Organisatie | Boxtel |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Reglement Monumentencommissie Boxtel |
Citeertitel | Reglement Monumentencommissie Boxtel |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | volkshuisvesting en woningbouw |
Eigen onderwerp | geen |
Geen
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-07-2017 | Nieuwe regeling | 09-05-2017 Gemeenteblad 2017, 110722 | 30-06-2017 | B&W-besluit 09-05-2017, punt 02.06 |
Er is een commissie op het gebied van de monumentenzorg als bedoeld in artikel 15 van de Monumentenwet 1988 en artikel 1 van de Erfgoedverordening Boxtel 2017, de Monumentencommissie Boxtel.
De commissie adviseert burgemeester en wethouders gevraagd en ongevraagd over zaken die betrekking hebben op rijks- en gemeentelijke monumenten, archeologie, beschermde stads- en dorpsgezichten, beeldbepalende gevelwanden, beeldbepalende objecten, het cultuurlandschap en andere onderwerpen aangaande de cultuurhistorie in de ruimste betekenis van het woord.
Hoofdstuk 3 Werkwijze commissie
De vergaderingen van de commissie zijn openbaar. Een vergadering of gedeelte daarvan is niet openbaar in de gevallen als bedoeld in artikel 10, eerste lid, van de Wet openbaarheid van bestuur en in gevallen waarin het belang van openbaarheid niet opweegt tegen de in artikel 10, tweede lid, van die wet genoemde belangen.
Artikel 10 Beslissing op advies
Indien burgemeester en wethouders een advies van de commissie niet overnemen, dan wel sprake is van een afwijkende beslissing, stellen zij de commissie op de hoogte van de reden daarvan.
Artikel 13 Wijziging reglement
Dit reglement kan niet worden gewijzigd dan nadat de commissie is gehoord.
In alle gevallen waarin dit reglement niet voorziet alsook bij gerezen geschillen, beslissen burgemeester en wethouders, de commissie gehoord hebbende.
De monumentencommissie is ingesteld bij verordening. De van toepassing zijnde Verordening op de Monumentencommissie Boxtel 1996 (hierna: Verordening) is op 25 januari 1996 door de gemeenteraad vastgesteld.
Sinds de dualisering van het gemeentebestuur in de jaren 2002/2003 wordt een commissie ingesteld door het bestuursorgaan waarvoor die commissie adviseert; de monumentencommissie dus door burgemeester en wethouders (artikel 84 Gemeentewet). Bij het opstellen van de nieuwe subsidieregeling voor monumenten en het herzien van de erfgoedverordening is gebleken dat de huidige Verordening gedateerd is en op een aantal punten verwijst naar regels en situaties die inmiddels gewijzigd of niet meer van toepassing zijn. Ook de Modernisering Monumentenzorg in de periode van 2009-2012, de invoering van de Wabo in 2010, de invoering van de Erfgoedwet in 2016 en de eerder gevoerde discussie over belangenverstrengeling maken een aanpassing van de regels omtrent de monumentencommissie noodzakelijk.
Uitgangspunten bij het schrijven van een nieuw reglement zijn de meest recente wijzigingen in de regelgeving geweest.
In de gewijzigde Monumentenwet 1988 per 1-1-2009 zijn de regels omtrent de commissie die adviseert over aanvragen m.b.t. rijksmonumenten aangescherpt: alle gemeenten dienen een monumentenverordening en monumentencommissie te hebben en in de wet is sindsdien bepaald dat deze onafhankelijk en deskundig is. Aanleiding is de terugtrekking van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (hierna: RCE) bij de advisering, de zgn. beperking adviesplicht. Slechts bij ingrijpende (gebruiks)wijzigingen en sloop is een advies verplicht van de RCE. In andere gevallen is alleen een advies van de gemeentelijke monumentencommissie vereist. De Verordening kent nauwelijks regels over de onafhankelijkheid en de deskundigheid van de commissie.
Om gemeenten tegemoet te komen bij die veranderende rol is door de VNG, de Federatie Welstand en de RCE een Handreiking Gemeentelijke Monumentencommissies (hierna: Handreiking) ontwikkeld.
Op 1 juli 2016 is de Erfgoedwet in werking getreden. Dit is aanleiding om de erfgoedverordening te herzien omdat o.a. de wettelijke grondslag hiervoor nu aanwezig is in de Erfgoedwet. Sinds 1 oktober 2010 is de Monumentenverordening vervangen door de Erfgoedverordening en is het vergunningstelsel uit de Monumentenwet 1988 vervangen door dat uit de Wabo. De Verordening verwijst naar inmiddels vervallen artikelen van Monumentenwet 1988 en Monumentenverordening.
De afgelopen periode is een aantal keer gesproken over belangenverstrengeling in de commissie. De Verordening kent daar geen regels over.
De Handreiking geeft op de volgende aspecten aan welke aandachtsgebieden er zijn voor de monumentencommissie.
Deze aandachtsgebieden geven eigenlijk meteen de opbouw van het reglement.
De Handreiking geeft een aantal aanbevelingen.
Daarnaast heeft de Verordening een aantal tekortkomingen c.q. opvallende bepalingen.
Aan de hand van bovenstaande aanbevelingen en opmerkingen is een nieuw reglement geschreven. Hierbij is dankbaar gebruik gemaakt van het Reglement Monumentencommissie Culemborg (2007). De monumentencommissie heeft een concept van het reglement besproken in haar vergadering van 28 november 2016.
De gevallen waarin de wet, verordeningen, regelingen, de welstandsnota of bestemmingsplannen inschakeling van de commissie voorschrijft, zijn opgenomen in het tweede lid. Artikel 3.1 van de Erfgoedwet bepaalt dat de Minister advies vraagt aan het college van burgemeester en wethouders bij de aanwijzing als rijksmonument. Nu hierin een zeer terughoudend beleid gevoerd wordt, is het niet noodzakelijk expliciet de betrokkenheid van de commissie te regelen. Mocht een aanwijzing als rijksmonument in de gemeente Boxtel aan de orde zijn, kan dan bepaald worden of inschakeling van de commissie noodzakelijk is.
Artikel 3 Samenstelling en benoeming
Het derde lid bepaalt dat de commissie betrokken wordt bij de selectie en werving van een nieuwe voorzitter en nieuwe leden. De manier waarop wordt niet in detail vastgelegd. Bij de meest recente benoemingen in 2010/2011 heeft de commissie potentiële leden geselecteerd aan de hand van sollicitatiebrieven en vervolgens met een aantal kandidaten gesprekken gevoerd. Vervolgens is – op voordracht van de commissie – een voorstel gedaan aan het college. Het college heeft de voorgestelde kandidaten benoemd.
Het vijfde lid bepaalt welke deskundigheden vertegenwoordigd dienen te zijn in de commissie. Bij de parlementaire behandeling van de eerder genoemde wijziging van de Monumentenwet 1988 in 2008 heeft de Minister van OCW aangegeven dat de commissie deskundigheid dient te bezitten op de genoemde terreinen.
Het benoemen van leden met lokale kennis of burgerleden zoals weergegeven in het zesde lid kan het maatschappelijk draagvlak voor het werk van de commissie vergroten.
Waar de Verordening nog uitging van eventueel in beslotenheid vergaderen indien de commissie dit nodig oordeelde, wordt in het vierde lid gekozen voor een formulering die gelijkluidend is aan de formulering in artikel 12b, tweede lid, van de Woningwet voor vergaderingen van de welstandscommissie of stadsbouwmeester. Deze formulering is ook overgenomen in artikel 17.9, zesde lid, van de Omgevingswet ten aanzien van de gemeentelijke adviescommissie.
Het derde lid bepaalt expliciet dat een lid niet mee kan vergaderen en adviseren met betrekking tot een plan of project waar hij of zij direct bij betrokken is, bijvoorbeeld als adviseur van de opdrachtgever. In de Verordening was dit niet expliciet geregeld, terwijl dit wel af en toe aan de orde is. Overigens heeft dit in de praktijk niet tot problemen geleid en wordt de feitelijke manier van werken nu vastgelegd. De verdere onafhankelijkheid van de commissie is gewaarborgd doordat artikel 15 van de Monumentenwet expliciet bepaalt dat leden van burgemeester en wethouders geen onderdeel uitmaken van de commissie. De Omgevingswet gaat hierin nog verder door in artikel 17.8 te bepalen dat de leden van het gemeentebestuur (burgemeester, college en raad) geen lid zijn van een gemeentelijk adviesorgaan.
De Handreiking geeft aan waar het jaarverslag op dient in te gaan:
Met beknopt wordt in dit verband bedoeld: enkele A4’tjes.
Waar de Verordening voorziet in benoeming voor onbepaalde tijd wordt nu in artikel 4 voorzien in benoeming van maximaal drie perioden van 4 jaar, dus twaalf jaar maximaal. In verband met de zittingsduur van de huidige voorzitter en leden wordt in het tweede, derde en vierde lid voorzien in ruime overgangstermijnen.