Organisatie | Nijkerk |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Afstemmingsverordening IOAW en IOAZ |
Citeertitel | Afstemmingsverordening IOAW en IOAZ |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Deze regeling is vervangen door de Afstemmingsverordening IOAW en IOAZ 2013.
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
21-03-2013 | 21-03-2013 | intrekking | 28-02-2013 De Stad Nijkerk, 13-03-2013 | 2013-003B | |
14-10-2010 | 21-03-2013 | nieuwe regeling | 23-09-2010 De Stad Nijkerk, 6-10-2010 | Rvs. 2010-070/1 |
Artikel 2 Het verlagen van de uitkering
Als de belanghebbende naar het oordeel van het college de verplichtingen als bedoeld in artikel 13 IOAW/IOAZ of op grond van hoofdstuk III IOAW/IOAZ aan de uitkering verbonden verplichtingen anders dan de verplichting bedoeld in artikel 37 lid 1 sub c IOAZ – niet of onvoldoende nakomt wordt de uitkering overeenkomstig deze verordening verlaagd.
Artikel 4 Het besluit tot opleggen van een verlaging
In het besluit tot verlaging van de uitkering of bijzondere bijstand worden in ieder geval vermeld: de reden van de verlaging, de duur van de verlaging, het percentage waarmee de uitkering of bijzondere bijstand wordt verlaagd en – indien van toepassing – de reden om af te wijken van een standaardverlaging als bedoeld in artikel 7 van deze verordening.
Artikel 5 Afzien van verlaging van de uitkering
Het college ziet af van verlaging van de uitkering of bijzondere bijstand als de gedraging meer dan één jaar voor constatering van die gedraging heeft plaatsgevonden, tenzij de gedraging een schending van de inlichtingenplicht inhoudt en als gevolg van die gedraging ten onrechte uitkering of bijzondere bijstand is verleend. Verlaging van de uitkering of bijzondere bijstand wegens schending van de inlichtingenplicht vindt niet plaats na verloop van drie jaren nadat de betreffende gedraging heeft plaatsgevonden.
Als de gedraging een schending van de inlichtingenplicht betreft, ziet het college, onder het geven van een schriftelijke waarschuwing, af van een verlaging als die gedraging niet heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van een uitkering of bijzondere bijstand, tenzij het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting plaatsvindt binnen een periode van twee jaar te rekenen vanaf de datum waarop eerder aan de belanghebbende een schriftelijke waarschuwing is gegeven.
Artikel 6 Indeling in categorieën
Gedragingen van belanghebbenden die tot gevolg hebben dat de verplichtingen op grond van de artikelen 13 en 37 IOAW/IOAZ of op grond van artikel 30 c, tweede en derde lid van de Wet SUWI niet of onvoldoende zijn nagekomen, worden voor de toepassing van artikel 7 onderscheiden in de volgende categorieën:
het zich niet tijdig laten registreren als werkzoekende bij het UWV Werkbedrijf of het niet tijdig laten verlengen van de registratie;
het niet, niet tijdig of onvolledig nakomen van de inlichtingenverplichting op grond van artikel 13
IOAW/IOAZ of artikel 30c, tweede en derde lid Wet SUWI. Dit geldt eveneens als het niet nakomen
van de inlichtingenplicht pas na beëindiging van de uitkering wordt geconstateerd, tenzij na de
gedraging de volledige ten onrechte betaalde uitkering wordt teruggevorderd;
Artikel 7 De hoogte van de verlaging
Onverminderd artikel 2 lid 4 wordt de verlaging vastgesteld op:
Artikel 9 Samenloop van gedragingen
Indien een belanghebbende zich tegelijkertijd schuldig maakt aan verschillende gedragingen zoals genoemd in artikel 6, verlaagt het college de uitkering:
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering
van de raad van de gemeente Nijkerk d.d.
23 september 2010,
de griffier, de voorzitter,
de heer mr. F.E. Contant, de heer mr. drs. G.D. Renkema
Op 1 januari 2010 is de Wet bundeling van uitkeringen inkomensvoorzieningen aan gemeenten (de wet BUIG) in werking getreden. De Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW) en de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijke arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ) zijn hiermee gewijzigd. De gemeenteraad heeft de opdracht om per 1 juli 2010 bij verordening regels te stellen voor het bestrijden van het ten onrechte ontvangen van uitkering op grond van de IOAW of de IOAZ, alsmede van misbruik en oneigenlijk gebruik op grond van de IOAW of de IOAZ. Deze verordening geeft hier invulling aan.
De IOAW en de IOAZ bieden de mogelijkheid bij het niet voldoen aan een aantal verplichtingen de uitkering blijvend of voor onbepaalde tijd te weigeren. Hiermee heeft de wetgever aansluiting gezocht bij de verwijtbaarheidstoets van de WW alsook bij andere door het UWV uitgevoerde sociale verzekeringen. Het is echter wel uniek in het gemeentelijk domein van de sociale zekerheid, waarin de Wet werk en bijstand (WWB) en de Wet investeren in jongeren (WIJ) het sluitstuk zijn. Bij blijvende weigering van de uitkering kan de belanghebbende direct aankloppen voor een aanvulling van het inkomen tot het sociaal minimum in het kader van de WWB of WIJ. Dit vraagt om beoordeling op het recht op WWB of WIJ.
In deze verordening is gekozen voor zo veel mogelijk gelijkluidend beleid voor gelijksoortige verwijtbare gedragingen in het gemeentelijk domein.
Deze afstemmingsverordening IOAW/IOAZ is niet samengevoegd met de afstemmingsverordening WWB en WIJ mede omdat de grondslag voor de uitkeringen en een aantal verplichtingen verschillend zijn. Samenvoeging komt eveneens de leesbaarheid niet ten goede.
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
Een aantal omschrijvingen verdient enige extra aandacht.
Artikel 2 Het verlagen van de uitkering
In deze afstemmingsverordening zijn voor allerlei gedragingen, die een schending van de verplichtingen (inclusief de verplichting zich te onthouden van zeer ernstige misdragingen) betekenen, standaardverlagingen vastgesteld in de vorm van een (in principe) vaste procentuele verlaging van de uitkering. Afwijking van de standaardnorm kan zowel een verzwaring als een matiging betekenen.
Artikel 3 De berekeningsgrondslag
De verlaging wordt toegepast op de bruto uitkering.
In het geval bijzondere bijstand wordt verstrekt anders dan voor de kosten voor levensonderhoud (bijvoorbeeld woonkostentoeslag) kan het voorkomen dat de bijzondere bijstand er niet dan tot een lager bedrag zou zijn geweest, als belanghebbende geen afstemmingswaardige gedraging had gepleegd. Incidentele bijzondere bijstand kan met 100% worden verlaagd (artikel 6 lid 5 sub d). Bij periodieke bijzondere bijstand ligt het in de rede om de eerste maand te verlagen analoog aan de uitkering.
Artikel 4 Het besluit tot opleggen van een verlaging
Een besluit moet kenbaar zijn en deugdelijk gemotiveerd op grond van de Algemene wet bestuursrecht.
Artikel 5 Afzien van een verlaging van de uitkering
Dit artikel spreekt voor zich.
Artikel 6 Indeling in categorieën
De gedragingen die verband houden met het geen of onvoldoende medewerking verlenen aan het verkrijgen of behouden van algemeen geaccepteerde arbeid worden in vijf categorieën onderscheiden. Hierbij is de ernst van de gedraging het onderscheidend criterium. Een gedraging is ernstiger naarmate deze concretere gevolgen heeft voor het niet verkrijgen of behouden van betaalde arbeid.
Lid 4 sub a: Voor de IOAW is artikel 30c lid 2 en 3 niet van toepassing.
Lid 5 sub a: de IOAZ kent geen mogelijkheid om af te stemmen als de verplichting om algemeen geaccepteerde arbeid te aanvaarden niet wordt nagekomen. Het gaat om de verplichting genoemd in artikel 37 lid 1 sub c IOAZ; artikel 20 lid 1 IOAZ sluit afstemming uit.
Lid 5 sub d: Let op het verschil tussen artikel 20 lid 2 IOAW en artikel 20 lid 1 IOAZ. Alleen de IOAZ kent de mogelijkheid tot verlaging van de uitkering als belanghebbende tekortschietend besef van verantwoordelijkheid toont. De IOAW kent geen afstemming voor tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan anders dan onder lid 5 sub b, omdat uitgangspunt is dat afstemming al is gedaan door het UWV.
Lid 5 sub e: Onder de term “zeer ernstige misdragingen” kunnen diverse vormen van agressie worden verstaan, waarbij er wel sprake moet zijn van verwijtbaarheid en van gedrag dat in het normale menselijke verkeer in alle gevallen als onacceptabel kan worden beschouwd. De uitkering kan alleen worden verlaagd als er een verband bestaat tussen de ernstige gedraging en omstandigheden die verband houden met het uitvoeren van de IOAW en IOAZ. Er is in ieder geval sprake van een zeer ernstige misdraging jegens het college of zijn ambtenaren als belanghebbende de toegang tot het stadhuis wordt ontzegd, er aangifte wordt gedaan bij de politie of als door belanghebbende veroorzaakte schade op hem wordt verhaald.
Verlaging is niet mogelijk als een klant zich agressief heeft gedragen tegenover een medewerker van een andere organisatie, die belast is met de uitvoering van de IOAW of IOAZ. Het is misschien wel mogelijk om op andere gronden de uitkering te verlagen.
Artikel 7 De hoogte van de verlaging
Dit artikel spreekt voor zich.
Artikel 8 Ingangsdatum en duur
Verlaging van de uitkering kan in beginsel op drie manieren:
Het verlagen van de uitkering die in de nabije toekomst wordt verstrekt, is de gemakkelijkste methode. Er hoeft in dat geval niet overgegaan te worden tot herziening en terugvordering van de uitkering.
Wanneer het verlagen van de lopende uitkering niet mogelijk is, wordt bij bepaling van de hoogte van de verlaging uitgegaan van de norm zoals die gold ten tijde van de gedraging.
Wanneer een uitkering nog niet (volledig) is uitbetaald, wordt de verlaging in principe toegepast over de uitkering die nog moet worden uitbetaald.
In het geval dat de uitkering al is beëindigd, kan de verlaging met terugwerkende kracht worden uitgevoerd. In dat geval moet de uitkering wel worden herzien en teruggevorderd. Extra aandachtspunt bij afstemmen met terugwerkende kracht is de rechtszekerheid; er kan niet worden afgestemd over een periode die ligt vóór de gedraging. En indien de volledige uitkering vanaf het moment van de gedraging los van de afstemming al geheel wordt teruggevorderd, kan er natuurlijk
geen verlaging worden opgelegd. Een verlaging kan dan wel worden opgelegd bij eventuele terugkeer in de uitkering (uiteraard rekening houdend met artikel 5 lid 1).
Artikel 9 Samenloop van gedragingen
De regeling voor de samenloop van gedragingen heeft betrekking op verschillende gedragingen van een uitkeringsgerechtigde die (min of meer) gelijktijdig plaatsvinden en waartussen rechtstreeks verband bestaat met betrekking tot de gevolgen voor het recht op een de uitkering of de hoogte van de uitkering etcetera.
Dit artikel spreekt voor zich.