Organisatie | Vervoerregio Amsterdam |
---|---|
Organisatietype | Regionaal samenwerkingsorgaan |
Officiële naam regeling | Gemeenschappelijke regeling gezamenlijke ombudsman metropool Amsterdam |
Citeertitel | Gemeenschappelijke regeling gezamenlijke ombudsman metropool Amsterdam |
Vastgesteld door | algemeen bestuur |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Geen
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2014 | 01-01-2017 | Nieuwe regeling | 15-10-2013 Nieuws uit het DB / Regiojournaal | 2013/28 |
Deze regeling is aangegaan om op een effectieve en efficiënte wijze vorm en inhoud te geven aan de door de Gemeentewet aan de raad gegeven mogelijkheid om voor de behandeling van verzoekschriften een gezamenlijke ombudsman in te stellen.
Artikel 3 Gemeenschappelijk orgaan
De gezamenlijke ombudsman kan tevens worden aangeduid als de Gemeentelijke ombudsman, de Gemeentelijke ombudsman Amsterdam, de Gemeentelijke ombudsman Almere, de Gemeentelijke ombudsman Diemen, de Gemeentelijke ombudsman Landsmeer, de Gemeentelijke ombudsman Waterland, de Gemeentelijke ombudsman Weesp, de Gemeentelijke ombudsman Zaanstad, de ombudsman Stadsregio Amsterdam en de ombudsman Veiligheidsregio Amsterdam-Amstelland.
Indien de ombudsman in het rapport als bedoeld in artikel 9:36 Algemene wet bestuursrecht een aanbeveling ter opheffing van een structurele tekortkoming opneemt, deelt het desbetreffende bestuursorgaan binnen drie maanden aan de ombudsman mee op welke wijze aan de aanbeveling gevolg zal worden gegeven. Hiervan wordt een afschrift aan de gemeenteraad gezonden.
Indien de ombudsman in het rapport als bedoeld in artikel 9:36 Algemene wet bestuursrecht een aanbeveling ter opheffing van een incidentele tekortkoming opneemt, deelt het desbetreffende bestuursorgaan binnen een maand aan de ombudsman mee op welke wijze aan de aanbeveling gevolg zal worden gegeven. Hiervan wordt een afschrift aan de gemeenteraad gezonden.
Artikel 13 Bijdragen deelnemende gemeenten
In het geval er tegen de in het vorig lid genoemde gemeenten in een jaar meer klachten worden ingediend dan waarvoor de jaarlijkse bijdrage voor de betreffende gemeente is vastgesteld, dan wordt er per extra klacht een naheffingstarief in rekening gebracht bij de betreffende gemeente zoals opgenomen in Bijlage B onder II.
Hoofdstuk 6 Benoeming en rechtspositie
Artikel 16 Verklaring en belofte
De ombudsman legt in de vergadering van de gemeenteraad van Amsterdam de eed (verklaring en belofte) af als bedoeld in artikel 81s van de Gemeentewet.
Artikel 17 Rechtspositionele aanspraken en verplichtingen
In bijlage A, behorende bij deze regeling, wordt bepaald welke ambtelijke rechtspositionele regelingen van overeenkomstige toepassing zijn en bij wijziging van deze regelingen van toepassing zullen zijn, alsmede eventuele anders luidende of andere aanspraken.
Bijlage A Rechtspositie ombudsman 2014
Deze bijlage maakt deel uit van de Gemeenschappelijke Regeling gezamenlijke ombudsman metropool Amsterdam.
Artikel 2 Procedure wijziging rechtspositie ombudsman
Wijzigingen in de NRGA en de uitvoeringsvoorschriften ter uitvoering daarvan zijn niet dan na een daartoe strekkend besluit van de raad van de gemeente Amsterdam op de ombudsman van toepassing.
De verantwoordelijkheid voor het tijdig melden van wijzigingen in de NRGA en de voorschriften ter uitvoering daarvan ligt bij de raadsgriffier van de gemeente Amsterdam. Na ontvangst van een melding bepaalt de commissie voor de raadsorganen of de wijzigingen onverkort voor de ombudsman zouden moeten gelden.
Alleen als de commissie voor de raadsorganen van oordeel is dat de wijzigingen ook voor de ombudsman zouden moeten gelden, legt de commissie voor de raadsorganen de wijzigingen binnen twee maanden na ontvangst van de melding gemotiveerd voor aan de raad. Het is uiteindelijk de raad van de gemeente Amsterdam die beslist of de wijzigingen van de NRGA ook voor de ombudsman gelden.
Het vereiste voor aanstelling van artikel 2.7, eerste lid, aanhef en onder a, van de NRGA (verklaring omtrent gedrag) is op de te benoemen kandidaat-ombudsman van toepassing, tenzij de voordracht een herbenoeming betreft van de laatstelijk benoemde ombudsman. De benoeming vindt niet plaats als geen verklaring wordt afgegeven.
Indien een kandidaat reiskosten heeft gemaakt ter zake van het gevolg geven aan een door of vanwege de raden uitgegane uitnodiging voor een gesprek, dan wel vanwege onderzoeken ter beoordeling van de geschiktheid voor het ambt, worden deze kosten vergoed overeenkomstig artikel 17, vierde lid, van de NRGA.
De raad van de gemeente Amsterdam kan bij de beslissing waarbij de ombudsman op non-activiteit wordt gesteld, bepalen dat tijdens de duur van de non-activiteit geen bezoldiging of slechts een gedeelte van de bezoldiging wordt genoten, in het laatste geval onder aanwijzing van het gedeelte dat zal worden genoten.
De ombudsman heeft aanspraak op een eindejaarsuitkering overeenkomstig de artikelen 3.18 en 3.19 van de NRGA.
Artikel 6 Vakantie, vakantie-uitkering en verlof
De ombudsman is verplicht tot terugbetaling van de bezoldiging over de uren waarop hem ouderschapsverlof is verleend als hij tijdens het ouderschapsverlof of binnen zes maanden nadat hij gebruik heeft gemaakt van het ouderschapsverlof wordt ontslagen op één van de gronden als bedoeld in artikel 81q, derde lid, aanhef en onder a, c, d, e en f, van de Gemeentewet.
Artikel 8 Vergoedingen en tegemoetkomingen
Ten aanzien van de tegemoetkoming van de in redelijkheid gemaakte reis- en verblijfskosten voor buitenlandse dienstreizen is artikel 11.11 van de NRGA en de Richtlijn voor buitenlandse werkbezoeken voor ambtenaren van gemeentelijke diensten en bedrijven van Amsterdam van 7 februari 2011 van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat een buitenlandse dienstreis vooraf ter goedkeuring aan de raad van de gemeente Amsterdam moet worden voorgelegd.
Indien de ombudsman wordt ontslagen op een van de gronden als bedoeld in artikel 81q, derde lid, aanhef en onder a, c, d, e en f, van de Gemeentewet, kan hij door de raad van de gemeente Amsterdam worden verplicht de overeenkomstig artikel 9.14 van de NRGA toegekende verhuiskostenvergoeding terug te betalen.
Op aanvraag wordt door het college aan de ombudsman voor de uitoefening van zijn ambt een personal computer met printer met scanfunctie, een laptop of een tablet, bijbehorende software en een smartphone in bruikleen ter beschikking gesteld. De voornoemde bedrijfsmiddelen worden verstrekt overeenkomstig de afspraken die hierover gelden binnen de Bestuursdienst van de gemeente Amsterdam.
Artikel 12 Herbenoeming en ontslag
Indien het ambt van gezamenlijke ombudsman metropool Amsterdam wordt opgeheven of indien de ombudsman na afloop van de termijn waarvoor de benoeming geldt niet wordt herbenoemd, anders dan op zijn verzoek, wordt hem, indien hij recht heeft op een uitkering krachtens de Werkloosheidswet en deze ook daadwerkelijk ontvangt, een uitkering toegekend overeenkomstig de artikelen 30a.8 tot en met 30a.18 van de NRGA.
Artikel 17 Uitvoeringsvoorschriften
Elke regeling, voorschrift en verordening ter uitvoering van de in deze regeling van toepassing verklaarde bepalingen uit de NRGA, is eveneens van toepassing op deze regeling.
Artikel 18 Nagelaten betrekkingen
Ten aanzien van de nagelaten betrekkingen van de ombudsman zijn de overeenkomstige bepalingen uit de NRGA van toepassing.
Toelichting bij 'Gemeenschappelijke regeling gezamenlijke ombudsman metropool Amsterdam'
De gemeenten Amsterdam, Almere, Diemen, Landsmeer, Waterland, Weesp en Zaanstad en Stadsregio Amsterdam en Veiligheidsregio Amsterdam-Amstelland maken al jaren gebruik van dezelfde Ombudsman. De Gemeentewet schrijft in artikel 81y jo. 81z voor dat een dergelijke samenwerking in de vorm van een gemeenschappelijke regeling kan worden geregeld. Deze verordening is gericht op het instellen van een gemeenschappelijk orgaan van de betreffende gemeenten, Stadsregio Amsterdam en Veiligheidsregio Amsterdam-Amstelland.
De gemeenschappelijke regeling is redelijk beperkt. De reden hiervoor is dat een groot aantal onderwerpen in titel 9.2 van de Algemene wet bestuursrecht, in hoofdstuk IVc van de Gemeentewet en in de Wet gemeenschappelijke regelingen zijn geregeld.
Dit betreft onder andere de volgende onderwerpen:
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
Dit artikel geeft definities. Waar in de tekst ‘raad’ of ‘gemeenteraad’ staat, dient daar ook ‘algemeen bestuur van de Stadsregio Amsterdam of Veiligheidsregio Amsterdam-Amstelland’ te worden gelezen. De Gemeentewet schrijft voor dat de Wet gemeenschappelijke regelingen (Wgr) kan worden toegepast voor samenwerking via een gezamenlijke ombudsman. Hierbij is bepaald dat de Wgr ten aanzien van gemeenschappelijke organen opgenomen bepalingen slechts van toepassing is voor zover de aard van de aan de ombudsman opgedragen taken zich daartegen niet verzet.
De commissie voor de raadsorganen van de gemeente Amsterdam is het eerste aanspreekpunt voor de ombudsman voor aangelegenheden die het bureau betreffen. Daarnaast heeft de commissie voor de raadsorganen een rol met betrekking tot de werkgeversaspecten ten aanzien van de functionaris ombudsman. De commissie voor de raadsorganen is ook het eerste aanspreekpunt voor de directeur Rekenkamer Metropool Amsterdam, de gemeenteaccountant (tevens directeur ACAM) en de raadsgriffier van de gemeente Amsterdam.
Artikel 3 Gemeenschappelijk orgaan
Er kan een gemeenschappelijk orgaan worden opgericht door middel van een gemeenschappelijke regeling. In artikel 81z van de Gemeentewet wordt ook verwezen naar de Wgr waarbij aangegeven wordt dat de bepalingen slechts van toepassing zijn voorzover de aard van de aan de ombudsman opgedragen taken zich daartegen niet verzet. Het gemeenschappelijk orgaan is genaamd Gezamenlijke Ombudsman Metropool Amsterdam, maar kan ook anders worden aangeduid. Dit is bedoeld om in de communicatie met in het bijzonder de burger herkenbaar te zijn. Wanneer de Ombudsman bijvoorbeeld klachten behandelt in de gemeente Zaanstad, dan zal de benaming Gemeentelijke ombudsman Zaanstad worden gebruikt.
Artikel 4 Privaatrechtelijke rechtspersonen
De Ombudsman behandelt ook klachten over gedragingen van privaatrechtelijke rechtspersonen, die een voorheen gemeentelijke taak vervullen of mede vervullen voor één of meer van de raden. Het daartoe bevoegde bestuursorgaan moet daarbij hebben besloten dat de bevoegdheid van de ombudsman zich mede over hun gedragingen uitstrekt. In de gemeente Amsterdam zijn dit ten tijde van het opstellen van deze regeling in elk geval: NV Verzekeringsbedrijf Groot Amsterdam, Stichting Gemeentelijke Kredietbank, NV Zeedijk, Stadsmobiel BV, Stichting Amsterdams Historisch Museum, Waternet en Cition BV. Al deze rechtspersonen vervullen nog taken die onder de verantwoordelijkheid van de Gemeente Amsterdam vallen, waardoor het wenselijk is dat de Gemeentelijke Ombudsman de klachten over deze rechtspersonen kan behandelen.
Voor de overeenkomstige toepassing wordt onder bestuursorgaan mede verstaan een orgaan van de rechtspersoon en wordt een gedraging van een werknemer toegerekend aan het orgaan van de rechtspersoon onder wiens verantwoordelijkheid hij werkt.
Artikel 5 Toetreding en uittreding
Bij toetreding van een gemeente zorgen alle deelnemers ervoor dat er zo spoedig mogelijk een gelijkluidend besluit wordt genomen door de raden en de algemeen besturen van de regio’s. Toetreding van een nieuwe gemeente is in beginsel altijd mogelijk, maar slechts per 1 januari van enig jaar. Dit is wettelijk bepaald in artikel 81p van de Gemeentewet. Hetzelfde geldt voor uittreding, alleen mogelijk per 1 januari van enig jaar. Een besluit tot uittreding moet vóór 1 juli voorafgaande aan de datum van uittreding worden genomen (Gemeentewet). De reden daarvoor is dat het besluit tot uittreding vóór 1 juli moet zijn gemeld aan de Nationale Ombudsman..
Artikel 6 Wijziging en opheffing
Ook indien deze regeling dient te worden gewijzigd, zorgen de deelnemers ervoor dat dit op zo spoedig mogelijke termijn gebeurt.
De regeling wordt opgeheven als de gemeente Amsterdam uittreedt, omdat het personeel van het bureau in dienst is van de gemeente Amsterdam, het bureau in de gemeente Amsterdam gevestigd is, etc. Bij uittreding van de gemeenteraad van Amsterdam, komen al deze zaken ook te vervallen.
Bij uittreding van alle gemeenten behalve Amsterdam heeft de gemeenschappelijke regeling geen reden voor bestaan, voor een regeling zijn minimaal twee deelnemers vereist.
Artikel 7 Bureau van de gezamenlijke ombudsman
Het bureau van de Ombudsman is gevestigd in de gemeente Amsterdam en staat onder leiding van de ombudsman. De ambtenaren van het bureau worden aangesteld in dienst van de gemeente Amsterdam.
De Gemeentewet schrijft voor dat de ambtenaren van het bureau door het college moeten worden benoemd op voordracht van de ombudsman. In een apart besluit wordende rechtspositionele bevoegdheden ten aanzien van de ambtenaren van het bureau gemandateerd door het college van Amsterdam aan de ombudsman. Aan het mandaat zijn instructies en beperkingen verbonden. Deze instructies en beperkingen mogen niet in strijd zijn met de onafhankelijke taakuitoefening door de ombudsman. De ambtenaren van het bureau zijn verder ter zake van de inhoudelijke werkzaamheden uitsluitend verantwoording verschuldigd aan de Ombudsman. Het college mag bovendien aan deze ambtenaren geen andere werkzaamheden opdragen.
De rechtspositieregeling van de gemeente Amsterdam (NRGA) is rechtstreeks van toepassing op de ambtenaren werkzaam bij de Ombudsman. Wanneer de NRGA wordt gewijzigd, dan zijn deze wijzigingen automatisch van toepassing op deze groep medewerkers.
Voor wat betreft de overige bedrijfsvoeringsaspecten die het bureau van de ombudsman aangaan, geldt dat de ombudsman verschillende bevoegdheden op basis van mandaat, machtiging en volmacht verkrijgt van het college. Bij de uitoefening van die bevoegdheden is de ombudsman gehouden aan de gemeentebrede spelregels zoals die onder meer gelden voor huisvesting, ICT, communicatiemiddelen enz.
Bij de ombudsman komen allerlei vragen, verzoeken en klachten binnen. Sommige hiervan vragen om (uitgebreid) onderzoek. De verzoeken die de ombudsman in dit verband aan bestuursorganen richt, dienen binnen een maand te worden beantwoord. Het bureau van de ombudsman heeft vaak echter ook te maken met simpele, feitelijke vragen waar geen verdergaand onderzoek voor nodig lijkt te zijn. De verzoeken om informatie die de ombudsman (of het bureau van de ombudsman) in dit verband doet, dienen binnen een week beantwoord te worden.
De ombudsman kan het bestuursorgaan verzoeken om de uitvoering van een bepaald besluit of regeling op te schorten als er sprake lijkt te zijn van direct dreigende maatregelen. Dit is bijvoorbeeld het geval bij dreigende ontruiming, invordering van bedragen en fatale termijnen. De ombudsman kan het bestuursorgaan ook verzoeken om een ‘concrete voorziening’. Ook hierbij dient het weer te gaan om dringende gevallen die spoed behoeven. Hierbij kan het gaan om broodnood of een verzoek om een voorschot van een uitkering, etcetera. In deze spoedeisende gevallen reageert het betrokken bestuursorgaan per ommegaande op het verzoek van de ombudsman.
Het bestuursorgaan deelt de ombudsman mee op welke wijze aan de aanbevelingen gevolg zal worden gegeven. In de praktijk is het zo dat indien het bestuursorgaan geen gevolg wil geven aan de aanbevelingen van de ombudsman, het rapport geagendeerd wordt voor bespreking in de raadscommissie.
Artikel 10 Jaarverslag en artikel 11 Overleg
Overeenkomstig artikel 10, vierde lid, van de Wgr regelt deze regeling dat de ombudsman bevoegd is tot de behandeling van verzoekschriften als bedoeld in artikel 9:18, eerste lid, Awb.
Volgens artikel 34 van de Wgr wordt de begroting door het algemeen bestuur van het gemeenschappelijk orgaan vastgesteld. In dit geval is er geen bestuur, wel samenwerkende raden. Nu het bureau van de ombudsman in Amsterdam gevestigd is en de medewerkers in dienst zijn van de gemeente Amsterdam, ligt het voor de hand om mandaat te verlenen aan de raad van de gemeente Amsterdam om de begroting te laten vaststellen. Dit is voorheen ook altijd zo gegaan, maar nu wordt dit expliciet vastgelegd.
Met het vaststellen van de begroting wordt niet de hoogte van de bijdrage van de deelnemers aan de regeling vastgesteld. Met andere woorden de begroting wordt vastgesteld aan de hand van de door de raden ter beschikking gestelde financiële middelen.
De datum in deze bepaling is gebaseerd op artikel 34 Wgr.
Artikel 13 Bijdragen deelnemende gemeenten
De bijdrage van de deelnemende gemeente is gebaseerd op de reeds bestaande financiële afspraken tussen de gemeenten en de ombudsman. De bijdrage van de gemeente Amsterdam is gebaseerd op de begroting 2013.
Door het vaststellen van de gemeenschappelijke regeling verbinden alle deelnemende gemeente zich voor de in de in dit artikel en Bijlage B genoemde bedragen. Ook verbinden zij zich aan de nominale indexatie. De jaarlijkse bijdrage van een deelnemende gemeente kan verder uitsluitend op basis van een verzoek van die gemeente worden aangepast. Wanneer dat verzoek een verhoging betreft van de jaarlijkse bijdrage, dan kan dat verzoek worden gericht aan de gemeenteraad van de gemeente Amsterdam. De gemeenteraad van de gemeente Amsterdam is in dat geval gemandateerd om de verhoging in Bijlage B op te nemen. Een verzoek tot verlaging van de jaarlijkse bijdrage zal bij het gemeenschappelijk orgaan (alle deelnemende gemeente) moeten worden ingediend waarna alleen met instemming van alle deelnemende gemeente de bijdrage wordt verlaagd.
De bijdrage van de deelnemende gemeenten, met uitzondering van de gemeente Amsterdam, is vastgelegd per gemeente op basis van een vast aantal door de Ombudsman te behandelen klachten per jaar. Worden er door de betreffende gemeente meer te behandelen klachten veroorzaakt, geldt er een naheffingstarief per klacht. Per gemeente zijn deze bedragen per jaar, het aantal klachten dat hiervoor door de Ombudsman wordt behandeld zonder naheffing en het tarief per klacht als naheffing in de bijlage Y opgenomen.
De bijdrage van de gemeente Amsterdam bedraagt € 1.954.352 (in 2014 incidenteel € 2.004.352) en kan hoger zijn voor zover er een hogere begroting voor de Ombudsman wordt vastgesteld (zie bepaling Begroting) door bijvoorbeeld een door de Gemeente Amsterdam veroorzaakte verwachting van meer te behandelen klachten.
Zie toelichting artikel 12. Hetzelfde geldt voor de jaarrekening. Ook hiervoor wordt verwezen naar artikel 34 van de Wgr.
Artikel 19 Inwerkingtreding en evaluatie
Ingevolge artikel 81p van de Gemeentewet kan een gemeentelijke ombudsman alleen per 1 januari van enig jaar worden ingesteld en beëindigd.