Organisatie | De Bilt |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Nadere regels uitwegen De Bilt 2010 |
Citeertitel | Nadere regels uitwegen De Bilt 2010 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
De beleidsregels uitwegverguningen gemeente De Bilt 2008, vastgesteld op 19 augustus 2008, zijn ingetrokken wanneer deze nadere regels in werking treden.
1.Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
21-10-2010 | 12-07-2012 | nieuwe regeling | 05-10-2010 Biltbuis20-10-2010 | cv29-06-2010 |
Nadere regels als bedoeld in artikel 2:12, lid 3 APV
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente De Bilt;
Overwegende dat de raad in zijn vergadering van 17 december 2009 een nieuw artikel 2:12 van de Algemene plaatselijke verordening gemeente De Bilt 2009 (hierna te noemen “verordening”) inzake het maken en veranderen van een uitweg heeft vastgesteld welk artikel op 1 januari 2010 in werking is getreden;
Dat op grond van artikel 2.12, lid 4 van de verordening ons college de bevoegdheid heeft tot het vaststellen van nadere regels ten aanzien van o.a. de situering, de breedte en het te gebruiken materiaal bij het aanleggen of veranderen van uitwegen;
Gelet op het bepaalde in artikel 156, lid 3 van de Gemeentewet en artikel 2.12, lid 4 van de verordening;
Vast te stellen de verordening nadere regels uitwegen De Bilt 2010:
Deze nadere regels gelden voor alle aan te leggen uitwegen naar wegen die bij de gemeente De Bilt in beheer zijn.
Artikel 4 Situering van de uitweg
Artikel 5 Aantal uitwegen per perceel
In afwijking van het bepaalde in het eerste lid kunnen meerdere uitwegen per perceel worden aangelegd wanneer:
het betreft uitwegen ten behoeve van de ontsluiting van percelen van bedrijven of grote wooncomplexen waarbij de verkeersdruk op het betrokken perceel beduidend hoger is dan op een perceel met een enkele woning (indicatie: enkele tientallen af- en aanrijdende auto’s per dag) of - indien één uitweg problemen geeft voor de verkeersveiligheid en de verkeersafwikkeling op het of nadelen heeft voor de bedrijfsvoering;
Artikel 6 Breedte van de uitweg
1 De breedte van de uitweg mag maximaal 3,50 m bedragen.
2.In afwijking van het bepaalde in het eerste lid mag een bredere uitweg worden aangelegd in verband met de noodzaak van bevoorrading door grotere motorvoertuigen wanneer in het meldingsformulier kan worden aangetoond dat een bredere uitweg ter plaatse noodzakelijk is voor een goede en veilige bereikbaarheid van het betrokken perceel, in dat geval wordt de uitweg niet breder uitgevoerd dan voor de bereikbaarheid van het perceel redelijkerwijs vereist is.
Artikel 7 Samenvoeging van uitwegen
Artikel 8 Aanpassing gemeentelijk eigendom
Artikel 10 Tijdelijke uitwegen
Deze nadere regels kunnen worden aangehaald als: “Nadere regels uitwegen gemeente De Bilt 2010”.
Aldus in de vergadering van 5 oktober 2010 vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders van De Bilt.
Toelichting nadere regels uitwegen gemeente De Bilt 2010
Artikel 2.12, lid 4 van de Algemene Plaatselijke Verordening 2009 dat op 1 januari 2010 in werking is getreden bepaalt dat burgemeester en wethouders nadere regels kunnen vaststellen ten aanzien van o.a. de situering, de breedte en het te gebruiken materiaal bij het aanleggen of veranderen van uitwegen op openbare wegen. Het gaat dan niet over openbare wegen in de gemeente De Bilt die in beheer zijn bij de provincie of het rijk.
Artikel 2:12 APV luidt als volgt:
aanzien van o.a. de situering, de breedte en het te gebruiken materiaal bij het aanleggen of
Een uitweg is een verbinding tussen particuliere percelen en de openbare weg. In principe geldt artikel 2.12 voor uitwegen die per motorvoertuig berijdbaar zijn, want doorgaans zal alleen in die gevallen strijdigheid kunnen optreden met de verkeersveiligheid, het gebruik van openbare parkeerplaatsen en aantasting van groenvoorzieiningen.
3.Behoefte aan nadere regels en wijze van bekendmaking
In de praktijk worden meldingen voor een uitweg gedaan waarvoor de wettelijke regeling zelf onvoldoende duidelijkheid is. Het doen van een melding is voldoende om het verbod in artikel 2.12 lid 1 APV buiten werking te stellen. Deze nadere regels gelden dan aanvullend en ter uitwerking van de APV. De melder van een uitweg is gebonden aan deze nadere regels. Indien de melding en deze nadere regels onvoldoende mogelijkheden geven tot de gewenste “sturing” van de aanlegger van de uitweg te komen kan het college op grond van artikel 2.12 lid 4 een verbod tot de feitelijke aanleg uitvaardigen eventueel kan dat een aanvullend verbod zijn.
Deze nadere regels zijn een uitwerking van de bepaling in de APV. Het zijn in tegenstelling tot beleidsregels algemeen verbindende voorschriften. Op grond van artikel 6.1 APV levert een overtreding van het bij of krachtens artikel 2.12 APVgestelde een geldboete op van de1e categorie. Overtreding van deze nadere regels is dus strafbaar krachtens artikel 6.1 APV vandaar dat in deze nadere regels geen afzonderlijke strafbepaling is opgenomen.
Naast het indienen van een melding moet diegene die de melding indient en verantwoordelijk is voor de aanleg van de uitweg ook rekening houden met deze nadere regels. Deze nadere regels worden dus aan het meldingsformulier gehecht en worden overigens overeenkomstig artikel 139 van de Gemeentewet op dezelfde wijze bekend gemaakt als algemeen verbindende voorschriften (de APV zelf).
Bij het beoordelen van meldingen moet altijd een belangenafweging tussen de voor- en nadelen van uitwegen worden gemaakt. Daarbij zijn zowel privé als algemene belangen aan de orde.
Een uitweg verhoogd de gebruikswaarde van een perceel, het biedt de betrokken gebruiker bepaalde voordelen.
Naast dit privébelang is er ook een algemeen belang bij een uitweg. Een uitweg biedt immers de mogelijkheid één of meerdere auto’s of caravans/aanhangers op eigen erf te parkeren/stallen, waarmee de openbare ruimte wordt ontlast.
Tegelijkertijd heeft een uitweg ook nadelen.
De groenvoorzieningen in de gemeente kunnen aangetast worden, bijvoorbeeld doordat een groene berm of plantsoen wordt doorsneden of doordat een uitweg direct ten koste gaat van een boom, dan wel indirect als de uitweg (te) dicht naast een boom uitkomt en wortelschade veroorzaakt. Dit geldt zowel het uiterlijk aanzien als de mogelijkheid van praktisch beheer.
De wegbeheerder kan erdoor in zijn mogelijkheden beperkt worden om de lichtpunten van de openbare verlichting op regelmatige afstanden te plaatsen c.q. te handhaven (regelmatige afstanden zijn vereist om aan eisen voor goede openbare verlichting voor wat betreft de gelijkmatigheid van de verlichting te voldoen).
Veel van deze nadelen kunnen ondervangen worden door het stellen van deze nadere regels, waarbij onder andere de exacte locatie en de maatvoering van de uitweg nader worden geregeld. Hoe dan ook moet beoordeeld en afgewogen worden of een concrete melding niet in strijd is met het gestelde bij of krachtens artikel 2.12 APV. Is er wel strijdigheid dan zal een verbod al dan niet voorwaardelijk door het college kunnen worden uitgevaardigd.
In veel gevallen kan melding van een eerste uitweg worden geaccepteerd, dat wil zeggen, wanneer sprake is van het samenvallen van privé- en algemeen belang èn er geen reden is voor een verbod op grond van artikel 2.12 APV.
De belangenafweging voor een tweede of derde uitweg zal veelal anders uitvallen. De privébelangen zijn doorgaans gelijk aan die bij een eerste uitweg, maar de nadelen wegen dan sterker omdat het privébelang veelal door de eerste uitweg al redelijk zal zijn bediend en een tweede uitweg relatief meer nadelen heeft voor het algemeen belang. Bij een tweede of derde uitweg zal dus minder vaak het algemeen belang samenvallen met het privébelang.
Bij de belangenafweging tussen het algemeen belang dat de gemeente moet bewaken en het privébelang van de rechthebbende zal als hoofdregel gelden dat het algemeen belang zwaarder weegt dan het privébelang.
Deze definitiebepalingen zijn nodig voor de interpretatie van de verordening.
Een bredere uitweg is bijvoorbeeld noodzakelijk in geval van bedrijven die bevoorraad worden door vrachtwagens en waar de toegang anders niet mogelijk is zonder bijzondere manoeuvres (steken, ver uithalen op de andere weghelft e.d.).
Bijvoorbeeld dat een stoep verlaagd of een berm verhard moet worden, dat een lantaarnpaal of een straatkolk verplaatst moet worden.