Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Rheden

Verordening Wet kinderopvang gemeente Rheden (Vko)

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieRheden
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening Wet kinderopvang gemeente Rheden (Vko)
CiteertitelVerordening Wet kinderopvang gemeente Rheden (Vko)
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen, art. 1.13
  2. Gemeentewet, art. 149

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

24-06-2017Nieuwe regeling

02-05-2017

Elektronisch Gemeenteblad, 23-06-2017

Geen

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening Wet kinderopvang gemeente Rheden (Vko)

De raad van de gemeente Rheden;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 14 maart 2017;

gelet op artikel 1.13 van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen, alsmede gelet op artikel 149 van de Gemeentewet;

overwegende dat het noodzakelijk is de verlening en de vaststelling van de tegemoetkoming van de gemeente in de kosten van kinderopvang bij een sociaal-medische indicatie (SMI) bij verordening te regelen;

b e s l u i t :

vast te stellen de Verordening Wet kinderopvang gemeente Rheden (Vko)

Artikel 1 Begripsbepalingen
  • 1.

    Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen.

  • 2.

    In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      het college: het college van burgemeester en wethouders;

    • b.

      de wet: de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen;

    • c.

      ouder(s)/verzorger(s): de ouder(s) of verzorger(s) van het kind voor wie de SMI wordt aangevraagd, hierna verder genoemd ‘de ouder’;

    • d.

      consultatieteam : onafhankelijk adviesorgaan, waarin professionals vanuit diverse disciplines (zowel met medische als met psychosociale expertise) zonder betrokken te zijn bij het gezin, de noodzaak van het inzetten van een plaatsing op de kinderopvang met een SMI beoordelen.

Artikel 2 Doelgroep sociaal-medische indicatie

Dit artikel is van toepassing op een ouder en het kind, die volgens de Gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens woonachtig zijn in de gemeente Rheden, en:

  • a.

    die tot de categorie personen behoort met een lichamelijke, zintuiglijke, verstandelijke of psychische beperking en voor wie op advies van het consultatieteam is vastgesteld dat een of meer van deze beperkingen kinderopvang noodzakelijk maken; of

  • b.

    ten aanzien van wie door een onafhankelijk indicatieorgaan is vastgesteld dat kinderopvang in het belang van een goede en gezonde ontwikkeling van dat kind noodzakelijk is.

Artikel 3 Te verstrekken gegevens bij de aanvraag
  • 1.

    Een aanvraag voor een SMI en/of tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang bevat:

    • a.

      naam, adres en burgerservicenummer van de ouder;

    • b.

      indien van toepassing: naam en burgerservicenummer van de partner en, indien dit een ander adres is dan het adres van de ouder, het adres van de partner;

    • c.

      naam, geboortedatum en burgerservicenummer van het kind of de kinderen waarop de aangevraagde tegemoetkoming betrekking heeft;

    • d.

      gegevens of een verwijzing naar gegevens waaruit blijkt dat de ouder behoort tot de groep personen als bedoeld in artikel 2a of voor wiens kind een SMI is afgegeven conform artikel 2b van deze verordening;

    • e.

      het nummer waaronder de kinderopvang geregistreerd staat in het Landelijk Register Kinderopvang;

    • f.

      het aantal dagdelen/uren kinderopvang dat nodig/wenselijk wordt geacht;

    • g.

      de aanvangsdatum van de opvang.

  • 2.

    De aanvraag wordt ondertekend door beide ouders. Indien de ouder een partner heeft, wordt de aanvraag mede ondertekend door de partner.

Artikel 4 Indicatieadvies

Ten behoeve van de vaststelling van de noodzakelijkheid van kinderopvang en de daarmee gepaard gaande tegemoetkoming op grond van een SMI wint het college advies in van een onafhankelijk orgaan die beschikt over adequate deskundigheid. Binnen de gemeente Rheden is dit het consultatieteam.

Artikel 5 Beslistermijn

Het college besluit over de aanvraag binnen twee weken na ontvangst van alle benodigde gegevens als bedoeld in artikel 3.

Artikel 6 Inhoud van de beschikking

Het besluit tot vaststelling van de noodzaak van kinderopvang op grond van een sociaal-medische indicatie en de daarmee gepaard gaande tegemoetkoming bevat in ieder geval:

  • a.

    naam, adres en burgerservicenummer van het kind of de kinderen waarop de aangevraagde tegemoetkoming betrekking heeft;

  • b.

    motivatie en de te bereiken doelstellingen;

  • c.

    de geldigheidsduur van de indicatie;

  • d.

    de omvang van de kinderopvang die noodzakelijk wordt geacht in dagdelen/uren;

  • e.

    de eigen bijdrage die op basis van de landelijk vastgestelde ouderbijdragetabel wordt gevraagd;

  • f.

    de wijze waarop de tegemoetkoming wordt uitbetaald;

  • g.

    de naam van de opvangorganisatie/gastouder;

  • h.

    de verplichtingen van de ouder.

Artikel 7 Weigeringsgronden

Het college weigert de indicatie en de bijbehorende tegemoetkoming van kinderopvang op grond van een SMI vast te stellen indien:

  • a.

    de ouder reeds een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang ontvangt of kan ontvangen;

  • b.

    de ouder of de partner niet behoort tot de personen als bedoeld in artikel 2 van deze verordening;

  • c.

    de ouder of de partner niet meewerkt aan het verkrijgen van een indicatieadvies zoals bedoeld in artikel 4 van deze verordening;

  • d.

    de ouder niet voldoet aan een of meer voorwaarden van de wet of deze verordening.

Artikel 8 Aanvraagtermijn

Een aanvraag voor een tegemoetkoming in de kosten van de kinderopvang kan gedurende het hele jaar worden ingediend. Een aanvraag kan niet met terugwerkende kracht worden ingediend. Dit betekent dat de inzet van kinderopvang voorafgaand aan een aanvraag voor eigen rekening van de ouder(s) komt.

Artikel 9 Ingangsdatum van de tegemoetkoming
  • 1.

    De ingangsdatum voor de tegemoetkoming wordt door het college bepaald. In principe is dit de datum waarop de aanvraag wordt gedaan.

  • 2.

    Als op deze datum nog geen kinderopvang plaatsvindt, wordt de tegemoetkoming verleend met ingang van de datum waarop de kinderopvang zal gaan plaatsvinden.

Artikel 10 De periode waarvoor de tegemoetkoming wordt verleend
  • 1.

    Afhankelijk van de situatie/noodzaak wordt de duur van de toekenning bepaald. Dit kan variëren van een paar weken tot maximaal een jaar.

  • 2.

    Bij het verlopen van de toekenning wordt opnieuw beoordeeld of eventuele verlenging noodzakelijk is, waarbij steeds met maximaal een jaar verlengd kan worden.

  • 3.

    In specifieke situaties kan van lid 1 en 2 worden afgeweken.

Artikel 11 Omvang van de kinderopvang

Het college verleent het aantal dagdelen die vanuit het onafhankelijk consultatieteam, in combinatie met het oordeel van de betrokken consulent uit het gebiedsteam, noodzakelijk wordt geacht. Gestreefd wordt om zoveel mogelijk de behoefte van de gezinsleden tegemoet te komen, het belang van het kind/de kinderen wordt daarbij voorop gezet.

Artikel 12 Betaling en vaststelling van de tegemoetkoming

De betaling geschiedt via maandelijkse facturen van de betreffende kinderopvangorganisatie of gastouder aan de houder van de betreffende organisatie.

Artikel 13 Inlichtingenplicht
  • 1.

    De ouder of de partner doet het college onmiddellijk na het bekend worden daarvan uit eigen beweging schriftelijk mededeling van gegevens die kunnen leiden tot de vaststelling van een lagere of hogere tegemoetkoming.

  • 2.

    De ouder of partner verstrekt desgevraagd aan het college, binnen een door het college te stellen redelijke termijn, alle gegevens van hem en zijn partner die voor de aanspraak op en de hoogte van de tegemoetkoming van de gemeente van belang zijn.

  • 3.

    Als door informatie van derden blijkt dat de ouder of partner onjuiste of onvolledige informatie heeft verstrekt die van invloed is op de hoogte van de tegemoetkoming, kan dit leiden tot terugvordering van de (volledige) tegemoetkoming.

Artikel 14 Nadere regels

Het college is bevoegd om nadere regels te stellen met betrekking tot de uitvoering van deze verordening.

Artikel 15 Hardheidsclausule

Het college kan, in bijzondere gevallen, een artikel of artikelen van deze verordening buiten toepassing laten of daarvan afwijken, voor zover toepassing gelet op het belang van de aanvrager leidt tot onbillijkheid van overwegende aard.

Artikel 16 Intrekking

De Verordening Wet kinderopvang gemeente Rheden 2011 wordt ingetrokken.

Artikel 17 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking de dag na publicatie.

Artikel 18 Citeertitel

De verordening wordt aangehaald als: Verordening Wet kinderopvang gemeente Rheden (Vko.).

 

Vastgesteld bij raadsbesluit d.d. 2 mei 2017, nr. 9.

De Steeg, 2 mei 2017

De raad voornoemd,

voorzitter.

griffier.

Toelichting Verordening Wet kinderopvang gemeente Rheden (vko)

Algemene toelichting

 

Deze verordening is zo opgezet dat deze geheel losstaat van de Algemene subsidieverordening. Het principe, dat de meest specifieke regeling voorrang krijgt boven de algemene regeling, is hier aan de orde. De Algemene subsidieverordening is daarom niet van toepassing op de verstrekking van tegemoetkomingen voor kinderopvang in het kader van de regeling SMI.

 

Hoofdlijnen van het proces van verstrekking van de tegemoetkomingen

 

In deze verordening worden de hoofdlijnen van het proces van verstrekking van de tegemoetkomingen door de gemeente vastgelegd. Daarbij zijn twee uitgangspunten gehanteerd. Het eerste uitgangspunt is dat de uitvoeringslasten voor zowel de gemeente als de aanvragers van de tegemoetkoming zo beperkt mogelijk moeten zijn. Het tweede uitgangspunt is dat de gemeentelijke uitgaven die gemoeid zijn met de verstrekking van de tegemoetkomingen zo goed mogelijk beheersbaar zijn.

 

Tegemoetkomingen voor de duur van een jaar

Een tegemoetkoming wordt in principe verstrekt voor de duur van één jaar. Dit betekent dat een tegemoetkoming elk jaar opnieuw moet worden aangevraagd. Uitzondering wordt gemaakt voor de gevallen waarin bij de aanvraag reeds duidelijk is dat de aanspraak op de tegemoetkoming beperkt is tot een bepaalde periode. Bijvoorbeeld wanneer voor bepaalde tijd een sociaal-medische indicatie is afgegeven, tot de datum waarop het kind naar de basisschool gaat of de basisschool verlaat.

 

Artikelsgewijze toelichting

 

Artikel 1 Begripsbepalingen

 

Dit artikel spreekt voor zich en behoeft geen nadere toelichting.

 

Artikel 2 Doelgroep sociaal-medische indicatie

 

Als er sprake is van een passende voorliggende voorziening uit de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen, is een aanvraag voor indicatie naar de noodzakelijkheid van kinderopvang op grond van sociaal-medische problematiek door de gemeente niet mogelijk.

 

Ouders doen voor een tegemoetkoming in de kosten van de kinderopvang in de eerste plaats een beroep op de tegemoetkomingen die de Belastingdienst verstrekt. Indien ouders hiervoor niet in aanmerking komen, kunnen zij in aanmerking komen voor een tegemoetkoming in de kosten vanuit de gemeente (peutersubsidie). Als dit qua uren te beperkt is en er sprake is van een lichamelijke, zintuigelijke, verstandelijke of psychische beperking bij henzelf of bij het kind kunnen zij op grond van SMI een tegemoetkoming in de kosten van de kinderopvang van de gemeente krijgen.

 

Artikel 3 Te verstrekken gegevens bij de aanvraag

 

De tegemoetkoming wordt door de ouder aangevraagd bij het college. Het moet dan gaan om het college van de gemeente waar de ouder woont. De aanvraag moet schriftelijk gebeuren (artikel 4:1 Awb). Onder een schriftelijke aanvraag wordt ook een aanvraag per e-mail verstaan.

Een aanvraag voor de toekenning van een sociaal-medische indicatie moet worden ingediend bij het college.

 

Een verhoging van de tegemoetkoming in verband met een uitbreiding van het aantal uren of dagdelen kinderopvang, zal ook moeten worden aangevraagd. Een verlaging van de tegemoetkoming in verband met een vermindering van de omvang van de kinderopvang hoeft niet te worden aangevraagd. De ouder moet hiervan wel onmiddellijk mededeling doen aan het college (artikel 13 van deze verordening).

 

Het kinderdagverblijf of de gastouder dat de kinderopvang gaat verzorgen, moet ingeschreven staan in het Landelijk Register Kinderopvang (artikel 1.5 lid 1 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen). Dit nummer moet bij de aanvraag vermeld worden. Ouders hebben alleen recht op een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang als deze geregistreerd is.

 

Artikel 3 lid 1 sub d bepaalt dat bij de aanvraag gegevens of een verwijzing naar gegevens wordt gevoegd waaruit blijkt dat de ouder behoort tot een gemeentelijke doelgroep. In een aantal gevallen kan de ouder volstaan met een verwijzing naar die gegevens omdat de gemeente al over de gegevens beschikt, bijvoorbeeld omdat men een uitkering van de gemeente ontvangt.

 

In artikel 3 lid 3 wordt bepaald dat indien de aanvrager een partner heeft, deze partner de aanvraag mede ondertekent. Deze bepaling is volledigheidshalve in de verordening opgenomen.

 

Artikel 4 Indicatieadvies

 

Voor het vaststellen van de noodzakelijkheid van de kinderopvang op grond van sociaal-medische redenen (de indicatie), wordt advies gevraagd aan een onafhankelijk indicatieorgaan. In de gemeente Rheden is dit het consultatieteam.

 

Artikel 5 Beslistermijn

 

Bij het bepalen van de beslistermijn dient rekening te worden gehouden met de tijd die gemoeid is met het uitbrengen van advies door het consultatieteam (artikel 1.12 lid 3 Wet kinderopvang).

De termijn waarbinnen het college een besluit moet nemen over de aanvraag van een tegemoetkoming geldt voor alle aanvragen voor een tegemoetkoming. Deze termijn geldt niet alleen voor nieuwe aanvragen, maar ook voor aanvragen die betrekking hebben op een voortzetting van een tegemoetkoming en voor aanvragen voor een hogere tegemoetkoming in verband met uitbreiding van de omvang van de kinderopvang. In de verordening is gekozen voor een beslistermijn van ten hoogste twee weken. Wel moet de juiste volgorde in acht worden genomen: eerst een onderzoekstermijn over de aanwezigheid van een sociaal-medische indicatie en vervolgens het besluit over de verlening van een tegemoetkoming (twee weken).

 

Het feit dat het college een termijn van twee weken heeft om te beslissen over een aanvraag voor een tegemoetkoming, wil uiteraard niet zeggen dat het college deze termijn ook in alle gevallen moet benutten. De gemeente streeft er naar de behandelingstermijn van aanvragen zo kort mogelijk te houden en met name aanvragen waar spoed geboden is direct af te handelen. Door middel van mandatering van de beslissingsbevoegdheid kan de besluitvorming worden versneld.

 

Artikel 6 Inhoud van de beschikking

 

Als de noodzaak van kinderopvang op grond van een sociaal-medische indicatie wordt vastgesteld, wordt in de beschikking aangegeven hoeveel dagdelen (en/of uren) kinderopvang noodzakelijk wordt geacht. Het besluit over de noodzakelijke omvang van de kinderopvang vormt de grondslag voor de aanvraag voor een tegemoetkoming van de gemeente. Bovendien moet in het besluit de geldigheidsduur van de indicatie worden vermeld. Deze verplichting staat in artikel 1.12 lid 4 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen. Het gaat om een geldigheidsduur voor maximaal een jaar. Daarna vindt een herindicatie plaats, waarvoor opnieuw een aanvraag via het consultatieteam wordt gedaan.

 

Artikel 7 Weigeringsgronden

 

Dit artikel bevat vier weigeringsgronden. De weigeringsgrond onder a geeft aan dat een gemeentelijke tegemoetkoming op grond van een sociaal-medische indicatie een vangnetvoorziening is. Alleen ouders die niet op grond van een andere bepaling in de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen aanspraak kunnen doen op een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang, kunnen aanspraak doen op een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang wegens een sociaal-medische noodzaak. Weigeringsgrond b geeft aan dat ouders onder de doelgroep voor een sociaal-medische indicatie moeten vallen. Hieruit vloeit weigeringsgrond c voort: het college kan alleen bepalen of ouders tot deze doelgroep behoren aan de hand van een onafhankelijk deskundig advies (arts van een onafhankelijk adviesorgaan). Ouders hebben zelf de verantwoordelijkheid hieraan mee te werken. Wanneer door toedoen van de ouders geen sociaal-medisch advies kan worden afgegeven en niet kan worden bepaald of ouders tot de doelgroep behoren, kan het college de aanvraag weigeren. Weigeringsgrond d kan vervolgens gelden bij specifieke voorkomende gevallen die niet onder a, b of c vallen. In artikel 4:35 Awb zijn ook een aantal gronden genoemd om de subsidieverlening te weigeren. Ook deze weigeringsgronden zijn van toepassing.

 

Artikel 8 Aanvraagtermijn

 

Een nieuwe aanvraag voor een tegemoetkoming in de kosten voor kinderopvang kan ieder moment gedurende het jaar worden ingediend.

 

Artikel 9 Ingangsdatum van de tegemoetkoming

 

Dit artikel bepaalt dat er in principe geen tegemoetkoming wordt verstrekt voor de kosten van kinderopvang die plaatsvindt voordat een aanvraag voor een tegemoetkoming bij de gemeente is ingediend. De ingangsdatum van de tegemoetkoming heeft betrekking op het moment van aanvraag.

De ingangsdatum van verstrekking van de tegemoetkoming is ook van toepassing op aanvragen voor uitbreiding van het aantal uren kinderopvang. De verhoogde tegemoetkoming wordt verstrekt vanaf het moment dat de aanvraag daarvoor is gedaan.

 

Artikel 10 De periode waarvoor de tegemoetkoming wordt verleend

 

De tegemoetkoming wordt voor maximaal een jaar verleend. Daarna wordt indien noodzakelijk of gewenst om de indicatie te verlengen opnieuw door het consultatieteam beoordeeld of dit noodzakelijk is, en voor welke omvang.

Het college kan de tegemoetkoming voor een andere periode (korter dan een jaar) vaststellen. Dit is bijvoorbeeld het geval als voor bepaalde tijd een sociaal-medische indicatie is afgegeven, bv. omdat het kind naar de basisschool gaat.

 

Artikel 11 Omvang van de kinderopvang

 

Voor de SMI-doelgroep wordt de inkomensafhankelijke eigen bijdrage door de gemeente alleen indien noodzakelijk gecompenseerd.

 

Artikel 12 Betaling en vaststelling van de tegemoetkoming

 

Bij de vaststelling van de tegemoetkoming wordt uitgegaan van de jaarlijks door het Rijk vastgestelde maximale uurprijs voor kinderopvang. Als een kinderopvangorganisatie een hoger tarief hanteert, is het verschil voor rekening van de ouder. Als een kinderopvangorganisatie een lager uurtarief hanteert, wordt daarmee gerekend.

 

Artikel 13 Inlichtingenplicht

 

De verplichtingen met betrekking tot de inlichtingenplicht staan omschreven in artikel 1.28 van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen beschreven.

 

Als een ouder de inlichtingenplicht schendt en als gevolg hiervan ten onrechte een tegemoetkoming heeft ontvangen of een te hoog bedrag, kan het college de beschikking tot het verlenen of tot het vaststellen van de tegemoetkoming intrekken of wijzigen en het teveel betaalde bedrag terugvorderen. Ook is mogelijk om in aanvulling hierop een bestuurlijke boete aan de betreffende ouder op te leggen.

 

Intrekken van de beschikking en terugvorderen van de tegemoetkoming

 

In artikel 4:48 en 4:49 Awb is geregeld op welke gronden een subsidie kan worden ingetrokken en teruggevorderd deze artikelen zijn van overeenkomstige toepassing op deze verordening.

 

Slotbepalingen

 

Artikel 14 Nadere regels

 

De uitvoering van de verordening ligt bij het college. Voor de juiste uitvoering van de verordening kan het noodzakelijk zijn dat nadere regels worden vastgesteld. Dit artikel geeft het college de bevoegdheid om dergelijke regels vast te stellen.

 

Artikel 15 tot en met 18

 

Deze artikelen spreken voor zich en behoeven geen nadere toelichting.