfsafvalstoffen niet meer mogelijk In artikel 4.2.4.1 model-APV (oud) was, indien er specifiek lokale belangen in het geding waren, de mogelijkheid opgenomen voor een gemeentelijk vergunningenstelsel voor de inzameling van bedrijfsafvalstoffen. Het betrof onder andere de overlast in een (historisch) centrum of de verkeersveiligheid. De memorie van toelichting is hier over duidelijk. De gemeente mag geen vergunningstelsel hanteren voor de inzameling van bedrijfsafvalstoffen. Artikel 4.2.4.1 model-APV (oud) keert daarom niet terug in de afvalstoffenverordening.
Uitvoeringsbesluit op grond van het tweede lid Op grond van het tweede lid kan het college in het belang van de bescherming van het milieu regels stellen over bijvoorbeeld dagen, tijden, wijze en plaatsen waarop de bedrijfsafvalstoffen worden aangeboden. Het is dus mogelijk om in het belang van het milieu bepaalde dagen te kunnen aanwijzen waarop bedrijfsafvalstoffen mogen worden ingezameld. Bijvoorbeeld ter beperking of voorkoming van geluidhinder of aanzuigende werking of om ritten zoveel mogelijk te combineren. Dit artikel kan met name van belang zijn voor de inzameling van bedrijfsafvalstoffen in een centrum. Uiteraard gelden deze regels voor alle betrokken inzamelaars die bedrijfsafvalstoffen ophalen.
Afbakening met artikel 22 en 23
Op grond van de artikelen 22 en 23 kunnen regels worden gesteld over de inzameling van bedrijfsafvalstoffen door de inzameldienst. Artikel 24 betreft het stellen van regels over het ter inzameling aanbieden van bedrijfsafvalstoffen aan een ander dan de inzameldienst.
Artikel 25 Voorkomen van diffuse milieuverontreiniging
Dit artikel heeft een primair een milieubeschermende functie en beoogt de gemeenten een instrument te geven om illegale dumpingen, voorzover er geen hogere wet- of regelgeving van toepassing is, of het ontstaan van zwerfafval tegen te gaan. Zie voor illegale dumpingen ook het commentaar op artikel 1. Uiteraard zal in een aantal gevallen het brengen van stoffen op of in de bodem zodanig kunnen gebeuren dat een hogere wet, zoals de Wet bodembescherming of het Bouwstoffenbesluit van toepassing is. Met opzet worden in het eerste lid ook de termen “stof” en “voorwerp” gebruikt en niet alleen de term “afvalstof”, omdat niet altijd duidelijk is of de desbetreffende stoffen of voorwerpen afvalstoffen zijn.
Dit artikel is grotendeels overgenomen van artikel 4.4.1 model-APV. Dit artikel was gebaseerd op de autonome verordenende bevoegdheid van de gemeente. In artikel 10.25, onder a, Wm wordt echter de basis gelegd voor het opnemen van een dergelijk artikel in de afvalstoffenverordening. Van belang is dat dit artikel voortaan niet meer is gebaseerd op de Gemeentewet, maar voortaan op artikel 10.25, onder a, Wm. Zie hiervoor ook de Memorie van Toelichting, die hierover zegt: “De onderdelen a en b hebben betrekking op zwerfafval. Onderdeel a betreft het voorkomen of het beperken van zwerfafval. Regels hieromtrent kunnen op diverse wijze worden gesteld.”
Artikel 26 Achterlaten van straatafval
In artikel 1 van deze verordening wordt een definitie gegeven van straatafval: “huishoudelijke afvalstoffen van zeer beperkte omvang en gewicht, zoals proppen, papier, sigarettenpeuken, kauwgom, plastic bekertjes en blikjes, verpakkingsmateriaal, etenswaren, niet zijnde klein chemisch afval, ontstaan buiten een perceel”. Bij het begrip straatafval gaat het in feite om afval ‘dat onderweg ontstaat’, buiten een perceel, dat niet als zwerfafval op straat of in het plantsoen terecht dient te komen en waarvoor je de burger (in dit geval ook toeristen) de mogelijkheid wilt bieden om zich ter plekke ervan te ontdoen (voorzover van zeer beperkte omvang en gewicht). Klein chemisch afval is uitdrukkelijk uitgesloten van de omschrijving. Dit afval dient in alle gevallen via de daartoe opgezette inzamelstructuur te worden verwijderd.
In de definitie van straatafval wordt uitdrukkelijk gesproken over “buiten een perceel ontstaan”. Een huishoudelijke afvalstof, ontstaan op of binnen het perceel, moet worden aangeboden volgens de bepalingen uit paragraaf 3 Ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen (regels voor de burger over de aanbieding van huishoudelijke afvalstoffen).
Artikel 27 Voorkomen van zwerfafval bij ter inzameling gereed staande afvalstoffen
Nieuwe wettelijke grondslag Dit artikel stond voorheen in de model-APV (artikel 4.4.7) en was gebaseerd op de autonome verordenende bevoegdheid van de gemeente. In hoofdstuk 10 van de Wet milieubeheer wordt echter in artikel 10.25, onder a, Wm de basis gelegd voor het opnemen van een dergelijk artikel in de afvalstoffenverordening. Van belang is dat dit artikel voortaan niet meer is gebaseerd op de Gemeentewet, maar voortaan op artikel 10.25, onder a, Wm. Zie hiervoor ook de Memorie van Toelichting, die hierover zegt: “De onderdelen a en b hebben betrekking op zwerfafval. Onderdeel a betreft het voorkomen of het beperken van zwerfafval. Regels hieromtrent kunnen op diverse wijze worden gesteld. Zo kunnen er regels worden gesteld omtrent het direct veroorzaken van dit soort verontreiniging. Ook een verbod om ter inzameling gereed gezet afval te doorzoeken (“morgensterrenverbod”) kan op onderdeel a worden gebaseerd”.
Het eerste lid heeft betrekking op wat wel de “morgenster”-problematiek wordt genoemd. Het beoogt paal en perk te stellen aan het doorzoeken en verwijderen van ter inzameling aangeboden afvalstoffen voordat de medewerkers van de inzameldienst ter plaatse zijn. Vaak immers heeft dit doorzoeken tot gevolg dat het huisvuil over de hele straat verspreid ligt en de inzameldienst zijn werk niet meer kan verrichten. Het aldus ontstane zwerfafval veroorzaakt een zware belasting van de gemeentelijke veegdienst.
Eerste lid: Vergunningverlening op grond van artikel 11 en toezichthouders
Het is wenselijk en doelmatig dat inzamelaars van huishoudelijke afvalstoffen, inspecteurs en controleurs van de inzameldienst of de milieupolitie in de gelegenheid zijn om zo nodig de inhoud van aangebroken zakken, emmers en (mini)containers te onderzoeken. De leden 2 en 3 zien erop toe dat hiertoe voldoende mogelijkheden aanwezig zijn.
Tweede lid: Voorkomen van zwerfafval
In artikel 10.25, onder a, Wm wordt de basis gelegd voor het opnemen van het tweede lid. Zie hiervoor ook de Memorie van Toelichting, die hierover zegt: “De onderdelen a en b hebben betrekking op zwerfafval. Onderdeel a betreft het voorkomen of het beperken van zwerfafval. Regels hieromtrent kunnen op diverse wijze worden gesteld.” Met het tweede lid wordt beoogd om zwerfafval bij ter inzameling gereed staande afvalstoffen te voorkomen.
Artikel 28 Afvalbakken in inrichtingen voor het verbruiken van eet- en drinkwaren Nieuwe wettelijke grondslag
Een soortgelijk artikel is ook opgenomen in artikel 4.4.3 model-APV op grond van de autonome verordenende bevoegdheid van de gemeente In artikel 10.25, onder a, Wm is voortaan de basis gelegd voor het opnemen van een dergelijk artikel in de afvalstoffenverordening. Van belang is dat dit artikel voortaan niet meer is gebaseerd op de Gemeentewet. Zie hiervoor ook de Memorie van Toelichting, die over dit artikel zegt: “De onderdelen a en b hebben betrekking op zwerfafval. Onderdeel a betreft het voorkomen of het beperken van zwerfafval. Regels hieromtrent kunnen op diverse wijze worden gesteld. Zo kunnen er regels worden gesteld omtrent het direct veroorzaken van dit soort verontreiniging. Veelal zal het daarbij gaan om een verbod, bijvoorbeeld om afval op straat of in het water te werpen. De regels kunnen ook de aanwezigheid van bepaalde voorzieningen (bijvoorbeeld een afvalbak bij een snackbar) of het gebruik daarvan voorschrijven.” Inrichtingen waar eet- en/of drinkwaren worden verkocht zijn bijvoorbeeld een winkel, hal of kraam. Het afval dat hierbij kan vrijkomen zijn bijvoorbeeld papier, etensresten, verpakkingsmateriaal of ander afval.
Wet milieubeheer opgemerkt wordt dat een inrichting, zoals bedoeld in dit artikel, vergunningplichtig kan zijn op grond van de Wet milieubeheer dan wel meldingsplichtig op grond van het Besluit Horeca-, sport- en recreatie-inrichtingen milieubeheer. De verplichting zoals opgenomen onder c van deze bepaling kan in deze gevallen als voorschrift aan een dergelijke vergunning worden verbonden dan wel rechtstreeks voortvloeien uit het Besluit Horeca-, sport- en recreatie-inrichtingen milieubeheer.
Artikel 29 Wegwerpen van reclamebiljetten of ander promotiemateriaal Nieuwe wettelijke grondslag
Dit artikel is grotendeels overgenomen van artikel 4.4.4 model-APV op grond van de autonome verordenende bevoegdheid van de gemeente. In artikel 10.25, onder b, Wm is voortaan de basis gelegd voor het opnemen van een dergelijk artikel in de afvalstoffenverordening. Van belang is dat dit artikel voortaan niet meer is gebaseerd op de Gemeentewet. Zie hiervoor ook de Memorie van Toelichting, die over artikel 10.25 Wm zegt: “De onderdelen a en b hebben betrekking op zwerfafval. ……. Onderdeel b betreft het opruimen van zwerfafval.”. Dit artikel is dus een uitwerking van artikel 10.25, onder b, Wm in de vorm van een verplichting tot opruimen of laten opruimen van reclamebiljetten of ander promotiemateriaal. Een bepaling als vervat in dit artikel, werd door de Hoge raad verenigbaar geacht met artikel 7 grondwet (oud artikel 7, eerste lid, van de herziene Grondwet). Zie HR 27 februari 1951, 472 (Eindhoven).
Niet alleen reclamebiljetten worden aan het publiek uitgereikt. Ook ander promotiemateriaal wordt vaak uitgereikt. Gedacht kan worden aan de zogenaamde samplings, monsters of miniverpakkingen, waarin ter promotie een product in een kleine hoeveelheid wordt aangeboden. Op grond van dit artikel kan degene die dergelijk promotiemateriaal uitreikt, worden verplicht het promotiemateriaal, de verpakking of de inhoud daarvan op te ruimen of te laten opruimen.
Artikel 30 Zwerfafval bij vervoeren, laden en lossen of overige werkzaamheden
Een soortgelijk artikel is in een minder uitgebreide vorm opgenomen in artikel 4.4.2 model-APV op grond van de autonome verordenende bevoegdheid van de gemeente. In artikel 10.25, onder a en b, Wm is echter voortaan de basis gelegd voor het opnemen van een dergelijk artikel in de afvalstoffenverordening. Van belang is dat dit artikel voortaan niet meer is gebaseerd op de Gemeentewet.
De grondslag voor het eerste lid is opgenomen in artikel 10.25, onder a, Wm. Zie hiervoor ook de Memorie van Toelichting, die over artikel 10.25 Wm zegt: “De onderdelen a en b hebben betrekking op zwerfafval. Onderdeel a betreft het voorkomen of het beperken van zwerfafval. Regels hieromtrent kunnen op diverse wijze worden gesteld. Zo kunnen er regels worden gesteld omtrent het direct veroorzaken van dit soort verontreiniging.”
Eerste lid Het eerste lid beoogt het ontstaan van zwerfafval bij het laden of lossen of vervoeren van afvalstoffen, stoffen of voorwerpen te voorkomen.
Tweede lid Het tweede lid vloeit voort uit artikel 10.25, onder b, Wm. De memorie van toelichting zegt hierover: “De onderdelen a en b hebben betrekking op zwerfafval. .... Onderdeel b betreft het opruimen van zwerfafval.” Dit artikel is dus een uitwerking van artikel 10.25, onder b, Wm in de vorm van een verplichting tot het reinigen of laten reinigen van de weg bij het ontstaan van zwerfafval. De opname van het tweede lid heeft vooral betekenis in verband met het op kosten van de overtreder laten reinigen van de weg (bestuursdwang).
Hoofdstuk 6 OVERIGE ONDERWERPEN DIE DE VERORDENING AANGAAN
Artikel 31 Verbod opslag van afvalstoffen
In artikel 10.17 Wm (oud) was een algemeen verbod opgenomen om een autowrak aanwezig te hebben op een voor het publiek zichtbare plaats (met als doel dreigende bodemverontreiniging en schade aan het stads- of dorpsbeeld te voorkomen). Dit verbod is in de Wet milieubeheer komen te vervallen. In artikel 10.25, onder c, Wm is voortaan de basis gelegd voor het opnemen van een dergelijk artikel in de afvalstoffenverordening. Bij de afvalstoffenverordening kunnen voortaan in ieder geval regels worden gesteld omtrent het op een voor het publiek zichtbare plaats aanwezig hebben van afvalstoffen. Artikel 10.25, onder c, Wm strekt mede ter vervanging van artikel 10.17 Wm (oud) en geldt nu voor de opslag van alle afvalstoffen. Net als bij de bepalingen over zwerfafval, die zijn gebaseerd op artikel 10.25, onder a en b, Wm is ook hier sprake van facultatief medebewind.
Op 2 juli 2002 is het Besluit beheer autowrakken (hierna te noemen BBA, zie Staatsblad 2002, 259) in werking getreden. Het begrip autowrak wordt in artikel 1, onder b, BBA als volgt gedefinieerd: “voertuig dat een afvalstof is in de zin van artikel 1.1 lid 1 van de Wm”. De Wet milieubeheer definieert het begrip afvalstof als: “alle stoffen, preparaten of andere producten .... waarvan de houder zich ontdoet, voornemens is zich te ontdoen of zich moet ontdoen”. Door deze definities wordt een autowrak altijd aangemerkt als afvalstof en valt hiermee dus onder de werking van deze bepaling.
In de Nota van toelichting van het BBA wordt nader ingegaan op het begrip autowrak. “De houder van een voertuig zal zich doorgaans zich daarvan ontdoen, voornemens zijn zich daarvan te ontdoen of zich daarvan moeten ontdoen, wanneer het voertuig rijtechnisch in onvoldoende staat verkeert en het niet meer op rendabele wijze in een rijtechnisch voldoende staat is te brengen. Een motorrijtuig verkeert in een rijtechnisch onvoldoende staat wanneer het niet voldoet aan de wettelijke inrichtingseisen, genoemd in de wegenverkeerswetgeving of aan de apk-eisen of andere ernstige technische gebreken kent, bijvoorbeeld of essentiële onderdelen zijn gedemonteerd. Voor het beantwoorden van de vraag of een voertuig op rendabele wijze weer in rijtechnisch voldoende staat te brengen is, kan worden uitgegaan van de richtprijzen voor gebruikte voertuigen en van de door garages en schadeherstelbedrijven gehanteerde tarieven voor reparatiewerkzaamheden. .... De vraag of sprake is van een autowrak zal van geval tot geval door een persoon belast met de handhaving bepaald moeten worden op grond van de wet- en regelgeving en de jurisprudentie terzake”. Er is dus sprake van een autowrak indien een voertuig niet meer op economisch rendabele wijze in rijtechnisch voldoende staat is te brengen.
Opslag van autowrakken in inrichtingen in de zin van de Wet milieubeheer
De provincie is bevoegd gezag voor Wm-inrichtingen die vijf of meer autowrakken opslaan. Het college van de gemeente is bevoegd gezag voor inrichtingen die onder de werking van het Besluit inrichtingen voor motorvoertuigen milieubeheer vallen. In dergelijke inrichtingen is de opslag van maximaal vier autowrakken toegestaan.
Artikel 32 Afgifte autowrakken afkomstig uit een huishouden Nieuw wettelijk regiem autowrakken
De regelgeving voor autowrakken is in 2002 drastisch gewijzigd. Op 8 mei 2002 is de wijziging van de Wet milieubeheer (structuur beheer afvalstoffen, Staatsblad 2001, 346) gedeeltelijk in werking getreden. Op 2 juli 2002 is het Besluit beheer autowrakken (Staatsblad 2002, 259) in werking getreden. Het nieuwe Besluit Beheer Autowrakken (hierna te noemen BBA) verplicht autofabrikanten om een hoogwaardig inname- en verwerkingssysteem voor autowrakken op te zetten.
Zich ontdoen van een autowrak door huishoudens Dit artikel is een uitwerking van artikel 6 BBA. Hierin is de afgifte van autowrakken door huishoudens geregeld. Op grond van artikel 6 BBA moeten gemeenten in hun afvalstoffenverordening bepalen dat een autowrak, zijnde een huishoudelijk afvalstof, slechts mag worden afgegeven aan autodemontagebedrijven, garages en autoschadeherstelbedrijven of aan een persoon die in een ander land dan Nederland is gevestigd (onder strikte voorwaarden). Op grond van artikel 7 BBA worden autowrakken, afkomstig van huishoudens uitdrukkelijk uitgezonderd van de gemeentelijke zorgplicht voor de inzameling van huishoudelijk afval.
Het verlenen van een alleenrecht is noodzakelijk om te borgen dat de gemeente en één bepaalde inzamelaar/verwerker handelen volgens de EU-aanbestedingsregels en noodzakelijk om de dienstverlening, zonder aanbesteding, bij die inzamelaar/verwerker onder te brengen.
Artikel 34 Strafbepaling Aanduiding strafbare feiten
In dit artikel worden de bepalingen opgesomd die als strafbaar feit worden aangeduid om strafrechtelijk gehandhaafd te kunnen worden. De strafbaarstelling van artikel 10.23 Wm over de gemeentelijke afvalstoffenverordening is geregeld in de Wet op de economische delicten (Wed). Aangezien niet alle bepalingen in de afvalstoffenverordening zich voor strafrechtelijke handhaving lenen, is de strafbaarstelling geclausuleerd. Artikel 1a, aanhef, onder 3º Wed luidt:“Economische delicten zijn eveneens: overtredingen van voorschriften , gesteld bij of krachtens: .... de Wet milieubeheer, 10.23 - voorzover aangeduid als strafbare feiten - en ....”. In de afvalstoffenverordening moet daarom worden aangegeven welke overtredingen (lees: de overtreding van welke artikelen) een strafbaar feit opleveren. Uitsluitend indien dat het geval is, vormt de overtreding een economisch delict in de zin van artikel 1a, onder 3º Wed.
Strafmaat In de Wed is de strafmaat aangegeven van overtredingen van plaatselijke verordeningen die gebaseerd zijn op de Wet milieubeheer. In het geval van de afvalstoffenverordening hechtenis van ten hoogste zes maanden of een geldboete van de vierde categorie. Artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht stelt de hoogte van een boete van de vierde categorie vast op maximaal 11.250,00 euro. Artikel 74 van het Wetboek van Strafrecht geeft de officier van justitie de mogelijkheid om met een boete strafvervolging te voorkomen. Het openbaar ministerie heeft richtlijnen opgesteld voor boetes. De boete voor het verkeerd aanbieden van huishoudelijk afval of voor zwerfafval is op dit moment gesteld op een standaardbedrag van 46 euro.
Aanwijzing van de toezichthouder in de afvalstoffenverordening is noodzakelijk, indien een toezichthouder tevens opsporingsbevoegdheden dient te krijgen. Alleen voor de aanwijzing van toezichthouders is een bepaling opgenomen in de afvalstoffenverordening. Opsporingsambtenaren worden namelijk aangewezen in de artikelen 141 en 142 Wetboek van Strafvordering.
De tekst van dit artikel vloeit logisch voort uit de vervanging van de huidige verordening en het opnemen van een paragraaf ‘Zwerfafval’ in deze Afvalstoffenverordening.
Artikel 37: Overgangsbepaling en Artikel 38: Citeerbepaling
De tekst van deze artikelen sluit aan bij artikel 6.5 en artikel 6.6 van de VNG model-APV.