HOOFDSTUK 2 De omgevingsvergunning voor het bouwen
Paragraaf 1 Gegevens en bescheiden
Artikel 2.1.1 Aanvraag bouwvergunning
(Vervallen).
Artikel 2.1.2 In de aanvraag op te nemen gegevens
(Vervallen).
Artikel 2.1.3 Bij de aanvraag in te dienen bescheiden
(Vervallen).
Artikel 2.1.4 Gegevens met betrekking tot het coördineren van vergunningaanvragen
(Vervallen).
Artikel 2.1.5 Bodemonderzoek
- 1.
Het onderzoek betreffende de bodemgesteldheid als bedoeld in artikel 8, vierde lid, van de Woningwet bestaat in ieder geval uit de resultaten van een recent milieuhygiënisch bodemonderzoek verricht volgens NEN 5740:2009+A1:2016 nl, in overeenstemming met het onderzoeksprotocol dat volgt uit figuur 1. Als op basis van het onderzoek aanleiding bestaat te veronderstellen dat asbest, daaronder mede begrepen asbestvezels, -deeltjes of –stof, in de bodem aanwezig is, vindt het onderzoek mede plaats op de wijze als voorzien in NEN 5707:2015 nl.
- 2.
De plicht tot het indienen van een onderzoeksrapport als bedoeld in artikel 2.4, van de Regeling omgevingsrecht geldt niet indien het bouwen betrekking heeft op een bouwwerk dat naar aard en omvang gelijk is aan een bouwwerk als genoemd in het Besluit omgevingsrecht, artikelen 2 en 3 van bijlage II. Deze verwijzing geldt niet voor de hoogtebepalingen in het Besluit omgevingsrecht, artikelen 2 en 3 van bijlage II.
- 3.
Het bevoegd gezag staat een geheel of gedeeltelijk afwijken van de plicht tot het indienen van een onderzoeksrapport bedoeld in artikel 2.4, van de Regeling omgevingsrecht toe, indien voor toepassing van artikel 2.4.1 bij het bevoegd gezag reeds bruikbare recente onderzoeksresultaten beschikbaar zijn.
- 4.
Het bevoegd gezag kan een geheel of gedeeltelijk afwijken van de plicht tot het indienen van een onderzoeksrapport als bedoeld in artikel 2.4, van de Regeling omgevingsrecht toestaan indien het bouwen betrekking heeft op een gebruiksoppervlakte van minder dan 50 m².
- 5.
Het bevoegd gezag kan een gedeeltelijk afwijken van de plicht tot het indienen van een onderzoeksrapport als bedoeld in artikel 2.4, van de Regeling omgevingsrecht toestaan voor een bouwwerk met een beperkte instandhoudingstermijn, als bedoeld in artikel 2.23 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en artikel 5.16 van het Besluit omgevingsrecht, indien uit het in NEN 5740:2009+A1:2016 nl, bedoelde vooronderzoek naar het historisch gebruik en naar de bodemgesteldheid blijkt, dat de locatie onverdacht is dan wel de gerezen verdenkingen een volledig veldonderzoek volgens NEN 5740, uitgave 2009 niet rechtvaardigen.
- 6.
Indien het bouwen pas kan plaatsvinden nadat de aanwezige bouwwerken zijn gesloopt, dient het bodemonderzoek plaats te vinden nadat is gesloopt en voordat met de bouw wordt begonnen.
Artikel 2.1.6 Overige gegevens en bescheiden behorende bij de aanvraag om bouwvergunning
(Vervallen).
Artikel 2.1.6 Overige gegevens en bescheiden behorende bij de aanvraag om bouwvergunning
(Vervallen).
Artikel 2.1.7 Bouwregistratie
(Vervallen).
Artikel 2.1.8 Bijzondere bepalingen omtrent de aanvraag om bouwvergunning woonwagens en standplaatsen
(Vervallen).
Paragraaf 2 Behandeling van de aanvraag om bouwvergunning
Artikel 2.2.1 Ontvangst van de aanvraag
(Vervallen).
Artikel 2.2.2 Samenloop met vrijstelling ruimtelijke ordening
(Vervallen).
Artikel 2.2.3 Bekendmaking van termijnen
(Vervallen).
Artikel 2.2.4 In behandeling nemen en fasering bouwvergunningverlening
(Vervallen).
Artikel 2.2.5 In behandeling nemen en bodemonderzoek
(Vervallen).
Artikel 2.2.6 Kennisgeving van rechtswege verleende bouwvergunning
(Vervallen).
Paragraaf 3 Welstandstoetsing
Artikel 2.3.1 Welstandscriteria
(Vervallen).
Paragraaf 4 Het tegengaan van bouwen op verontreinigde grond
Artikel 2.4.1 Verbod tot bouwen op verontreinigde bodem
Op een bodem die zodanig is verontreinigd dat schade of gevaar is te verwachten voor de gezondheid van de gebruikers, mag niet worden gebouwd voorzover dat bouwen betrekking heeft op een bouwwerk:
- a.
waarin voortdurend of nagenoeg voortdurend mensen zullen verblijven;
- b.
voor het bouwen waarvan een omgevingsvergunning voor het bouwen is vereist; en
- c.
1. dat de grond raakt, of
2. waarvan het bestaande, niet-wederrechtelijke gebruik niet wordt gehandhaafd.
Artikel 2.4.2 Voorwaarden omgevingsvergunning voor het bouwen
In afwijking van het bepaalde in artikel 2.4.1 en onverminderd het bepaalde in artikel 2.4, van de Regeling omgevingsrecht, kan het bevoegd gezag voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning voor het bouwen, in het geval zij op grond van het in de Regeling omgevingsrecht bedoelde onderzoeksrapport en/of andere bij hen bekende onderzoeksresultaten dan wel op grond van het overeenkomstig het tweede lid van artikel 39 van de Wet bodembescherming goedgekeurde saneringsplan bedoeld in artikel 39, eerste lid, van die Wet van oordeel zijn, dat de bodem niet geschikt is voor het beoogde doel maar door het stellen van voorwaarden alsnog geschikt kan worden gemaakt.
Paragraaf 5 Voorschriften van stedenbouwkundige aard en bereikbaarheidseisen
Paragraaf 6 Voorschriften inzake brandveiligheidinstallaties en vluchtrouteaanduidingen
Artikel 2.6.1 Beginsel inzake brandmeldinstallaties
(Vervallen).
Artikel 2.6.2 Aanwezigheid van brandmeldinstallaties
(Vervallen).
Artikel 2.6.3 Omvang van de bewaking door brandmeldinstallaties
(Vervallen).
Artikel 2.6.4 Kwaliteit van brandmeldinstallaties
(Vervallen).
Artikel 2.6.5 Beginsel inzake ontruimingsalarminstallaties
(Vervallen).
Artikel 2.6.6 Aanwezigheid van ontruimingsalarminstallaties
(Vervallen).
Artikel 2.6.7 Kwaliteit van ontruimingsalarminstallaties
(Vervallen).
Artikel 2.6.8 Beginsel inzake vluchtrouteaanduidingen
(Vervallen).
Artikel 2.6.9 Aanwezigheid van vluchtrouteaanduidingen
(Vervallen).
Artikel 2.6.10 Kwaliteit van vluchtrouteaanduidingen
(Vervallen).
Artikel 2.6.11 Gelijkwaardigheid
(Vervallen).
Artikel 2.6.12 Communicatiesysteem voor publieke hulpverleningsdiensten
(Vervallen).
Paragraaf 7 Aansluitplicht op de nutsvoorzieningen
Artikel 2.7.1 Eis tot aansluiting aan de waterleiding
(vervallen)
Artikel 2.7.2 Eis tot aansluiting aan het elektriciteitsnet
(vervallen)
Artikel 2.7.3 Eis tot aansluiting aan het aardgasnet
(vervallen)
Artikel 2.7.4 Eis tot aansluiting aan de openbare riolering
Artikel 2.7.5 Aansluiting anders dan aan de openbare riolering
Artikel 2.7.6 Kwaliteit en dimensionering van de buitenriolering op erven en terreinen
(vervallen)
Artikel 2.7.7 Wijze van meten van de afstand tot de leidingen van het openbare net van de nutsvoorzieningen
(vervallen)
HOOFDSTUK 4 Plichten tijdens en bij voltooiing van de bouw en bij ingebruikneming van een bouwwerk
Artikel 4.1 Intrekking bouwvergunning bij niet-tijdige start of tussentijdse staking van bouwwerkzaamheden
(Vervallen).
Artikel 4.2 Op het bouwterrein verplicht aanwezige bescheiden
(vervallen)
Artikel 4.3 Wijzigingen in gegevens bouwregistratie
(Vervallen).
Artikel 4.4 Het uitzetten van de bouw
(vervallen)
Artikel 4.5 Kennisgeving aan het bouwtoezicht van start van (onderdelen van) de bouwwerkzaamheden
Artikel 4.6 Opmetingen, ontgravingen, opbrekingen en onderzoekingen
(vervallen)
Artikel 4.7 Bemalen van bouwputten
(vervallen)
Artikel 4.8 Veiligheid op het bouwterrein
Artikel 4.9 Afscheiding van het bouwterrein
Artikel 4.10 Veiligheid van hulpmiddelen en het voorkomen van hinder
Artikel 4.12 Gereedmelding van (onderdelen van) de bouwwerkzaamheden
Artikel 4.13 Melden van werken bij lage temperaturen
Artikel 4.14 Verbod tot ingebruikneming
(vervallen)
HOOFDSTUK 5 Staat van open erven en terreinen, aansluiting op de nutsvoorzieningen en het weren van schadelijk en hinderlijk gedierte
Paragraaf 1 Staat van open erven en terreinen
Artikel 5.1.1 Staat van onderhoud van open erven en terreinen
(vervallen)
Artikel 5.1.2 Bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer. Brandblusvoorzieningen
(vervallen)
Artikel 5.1.3 Bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten
(vervallen)
Paragraaf 2 Staat van brandveiligheidinstallaties en vluchtrouteaanduidingen
Artikel 5.2.1 Voorschriften inzake brandveiligheidsinstallaties en vluchtrouteaanduidingen
(Vervallen).
Artikel 5.2.2
(Vervallen).
Artikel 5.2.3
(Vervallen).
Artikel 5.2.4
(Vervallen).
Artikel 5.2.5
(Vervallen).
Paragraaf 3 Aansluiting op de nutsvoorzieningen
Artikel 5.3.1 Eis tot aansluiting aan de waterleiding
(vervallen)
Artikel 5.3.2 Eis tot aansluiting aan het elektriciteitsnet
(vervallen)
Artikel 5.3.3 Eis tot aansluiting aan het aardgasnet
Artikel 5.3.4 Eis tot aansluiting aan de openbare riolering
Artikel 5.3.5 Aansluiting anders dan aan de openbare riolering
(vervallen)
Artikel 5.3.6 Kwaliteit en dimensionering van de buitenriolering op erven en terreinen
(vervallen)
Artikel 5.3.7 Wijze van meten van de afstand tot de leidingen van het openbare net van de nutsvoorzieningen
(vervallen)
Paragraaf 4 Het weren van schadelijk of hinderlijk gedierte. Reinheid
Artikel 5.4.1 Preventie
(vervallen)
HOOFDSTUK 6 Brandveilig gebruik
Paragraaf 1 Gebruiksvergunning
Artikel 6.1.1 Vergunning gebruik bouwwerk
(Vervallen).
Artikel 6.1.2 Aanvraag gebruiksvergunning
(Vervallen).
Artikel 6.1.3 In behandeling nemen
(Vervallen).
Artikel 6.1.4 Termijn van beslissing
(Vervallen).
Artikel 6.1.5 Weigeren gebruiksvergunning
(Vervallen).
Artikel 6.1.6 Intrekken gebruiksvergunning
(Vervallen).
Artikel 6.1.7 Verplicht aanwezige bescheiden
(Vervallen).
Paragraaf 2 Het voorkomen van brand en het beperken van brand en brandgevaar
Artikel 6.2.1 Gebruikseisen voor bouwwerken
(Vervallen).
Artikel 6.2.2 Opslag brandgevaarlijke stoffen
(Vervallen).
Artikel 6.2.3 Opslag en verwerking stoffen
(Vervallen).
Paragraaf 3 Het bestrijden van brand en het voorkomen van ongevallen bij brand
Artikel 6.3.1 Gebruiksgereed houden bluswaterwinplaatsen
(Vervallen).
Artikel 6.3.2 Gebruik middelen en voorzieningen
(Vervallen).
Paragraaf 4 Hinder in verband met de brandveiligheid
Artikel 6.4.1 Hinder in verband met de brandveiligheid
(Vervallen).
HOOFDSTUK 7 Overige gebruiksbepalingen
Paragraaf 1 Overbevolking
Artikel 7.1.1 Overbevolking van woningen
(vervallen)
Artikel 7.1.2 Overbevolking van woonwagens
(vervallen)
Paragraaf 2 Staken van het gebruik
Artikel 7.2.1 Verbod tot gebruik bij bouwvalligheid
(vervallen)
Artikel 7.2.2 Staken van gebruik wegens gebrek aan veiligheid en gebrek aan hygiëne
(vervallen)
Artikel 7.2.3 Staken van het gebruik van een woonwagen
(Vervallen).
Paragraaf 3 Gebruik van bouwwerken, open erven en terreinen
Artikel 7.3.1 Bepaling aantal personen nachtverblijf
Gereserveerd.
Artikel 7.3.2 Hinder
(vervallen)
Paragraaf 4 Het weren van schadelijk of hinderlijk gedierte. Reinheid
Paragraaf 5 Watergebruik
Artikel 7.5.1 Verboden gebruik van water
(vervallen)
Paragraaf 6 Installaties
Artikel 7.6.1 Gebruiksgereed houden van installaties
(vervallen)
HOOFDSTUK 9 Welstand
Artikel 9.1 De advisering door de welstands- en monumentencommissie
- 1.
De welstands- en monumentencommissie adviseert over welstandsaspecten, monumentenzorg, archeologische, en cultuurhistorische aspecten van aanvragen om een omgevingsvergunning en overige ruimtelijke plannen die het college voor advies aan de commissie voorlegt.
- 2.
De welstands- en monumentencommissie baseert haar advies op de in de welstandsnota genoemde welstandscriteria, het monumentenbeleid en het overige beleid met archeologische en cultuurhistorische aspecten.
Artikel 9.2 Samenstelling van de welstands- en monumentencommissie
- 1.
De welstands- en monumentencommissie bestaat ten minste uit een voorzitter en 2 leden, waarvan ten minste 2 personen deskundig zijn op het gebied van architectuur, monumentenzorg, ruimtelijke kwaliteit dan wel cultuurhistorie.
- 2.
Voor de voorzitter en leden zijn plaatsvervangers beschikbaar die hen bij afwezigheid kunnen vervangen.
- 3.
De voorzitter en leden van de welstands- en monumentencommissie zijn onafhankelijk ten opzichte van het gemeentebestuur.
- 4.
De welstands- en monumentencommissie wordt bijgestaan door een ambtelijk secretaris of diens plaatsvervanger.
- 5.
In de welstands- en monumentencommissie kan een ingezetene van de gemeente zitting hebben.
Artikel 9.3 Benoeming en zittingsduur
Artikel 9.4 Jaarlijkse verantwoording
De welstands- en monumentencommissie stelt jaarlijks een verslag op van haar werkzaamheden voor de gemeenteraad, waarin ten minste aan de orde komt:
- -
op welke wijze toepassing is gegeven aan de welstandscriteria uit de welstandsnota;
- -
de werkwijze van de welstands- en monumentencommissie;
- -
op welke wijze uitwerking is gegeven aan de openbaarheid van vergaderen;
- -
de aard van de beoordeelde plannen;
- -
De welstands- en monumentencommissie kan in haar jaarverslag aanbevelingen doen ten aanzien van het gemeentelijk ruimtelijk kwaliteitsbeleid in het algemeen en de aanpassing van de gemeentelijke welstandsnota in het bijzonder.
Artikel 9.5 Termijn van advisering
- 1.
De welstands- en monumentencommissie brengt advies uit over de aanvraag om een omgevingsvergunning binnen drie weken nadat door of namens burgemeester en wethouders daarom is verzocht.
- 2.
De welstands- en monumentencommissie brengt advies uit over de aanvraag om een omgevingsvergunning, indien deze vergunning betrekking heeft op een deel van een project of een gefaseerde aanvraag betreft binnen twee weken nadat door of namens burgmeester en wethouders daarom is verzocht.
- 3.
Burgemeester en wethouders kunnen in hun verzoek om advies de welstands- en monumentencommissie een langere termijn dan genoemd in de bovengenoemde leden van dit artikel geven voor het uitbrengen van het welstandsadvies. Een langere termijn kan door burgemeester en wethouders worden gegeven indien de termijn van afdoening van de aanvraag is verlengd met toepassing van artikel 3.9, tweede lid van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
Artikel 9.6 Openbaarheid van vergaderen en mondelinge toelichting
- 1.
De behandeling van projecten door of onder verantwoordelijkheid van de welstands- en monumentencommissie is openbaar. De agenda voor de vergadering van de welstands- en monumentencommissie wordt tijdig bekendgemaakt in een van overheidswege uitgegeven blad of een dag-, nieuws- of huis-aan-huisblad, dan wel op een andere geschikte wijze. Indien burgemeester en wethouders - al dan niet op verzoek van de aanvrager - een verzoek doen tot niet-openbare behandeling, dan dienen burgemeester en wethouders daaraan klemmende redenen op grond van artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur ten grondslag te leggen. De openbaarheid geldt zowel voor de beraadslagingen, de beoordeling, als de adviezen.
- 2.
Indien de aanvrager van de omgevingsvergunning hierom bij het indienen van de aanvraag om omgevingsvergunning heeft verzocht, wordt deze door of namens de welstands- en monumentencommissie in staat gesteld tot het geven van een toelichting op het project.
- 3.
In het geval dat het project in de vergadering van de commissie wordt behandeld en een verzoek tot het geven van een toelichting is gedaan, wordt de aanvrager van de omgevingsvergunning uitgenodigd voor de vergadering van de commissie, waarin de aanvraag wordt behandeld.
- 4.
Belanghebbenden hebben in toelichtende zin spreekrecht.
Artikel 9.7 Afdoening onder verantwoordelijkheid
- 1.
De welstands- en monumentencommissie kan de advisering over een aanvraag om advies onder de verantwoordelijkheid van de commissie overlaten aan een of meerdere daartoe aangewezen leden. De aangewezen leden adviseren over projecten waarvan volgens hen het oordeel van de welstands- en monumentencommissie als bekend mag worden verondersteld.
- 2.
In geval van twijfel wordt het bouwplan alsnog voorgelegd aan de welstands- en monumentencommissie.
Artikel 9.8 Vorm waarin het advies wordt uitgebracht
- 1.
De welstands- en monumentencommissie adviseert en motiveert haar advies schriftelijk.
- 2.
Zodra het advies wordt uitgebracht, wordt het door of namens burgemeester en wethouders gevoegd bij de aanvraag om een omgevingsvergunning.
Artikel 9.9 Uitsluiting van gebieden en categorieën bouwwerken
Artikel 9.10 Reglement van orde
Burgemeester en wethouders kunnen een reglement van orde vaststellen, waarin nadere regels over de werkwijze en de taken van de welstand- en monumentencommissie kunnen worden gesteld.
HOOFDSTUK 10 Overige administratieve bepalingen
Artikel 10.1 De aanvraag om woonvergunning
(Vervallen).
Artikel 10.2 De aanvraag om vergunning tot hergebruik van een ontruimde onbewoonbaar verklaarde woning of woonwagen
(Vervallen).
Artikel 10.3 Overdragen vergunningen
(Vervallen).
Artikel 10.4
(Vervallen).
Artikel 10.5 Het kenteken voor onbewoonbaar verklaarde woningen en woonwagens alsmede onbruikbaar verklaarde standplaatsen
(Vervallen).
Artikel 10.6 Herziening en vervanging van aangewezen normen en andere voorschriften
Het bevoegd gezag is bevoegd om rekening te houden met de herziening en vervanging van de NEN-normen, voornormen, praktijkrichtlijnen en andere voorschriften waarnaar in deze verordening - of in de bij deze verordening behorende bijlagen - wordt verwezen, indien de bevoegde instantie de betrokken norm, voornorm, praktijkrichtlijn of het voorschrift heeft herzien of vervangen en die herziening of vervanging heeft gepubliceerd.
HOOFDSTUK 12 Straf-, overgangs- en slotbepalingen
Artikel 12.1 Strafbare feiten
(Vervallen).
Artikel 12.2 Overgangsbepaling bodemonderzoek
(vervallen)
Artikel 12.3 Overgangsbepaling met betrekking tot de staat van open erven en terreinen
(vervallen)
Artikel 12.4 Overgangsbepaling (aanvragen om) gebruiksvergunning
(Vervallen).
Artikel 12.5 Overgangsbepaling sloopmelding
(Vervallen).
Artikel 12.6 Slotbepaling
- 1.
Deze verordening treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
- 2.
Deze verordening kan worden aangehaald als 'Bouwverordening Schouwen-Duiveland 2010.