Organisatie | MijnGemeenteDichtbij |
---|---|
Organisatietype | Regionaal samenwerkingsorgaan |
Officiële naam regeling | Regeling ongewenste omgangsvormen en klachtenprocedure gemeenschappelijke regeling MijnGemeenteDichtbij |
Citeertitel | Regeling ongewenste omgangsvormen en klachtenprocedure MijnGemeenteDichtbij |
Vastgesteld door | dagelijks bestuur |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp | geen |
Geen
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
15-06-2017 | Nieuwe regeling | 11-04-2017 Intranet, 14-06-2017 | Onbekend |
Hoofdstuk I Werkingssfeer en begrippenkader
Voor de toepassing van deze regeling wordt verstaan onder:
Het dagelijks bestuur van de Gemeenschappelijke Regeling MijnGemeenteDichtbij.
De werknemer met een aanstelling of arbeidsovereenkomst naar Burgerlijk Recht bij MijnGemeenteDichtbij op grond van artikel 1:1 lid 1 sub a van de CAR-UWO.
De door de werkgever aangewezen persoon, die als (eerste) aanspreekpunt fungeert voor medewerkers die geconfronteerd zijn met ongewenste omgangsvormen c.q. ongewenst gedrag, hen begeleidt en adviseert. De regeling Vertrouwenspersoon MijnGemeenteDichtbij 2016, waarin de positie, rechten en faciliteiten van de vertrouwenspersoon zijn te vinden, ligt ten grondslag aan deze regeling.
Ongewenste omgangsvormen c.q. ongewenst gedrag:
Gedrag dat valt binnen de begrippen discriminatie, (seksuele) intimidatie zoals verwoord in artikel 1, 1 a en 2 van de Algemene wet gelijke behandeling en agressie geweld en pesten zoals bedoeld in de Arbowet artikel 3 lid 2 jo. artikel 1 lid 3 sub e en f.
Is een vorm van ongewenst gedrag op seksueel gebied. Seksistische opmerkingen, hinderlijk gedrag en het ongewenst betasten van iemand zijn voorbeelden hiervan. Leidend is vooral dat het gedrag een grens bij iemand overschrijdt en het gedrag daarmee als vijandig, vernederend of intimiderend wordt beschouwd.
Gedrag dat met de hoedanigheden of gedragingen, betrekking hebbend op het maken van onderscheid tussen personen op grond van godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht, nationaliteit, seksuele geaardheid, burgerlijke staat, leeftijd of handicap, verband houdt en dat tot doel of gevolg heeft dat de waardigheid van een persoon wordt aangetast.
Voorvallen waarbij een medewerker psychisch of fysiek wordt lastiggevallen, bedreigd of aangevallen onder omstandigheden die rechtstreeks verband houden met het verrichten van arbeid.
Pesten is het gedrag waarbij iemand herhaald en gedurende langere tijd door anderen bejegend wordt op manieren die leiden tot fysieke verwonding en/of psychisch lijden. Dit kan variëren van woordgrapjes tot structureel geweld en afpersing. In extreme gevallen kan het leiden tot zelfdoding van het slachtoffer.
Het zich wenden tot de vertrouwenspersoon of leidinggevende in verband met een confrontatie inzake ongewenste omgangsvormen c.q. ongewenst gedrag.
Het indienen van een schriftelijke klacht inzake ongewenste omgangsvormen c.q. ongewenst gedrag bij de Landelijke Klachtencommissie Ongewenst Gedrag voor de decentrale overheid.
De medewerker die zich in verband met een confrontatie inzake ongewenste omgangsvormen c.q. ongewenst gedrag tot de vertrouwenspersoon heeft gewend.
De medewerker die een klacht inzake ongewenste omgangsvormen c.q. ongewenst gedrag heeft ingediend bij de klachtencommissie.
De medewerker tegen wie een klacht inzake ongewenste omgangsvormen c.q. ongewenst gedrag is ingediend bij de klachtencommissie.
Medewerker of derde opgeroepen door de klachtencommissie met als doel nadere informatie te verstrekken omtrent een ingediende klacht.
De Landelijke Klachtencommissie Ongewenst Gedrag voor de decentrale overheid.
Hoofdstuk II Informele fase - Meldingsprocedure
De leidinggevende respectievelijk het lid van het Dagelijks Bestuur onderzoekt de melding en gaat in gesprek met melder en de medewerker op wiens gedrag de melding betrekking heeft. In voorkomende gevallen kan de leidinggevende respectievelijk het lid van het Dagelijks Bestuur zich laten bijstaan door een interne of externe deskundige. De melder kan zich laten bijstaan door de vertrouwens- of een andere (raads-)persoon. De medewerker op wiens gedrag de melding betrekking heeft kan zich laten bijstaan door een andere (raads-)persoon.
De leidinggevende adviseert binnen vier weken na ontvangst van de melding aan de directie over de wijze waarop de melding kan worden afgehandeld. In het geval als bedoeld in artikel 3, tweede lid, adviseert het lid van het Dagelijks Bestuur aan de directie van MijnGemeenteDichtbij. Het advies gaat vergezeld van een verslag van de bevindingen van de leidinggevende respectievelijk de het lid van het Dagelijks Bestuur. De melder en de medewerker op wiens gedrag de melding betrekking heeft krijgen een afschrift van het advies.