Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Rheden

Verordening loonkostensubsidie Participatiewet gemeente Rheden

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieRheden
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening loonkostensubsidie Participatiewet gemeente Rheden
CiteertitelVerordening loonkostensubsidie Participatiewet gemeente Rheden
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Participatiewet, art. 6, lid 2

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

24-06-2017Nieuwe regeling

30-05-2017

Elektronisch Gemeenteblad, 23-06-2017

Geen

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening loonkostensubsidie Participatiewet gemeente Rheden

De raad van de gemeente Rheden;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van d.d. 18 april 2017;

gelet op artikel 6, tweede lid van de Participatiewet;

b e s l u i t :

vast te stellen de Verordening loonkostensubsidie Participatiewet gemeente Rheden

Artikel 1 Begripsbepaling
  • 1.

    Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader zijn omschreven, hebben dezelfde betekenis als in de Participatiewet, de IOAW/IOAZ en de Algemene wet bestuursrecht.

  • 2.

    In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      college: het college van de gemeente Rheden;

    • b.

      minimumloon: het loon als genoemd in artikel 8 Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag.

Artikel 2 Vaststelling doelgroep loonkostensubsidie
  • 1.

    Het college stelt vast of een persoon behoort tot de doelgroep loonkostensubsidie.

  • 2.

    Hierbij neemt het college de volgende criteria in acht:

    • a.

      een persoon moet behoren tot de doelgroep zoals omschreven in artikel 7, eerste lid, onderdeel a van de Participatiewet, die persoon is niet in staat met voltijdse arbeid het wettelijk minimumloon te verdienen en die persoon heeft mogelijkheden tot arbeidsparticipatie; of

    • b

      een persoon moet behoren tot de doelgroep zoals omschreven in artikel 10d, tweede lid van de Participatiewet.

Artikel 3 Vaststelling loonwaarde

Voor de bepaling van de loonwaarde maakt het college gebruik van een loonwaardemethodiek die voldoet aan de minimumeisen voor de vaststelling van de loonwaarde die zijn neergelegd in de Regeling loonkostensubsidie Participatiewet. Het Uitvoerend werknemersinstituut (UWV) voert de loonwaardemetingen uit. Hierbij wordt rekening gehouden met de volgende kenmerken:

  • -

    de loonwaarde wordt gemeten op de werkplek;

  • -

    de loonwaardemeting wordt uitgevoerd door een onafhankelijk deskundige;

  • -

    de loonwaardemeting analyseert de mogelijkheden van de betrokkene en de vraag van de werkgever op basis van competenties, vaardigheden en functiespecifieke activiteiten;

  • -

    zowel de werkgever als de werknemer wordt betrokken bij de loonwaardemeting;

  • -

    de loonwaardemeting geeft zowel inzicht in de mate van productiviteit van de betrokkene als de begeleidingsbehoefte;

  • -

    de uitkomst van de loonwaardemeting geeft een advies over de hoogte van het percentage van de loonsom dat voor subsidie in aanmerking komt;

  • -

    de uitkomst van de loonwaardemeting geeft een advies over het ontwikkelperspectief van de werknemer en een termijn wanneer de loonwaarde opnieuw uitgevoerd zou moeten worden.

Artikel 4 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt de dag na bekendmaking in werking, onder gelijktijdige intrekking van de Verordening loonkostensubsidie Participatiewet gemeente Rheden.

Artikel 5 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening Loonkostensubsidie Participatiewet gemeente Rheden.

 

Vastgesteld bij raadsbesluit d.d. 30 mei 2017, nr. 14.

De Steeg, 30 mei 2017

De raad voornoemd,

voorzitter.

griffier.

Toelichting

Algemeen

Deze verordening geeft uitvoering aan artikel 6, tweede lid, van de Participatiewet. Overeenkomstig deze bepaling dient de gemeenteraad bij verordening regels vast te stellen over de doelgroep loonkostensubsidie en de loonwaarde. De regels dienen in ieder geval te bepalen:

  • -

    de wijze waarop wordt vastgesteld wie tot de doelgroep loonkostensubsidie behoort; en

  • -

    de wijze waarop de loonwaarde wordt vastgesteld.

 

In samenwerking met de deelnemende gemeenten in de arbeidsmarktregio Midden-Gelderland is een model en werkwijze rondom loonkostensubsidie binnen de Participatiewet vastgesteld. Uitgangspunt is dat zoveel mogelijk mensen met een verminderde productiviteit zoveel mogelijk werken bij reguliere werkgevers tegen het wettelijk minimumloon of het Cao-loon. Bij het ontwikkelen van het hieronder voorgestelde model is uitgegaan van de volgende uitgangspunten:

  • -

    het beperkte participatiebudget maakt selectieve inzet van loonkostensubsidie noodzakelijk;

  • -

    er wordt uitgegaan van de eigen verantwoordelijkheid van zowel de uitkeringsgerechtigde als de werkgever. De gemeente heeft een faciliterende en ondersteunende rol;

  • -

    een klantgerichte dienstverlening naar de werkgever staat voorop. Dit betekent o.a. dat de werkgever geen last mag hebben van bureaucratische rompslomp;

  • -

    er wordt uitgegaan van duurzame plaatsingen. Dit betekent dat een succesvolle match voorop staat;

  • -

    met de loonwaarde wordt bedoeld: ‘loonwaarde is de verhouding tussen de arbeidsprestatie en loonkosten van een onderzochte medewerker in relatie tot die van andere medewerkers met vergelijkbaar werk in een gangbare reguliere setting’.

 

Het college kan op verzoek of ambtshalve vaststellen wie tot de doelgroep loonkostensubsidie behoort (artikel 10c van de Participatiewet). Personen zoals bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a, van de Participatiewet die mogelijkheden tot arbeidsparticipatie hebben en van wie is vastgesteld dat zij met voltijdse arbeid niet in staat zijn tot het verdienen van het wettelijk minimumloon, behoren tot de doelgroep loonkostensubsidie (artikel 6, eerste lid, onderdeel e, van de Participatiewet).

 

Heeft het college vastgesteld dat een persoon behoort tot de doelgroep loonkostensubsidie en is een werkgever voornemens met die persoon een dienstbetrekking aan te gaan, dan stelt het college in beginsel de loonwaarde van die persoon vast (artikel 10d, eerste lid, van de Participatiewet). Hiervoor is geen aanvraag vereist. De vastgestelde loonwaarde legt het college vast in een beschikking waartegen zowel de betrokken persoon als diens (potentiële) werkgever bezwaar en beroep kunnen instellen.

 

De loonwaarde is een vastgesteld percentage van het rechtens geldende loon voor de door een persoon -die behoort tot de doelgroep loonkostensubsidie- verrichte arbeid in een functie naar evenredigheid van de arbeidsprestatie in die functie van een gemiddelde werknemer met een soortgelijke opleiding en ervaring, die niet tot de doelgroep loonkostensubsidie behoort (artikel 6, eerste lid, onderdeel g, van de Participatiewet). De werkgever ontvangt een loonkostensubsidie van de gemeente om het verschil tussen loonwaarde van de werknemer en het wettelijk minimumloon te compenseren.

 

De loonkostensubsidie zoals beschreven in deze verordening kan uitsluitend worden ingezet als de persoon in kwestie behoort tot de doelgroep loonkostensubsidie, als bedoeld in artikel 6, eerste lid, onderdeel e, van de Participatiewet: mensen met een arbeidsbeperking. Deze nieuwe vorm van loonkostensubsidie is niet per definitie tijdelijk, maar kan indien nodig voor een langere periode worden ingezet. Met dit instrument compenseert de gemeente werkgevers voor de verminderde productiviteit van de werknemer (zie Kamerstukken II 2013/14, 33 161, nr. 107, blz. 60).

 

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1 Begripsbepaling

Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader zijn omschreven, hebben dezelfde betekenis als in de Participatiewet, de IOAW/IOAZ, de Gemeentewet, de Algemene wet bestuursrecht en de Wet werk en Inkomen.

 

Artikel 2 Vaststelling doelgroep loonkostensubsidie

In artikel 10c van de Participatiewet is geregeld wanneer wordt vastgesteld of een persoon tot de doelgroep loonkostensubsidie behoort: op schriftelijke aanvraag of ambtshalve. Ambtshalve vaststelling is alleen mogelijk bij:

  • -

    personen die algemene bijstand ontvangen;

  • -

    personen als bedoeld in artikel 34a, vijfde lid, onderdeel b, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (hierna: WIA), artikel 35, vierde lid, onderdeel b, van de WIA en artikel 36, derde lid, onderdeel b, van de WIA tot het moment dat het inkomen uit arbeid in dienstbetrekking gedurende twee aaneengesloten jaren ten minste het minimumloon bedraagt en ten behoeve van die persoon in die twee jaren geen loonkostensubsidie als bedoeld in artikel 10d van de wet is verleend;

  • -

    personen als bedoeld in artikel 10, tweede lid, van de Participatiewet;

  • -

    personen met een uitkering op grond van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers; en

  • -

    personen met een uitkering op grond van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen.

 

Binnen de kaders van de wet is het aan de gemeente om vast te stellen op welke wijze zij bepalen of mensen tot de doelgroep loonkostensubsidie behoren en of loonkostensubsidie voor hen wordt ingezet (zie Kamerstukken II 2013/14, 33 161, nr. 107, blz. 62). In artikel 2, tweede lid, is vastgelegd welke criteria daarbij in acht genomen worden. Deze cumulatieve criteria zijn ontleend aan artikel 6, eerste lid, onderdeel e, van de Participatiewet. Daarin is immers wettelijk de doelgroep loonkostensubsidie vastgelegd.

 

Artikel 3 Vaststelling loonwaarde

Wanneer het college heeft vastgesteld dat een persoon tot de doelgroep loonkostensubsidie behoort en een werkgever voornemens is met die persoon een dienstbetrekking aan te gaan, dan stelt het college in beginsel de loonwaarde van die persoon vast (artikel 10d, eerste lid, van de Participatiewet). Hiervoor is geen aanvraag vereist. De vastgestelde loonwaarde legt het college vast in een beschikking waartegen zowel de betrokken persoon als diens (potentiële) werkgever bezwaar en beroep kunnen instellen. Als een dienstbetrekking tot stand komt, verleent het college loonkostensubsidie aan de werkgever met inachtneming van artikel 10d van de Participatiewet. De loonwaarde moet de prestatie van de potentiële werknemer weergeven. De loonwaarde wordt daarom vastgesteld op basis van tempo, kwaliteit en inzetbaarheid.

 

Toepassing van de loonkostensubsidie wordt via de volgende twee methodieken, die met de samenwerkende gemeenten in de arbeidsmarktregio Midden-Gelderland is afgesproken ten uitvoer gebracht:

  • 1.

    Toepassen (50%) forfaitaire loonkostensubsidie gedurende de eerste zes maanden dienstverbandIn deze methode is het mogelijk om in de eerste zes maanden een forfaitaire loonkostensubsidie van 50% toe te passen, voordat er een loonwaardemeting heeft plaatsgevonden (artikel 10b, lid 5 Participatiewet). Voordeel hiervan is dat de werkgever vooraf weet hoe hoog de loonkostensubsidie wordt en niet eerst de uitslag van de loonmeting hoeft af te wachten. Wanneer deze methode wordt toegepast, moet men rekening houden met de volgende twee voorwaarden:

    • a.

      uiterlijk in maand vier is het noodzakelijk om een loonwaardemeting aan te vragen en uit te laten voeren, omdat na zes maanden dienstverband de loonwaardemeting de hoogte van de loonkostensubsidie gaat bepalen. Dit geldt echter alleen indien het dienstverband langer doorloopt dan zes maanden;

    • b.

      bij keuze voor deze methode dient geen proefplaatsing ingezet te worden.

    Gezien methode 1, onderdeel b, is een uitzondering mogelijk bij contracten voor bepaalde tijd tot en met zes maanden. Bij deze contracten is namelijk geen proeftijd mogelijk en kan het Werkgevers Servicepunt (WSP) een proefplaatsing als alternatief hiervoor inzetten.

  • 2.

    Loonwaardemeting en proefplaatsing

    In deze methode is het wel gewenst om gebruik te maken van proefplaatsing. Deze optie heeft echter niet de voorkeur maar wordt wel ingezet wanneer de werkgever hier nadrukkelijk om verzoekt of omdat er vanuit het WSP/gemeenten goede redenen zijn om hier toch voor te kiezen.

     

De artikelen 4 en 5 behoeven geen verdere toelichting.