Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Nijkerk

Raadsbesluit delegatie en mandaat 2010

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Nijkerk
Officiële naam regelingRaadsbesluit delegatie en mandaat 2010
CiteertitelRaadsbesluit delegatie en mandaat 2010
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpalgemeen
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling treedt met terugwerkende kracht inwerking, met met uitzondering van onderdeel D van artikel 1, op 01-07-2008.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Gemeentewet, art. 156
  2. Algemene wet bestuursrecht, art. 10:21
  3. Wet ruimtelijke ordening, art. 3.10, lid 4
  4. Wet ruimtelijke ordening, art. 6.12, lid 3
  5. Algemene wet bestuursrecht, art. 10:3
  6. Algemene wet bestuursrecht, art. 10:4
  7. Algemene wet bestuursrecht, art. 10:9

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

21-10-201001-07-200814-02-2015aanhef, art. 1, 2, toelichting

23-09-2010

De Stad Nijkerk, 13-10-2010

2010-077
23-04-201001-07-2008nieuwe regeling

22-04-2010

[Geen], 22-4-2010

Rvs. 2010-035

Tekst van de regeling

De raad van de gemeente Nijkerk;

overwegende dat het gewenst is een aantal bevoegdheden van de raad te delegeren of mandateren aan andere bestuursorganen, commissies of functionarissen binnen de gemeente;

gelezen het college voorstel van 16 maart 2010;

gelet op de artikelen

  • -

    156 van de Gemeentewet

  • -

    10:21 van de Algemene wet bestuursrecht

  • -

    3.10, vierde lid, en 6.12, derde lid, van de Wet ruimtelijke ordening

  • -

    10:3, 10:4 en 10:9 van de Algemene wet bestuursrecht;

b e s l u i t:

Vast te stellen het volgende Raadsbesluit delegatie en mandaat 2010

Artikel 1 - Delegatie aan het college

De volgende bevoegdheden van de raad worden overgedragen aan het college:

  • a.

    De bevoegdheid om, ten behoeve van het trouwen op locatie, plaatsen aan te wijzen als ‘gemeentehuis’ als bedoeld in artikel 1:63 van het Burgerlijk Wetboek.

  • b.

    De bevoegdheid om te besluiten omtrent de toepassing van artikel 3.10, eerste lid, van de Wet ruimtelijke ordening (projectbesluit).

  • c.

    De bevoegdheid om te besluiten te nemen ter uitvoering van artikel 6.12, eerste en tweede lid van de Wet ruimtelijk ordening, met inachtneming van het derde lid van genoemd artikel.

Artikel 2 - Mandaat aan het college

Het college oefent namens de raad de bevoegdheid uit om aanvragen tot vaststelling van een bestemmingsplan af te wijzen, als bedoeld in artikel 3.9, tweede lid, van de Wet ruimtelijke ordening. Het college is bevoegd hiervan ondermandaat te verlenen.

Artikel 3 - Mandaat aan het fractievoorzittersoverleg

Het fractievoorzittersoverleg neemt namens de raad de volgende besluiten:

  • a.

    Toekenning van de erepenning in goud als bedoeld in artikel 4, derde lid, van de Verordening ereburgerschap en erepenningen Nijkerk. Dit mandaat is niet van toepassing bij gelijktijdige toekenning van het ereburgerschap als bedoeld in artikel 3 van genoemde verordening.

  • b.

    Vaststellen van de bedragen als bedoeld in artikel 13, derde lid, van de Verordening ambtelijke bijstand en fractieondersteuning. Deze besluiten worden openbaar bekendgemaakt door toezending aan de raad.

  • c.

    Het aanwijzen van personen die de werkgeverscommissie vormen ten behoeve van de griffie.

Artikel 4 - Mandaat aan de werkgeverscommissie

De werkgeverscommissie neemt namens de raad de volgende besluiten.

  • a.

    Rechtspositionele besluiten en handelingen ten aanzien van de griffier.

  • b.

    Beslissingen op bezwaar ten aanzien van de overige medewerkers van de griffie.

Artikel 5 - Mandaat aan de griffier

De griffier neemt namens de raad de volgende besluiten.

  • a.

    Alle rechtspositionele besluiten en handelingen m.b.t. het overige griffiepersoneel.

  • b.

    Het doen van uitgaven ten behoeve van of in verband met werkzaamheden voor de raad, binnen de daarvoor beschikbaar gestelde budgetten.

  • c.

    Besluiten ter uitvoering van de volgende artikelen van de Algemene wet bestuursrecht:

    • -

      2:3, 6:15 en 7:1a (doorzendplichten),

    • -

      4:5 en 4:6 (ontvankelijkheid c.q. buiten behandeling laten),

    • -

      4:13 tot en met 4:20, 7:10 en 7:14, met betrekking tot beslistermijnen en dwangsommen.

  • d.

    De uitvoering van de artikelen 4 tot en met 7 van de Wet openbaarheid van bestuur.

Artikel 6 - Slotbepaling

  • 1. Het Raadsbesluit delegatie en mandaat 2006 wordt ingetrokken, met dien verstand dat het college bevoegd blijft aanvragen en procedures af te handelen inzake artikel 19 lid WRO.

  • 2. Dit besluit brengt geen wijziging in de rechtsgeldigheid van besluiten die tot stand zijn gekomen met toepassing van een vorig delegatie- of mandaatbesluit.

  • 3. Dit besluit treedt in werking op de dag na de bekendmaking.

  • 4. Dit besluit kan worden aangehaald als: Raadsbesluit delegatie en mandaat 2010.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering

van de raad van de gemeente Nijkerk d.d.

22 april 2010,

de griffier, de voorzitter,

Mr. F.E. CONTANT. Mr. drs. G.D. RENKEMA.

Toelichting

ALGEMEEN

In het algemeen blijkt uit wetten en verordeningen welk bestuursorgaan bevoegd is om besluiten te nemen ter uitvoering van de betreffende regeling. Meestal is dat het college. Voor zover bestuursbevoegdheden bij de raad zijn neergelegd zijn de voorbereiding en uitvoering daarvan ingevolge artikel 160, van de Gemeentewet, opgedragen aan het college, tenzij de raad voor een andere procedure kiest.

Evenals in de raadsperiode 2006-2010 wordt om praktische redenen een aantal raadsbevoegdheden gedelegeerd of gemandateerd aan het college, het fractievoorzittersoverleg en de griffier.

Bij delegatie is sprake van overdracht van een bevoegdheid van (in dit geval) de raad aan een ander bestuursorgaan of aan een commissie, die de bevoegdheid vervolgens onder eigen verantwoordelijkheid uitvoert. Een dergelijke bevoegdhedenoverdracht aan een ambtenaar is niet mogelijk. Ten aanzien van gedelegeerde bevoegdheden kan de raad nog wel beleidsregels stellen, maar de uitvoering wordt de verantwoordelijkheid van (in dit geval) het college.

Bij mandaat blijft (in dit geval) de raad volledig bevoegd; alleen wordt aan een orgaan of functionaris de opdracht verstrekt de betreffende bevoegdheid namens de raad uit te voeren. De raad blijft dan ook bevoegd om in individuele gevallen zelf besluiten te nemen, bijvoorbeeld nadat een bezwaarschrift is ingediend. Beslissingen op bezwaar kunnen alleen worden gemandateerd aan functionarissen die niet bij de primaire besluitvorming betrokken waren.

Tenslotte moet voor de volledigheid nog een derde juridische figuur worden genoemd waarbij bevoegdheden kunnen worden overgedragen c.q. toegekend, namelijk attributie. Daarbij wijst de (gemeentelijke) wetgever in een wettelijke regeling (verordening) rechtstreeks bevoegdheden toe aan gemeentelijke functionarissen. Dergelijke functionarissen krijgen dan op het betreffende terrein alle bevoegdheden van een bestuursorgaan. De rol van het college wordt daarbij beperkt tot het benoemen van de juiste persoon voor de betreffende functie, en tot het vaststellen van werkinstructies.

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Artikel 1 - Delegatie aan het college

  • a.

    Trouwen op locatie

De bevoegdheid om plaatsen aan te wijzen voor ‘trouwen op locatie’ is sinds 2001 aan het college gedelegeerd.

  • b

    Wet ruimtelijke ordening: projectbesluit (artikel 3.10 Wro)

De artikelen 3.10 tot en met 3.12 van de Wet ruimtelijke ordening bevatten een regeling voor projectbesluiten. De raad is het bevoegde orgaan, maar mag de bevoegdheid delegeren aan het college. Deze artikelen zijn geldig tot en met 30 september 2010.

Met de invoering van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) per 1 oktober 2010 komt er een andere procedure voor o.a. het projectbesluit. In de nieuwe regeling wordt het college het bevoegd gezag voor de meeste vergunningen, waaronder vergunningen voor projecten die tot nu toe onder de regeling voor projectbesluiten vallen.

  • c.

    Wet ruimtelijke ordening: exploitatieplan (artikel 6.12 Wro)

Het besluit om al dan niet een exploitatieplan vast te stellen dient gelijktijdig te worden genomen met de vaststelling van een bestemmingsplan, een wijzigingsplan of een andere planologische maatregel die de realisering mogelijk maakt van een “bouwplan” als bedoeld in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening.

Uit jurisprudentie blijkt dat er een afzonderlijk delegatiebesluit nodig is om het college de bevoegdheid te verlenen om te besluiten omtrent het al dan niet vaststellen van een exploitatie­plan ten behoeve van een planologische maatregel die door het college wordt vastgesteld. Dit betreft met name de wijziging van een bestemmingsplan (Wro art 3.6, eerste lid, onderdeel a), het projectbesluit (Wro art. 3.10, eerste lid) en de daarvoor in de plaats tredende omgevingsvergunning (Wabo art. 2.1, eerste lid onderdeel c, in samenhang met art. 2.12, eerste lid, onderdeel a, ten 3°). De verplichting tot kostenverhaal (door een exploitatieplan vast te stellen of anderszins) betreft bouwplannen die in het Bro als volgt zijn omschreven.

Artikel 6.2.1 – Besluit ruimtelijke ordening

Als bouwplan als bedoeld in artikel 6.12, eerste lid, van de wet, wordt aangewezen een bouwplan voor:

  • a.

    de bouw van een of meer woningen;

  • b.

    de bouw van een of meer andere hoofdgebouwen;

  • c.

    de uitbreiding van een gebouw met ten minste 1000 m² of met een of meer woningen;

  • d.

    de verbouwing van een of meer aaneengesloten gebouwen die voor andere doeleinden in gebruik of ingericht waren, voor woondoeleinden, mits ten minste 10 woningen worden gerealiseerd;

  • e.

    de verbouwing van een of meer aaneengesloten gebouwen die voor andere doeleinden in gebruik of ingericht waren, voor detailhandel, dienstverlening, kantoor of horecadoeleinden, mits de cumulatieve oppervlakte van de nieuwe functies ten minste 1000 m² bedraagt;

  • f.

    de bouw van kassen met een oppervlakte van ten minste 1000 m².

Artikel 2 - Mandaat aan het college

Ruimtelijke ordening: aanvraag bestemmingsplannen of herzieningen

Een van de nieuwe elementen in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) die per 1 juli 2008 van kracht is geworden, is een aanvraagprocedure voor vaststelling of wijziging van bestemmingsplannen. Burgers kunnen de raad rechtstreeks vragen een (wijziging van een) bestemmingsplan tot stand te brengen. Delegatie van deze bevoegdheid aan het college is binnen het stelsel van de Wro niet mogelijk. Wel kan een onderdeel aan het college worden gemandateerd.

Nadat een aanvraag tot vaststelling/wijziging van een bestemmingsplan bij de raad is ingediend, moet ten eerste worden besloten of de aanvraag wordt afgewezen of wordt gehonoreerd. De procedure valt uiteen in twee delen.

  • a.

    Een afwijzend raadsbesluit moet binnen acht weken aan de aanvrager worden toegezonden. Tegen een dergelijke afwijzing kan bezwaar worden gemaakt en in een latere fase beroep worden ingesteld. Bezwaarschriften zullen ter advisering worden voorgelegd aan de commissie bezwaarschriften, waarna de raad in heroverweging alsnog op de aanvraag beslist.

  • b.

    Als de aanvraag wordt gehonoreerd is in het voortraject geen raadsbesluit nodig. Het college bereidt op de gebruikelijke wijze een bestemmingsplan voor, legt dat ter inzage en doet de raad een voorstel tot vaststelling. De gebruikelijke termijnen van de Wro zijn van toepassing; tegen het raadsbesluit tot vaststelling kan beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

    Een gedeelte van de procedure vermeld onder a, namelijk het afwijzend beslissen, mag aan het college worden gemandateerd. Gezien de beslistermijn van acht weken is het gewenst daartoe over te gaan. Het betreft namelijk een wettelijke beslistermijn en bij overschrijding daarvan heeft de aanvrager het recht een dwangsom te claimen.

Artikel 3 - Mandaat aan het fractievoorzittersoverleg

  • a.

    Erepenning

    De Verordening ereburgerschap en erepenningen Nijkerk kent drie mogelijke besluiten. Het toekennen van de erepenning in zilver is in de verordening aan het college gedelegeerd. Toekenning van de erepenning in goud en toekenning van het ereburgerschap blijft een bevoegdheid van de raad. Om praktische redenen is voorgesteld de toekenning van de erepenning in goud namens de raad te laten plaatsvinden door het fractievoorzittersoverleg. Toekenning van het ereburgerschap blijft ook feitelijk een raadsbesluit evenals een mogelijk combinatiebesluit waarbij het ereburgerschap wordt verleend in combinatie met de erepenning in goud.

  • b.

    Fractiebudget

    In artikel 13, derde lid, van de Verordening ambtelijke bijstand en fractieondersteuning is bepaald dat de raad diverse bedragen vaststelt waarop een fractie recht heeft. Dit gebeurt na afloop van het subsidiejaar op basis van de verantwoording door de fractie en het advies van de controller. Om praktische worden de bedragen namens de raad vastgesteld door het fractievoorzittersoverleg. Omdat de vergaderingen van het fractievoorzittersoverleg niet openbaar zijn en de controle op de middelen in het openbaar dient plaats te vinden is de bepaling opgenomen dat de raad schriftelijk van het besluit op de hoogte wordt gesteld.

  • c.

    Benoeming werkgeverscommissie

    De rol van werkgever voor het personeel van de griffie wordt ingevuld vanuit het fractievoorzittersoverleg. Dit overleg wuijst de personen aan die deze rol op zich nemen.

Artikel 4 - Mandaat aan de werkgeverscommissie

De rol van werkgever voor het personeel van de griffie wordt ingevuld vanuit het fractievoorzittersoverleg. Dit overleg wijst de personen aan die deze rol op zich nemen. Overigens is de griffier gemandateerd de meeste personeelsbeslissing te nemen voor andere medewerkers van de griffie, dit met uitzondering van de behandeling van bezwaarschriften personeelszaken. Deze bezwaarschriften kunnen worden afgedaan door de werkgeverscommissie.

Artikel 5 - Mandaat aan de griffier

De aan de griffier verleende mandaten komen overeen met soortgelijke mandaten die binnen de ambtelijke organisatie aan de afdelingsmanagers zijn verleend.

Artikel 6 - Slotbepaling

Voor de duidelijkheid wordt elke raadsperiode een delegatie- en mandaatbesluit genomen. Het vorige wordt dan ook ingetrokken. Een uitzondering geldt voor nog lopende procedures op basis van artikel 19 lid 1 van de per 1 juli 2008 ingetrokken Wet op de Ruimtelijke Ordening. Het oude delegatiebesluit blijft hierop van toepassing voor zolang dat nodig is.