Organisatie | Vervoerregio Amsterdam |
---|---|
Organisatietype | Regionaal samenwerkingsorgaan |
Officiële naam regeling | Gemeenschappelijke regeling Vervoerregio Amsterdam |
Citeertitel | Gemeenschappelijke regeling Vervoerregio Amsterdam |
Vastgesteld door | algemeen bestuur |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Geen
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2019 | 01-01-2017 | Wijziging naar aanleiding van de naamswijziging van de Stadsregio Amsterdam naar Vervoerregio Amsterdam met ingang van 1 januari 2017 & wijziging bepalingen in Hoofdstuk X (10e wijziging GR) | 07-03-2017 | - | |
22-09-2016 | 01-01-2016 | 01-01-2017 | Wijziging naar aanleiding van de samenvoeging van de gemeenten Zeevang en Edam-Volendam met ingang van 1 januari 2016 en aanpassing als gevolg van het vervallen van de voormalige plus-taken (9e wijziging GR) | 15-03-2016 Officiële bekendmakingen van de 15 deelnemende gemeenten | - |
18-12-2015 | 01-01-2015 | 01-01-2016 | Wijziging naar aanleiding van de afschaffing van de plusregio's met ingang van 1 januari 2015 (8e wijziging GR) | 02-04-2015 Officiële bekendmakingen van de 16 deelnemende gemeenten | - |
29-05-2014 | 01-01-2015 | Nieuwe regeling | 04-03-2014 Officiële bekendmakingen van de 16 deelnemende gemeenten | Onbekend |
Waar in deze regeling artikelen van de Gemeentewet of van enige andere wet of wettelijke regeling van overeenkomstige toepassing worden verklaard, komen in die artikelen in de plaats van "de gemeente", "de raad", "het college", en "de burgemeester", onderscheidenlijk: de Vervoerregio Amsterdam, de regioraad, het dagelijks bestuur en de voorzitter.
Ter behartiging van het in artikel 4 genoemde belang, alsmede ter uitvoering van de wet en daarop berustende wettelijke (uitvoerings-)maatregelen, is de Vervoerregio Amsterdam bevoegd tot:
De taken, als bedoeld in artikel 5, onder a, houden het volgende in:
De regioraad stelt een regionaal verkeers- en vervoersplan vast, dat met het oog op de bevordering van de bereikbaarheid en de leefbaarheid richting geeft aan de door het dagelijks bestuur te nemen beslissingen inzake verkeer en vervoer en op grond waarvan het dagelijks bestuur aan de deelnemende gemeenten aanwijzingen kan geven met betrekking tot het door die gemeenten terzake te voeren beleid.
De Vervoerregio Amsterdam draagt ter uitvoering van het regionaal verkeers- en vervoersplan zorg voor de verwerving en verdeling van rijksmiddelen op grond van de wet, de Wet personenvervoer 2000 en de Wet en het Besluit Infrastructuurfonds en andere wettelijke regelingen, zoals bepaald in het Besluit Vervoerregio.
Voor zover een op grond van dit artikel vastgestelde verordening voorziet in hetzelfde onderwerp als een verordening van een deelnemende gemeente, regelt eerstbedoelde verordening de onderlinge verhouding. De regioraad kan daarbij bepalen, dat de verordening van een deelnemende gemeente voor het hele gebied, danwel voor een gedeelte daarvan geheel of gedeeltelijk ophoudt te gelden.
Voor de behartiging van het in artikel 4 genoemde belang is het dagelijks bestuur bevoegd tot:
De bestuursorganen van de Vervoerregio Amsterdam kunnen de uitoefening van bevoegdheden als bedoeld in hoofdstuk IV, paragraaf 2 van de regeling voor het gebied van een of meer gemeenten opdragen aan de bestuursorganen van een of meer deelnemende gemeenten, indien dit in het belang is van een verbetering van de praktijk van de uitoefening van die bevoegdheden en voor zover die bevoegdheden zich naar hun aard en schaal daartoe lenen en die bestuursorganen daarmee instemmen.
De Vervoerregio Amsterdam kan deelnemen aan gemeenschappelijke regelingen, als bedoeld in de artikelen 93 en 96 van de wet.
Ter uitvoering van de taken en bevoegdheden, die bij of krachtens de wet, algemene maatregel van bestuur, dan wel deze regeling aan de Vervoerregio Amsterdam zijn opgedragen, heeft het Dagelijks Bestuur de bevoegdheid tot toepassing van bestuursdwang, overeenkomstig Titel III, hoofdstuk VIII, paragraaf 4, van de Gemeentewet en hoofdstuk 5 Algemene wet bestuursrecht.
Bij het opstellen van een ontwerp van een plan pleegt het dagelijks bestuur, voor zover daarvoor geen andere wettelijke voorschriften gelden, overleg met de colleges van burgemeester en wethouders van de deelnemende gemeenten en met daarvoor in aanmerking komende besturen, instellingen, diensten en personen en doet hiervan in een bijlage bij dit ontwerp verantwoording.
Paragraaf 1 De samenstelling van de regioraad
De leden, aangewezen door de raden van gemeenten met minder dan 20.000 inwoners, kunnen zich laten vervangen door een als zodanig door de raad van de desbetreffende gemeente, gelijktijdig aangewezen plaatsvervangend lid. Op plaatsvervangende leden zijn de bepalingen van deze afdeling van overeenkomstige toepassing.
Het lidmaatschap van de regioraad is onverenigbaar met de betrekking van ambtenaar door of vanwege het bestuur van de Vervoerregio Amsterdam of van een gemeente aangesteld of daaraan ondergeschikt.
De raden van de deelnemende gemeenten bevorderen, dat de politieke representativiteit van de regioraad zoveel mogelijk overeenkomt met de politieke verhoudingen in het samenwerkingsgebied.
Indien de aanwijzing van een lid van de regioraad tussentijds niet meer in overeenstemming is met artikel 17, eerste lid, van de regeling wijst c.q. wijzen de raad c.q. de raden van de desbetreffende gemeente(n), zo spoedig mogelijk een nieuw lid aan.
Het lid, dat ter vervulling van een buiten de gewone tijd van aftreding opengevallen plaats tot lid van de regioraad is benoemd, treedt af op het tijdstip, waarop degene in wiens plaats het is benoemd, zou hebben moeten aftreden.
Onverminderd het bepaalde in artikel 20, derde lid, van de regeling eindigt het lidmaatschap van de regioraad eveneens op het moment van uittreding uit de gemeenschappelijke regeling van de gemeente die het lid vertegenwoordigt.
Onverminderd het bepaalde in artikel 22, tweede lid, van de wet vergadert de regioraad voorts zo dikwijls de voorzitter of het dagelijks bestuur dit nodig oordeelt, of wanneer tenminste tien leden van de regioraad zulks nodig achten. In het laatste geval wordt de vergadering gehouden binnen een maand nadat de met redenen omklede aanvraag daartoe de voorzitter heeft bereikt.
De leden van de regioraad kunnen een door de regioraad vast te stellen tegemoetkoming in de kosten en, voor zover zij niet de functie van wethouder, burgemeester, vervullen, een vergoeding voor hun werkzaamheden ontvangen. Bij de vaststelling van deze tegemoetkoming en vergoeding wordt het gestelde in artikel 21 van de wet in acht genomen.
Afdeling b Het dagelijks bestuur
Paragraaf 1 De samenstelling van het dagelijks bestuur
Het dagelijks bestuur bestaat uit de voorzitter van de regioraad en zes door de regioraad uit zijn midden aan te wijzen leden, met dien verstande dat:
Indien tussentijds een plaats in het dagelijks bestuur beschikbaar komt kiest de regioraad zo spoedig mogelijk een nieuw lid. Artikel 33 van de regeling is daarbij opnieuw van toepassing. Gaat het openvallen van een plaats in het dagelijks bestuur gepaard met het openvallen van een plaats in de regioraad, dan kan deze raad het kiezen van een nieuw lid in het dagelijks bestuur uitstellen totdat de opengevallen plaats in de regioraad weer zal zijn bezet.
Indien afwezigheid van een lid van het dagelijks bestuur van langdurige aard wordt verwacht, dan wel de voorzitter gedurende een naar verwachting langdurige termijn wordt vervangen op een wijze, bedoeld in artikel 42, derde lid, van de regeling kan de regioraad in de tijdelijke vervanging van dat lid c.q. van hem die de voorzitter vervangt voorzien.
De artikelen 22, 28, en 56 t/m 59 van de Gemeentewet zijn van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat bij staking van stemmen anders dan over personen voor het doen van benoemingen, voordrachten of aanbevelingen, de voorzitter geen doorslaggevende stem heeft. In dat geval is artikel 32 van de Gemeentewet van toepassing.
Paragraaf 4 De taken en bevoegdheden van het dagelijks bestuur
Aan het dagelijks bestuur is opgedragen:
het, binnen het raam van de door de regioraad vastgestelde formatie van het personeel van de Vervoerregio Amsterdam, benoemen c.q. te werk stellen op arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht en het schorsen en ontslaan van personeel in dienst van de Vervoerregio Amsterdam, een en ander behoudens het bepaalde in artikel 49 van de regeling en verder voor zover de regioraad zich de desbetreffende bevoegdheden niet heeft voorbehouden.
Hoofdstuk VI Commissies en portefeuillehoudersoverleg
Artikel 48 Portefeuillehoudersoverleg
Voor het in artikel 4 van de regeling genoemde belang en voorts voor daartoe door de regioraad te bepalen belangen, kan een overleg bestaan van portefeuillehouders van de deelnemende gemeenten en/of vertegenwoordigers van samenwerkingsverbanden van deelnemende gemeenten, genaamd: portefeuillehoudersoverleg.
Hoofdstuk VIII Uitbreiding belangen / verandering bestaande bevoegdheden / overdracht nieuwe gemeentelijke bevoegdheden
De voorstellen vermelden in elk geval voor welke gemeenten de overdrachtsregeling zal gelden, alsmede de wijze van kostenverdeling en bevat een bepaling over het al dan niet deelnemen aan stemmingen, voortvloeiende uit de overdrachtsregeling voor leden, afkomstig uit niet aan de overdrachtsregeling deelnemende gemeente(n).
Hoofdstuk X Financiële bepalingen
De deelnemende gemeenten waarborgen de betaling van rente en aflossing van de geldleningen, aan te gaan door de Vervoerregio Amsterdam voor de uitvoering van zijn taak, in verhouding tot het inwonertal op 1 januari van het dienstjaar waarin de geldlening wordt aangegaan (uitgedrukt in een veelvoud van duizend naar boven afgerond). Zodanige geldleningen mogen de geldgevers geen rendement geven dat hoger is dan het rendement van de geldleningen, welke tegelijkertijd worden aangeboden door de NV. Bank Nederlandse gemeenten.
Het dagelijks bestuur zendt de jaarstukken, vergezeld van een accountantsverklaring en een verslag van bevindingen zoals bedoeld in artikel 213 van de Gemeentewet, binnen twee weken na de vaststelling, doch in ieder geval voor 15 juli van het jaar volgend op het jaar waarop de jaarstukken betrekking hebben, aan gedeputeerde staten.
De regioraad beslist omtrent geschillen over de toepassing, in de ruimste zin, van de regeling, voorzover zij niet behoren tot die, vermeld in artikel 112, eerste lid, van de Grondwet of tot die, waarvan de beslissing krachtens artikel 112, tweede lid, van de Grondwet is opgedragen hetzij aan de rechterlijke macht, hetzij aan gerechten die niet tot de rechterlijke macht behoren. Artikel 28 van de wet is niet van toepassing.
Hangende het onderzoek van het geschil kan het besluit, dat onderwerp van het geschil uitmaakt, op verzoek van het belanghebbende bestuur door de regioraad worden geschorst op grond dat de uitvoering van het besluit voor dat bestuur een onevenredig nadeel met zich zou brengen in verhouding tot het door een onmiddellijke uitvoering van het besluit te dienen belang. Deze schorsing vervalt, zodra door de regioraad is beslist op het geschil of op een ander tijdstip, door de regioraad aangegeven bij de beslissing van het geschil.
Hoofdstuk XIII Toetreding, uittreding, wijziging en opheffing
Toetreding van gemeenten kan plaatsvinden op verzoek van de regioraad en op hun verzoek bij een besluit van de raad, het college van burgemeester en wethouders en de burgemeester van de desbetreffende gemeente, indien de raden, het college van burgemeester en wethouders en de burgemeesters van tenminste twee derden van het aantal deelnemende gemeenten het verzoek inwilligen.
Tenzij de regioraad een kortere termijn bepaalt, kan de uittreding niet eerder plaatsvinden dan tegen 31 december van het tweede kalenderjaar nadat de uittreding door besturen van de deelnemende gemeenten op de gebruikelijke wijze hebben zorg gedragen voor de bekendmaking, met inachtneming van de datum van ingang vermeld in het besluit.
Een wijziging is tot stand gekomen zodra de raden, de colleges en de burgemeesters van tenminste twee derden van het aantal deelnemende gemeenten, vertegenwoordigende tenminste twee derden van het aantal inwoners van het verzorgingsgebied op 1 januari van dat jaar, tot deze wijziging hebben besloten.
De regeling wordt opgeheven zodra de raden, de colleges van burgemeester en wethouders en de burgemeesters van tenminste twee derden van het aantal deelnemende gemeenten, vertegenwoordigende tenminste twee derden van het aantal inwoners van het samenwerkingsgebied op 1 januari van dat jaar, tot deze opheffing hebben besloten.