Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Diemen

Beleidsregels Jeughulp Diemen 2015 (versie maart 2017)

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieDiemen
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregels Jeughulp Diemen 2015 (versie maart 2017)
CiteertitelBeleidsregels Jeugdhulp Diemen 2015 (versie maart 2017)
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-03-201701-01-2018Onbekend

23-02-2017

Onbekend

Onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregels Jeughulp Diemen 2015 (versie maart 2017)

 

 

Beleidsregels jeugdhulp Diemen 2015

Versie 3 – maart 2017

Afdeling Samenleving

maart 2017

Inhoud

Inleiding 3

  • 1.

    Voorzieningen 6

    • 1.1.

      Algemene voorzieningen 6

    • 1.2.

      Maatwerkvoorzieningen 7

    • 1.3.

      Relatie passend onderwijs` 8

  • 2.

    Procedure 10

    2.1Toegang maatwerkvoorzieningen 10

  • 2.

    2 Melden hulpvraag of aanvraag maatwerkvoorziening 11

  • 2.

    3 Vooronderzoek en gesprek 12

  • 2.

    4 Verslag 12

  • 2.

    5 Advisering 12

  • 2.

    6 Inhoud beschikking 13

  • 3.

    Criteria voor maatwerkvoorzieningen 14

  • 3.

    1 Leeftijdsgrens en woonplaatsbeginsel 14

  • 3.

    2 Toekenning maatwerkvoorziening 14

  • 4.

    Regels voor persoonsgebonden budget 16

  • 4.

    1 Voorwaarden om in aanmerking te komen voor een PGB 16

  • 4.

    2 Voorlichting 17

  • 4.

    3 Eigen verantwoordelijkheden van de budgethouder 17

  • 4.

    4 Inzetten sociaal netwerk 17

  • 4.

    5 Hoogte PGB 17

  • 4.

    6 Intrekken PGB 18

  • 4.

    7 Trekkingsrecht 18

  • 5.

    Slotbepalingen 19

  • 5.

    1 Klachtenregeling 19

  • 5.

    2 Inwerkingtreding 19

Bijlage 1: gebruikelijke zorg 20

Bijlage 2: toelichting algemene voorzieningen 22

Bijlage 3: toelichting maatwerkvoorzieningen 24

Bijlage 4: toepassing woonplaatsbeginsel Jeugdwet 30

Inleiding

De Verordening jeugdhulp Diemen 2015 en de Beleidsregels jeugdhulp Diemen 2015 geven uitvoering aan de Jeugdwet. In de Jeugdwet wordt de verantwoordelijkheid van de gemeenten uitgebreid met de provinciale (geïndiceerde) jeugdzorg, de gesloten jeugdzorg, geestelijke gezondheidzorg voor kinderen en jongeren (jeugd-ggz), zorg voor jeugd met een licht verstandelijk beperking (jeugd-lvb), ggz in het kader van het jeugdstrafrecht (forensische zorg), jeugdbescherming en jeugdreclassering. In de verordening jeugdhulp Diemen staat opgenomen dat het college bij nadere regeling regels stelt met betrekking tot de voorwaarden voor toekenning, de wijze van beoordeling van en de afwegingsfactoren bij een maatwerkvoorziening. In deze beleidsregels wordt het proces van de toegang tot een maatwerkvoorziening vastgelegd. In september 2014 zijn de beleidsregels jeugdhulp Diemen 2015 vastgesteld. Het beleid en de uitvoering voor de jeugdhulp is nog volop in ontwikkeling. De beleidsregels jeugdhulp Diemen 2015 versie 3 zijn aangepast naar de nieuwste inzichten.

De jeugdwet en de verordening jeugdhulp Diemen leggen veel bevoegdheden bij het college. De uitvoering hiervan zal in de regel namens het college (in mandaat) door de jeugdconsulent gedaan worden.

Met de komst van de jeugdwet is het wettelijk recht op zorg vervangen door een jeugdhulpplicht. De aard en omvang van de benodigde ondersteuning wordt in beginsel door de gemeente, de wettelijk bepaalde verwijzers en door de gemeente gemandateerde verwijzers bepaald.

Daarnaast wordt met deze wet een omslag gemaakt naar een stelsel met een voorzieningenplicht, waarbij het gaat om wat je nodig hebt. Het doel van het jeugdzorgstelsel blijft echter onverminderd overeind: jeugdigen en ouders krijgen waar nodig tijdig bij hun situatie passende hulp, met als beoogd doel ervoor te zorgen de eigen kracht van de jeugdige en het zorgend en probleemoplossend vermogen van het gezin te versterken. Daarbij verwachten we dat ouders en jeugdigen zelf hun verantwoordelijkheid nemen. Waar nodig bieden we ondersteuning aan in de directe woon een leefomgeving, door te zorgen voor voldoende basisvoorzieningen, of wel algemene voorzieningen die vrij toegankelijk zijn. Indien er specialistische zorg (lees een maatwerkvoorziening) nodig is dan moet er sprake zijn van snelle en de juiste inzet van de jeugdhulp. Hulp die van goede kwaliteit is, die erop gericht is dat het gezin zoveel mogelijk zelf de regie te laten behouden en die goed wordt afgestemd als er sprake is van complexe gezinsproblemen. Ook wordt daarbij gekeken of en welke ondersteuning kan worden geboden door het sociaal netwerk.

De beleidsregels jeugdhulp zijn deels anders van opzet dan de beleidsregels die gelden bij de Participatiewet en de Wmo. De jeugdwet geeft ruimte om voorzieningen op basis van professionele analyse en diagnose te beoordelen en om die reden en het feit dat jeugdigen zich snel ontwikkelen is niet alles nodeloos vastgelegd in protocollen. De beleidsregels moeten ruimte bieden voor creatieve en innovatieve ideeën voor hulp die passen bij de situatie van de ouders en de jeugdige.

Hulpvragen van jeugdigen en ouders in het kader van de Jeugdwet komen via verschillende routes binnen. Er werken veel professionals in het voorveld die in het eerste contact en de eerste de ondersteuning vaak laagdrempelig kunnen bieden. Indien er meer hulp nodig is dan zijn er verschillende routes die ouders en jeugdigen kunnen volgen voor meer ondersteuning. Een aantal voorbeelden:

  • -

    Ouders met een kind dat tekenen van angst vertoont gaan voor advies bijvoorbeeld naar de huisarts, de ouder – en kindcoach op de basisschool, of de jeugdarts van de GGD. Vervolgens kan door de jeugdarts worden besloten door te verwijzen naar een psycholoog voor een nadere diagnose.

  • -

    Een gezin met problemen op meerdere gebieden (dagbesteding, financiën, huisvesting) en

zorgen voor hun autistisch kind zoeken via de ouder- en kindcoach contact met het Brede Hoed Team. Het gezin wordt vervolgens besproken in het casusoverleg van het Brede Hoed Team om de hulp af te stemmen, een casushouder aan te wijzen en het daarmee overzichtelijk te houden voor het gezin.

  • -

    Een ouder van een kind met een licht verstandelijke beperking komt via de brede hoed, bij de jeugdconsulent met de hulpvraag. De jeugdconsulent onderzoekt samen met de ouders en het kind welke ondersteuning nodig is, en stelt indien er een maatwerkvoorziening nodig is een beschikking op zodat de hulp kan worden ingezet.

  • -

    Een leerling van een basisschool heeft problemen met lezen. De leerkracht overlegt met de intern begeleider en er wordt ondersteuning op basis van het dyslexie-protocol voor de dreigende leesproblematiek ingezet. Deze ondersteuning blijkt niet voldoende, er is geen vooruitgang. De intern begeleider kan de leerling dan verwijzen naar een gecontracteerde dyslexie aanbieder voor een nader onderzoek en indien nodig behandeling van de stoornis.

In al deze gevallen wordt door de professional bekeken welke zorgen er zijn en welke ondersteuning nodig is. Indien er meer hulp nodig is kan die worden ingezet. De huisarts, jeugdarts en de medisch specialist mogen op basis van de wet direct verwijzen naar specialistische (maatwerk) voorzieningen. Dit zijn vooral verwijzingen naar de (basis) GGZ. Na een dergelijke verwijzing staat nog niet vast of en welke behandelvorm van jeugdhulp (dus bijvoorbeeld welke therapie) een jeugdige of zijn ouder precies nodig heeft.

Naast de professionals die in de jeugdwet kunnen verwijzen heeft Diemen een aantal andere professionals ook gemandateerd als verwijzer. Dit zijn is de ouder – en kindcoach 0 – 4 jaar, de ouder - en kindcoaches op de Diemense basisscholen , de intern begeleiders van de basisscholen voor dyslexie, de leden van het Brede Hoed Team en de jeugdconsulent van het team Wmo.

De bovenstaande voorbeelden maken duidelijk dat we voor de jeugd een goede samenwerking met de partners na streven. Het uitgangspunt is dat iedereen gebruik kan maken van algemene voorzieningen. Voor gezinnen met geen of verminderde regie en problemen op meerdere leefdomeinen wordt intensieve ondersteuning geboden door het Brede Hoed Team. Wanneer deze professionals constateren dat aanvullende hulp nodig is die zij zelf niet kunnen bieden, dan kunnen zij jeugdigen verwijzen naar een maatwerkvoorziening. Het is wel van belang dat er coördinatie is, als meerdere professionals kunnen verwijzen. Voorkomen moet worden dat er op meerdere plekken maatwerkvoorzieningen worden aangevraagd. De jeugdconsulent neemt in geval jeugdigen op meerdere plekken wordt verwezen contact op met de verwijzers.

1. Voorzieningen

Het is belangrijk dat Diemense kinderen zich kunnen ontwikkelen en veilig en gezond kunnen opgroeien. Gelukkig groeien vele jeugdigen ook zo op. Binnen het gezin, in de buurt, op de school en bij de sportvereniging in hun eigen context. Ouders zijn zelf verantwoordelijk voor de opvoeding en de meeste ouders lukt het heel goed om hun kinderen op te voeden. Ouders of andere huisgenoten bieden hun kinderen dagelijks zorg, dit is gebruikelijke zorg. Hiermee wordt bedoeld dat van ouders verwacht wordt dat ze hun kinderen bij de leeftijd passende ondersteuning bieden bij bijvoorbeeld het wassen, aankleden, eten en naar bed gaan maar ook dat het gebruikelijk is dat zij de kinderen tot een bepaalde leeftijd naar school en andere activiteiten brengen omdat het kind dit nog niet zelf kan.

Er zijn ook ouders die hulp nodig hebben of die zich zorgen maken over de ontwikkeling van hun kinderen. Een deel van deze ouders vindt een oplossing binnen het netwerk. Wanneer blijkt dat er geen oplossing kan worden gevonden op eigen kracht of met behulp van het netwerk, kunnen ouders en kinderen gebruik maken van de zogenaamde algemene voorzieningen zoals bijvoorbeeld opvoedondersteuning of een gesprek met de ouder - en kindcoach op school.

Niet alle problemen zijn met inzet van het netwerk, met informele zorg of algemene voorzieningen op te lossen. In die gevallen hebben ouders en of kinderen specifieke, specialistische en of intensieve ondersteuning nodig. Er is dus zorg en ondersteuning beschikbaar op verschillende niveaus. Bij het inzetten van hulp wordt bekeken welke niveau van hulp passend is bij de problematiek en op basis daarvan wordt een afweging gemaakt. Voor gebruikelijke zorg kan geen jeugdhulp worden ingezet. In situaties waar sprake is van hulp of zorg die uitstijgt boven gebruikelijke hulp kan jeugdhulp worden ingezet. Dit betreft uiteraard maatwerk en de specifieke individuele omstandigheden van het kind worden meegewogen. In bijlage 1 staat de erkende richtlijn van gebruikelijke zorg, die de gemeente gebruikt om te bepalen of er sprake is van bovengebruikelijke zorg bij een kind in een bepaalde leeftijdscategorie.

In de Jeugdwet wordt onderscheid gemaakt tussen ‘individuele’ en ‘overige’ voorzieningen. In Diemen spreken we – in navolging van de Wmo- over maatwerk- en algemene voorzieningen.

1.1 Algemene voorzieningen

In het kader van het preventief jeugdbeleid biedt de gemeente al een groot aantal preventieve voorzieningen aan. Het gaat hierbij om opvoed – en opgroeiondersteuning met als doel het voorkomen van problemen, of deze met een lichte interventie weer in goede banen leiden.

Deze voorzieningen zijn vrij toegankelijk, er is geen verwijzing of beschikking vereist. Ouders en jeugdigen kunnen zich rechtstreeks tot de instellingen wenden die deze vormen van ondersteuning bieden. Voor deelname aan een algemene voorziening kan door de aanbieder een bijdrage worden gevraagd.

Onder de algemene voorzieningen valt naast de preventieve voorzieningen ook de ambulante jeugdhulp. Deze hulp wordt indien mogelijk en beschikbaar thuis of in de nabije omgeving van de jeugdige en zijn ouders geboden (bijvoorbeeld op de school door de ouder- en kindcoach). Het gaat hierbij om problematiek als (lichte) depressiviteit, ruzie tussen jeugdige en de ouders, opvoedvraagstukken voor kinderen met een (licht) verstandelijke beperking of ontwikkelingsproblematiek, maar ook om vraagverheldering en advies. Ook de ambulante hulp die wordt geboden door de praktijkondersteuners jeugd van de Diemense huisartsen is een zorg die zonder verwijzing toegankelijk is via de huisarts.

In bijlage 2 worden vormen van preventieve voorzieningen en ambulante jeugdhulp omschreven. Het jaarlijkse aanbod aan voorzieningen (op basis van het verstrekken van subsidie door het college en inkoop) wordt gepubliceerd in de sociale kaart.

1.2 Maatwerkvoorzieningen

In situaties waar een algemene voorziening niet voldoende hulp of ondersteuning biedt, moet snel en dichtbij een maatwerkvoorziening worden ingezet. De zwaarte en de complexiteit van de zorgvraag bepalen de ondersteuning. Zo licht als mogelijk en zo zwaar als nodig. De verwijzing naar een maatwerkvoorziening is voorbehouden aan de gemandateerde verwijzers die worden genoemd in paragraaf 2.1 van deze beleidsregels. Welke maatwerkvoorziening wordt verstrekt, wordt bepaald door de afweging wat zorginhoudelijk het meest doelmatig is. Hierin wordt onderscheid gemaakt tussen specialistische jeugd- en opvoedhulp, behandeling en begeleiding. Ook kan respijtzorg worden ingezet.

De beschikbare maatwerkvoorzieningen (specialistische jeugdhulp) worden ingekocht op regionaal of landelijk niveau.

Specialistische jeugd – en opvoedhulp

Wanneer jeugdigen of ouders vragen hebben op het gebied van de opvoeding, gedrag, problemen op school of omgang met leeftijdsgenoten zijn er verschillende vormen van jeugdhulp die vrij toegankelijk zijn (zie paragraaf 1.1. Algemene voorzieningen). Deze hulp kenmerkt zich doordat het kortdurende hulp is, waarbij er een aantal gesprekken, begeleidingsmomenten en/of trainingen plaatsvinden. Ondersteuning voor dezelfde hulpvragen kan ingezet worden via een maatwerkvoorziening wanneer er sprake is van problemen op meerdere gebieden en/of complexe problematiek waarvoor de inzet van specifieke programma’s of methoden noodzakelijk zijn. Specialistische ambulante jeugd- en opvoedhulp kan in verschillende vormen worden ingezet:

  • -

    ambulante jeugdhulp;

  • -

    residentiële hulp in het vrijwillig kader;

  • -

    pleegzorg;

  • -

    gesloten jeugdhulp;

  • -

    crisishulp;

  • -

    specialistische hulp voor het jonge kind en;

  • -

    ondersteuning bij het opstellen van een familiegroepsplan.

Behandeling

De functie behandeling wordt ingezet wanneer er sprake is van een somatische, (licht)verstandelijke, psychiatrische en/of zintuiglijke beperking bij de jeugdige. Behandeling is gericht op het herstel of het voorkomen van verergering van de problematiek en het aanleren of verbeteren van algemene competenties en vaardigheden. Behandelingen worden uitgevoerd door een specifieke medicus of gedragswetenschapper, zoals een orthopedagoog of GZ-psycholoog. Behandeling kan in de vorm van ambulante hulp, (naschoolse) dagbehandeling of behandeling met verblijf worden ingezet. Afhankelijk van de beperkingen van de jeugdigen kunnen er verschillende gespecialiseerde vormen van behandeling worden ingezet:  

  • -

    geestelijke gezondheidszorg (GGZ);   

  • -

    dyslexie;

  • -

    forensische hulp en;

  • -

    behandeling bij Licht verstandelijke Beperking (LVB).

Begeleiding

Begeleiding is gericht op het bevorderen, het behoud of het compenseren van de zelfredzaamheid van de jeugdige. Hierbij wordt onderscheidt gemaakt tussen begeleiding individueel, begeleiding groep, persoonlijke verzorging, kortdurend verblijf en verblijf.

  • -

    begeleiding individueel;

  • -

    begeleiding groep;

  • -

    persoonlijke verzorging;

  • -

    kortdurend verblijf en;

  • -

    verblijf.

Respijtzorg

Respijt zorg kan worden ingezetin situaties waarin de ouders, die de gebruikelijke zorg op zich dienen te nemen, maar daar wegens (dreigende) overbelasting niet toe in staat zijn, en ook niet in staat zijn om deze (dreigende) overbelasting anderszins op te heffen.  In deze situaties kan Jeugdhulp worden ingezet.Bij respijtzorg worden de zorgtaken tijdelijk aan een ander overgedragen, waardoor ouders het beter kunnen volhouden.

In bijlage 3 worden bovenstaande voorzieningen nader toegelicht. Op www.ikzoekjeugdhulp.nl staan de zorgaanbieders die de gecontracteerd zijn voor het leveren van maatwerkvoorzieningen.

1.3 Relatie Passend onderwijs en jeugdhulp

Alle kinderen verdienen goed onderwijs. Juist ook de leerling die opvalt en extra ondersteuning nodig heeft. Het samenwerkingsverband Amsterdam – Diemen spant zich in om zoveel mogelijk leerlingen binnen een reguliere basisschool onderwijs te laten volgen en hen goed te ondersteunen. Als de behoeften van een leerling de mogelijkheden van het reguliere onderwijs overstijgen, kan een goede en passende plek binnen het speciaal basisonderwijs (SBO) of speciaal onderwijs (SO) worden gevonden. Daarbij is professionele onderwijsondersteuning en begeleiding voor leerlingen en leerkrachten indien nodig beschikbaar. Deze hulp wordt zo snel, zo licht en zo thuisnabij mogelijk op de meest adequate wijze aangeboden.

Voor een aantal jeugdigen is meer specifieke zorg en inzet nodig dan het speciaal onderwijs zelf kan bieden. Soms is daar 1-op-1 begeleiding nodig en zeer specifieke maatwerk.

Daarbij gaat het om leerlingen met de volgende problematieken:

  • ·

    Leerlingen met een lichte verstandelijk beperking in combinatie met externaliserende gedragsproblematiek of Autisme Spectrum Stoornis (ASS)

  • ·

    Leerlingen met een hoog IQ, in combinatie met andere problematiek zoals ASS of angst of ADHD (Attention- Deficit- Hyperactivity Disorder).

  • ·

    Zeer jonge leerlingen (kleuters) met ernstige gedragsproblematiek.

  • ·

    Voor de groep kinderen met een ernstige ASS, soms in combinatie met andere problematiek zoals taalontwikkelstoornis, slechthorend of doof.

In gevallen waarbij meer ondersteuning nodig is voor een jeugdigen met één van de hierboven genoemde problemen dan geboden kan worden door het speciaal onderwijs, kan er mogelijk meer ondersteuning worden geboden vanuit de jeugdwet.

2. Procedure

2.1 Toegang maatwerkvoorzieningen

In artikel 2.9 onder a van de jeugdwet is bepaald dat de gemeente regels stelt over het verlenen van maatwerkvoorzieningen. Deze staan in artikel 3 van de verordening. Deze procedure wordt hieronder nader toegelicht.

In de praktijk komen hulpvragen op meerdere plekken binnen en wordt ook op meerdere plekken verwezen naar jeugdhulp. Voor preventieve (algemene) voorzieningen en ambulante jeugdhulp kunnen jeugdigen en ouders terecht bij de betreffende door de gemeente gecontracteerde aanbieder.

Naar maatwerkvoorzieningen (bij gecontracteerde zorgaanbieders) mogen verschillende professionals verwijzen. In de volgende alinea is aangegeven welke verschillende routes er zijn en wordt duidelijk gemaakt wat de rol van de jeugdconsulent is, na verwijzing.

We kiezen voor lichte procedures bij verwijzingen door de hieronder genoemde professionals en willen bureaucratie zoveel mogelijk voorkomen. De toegang/ verwijzing kan via de volgende routes:

1.De jeugdconsulent van het team WMO van de gemeente

Indien er sprake is van een hulpvraag of problematiek, kan een verwijzing via de loket functie van de gemeente (jeugdconsulent) leiden tot een verstrekking van een maatwerkvoorziening van specialistische jeugdhulp. De jeugdconsulent doet onderzoek naar noodzaak en mogelijke oplossingen en legt de te verlenen maatwerkvoorziening, dan wel het afwijzen daarvan, vast in een beschikking.

2.Medewerkers van het Brede Hoed Team

De medewerkers van het Brede Hoed team kunnen ook verwijzen naar maatwerkvoorzieningen voor jeugdigen. De jeugdconsulent zorgt voor akkoord op de inzet van de specialistische jeugdhulp die wordt verwezen door de generalisten van het Brede Hoed Team.

3.De ouder- en kindcoaches (OKcoach) in Diemen

De ouder – en kindcoaches kunnen ook verwijzen naar maatwerkvoorzieningen voor jeugdigen. De jeugdconsulent zorgt voor akkoord op de inzet van de specialistische jeugdhulp die wordt verwezen door de Ok coach 0 – 4 jaar en de OKcoach van een Diemense basisschool.

4.De intern begeleiders van de basisscholen

De intern begeleiders van de Diemense basisscholen kunnen jeugdigen verwijzen naar een gecontracteerde dyslexie aanbieders. De jeugdconsulent zorgt voor akkoord op de inzet van ernstige enkelvoudige dyslexie (EED) zorg, als en voor zover genoemde jeugdhulpaanbieder van oordeel is dat inzet van EED nodig is.

5.De huisartsen, medische specialisten en jeugdartsen

De jeugdconsulent zorgt voor akkoord op de inzet van specialistische hulp na een verwijzing door de huisarts, medisch specialist en jeugdarts naar een jeugdhulpaanbieder, als en voor zover genoemde jeugdhulpaanbieder van oordeel is dat inzet van jeugdhulpnodig is.

6.De kinderrechter en of gecertificeerde instelling

De jeugdconsulent zorgt voor akkoord op de inzet van de specialistische jeugdhulp die de rechter of de gecertificeerde instelling nodig acht bij de uitvoering van een kinderbeschermingsmaatregel, die de rechter, het openbaar ministerie, de selectiefunctionaris, de inrichtingsarts of de directeur van de justitiële inrichting nodig achten bij de uitvoering van een strafrechtelijke beslissing, of die de gecertificeerde instelling nodig acht bij de uitvoering van jeugdreclassering.

7.Veilig Thuis

De jeugdconsulent zorgt voor akkoord op de inzet van de specialistische jeugdhulp die wordt verwezen via Veilig Thuis.

Bij verwijzing door de jeugdconsulent ontvangen ouders en jeugdigen altijd een beschikking met daarin de in te zetten jeugdhulp en doelen. Alleen in het geval als de jeugdige of de ouders hierom verzoeken legt de jeugdconsulent de te verlenen maatwerkvoorziening bij verwijzing door een van de overige gemandateerde verwijzers, dan wel het afwijzen daarvan, vast in een beschikking.

2.2Melden hulpvraag of aanvraag maatwerkvoorziening

Jeugdigen of ouders, kunnen een hulpvraag melden of een aanvraag voor een maatwerkvoorziening indienen bij de jeugdconsulent. De jeugdconsulent bevestigt de ontvangst van de melding of aanvraag schriftelijk. In de bevestiging wordt aangegeven dat de ouders/ jeugdige de mogelijkheid heeft om vóór het nadere onderzoek, uiterlijk binnen zeven dagen na melding, een persoonlijk of familieplan te overhandigen waarin gemotiveerd aangegeven is welke ondersteuning volgens hen nodig is. Indien de belanghebbende aangeeft meer tijd (max. 10 dagen) nodig te hebben om te plan in te dienen, dan is dat mogelijk .

De jeugdconsulent kan een ondertekend verslag van het gesprek aanmerken als aanvraag als de jeugdigen of de ouders dat op het verslag hebben aangegeven. Kinderen van 12 jaar en ouder mogen naast de ouders het verslag ook ondertekenen. Kinderen vanaf 16 jaar kunnen zelf een aanvraag ondertekenen en indienen.

2.3 Vooronderzoek en Gesprek

De jeugdconsulent onderzoekt in een gesprek tussen de jeugdige of zijn ouders, zo spoedig mogelijk en voor zover nodig:

  • a.

    de aard en de ernst van de opgroei – en opvoedingsproblemen, de psychische problemen en de stoornissen of beperkingen;

  • b.

    de behoeften, persoonskenmerken, voorkeuren, veiligheid, ontwikkeling en gezinssituatie van de jeugdige;

  • c.

    het vermogen van de jeugdige of zijn ouders om zelf of met ondersteuning van de naaste omgeving een oplossing voor de hulpvraag te vinden;

  • d.

    de mogelijkheden om gebruik te maken van een andere voorziening;

  • e.

    de mogelijkheden om jeugdhulp te verlenen met gebruikmaking van een algemene voorziening;

  • f.

    de mogelijkheden om een maatwerkvoorziening te verstrekken en het beoogde doel daarvan;

  • g.

    de wijze waarop een mogelijk toe te kennen maatwerkvoorziening wordt afgestemd met andere voorzieningen op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning, of werk en inkomen;

  • h.

    hoe rekening zal worden gehouden met de godsdienstige gezindheid, de levensovertuiging en de culturele achtergrond van de jeugdige en zijn ouders,

  • i.

    de mogelijkheid om te kiezen voor de verstrekking van een PGB, waarbij de jeugdige of zijn ouders in begrijpelijke bewoordingen worden ingelicht over de gevolgen van die keuze, waaronder het opstellen van een gemotiveerd verzoek.

Voor het gesprek verschaffen de jeugdige of zijn ouders aan de jeugdconsulent alle overige gegevens en bescheiden die naar het oordeel van de jeugdconsulent voor het onderzoek nodig zijn en waarover zij redelijkerwijs de beschikking kunnen krijgen. De jeugdige of zijn ouders verstrekken in ieder geval een identificatiedocument als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage.

Indien een persoonlijk plan is ingediend wordt dit plan in het gesprek besproken.

De jeugdconsulent informeert de jeugdige of zijn ouders over de gang van zaken bij het gesprek, hun rechten en plichten en de vervolgprocedure (bijv. de mogelijkheid om onafhankelijk medisch advies in te zetten) en vraagt hen toestemming om hun persoonsgegevens te verwerken.

De jeugdconsulent kan in overleg met de jeugdige of zijn ouders afzien van een gesprek.

2.4 Verslag

De jeugdconsulent zorgt voor schriftelijke verslaglegging van het onderzoek. De jeugdige of ouders krijgen binnen zes weken na melding een verslag van het onderzoek. Opmerkingen of aanvullingen van jeugdige of ouders kunnen later aan het verslag worden toegevoegd.

2.5 Advisering

De jeugdconsulent kan een door het college aangewezen adviesinstantie om advies vragen als het dit van belang acht voor de beoordeling van de aanvraag om een maatwerkvoorziening.

2.6 Inhoud beschikking

De jeugdige of ouders ontvangt de beslissing op zijn aanvraag op grond van de Jeugdwet binnen 2 weken na de aanvraag schriftelijk in een beschikking. Indien deze termijn overschreden lijkt te worden, zal op grond van de Awb de jeugdige of ouders schriftelijk geïnformeerd worden over een verlenging van deze termijn met maximaal 8 weken. In de beschikking staat: de aanvraagdatum, de beslissing, de motivering van de beslissing en informatie over de effectuering van het besluit. De Jeugdconsulent zal belanghebbende doorgaans vóór verzending van de beschikking telefonisch informeren over de aard van de beslissing. Tegen deze beslissing zijn bezwaar en beroep volgens de Awb mogelijk.

  • 1.

    In de beschikking tot verstrekking van een maatwerkvoorziening wordt in ieder geval vastgelegd:

  • a.

    welke de te verstrekken maatwerkvoorziening is en wat het beoogde doel daarvan is;

  • b.

    wat de ingangsdatum en de duur van de maatwerkvoorziening is;

  • c.

    hoe de voorziening wordt verstrekt, en indien van toepassing;

  • d.

    welke andere voorzieningen relevant zijn of kunnen zijn.

  • 2.

    Bij het verstrekken van een voorziening in de vorm van een persoonsgebonden budget (PGB) wordt in de beschikking in ieder geval vastgelegd:

  • a.

    voor welk resultaat het PGB moet worden aangewend;

  • b.

    wat de hoogte van het PGB is en hoe hiertoe is gekomen;

  • c.

    wat de duur is van de verstrekking waarvoor het PGB is bedoeld;

  • d.

    de wijze van verantwoording van de besteding van het PGB en

  • e.

    door wie (aanbieder, professionele hulpverlener of informele hulpverlener) de hulp op basis van het PGB wordt uitgevoerd.

3.Criteria voor maatwerkvoorziening

3.1Leeftijdsgrens en woonplaatsbeginsel

De inzet van jeugdhulp vindt plaats op basis van de Jeugdwet, waarbij de leeftijdsgrens van 18 jaar gehanteerd. Indien er binnen 6 maanden nadat een 18 jaar is geworden is geworden wordt geconstateerd dat er aanvullende hulp noodzakelijk is, kan de hulp uiterlijk worden verlengd totdat de jongvolwassene 23 jaar is geworden. Verlengde jeugdhulp kan mogelijk noodzakelijk zijn als er geen aantoonbaar passend alternatief is in de volwassenzorg, bijvoorbeeld voor pleegzorgkinderen die ook na hun 18e verjaardag nog behoefte hebben aan ondersteuning en begeleiding. Alleen de jeugdconsulent en de medewerkers van het Brede Hoed Team besluiten over het voortzetten van jeugdhulp. Vanaf 18 jaar kan op grond van de Wmo beroep worden gedaan op begeleiding en of dagbesteding. Voor behandeling, persoonlijke verzorging en verpleging kan een beroep op de zorgverzekering worden gedaan. In geval van begeleiding is er een soepele overgang naar Wmo.

Woonplaatsbeginsel

In de jeugdwet is uitgewerkt hoe het woonplaatsbeginsel dient te worden toegepast bij de inzet van maatwerkvoorzieningen. In bijlage 4 wordt de toepassing van het woonplaatsbeginsel beschreven. Jeugdigen met een voogdijmaatregel of van 18 jaar en ouder hebben geen ouder met gezag. In dat geval bepaalt de werkelijke verblijfplaats van de jeugdige welke gemeente de jeugdhulp financiert.

3.2Toekenning maatwerkvoorziening

De jeugdconsulent kent een maatwerkvoorziening toe indien en voor zover in het gesprek of verslag vastgesteld is dat:

  • a.

    een maatwerkvoorziening aangewezen is gezien de aard en de ernst van de hulpvraag;

  • b.

    de jeugdige op eigen kracht of met ouders of andere personen uit zijn netwerk geen oplossing kan vinden voor de hulpvraag;

  • c.

    een algemene voorzieningen niet adequaat is voor het oplossen van de hulpvraag;

  • d.

    een maatwerkvoorziening aangewezen is omdat de hulpvraag de gebruikelijke hulp en zorg (door ouders en of huisgenoten) overstijgt. Op basis van bijlage 4 (gebruikelijke zorg) wordt objectief vastgesteld welke taken gebruikelijk zijn en welke bovengebruikelijk zijn;

  • e.

    de jeugdige of de ouders geen aanspraak kunnen maken op een andere voorziening (op grond van enige wet of regelgeving zoals bijvoorbeeld de Wet passend onderwijs, de zorgverzekeringswet of de Wet langdurige zorg) of al een voorziening hebben om de hulpvraag op te lossen.

De jeugdconsulent houdt bij de beoordeling welke maatwerkvoorziening noodzakelijk is, rekening met de godsdienstige gezindte, levensovertuiging en culturele achtergrond van de cliënt.

Aanvullende criteria PGB

De jeugdconsulent kent een PGB toe als is vastgesteld dat:

1 .de ouders al dan niet met ondersteuning vanuit hun netwerk voldoende bekwaam zijn om de aan een PGB verbonden taken op een verantwoorde wijze uit te voeren;

  • 2.

    gemotiveerd is dat een voorziening in natura niet passend en toereikend is;

  • 3.

    gewaarborgd is dat de voorziening van goede kwaliteit is.

  • 4.

    Regels voor persoonsgebonden budget (PGB)

Het uitgangspunt van de verordening Jeugdhulp Diemen 2015 is dat er jeugdhulp ‘in natura’ wordt geleverd door een door de gemeente gecontracteerde aanbieder. Er zullen echter ook jeugdigen en ouders zijn de zorg in natura niet passend vinden en die een PGB wensen. In dit hoofdstuk staan de algemene voorwaarden en regels voor een PGB. Een PGB kan alleen worden ingezet voor zorg genoemd in paragraaf 1.2 van deze beleidsregels.

4.1 Voorwaarden om in aanmerking te komen voor een PGB

Gemotiveerd plan

Een maatwerkvoorziening in de vorm van een PGB wordt alleen versterkt indien de jeugdige of ouders dit in een gemotiveerd plan aanvraagt. De jeugdige of de ouders dienen te motiveren dat zij de maatwerkvoorzieningen (zorg in natura) die wordt geleverd door een aanbieder, niet passend achten. Door het opstellen van het plan worden de ouders en jeugdige gestimuleerd na te denken over de benodigde zorg en welke doelen gerealiseerd moeten worden, wie de ondersteuning gaat bieden en wat de kosten zijn. Op basis van de doelen kan dan geëvalueerd worden of de doelen gerealiseerd zijn door de inzet van zorg via het PGB.

Bekwaamheid van de aanvrager

De inzet van een PGB vereist in ieder geval een verantwoordelijkheid op meerdere gebieden. Overwegende bezwaren zijn er als er een vermoeden is dat de cliënt als budgethouder problemen zal hebben met het omgaan van een PGB. De situatie waarbij het risico groot is dat het PGB niet besteed wordt aan het daarvoor bestemde doel zijn:

  • ·

    de belanghebbende is handelingsonbekwaam;

  • ·

    de belanghebbende als gevolg van dementie, een verstandelijke beperking of ernstige psychische problemen onvoldoende inzicht in de eigen situatie heeft;

  • ·

    er sprake is van verslavingsproblematiek;

  • ·

    er sprake is van schuldenproblematiek;

  • ·

    er eerder misbruik is gemaakt van het PGB;

  • ·

    eerder sprake is geweest van fraude.

Bovenstaande opsomming is niet limitatief. Er kunnen andere situaties denkbaar zijn waarin het verstrekken van een PGB niet gewenst is en wordt afgewezen. De onderbouwing van de afwijzing wordt vermeld in de beschikking.

Tot slot kan het college een PGB weigeren:

  • ·

    indien aan een jeugdige of zijn ouders in de afgelopen drie jaren, voorafgaand aan de datum van het gesprek, een PGB is verleed en waarbij door de jeugdige of zijn ouders niet is voldaan aan de voorwaarden van het PGB.

  • ·

    voor zover het PGB is bedoeld voor begeleidings- en of administratiekosten in verband met het PGB.

Kwaliteit van de ondersteuning

In het plan moet worden aangetoond dat de verstrekking van het PGB leidt tot ondersteuning die kwalitatief minstens even goed is als de dienstverlening van zorg in natura. In het plan dient aangetoond te worden op welke wijze de kwaliteit geborgd is. Er wordt bij de beoordeling van de aanvraag op toegezien dat de hulp van goede kwaliteit is door te vragen naar opleidings– en ervaringsniveau van de zorgverlener en de wijze waaop aan de gestelde doelen wordt gewerkt. Het doel hiervan is de kwaliteit van de hulp te bewaken. Minderjarigen kunnen geen hulp of zorg verlenen middels en PGB.

4.2 Voorlichting

Het is belangrijk dat belanghebbende vooraf goed weten wat het PBG inhoudt en welke verantwoordelijkheid ze daarbij hebben. Deze voorlichting wordt bij het aanvragen van een PGB direct gegeven. De jeugdige of ouders zullen tijdens het hele proces door de jeugdconsulent geïnformeerd worden. Daarnaast verzorgt het servicecentrum PGB van de Sociale Verzekeringsbank (SVB) voorlichting voor en ondersteuning van budgethouders.

4.3. Eigen verantwoordelijkheden van de budgethouder

De budgethouder is zelf verantwoordelijk voor:

  • ·

    het inkopen van individuele voorziening of hulp;

  • ·

    het aangaan van een zorgovereenkomst met de hulpverlener;

  • ·

    het aanleveren van de zorgovereenkomst en declaraties bij het SVB.

4.4 Inzetten sociaal netwerk

De jeugdige of ouders aan wie een PGB wordt verstrekt, kan de jeugdhulp onder de volgende voorwaarden betrekken van een persoon die behoort tot het sociale netwerk:

  • a)

    de beloning van het sociale netwerk dient beperkt te blijven tot die gevallen waarin het de gebruikelijke hulp en zorg overstijgt;

  • b)

    het duidelijk is dat de zorg aan de jeugdige voor hem niet tot overbelasting leidt, en;

  • c)

    dat tussenpersonen of belangbehartigers niet uit het PGB mogen worden betaald.

4.5 Hoogte persoonsgebonden budget (PGB)

De jeugdconsulent verstrekt een PGB in overeenstemming met artikel 8.1.1 van de wet.

De maximale hoogte van een PGB wordt bepaald met inachtneming van de omvang van de zorg zoals vastgesteld op basis van het gemotiveerd plan en aan de hand van en tot het maximum van de kostprijs van de in de betreffende situatie goedkoopst adequate individuele voorziening in natura.

4.6 Intrekken PGB

Een beslissing tot verlening van een PGB kan worden ingetrokken als blijkt dat het PGB binnen zes maanden na uitbetaling niet is aangewend voor de bekostiging van de voorziening waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden.

4.7 Trekkingsrecht

In de Jeugdwet is de verplichting opgenomen dat gemeenten het PGB uitbetalen in de vorm van trekkingsrecht. Dit houdt in dat de gemeente het PGB niet op de bankrekening van de budgethouder stort, maar op rekening van het servicecentrum PGB van de Sociale Verzekeringsbank (SVB). De budgethouder laat via declaraties of facturen aan de SVB weten hoeveel uren hulp zijn geleverd of welke voorziening is geleverd en de SVB zorgt vervolgens voor de uitbetaling van de zorgverlener. De niet bestede PGB bedragen worden door de SVB na afloop van de verantwoordingsperiode terugbetaald aan de gemeente.

5. Slotbepalingen

5.1. Klachtregeling

Indien een jeugdige en zijn ouders ontevreden zijn over de wijze waarop de hulpvraag is behandeld, kunnen zij hierover een klacht indienen bij de gemeente. Hiervoor is de Algemene klachtenregeling van de gemeente Diemen van toepassing.

Aanbieders stellen zelf een regeling vast voor de afhandeling van meldingen en aanvragen als bedoeld in de verordening.

De gemeente zal onverminderd andere handhavingsbevoegdheden toezien op de naleving van de klachtregelingen van aanbieders door periodieke overleggen met de aanbieders, en een tweejaarlijks cliëntervaringsonderzoek.

Om klachten te voorkomen zullen de in Diemen werkende professionals worden getraind in gespreksvoering, mediation, collegiale consultatie en second opinion.

5.2 Inwerkingtreding

De “Beleidsregels Jeugdhulp Diemen 2015 versie 3” treedt met ingang van 1 maart 2017 in werking. Deze beleidsregels zijn een nadere invulling van de verordening Jeugdhulp Diemen 2015.

Bijlage 1 Gebruikelijke zorg

Jeugdigen van 0 – 18 jaar hebben zorg van hun ouders nodig. Hiervoor wordt de term gebruikelijke zorg gebruikt. De gebruikelijke zorg van ouders ten opzicht van hun kinderen wordt steeds minder naarmate kinderen ouder worden. Onderstaande richtlijn is van toepassing op de wijze waarop de gemeente Diemen het begrip hanteert:

Kinderen van 0 tot 3 jaar

·hebben volledige Persoonlijke Verzorging (PV) en Begeleiding (BG) van een ouder nodig.

Bovengebruikelijke PV en BG bij kinderen tot 3 jaar komt daarom zelden voor.

Kinderen van 3 tot 5 jaar

  • ·

    Kunnen niet zonder toezicht van volwassenen;

  • ·

    hebben begeleiding en stimulans nodig bij hun psychomotorische ontwikkeling;

  • ·

    kunnen zelf zitten, en op gelijkvloerse plaatsen zelf staan en lopen;

  • ·

    ontvangen zindelijkheidstraining van ouders/verzorgers;

  • ·

    hebben gedeeltelijk hulp en volledig stimulans en toezicht nodig bij aan- en uitkleden, eten en wassen;

  • ·

    kunnen in- en uit bed komen, dag- en nachtritme en dagindeling bepalen;

  • ·

    hebben begeleiding nodig bij hun spel en vrijetijdsbesteding;

  • ·

    zijn niet in staat zich zonder begeleiding in het verkeer te begeven.

Kinderen van 5 tot 12 jaar

  • ·

    hebben een reguliere dagbesteding op school, oplopend van 22 tot 25 uur per week;

  • ·

    kunnen niet zonder toezicht van volwassenen;

  • ·

    hebben toezicht nodig en nog maar weinig hulp bij hun persoonlijke verzorging;

  • ·

    hebben begeleiding en stimulans nodig bij hun psychomotorische ontwikkeling;

  • ·

    zijn overdag zindelijk, en 's nachts merendeels ook; ontvangen zo nodig zindelijkheidstraining van de ouders/verzorgers;

  • ·

    hebben begeleiding van een volwassene nodig in het verkeer wanneer zij van en naar school of activiteiten ter vervanging van school gaan;

Kinderen van 12 tot 18 jaar

  • ·

    hebben geen voortdurend toezicht nodig van volwassenen;

  • ·

    kunnen vanaf 16 jaar dag en nacht alleen gelaten worden;

  • ·

    kunnen vanaf 18 jaar zelfstandig wonen;

  • ·

    hebben bij hun persoonlijke verzorging alleen enige stimulans nodig;

  • ·

    hebben tot 18 jaar een reguliere dagbesteding op school/opleiding;

  • ·

    hebben begeleiding en stimulans nodig bij ontplooiing en ontwikkeling (bv. huiswerk of het zelfstandig gaan wonen).

Naast gebruikelijke zorg hanteren we ook het begrip gebruikelijke hulp. Gebruikelijke hulp is de hulp die verwacht wordt van ouders, kinderen of huisgenoten die ‘normaal’ wordt geacht in de relatie tussen ouders, kinderen en huisgenoten en/ of niet structureel meer is dan wanneer het kind geen beperking heeft.

Onder gebruikelijke hulp (begeleiding) valt:

  • ·

    Het geven van begeleiding binnen de persoonlijke levenssfeer, zoals familiebezoek en huisarts;

  • ·

    Het bieden van hulp of het overnemen van taken die bij een gezamenlijk huishouden horen, zoals het doen van de administratie, maar ook het opruimen, schoonmaken van de eigen kamer of lichte huishoudelijke taken door kinderen vanaf 12 jaar;

  • ·

    Het leren omgaan van derden (familie en vrienden) met de cliënt;

  • ·

    Het bieden van een beschermende woonomgeving van ouders aan kinderen is tenminste tot een leeftijd van 18 jaar zowel in kortdurende als langdurige situaties gebruikelijk.

Bijlage 2 Toelichting algemene voorzieningen

Preventief:

•Consultatiebureau (jeugdgezondheidszorg)

Op het consultatiebureau werken artsen en verpleegkundigen die gespecialiseerd zijn in de zorg voor nul- tot vierjarigen. Zij volgen kinderen in zijn of haar groei en ontwikkeling. Daarnaast doen zij onderzoek en geven inentingen, voorlichting en advies.

•Opvoedspreekuren

De opvoedadviseur van de jeugdgezondheidszorg houdt een pedagogisch spreekuur voor ouders met opvoed- en opgroeivragen. Het opvoedspreekuur wordt wekelijks gehouden. De nadruk voor deze ondersteuning ligt op het opvoeden en opgroeien van de kinderen.

•Jeugdmaatschappelijk werk, de ouder en kindcoach in het basisonderwijs

De ouder en kindcoach geeft advies en ondersteuning aan ouders/verzorgers en kinderen rondom de opvoeding en sociaal-emotionele ontwikkeling van de kinderen door middel van gesprekken, themabijeenkomsten en cursussen. Op deze manier worden vraagstukken vroegtijdig opgepakt en kan er, samen met de betrokkenen, naar passende oplossingen gezocht worden. Indien nodig wordt doorverwezen naar andere instanties.

•Kinderkringen in het basisonderwijs (jeugd van 8-12 jaar)

In de kinderkring kunnen kinderen met elkaar praten over allerlei onderwerpen die zij zelf inbrengen en die passen bij hun belevingswereld en levensfase.

•Puberkringen

In de Puberkring kunnen pubers met elkaar praten over allerlei onderwerpen die zij zelf inbrengen en die passen bij hun belevingswereld en levensfase.

•KIES

KIES is een spel- en praatgroep voor kinderen tussen 6 en 12 jaar van ouders van gescheiden ouders.

•Opvoeden doe je samen

Een cursus van 7 bijeenkomsten waarbij uitwisselen van eigen ervaringen centraal staat. De cursus is bedoeld voor (allochtone) moeders van een lagere sociale klasse.

•Piep zei de muis: KOPP training voor jonge kinderen (4-8)

Piep zei de muis is een training voor kinderen van 4-8 jaar die extra steun nodig hebben, omdat ze thuis of in omgeving te maken hebben met spanning of stress bijvoorbeeld veroorzaakt door een psychisch zieke ouder, armoede, schulden, criminaliteit, ernstig ziek broertje of zusje, huiselijk geweld.

•Op weg naar het VO

Een cursus van 8 bijeenkomsten voor groep 8 leerlingen die een steuntje in de rug nodig hebben bij de overgang naar het voortgezet onderwijs.

Ambulante jeugdhulp

Ambulante jeugdhulp is gericht op gezinnen met kinderen, die problemen hebben zoals spijbelen, ruzie met ouders of een lichte depressiviteit. Het gaat om een breed scala van interventies en vormen van begeleiding voor verschillende doelgroepen. De hulp wordt in de regel thuis of in de directe omgeving van de cliënt geboden. Een paar voorbeelden van ambulante jeugdhulp zijn:

•Alert 4 you, signaleren jonge kind

Het landelijke programma Alert4you brengt opvoedexpertise (signalering en deskundigheidsbevordering) naar de kinderopvang, zowel de dagopvang als de buitenschoolse opvang (BSO). Leidsters wordt geleerd om beter te signaleren en in gesprek te gaan met ouders over zorgen. Alert4You wordt uitgevoerd door MOC Kabouterhuis.

•School ’s cool

Mentoraatsprogramma dat is gericht op kinderen die de overstap zetten van basisonderwijs naar het voortgezet onderwijs, maar door gezinsomstandigheden of persoonlijke aanleg risico lopen om op de brugklas niet of niet voldoende te presteren.

•Triple P niveau 4/5

Triple P staat voor Positief Pedagogisch Programma en geeft opvoedingsondersteuning aan ouders met kinderen in de leeftijd van 0-7 jaar met gedragsproblemen. Het is een programma dat in cursusvorm wordt gegeven. Doel van de cursus is om op een positieve manier de band tussen ouders en kinderen te versterken. De ontwikkeling en het gewenste gedrag van kinderen is gestimuleerd.

•Risicojongeren 12+ en intensieve trajectbegeleiding (IPA)

IPA (Intensieve preventieve aanpak) biedt korte, intensieve, ambulante en outreachende hulp aan jongeren van 12 tot 23 jaar met politie- en justitiecontacten.

Bijlage 3toelichting maatwerkvoorzieningen

1.Specialistische jeugd- en opvoedhulp

Specialistische ambulante jeugd- en opvoedhulp kan in verschillende vormen worden ingezet:

  • -

    Ambulante jeugdhulp: ambulante jeugdhulp betreft ondersteuning voor jeugdigen en/of ouders in de leefomgeving van het gezin bij uiteenlopende problemen. Hierbij kan gedacht worden aan opvoedondersteuning, begeleiding bij dreigende schooluitval of ondersteuning bij echtscheidingsproblematiek. De duur en intensiteit van de hulp is afhankelijk van de hulpvraag en de problematiek.

  • -

    Residentiële hulp in het vrijwillig kader: residentiële jeugdhulp is een vorm van hulp waarbij jeugdigen (tijdelijk) dag en nacht buiten hun eigen omgeving verblijven, onder meer in leefgroepen en/of behandelgroepen. Het gaat om hulp voor jeugdigen die in een groep wonen en 24 uur per dag begeleid worden door een team van jeugdprofessionals. Het gaat hierbij om jeugdigen met uiteenlopende problematiek. Het doel en de duur van de plaatsing is afgestemd op de problematiek van de jeugdige.

  • -

    Pleegzorg : pleegzorg betekent dat een jeugdige tijdelijk bij pleegouders gaat wonen. Het doel van pleegzorg is dat ouders de zorg weer op zich kunnen nemen. Als dit niet mogelijk is, dan kan het kind voor langere tijd in een pleeggezin blijven. In de Jeugdwet is vastgelegd dat een kind in geval van een uithuisplaatsing, indien mogelijk, bij een pleegouder of in een gezinshuis wordt geplaatst, tenzij het aantoonbaar niet in het belang van het kind is. Er zijn verschillende vormen van pleegzorg:

    • o

      Deeltijdpleegzorg: Bij deze vorm verblijven jeugdigen voor korte periodes in het pleeggezin.

    • o

      Crisispleegzorg: Deze vorm wordt ingezet wanneer een jeugdige tijdens een crisissituatie uit huis wordt geplaatst. Dit duurt maximaal vier weken. In deze periode wordt er gekeken wat de beste vervolgoplossing is.

    • o

      Pleegzorg hulpverleningsvariant: Deze vorm van pleegzorg wordt ingezet wanneer een jeugdige langere tijd in een pleeggezin moet verblijven. De plaatsing is gericht op terugkeer naar de thuissituatie en kan in duur variëren van een paar maanden tot enkele jaren.

    • o

      Pleegzorg opvoedingsvariant: Pleegzorg opvoedingsvariant wordt ingezet wanneer een jeugdige in een pleeggezin wordt geplaatst waar hij verder op zal groeien. 

  • -

    Gesloten jeugdhulp: Wanneer er bij een jeugdige sprake is van ernstige opgroei- en opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van de jeugdige belemmeren kan er jeugdhulp met verblijf worden ingezet. Wanneer de jeugdige zich aan deze vorm van jeugdhulp ontrekt of onttrokken wordt, kan gesloten jeugdhulp worden ingezet. Gesloten jeugdhulp heeft als doel een gedragsverandering te bewerkstellingen zodat de jeugdige weer kan participeren in de maatschappij. Gesloten jeugdhulp kan uitsluitend worden toegekend wanneer er een (voorwaardelijke) machtiging door de kinderrechter afgegeven is.

  • -

    Crisishulp: is hulp aan jeugdigen en gezinnen met acute problemen waar binnen 24 uur moet worden ingegrepen om de veiligheid van het kind/ gezin te waarborgen. Crisishulp is 24 uur per dag bereikbaar en kan direct worden ingezet. De hulp duurt maximaal vier weken. In deze periode wordt gekeken welke hulp er verder nodig is.

  • -

    Specialistische hulp voor het jonge kind: specialistische hulp voor het jonge kind omvat alle specialistische jeugd- en opvoedhulp aan jeugdigen en de ouders vanaf het moment van zwangerschap (-9 maanden) tot 7 jaar. Het doel van de jeugdhulp is zicht krijgen en/of het herstellen van een vastgelopen of verstoorde ontwikkeling en het versterken van de opvoedvaardigheden van ouders. Hierbij staat de relatie tussen kind, ouders en de omgeving centraal. De hulp kan in diverse vormen worden ingezet, te denken aan trainingen op het kinderdagverblijf, ambulante hulp in de thuissituatie of dagbehandeling op locatie van een aanbieder.

  • -

    Ondersteuning bij het opstellen van een familiegroepsplan: een familiegroepsplan is een plan dat jeugdigen en ouders samen met hun sociale netwerk kunnen maken om hun problemen aan te pakken. In het plan kan het gezin aangeven hoe zij hun gezinsituatie willen verbeteren. Het doel van het familiegroepsplan is om het gezin de mogelijkheid te bieden om regie te voeren over de hulp die zij nodig hebben. Het is niet verplicht om gebruik te maken van een familiegroepsplan. Gezinnen kunnen zelf een Familie groepsplan opstellen. Zij kunnen hierbij ondersteuning krijgen van cliëntondersteuners die algemeen toegankelijk zijn (zie paragraaf 1.1 Algemene voorzieningen). Wanneer er meer specialistische kennis nodig is om tot een familiegroepsplan te komen, kan er een specialistische maatwerkvoorziening worden ingezet om ouders te ondersteunen bij het opstellen van het plan. 

  • 2.

    Behandeling

De functie behandeling wordt ingezet wanneer er sprake is van een somatische, (licht)verstandelijke, psychiatrische en/of zintuiglijke beperking bij de jeugdige. Behandeling is gericht op het herstel of het voorkomen van verergering van de problematiek en het aanleren of verbeteren van algemene competenties en vaardigheden. Behandelingen worden uitgevoerd door een specifieke medicus of gedragswetenschapper, zoals een orthopedagoog of GZ-psycholoog. Behandeling kan in de vorm van ambulante hulp, (naschoolse) dagbehandeling of behandeling met verblijf worden ingezet. Afhankelijk van de beperkingen van de jeugdigen zijn er gespecialiseerde vormen van behandeling.

-Jeugd GGZ

Behandeling vanuit de jeugd geestelijke gezondheidszorg (GGZ) richt zich op het voorkomen, behandelen, begeleiden en ondersteunen van jeugdigen met psychische problemen. Binnen de jeugd GGZ zijn er verschillende vormen van behandeling. Voor lichte psychische klachten kunnen jeugdigen en ouders terecht bij de praktijkondersteuner jeugd via de huisarts (POH-jeugd). De praktijkondersteuner ondersteunt bij vraagverheldering en voert kortdurende behandelingen uit. Ondersteuning van de praktijkondersteuner is direct toegankelijk via de huisarts en valt daarom niet onder de specialistische maatwerkvoorzieningen (zie paragraaf 1.1 Algemene voorzieningen).

Wanneer er een vermoeden van een psychiatrische aandoening is, kan er doorverwezen worden voor GGZ hulp. De GGZ behandelaar zal vervolgens aantonen of er sprake is van een psychiatrische aandoening. Er kan GGZ behandeling in worden ingezet in de vorm van:

  • ·

    Generalistische basis GGZ: generalistische basis GGZ wordt ingezet wanneer er sprake van een vermoeden van een psychiatrische aandoening in combinatie met een gemiddeld tot lage beperking in het functioneren. Het kan ook gaan om jeugdigen met complexe psychiatrische problematiek die geen gespecialiseerde behandeling (meer) nodig hebben, maar waarbij wel een noodzaak tot langdurige monitoring bestaan. Er zijn vier zorgzwaartes: kort, middel, intensief en chronisch. De behandelaar bepaald in welke zorgzwaarte de jeugdige valt.

  • ·

    Gespecialiseerde GGZ:gespecialiseerde GGZ wordt ingezet wanneer er sprake is van een complexe en/of risicovolle psychiatrische aandoening. Het betreft zorg die niet binnen de generalistische basis GGZ gegeven kan worden en waarvoor gespecialiseerde inzet nodig is. Gespecialiseerde GGZ wordt toegekend in een diagnosebehandelcombinatie (DBC). Een DBC omvat het totale traject van diagnose tot behandeling en wordt vastgesteld door de behandelaar.

  • ·

    GGZ behandeling met verblijf:behandeling met verblijf kan worden ingezet wanneer een jeugdige vanwege zijn beperkingen niet meer veilig thuis kan wonen. Het doel van de behandeling is om de jeugdige en ouders vaardigheden aan te leren zodat terugkeer naar huis weer mogelijk is.

  • ·

    Kindergeneeskunde en jeugd GGZ:. Dit betreft een specialistische vorm van jeugdhulp omdat het een gecombineerde inzet vergt van de kinderarts (somatiek) en psycholoog (geest). Het gaat daarbij om kwetsbare kinderen die bijvoorbeeld door eetstoornissen uitgebreide somatische behandelingen nodig hebben, waarbij gelijktijdig psychiatrische inzet nodig is. Of bij bepaalde ADHD/gedragsstoornissen waarbij het kind door lichamelijke klachten in het ziekenhuis belandt. De hulp wordt ingezet vanuit het ziekenhuis door kinderartsen en psychologen en psychiaters.

  • -

    Dyslexie: is hulp aan jeugdigen met ernstige problemen met lezen en spellen en waarbij er systematisch en intensief hulp is geweest en de school een leerling-dossier heeft gemaakt waarin staat beschreven hoe die hulp is verlopen. Er wordt alleen hulp ingezet voor jeugdige met Ernstig Enkelvoudige Dyslexie (EED).

  • -

    Forensische hulp: is GGZ hulp voor jeugdigen met grensoverschrijdend gedrag, die binnen het gedwongen kader (via de reclassering of de jeugdbescherming) behandeling krijgen. De inzet van forensische hulp is onderdeel van de uitspraak binnen het jeugdstrafrecht en kan opgelegd worden voor jeugdigen tussen de 12 en 23 jaar.

  • -

    Behandeling bij licht verstandelijke beperking: is specifieke zorg voorjeugdigen met een licht verstandelijke beperking of een ontwikkelingsachterstand. Hiervoor kan specifieke LVB behandeling worden ingezet, in de vorm van:

  • ·

    Individuele behandeling: individuele behandeling wordt ingezet voor het verrichten van diagnostiek, het aanleren van vaardigheden bij de jeugdige, specifieke opvoedondersteuning van de ouders. Individuele behandeling wordt uitgevoerd door een specifiek opgeleide behandelaar (gedragswetenschapper, psycholoog orthopedagoog). Individuele behandeling wordt toegekend in uren.

  • ·

    groepsbehandeling: groepsbehandeling kan worden ingezet in de vorm van (naschoolse) dagbehandeling met als doel de jeugdigen (sociale) vaardigheden aan te leren. Groepsbehandeling kan (tijdelijk) ingezet worden ter vervanging van onderwijs. Groepsbehandeling wordt toegekend in dagdelen.

  • ·

    Behandeling met verblijf: behandeling met verblijf kan worden ingezet wanneer een jeugdige vanwege zijn beperkingen niet meer veilig thuis kan wonen. Het doel van de behandeling is om de jeugdige en ouders vaardigheden aan te leren zodat terugkeer naar huis weer mogelijk is. Verblijf wordt afgegeven in etmalen (24 uur). Het maximale aantal etmalen dat geïndiceerd kan worden is 7.

  • 3.

    Begeleiding

Begeleiding is gericht op het bevorderen, het behoud of het compenseren van de zelfredzaamheid van de jeugdige. Hierbij wordt onderscheidt gemaakt tussen begeleiding individueel, begeleiding groep, persoonlijke verzorging, kortdurend verblijf en verblijf.

  • -

    Begeleiding individueel:bij zelfredzaamheid in relatie tot de functie begeleiding individueel gaat het om de mogelijkheden die de jeugdige in staat stelt om binnen de persoonlijke levenssfeer te functioneren. De functie begeleiding individueel kan aangewezen zijn vanwege het handhaven of bevorderen van de zelfredzaamheid van de jeugdige. Activiteiten van begeleiding zijn o. a:

  • 1.

    Compenseren en actief herstellen van het beperkte of afwezige regelvermogen van de jeugdige, waardoor deze onvoldoende of geen regie over het eigen leven kan voren. Voorbeelden zijn o.a.; helpen plannen van activiteiten, het regelen van dagelijkse zaken, het nemen van besluiten en het structureren van de dag, stimuleren tot deelnemen van activiteiten en het voorbereiden van gesprekken met instanties.

  • 2.

    Begeleiding in de vorm van praktische hulp en ondersteuning bij het uitvoeren dan wel het eventueel ondersteunen bij oefenen van handelingen/ vaardigheden die zelfredzaamheid tot doel hebben.

Voorbeelden zijn o.a.; ingrijpen in de vorm van correctie van gedrag bij gedragsstoornissen. Dit ingrijpen kan ook het stimuleren zijn om bepaalde activiteiten te ondernemen of sociale contacten te onderhouden.

  • 3.

    Het bieden van toezicht. Toezicht op- en het aansturen van gedrag. Of toezicht gericht op het bieden van fysieke zorg, zodat tijdig kan worden ingegrepen bij bijvoorbeeld valgevaar, gevaar in verkeer of andere activiteiten door ontbreken van inzicht in gevaar of door ernstig impulsief gedrag, maar ook begrenzing en bescherming bij acting out gedrag.

  • 4.

    Oefenen waarbij het vergroten van de zelfredzaamheid het doel is. Dit is aan de orde in de zin van ‘inslijten’ van vaardigheden/ handelingen en voor het aanbrengen van structuur of het voeren van regie. Deze vaardigheden zijn in een voortraject als onderdeel van behandeling aangeleerd. Het leren toepassen van reeds aangeleerde vaardigheden. Ook kan oefenen aan de orde zijn wanneer de beperkingen als een gegeven worden beschouwd en er op basis van deze beperkingen op zichzelf staande praktische vaardigheden en gedrag worden aangeleerd die de zelfredzaamheid ten doel hebben (bijvoorbeeld bij jeugdigen meteen licht verstandelijke beperking).

  • 5.

    Begeleiding kan zich (in tijdelijke vorm) ook richten op mantelzorg in de directe omgeving van de jeugdige, zoals zijn ouders, als dit ten goede komt aan de jeugdige. De begeleiding is dan gericht op het oefenen van de ouders hoe om te gaan met de gevolgen van de beperkingen van de jeugdige. De indicatie is gesteld op naam van de jeugdige en niet op de naam van degene op wie de oefening zich direct richt.

  • 6.

    Begeleiding bij onderwijs en opvang: zie paragraaf onderwijs

De omvang van de hulp wordt gebaseerd op de optelsom van de duur van de betreffende activiteiten, die vallen onder de bovengebruikelijke hulp. Welke activiteiten zijn nodig, hoeveel tijd kosten deze activiteiten, hoe vaak per week is het noodzakelijk en zijn de activiteiten planbaar of niet planbaar.

Begeleiding kan worden vastgesteld in uren.

-Begeleiding groep: het doel van begeleiding groep is het bieden van een structurele tijdsbesteding met een welomschreven doel, waarbij de jeugdige actief wordt betrokken en die hem zingeving verleent. Begeleiding groep kan gericht tevens zijn op structureren van de dag, op praktische ondersteuning en op het oefenen van vaardigheden die de zelfredzaamheid bevorderen.

Doelen van begeleiding groep:

  • -

    het bieden van een dagprogramma ter vervanging van school;

  • -

    het bieden van activiteiten met als doel een andersoortige vorm van dag structurering dan arbeid of school en tevens zelfredzaamheid en cognitieve capaciteiten en vaardigheden zoveel mogelijk te handhaven en/of gedragsproblematiek te reguleren;

  • -

    toezicht.

Begeleiding groep is voorliggend op begeleiding individueel als de gestelde doelen behaald kunnen worden met inzet van begeleiding groep. Als er (medische) contra-indicaties zijn voor begeleiding groep kunnen de activiteiten in de vorm van begeleiding individueel worden aangeboden.

Begeleiding groep wordt vastgesteld in dagdelen. Een dagdeel staat gelijk aan maximaal 4 aaneengesloten uren.

  • -

    Vervoer naar begeleiding : voor vervoer van en naar de behandeling en of begeleiding zijn ouders verantwoordelijk. Vervoer kan worden toegekend wanneer aangetoond kan worden dat ouders niet in staat zijn om het vervoer te regelen of wanneer de jeugdige niet zelfstandig kan reizen.

  • -

    Persoonlijke verzorging (PV): de functie Persoonlijke verzorging is gericht op activiteiten op het gebied van de dagelijkse levensverrichtingen in de vorm van persoonlijke zorg. Daarbij kan het gaan om het ondersteunen bij of het overnemen van activiteiten, het stimuleren om de activiteiten zelf te doen of het aanleren van de activiteiten. Persoonlijke verzorging is alles wat mensen gebruikelijk als zelfzorg uitvoeren. Dat geldt niet alleen voor de persoonlijke verzorging die iedereen nodig heeft (zoals wassen, eten, ect.), maar ook voor de persoonlijke verzorging die nodig is in verband met een gezondheidsprobleem (zoals o.a. Stoma, sonde, ect.) Bij kinderen valt een deel van de persoonlijke zorg onder de gebruikelijke zorg. Wat bij welke leeftijd onder de gebruikelijke zorg valt staat beschreven in bijlage 1.

De omvang van de hulp wordt gebaseerd op de optelsom van de duur van de betreffende activiteiten, die vallen onder de bovengebruikelijke hulp. Welke activiteiten zijn nodig, hoeveel tijd kosten deze activiteiten, hoe vaak per week is het noodzakelijk en zijn de activiteiten planbaar of niet planbaar.

Persoonlijke verzorging kan worden vastgesteld in uren.

-Kortdurend Verblijf (KVB)

Bij Kortdurend Verblijf (KVB) gaat het om logeren in een instelling gedurende maximaal drie etmalen per week als de zorg (persoonlijke verzorging en/of verpleging en/of begeleiding) voor jeugdige noodzakelijkerwijs gepaard gaat met permanent toezicht. Of dat deze zorg noodzakelijk is ter ontlasting van de persoon die gebruikelijke zorg of mantelzorg aan de jeugdige levert.

De omvang van het kortdurend verblijf wordt vastgesteld in etmalen. Een etmaal is totaal 24 uur.

-Verblijf

Een jeugdige die is aangewezen op zorg met permanent toezicht komt in aanmerking voor een indicatie voor Verblijf. Het is gericht op het creëren van de noodzakelijke voorwaarden om zorg te kunnen leveren die in de thuissituatie van jeugdigen niet adequaat of niet doelmatig geleverd kan worden.

Een jeugdige is aangewezen op een indicatie verblijf als:

  • ·

    Een beschermde woonomgeving noodzakelijk is. Het bieden van een beschermde woonomgeving van ouders aan kinderen tot 17 jaar is gebruikelijke zorg.

  • ·

    En/of een therapeutisch leefklimaat noodzakelijk is. De jeugdige heeft vanwege zijn stoornissen/beperkingen behoefte aan specifieke behandeling en een multidisciplinaire aanpak, waaraan verblijf onlosmakelijk verbonden is.

  • ·

    Er permanent toezicht noodzakelijk is. Deze toezicht kan zich richten op fysieke zorg (zodat tijdig kan worden ingegrepen om gevaarlijke situaties te voorkomen), het verlenen van zorg op ongeregelde en/of frequente tijden (omdat jeugdige zelf niet (meer) in staat is om hulp te roepen), het ingrijpen bij ernstige gedragsproblemen, verbetering van de gedragsstoornis of aanleren van een ander gedrag(therapeutisch), en/of ter voorkoming van escalatie en gevaar.

  • ·

    Een jeugdige meer dan drie etmalen per week op verblijf is aangewezen.

Bijlage 4toepassing woonplaatsbeginsel Jeugdwet

De verantwoordelijke gemeente is in beginsel de gemeente waar de ouder met gezag woont. Als een jeugdige en zijn of haar ouders hulp nodig hebben, wordt eerst bekeken waar het gezag ligt. Daarna wordt vastgesteld wat het adres is. Zo wordt duidelijk welke gemeente verantwoordelijk is voor de desbetreffende jeugdige. Bij een verhuizing, een wijziging in het gezag of als de jeugdige meerderjarig wordt, verandert de situatie. Voor de nieuwe situatie moet opnieuw met behulp van het stappenplan worden bepaald welke gemeente op dat moment de verantwoordelijke gemeente is.

Het vaststellen van de woon- of verblijfplaats

Bij het bepalen van het woonadres wordt aangesloten bij de inschrijving in de Basisregistratie Personen (BRP). Als een jeugdige zelf, of zijn of haar gezagsdrager, niet heeft gezorgd voor de inschrijving in de BRP, moet hij of zij gewezen worden op zijn of haar wettelijke plicht om zich in te schrijven. Als er geen inschrijving in de BRP is, wordt gekeken naar het werkelijke verblijf van de gezagsdrager. In sommige gevallen is het werkelijke verblijfplaats van de jeugdige bepalend voor de verantwoordelijke gemeente. Soms komt het voor dat het werkelijke verblijf van een jeugdige bij een nevenvestiging van een jeugdhulpaanbieder is. In die gevallen is het adres van de nevenvestiging het adres dat geldt. Als het moment van de hulpvraag wordt gehanteerd, geldt het eerste contact van de jeugdige bij de toegang.

Verhuizing

Een wijziging van de inschrijving in de BRP betekent de start van overleg tussen gemeente die verantwoordelijk was en de gemeente die verantwoordelijk wordt. Dit overleg is gericht op de feitelijke overdracht. Hulp bij acute situaties Bij acute situaties wordt direct jeugdhulp aan de jeugdige geleverd of een kinderbeschermingsmaatregel uitgesproken. De gemeente die de acute hulp levert, stelt via het stappenplan vast welke gemeente formeel verantwoordelijk is. De kosten van alle geleverde acute hulp zijn immers voor rekening van die gemeente. Wanneer de Jeugdwet niet van toepassing is, is er geen gemeente direct verantwoordelijk voor de desbetreffende jeugdige. Gemeenten die kosten voor jeugdhulp hebben gemaakt moeten in die uitzonderlijke gevallen de kosten verhalen op de reisverzekering, de desbetreffende buitenlandse verzekeraar of via de gezagsdrager van de jeugdige.

Gescheiden ouders in verschillende gemeenten

Als ouders na een echtscheiding in verschillende gemeenten wonen en de jeugdige bij beide ouders woont, moet er een hoofdverblijf worden aangewezen. De rechter kan bij de

scheidingsuitspraak het hoofdverblijf bepalen. Als het hoofdverblijf niet door de rechter is bepaald, geven de ouders aan wat het hoofdverblijf van de jeugdige is. Kunnen of willen de ouders dit niet aangeven dan gaan de twee desbetreffende gemeenten met elkaar in overleg. Daarbij hanteren zij het criterium: de verantwoordelijke gemeente is die gemeente waar de jeugdhulp in het belang van de jeugdige binnen zijn sociale netwerk (school, sport en vriendenkring) georganiseerd kan worden.

Voorlopige voogdij

De kinderrechter kan om verschillende redenen een voorlopige voogdij uitspreken. Het gaat daarbij altijd om acute noodsituaties waarin een snel ingrijpen ter (tijdelijke) bescherming van de minderjarige nodig is. Zo kan het nodig zijn om een medische behandeling voor een kind mogelijk te maken, als toestemming door de ouder(s) wordt geweigerd. Voorlopige voogdij kan ook een tussenmaatregel zijn wanneer deze wordt uitgesproken gedurende het onderzoek naar een beëindiging van het ouderlijk gezag. Dan is het gezag van de ouder(s) geschorst, in afwachting van een definitieve maatregel. Bij de situatie van voorlopige voogdij is voor het bepalen van de woonplaats gekozen voor een praktische oplossing. Uitgangspunt is de situatie die gold voordat sprake was van voorlopige voogdij. De gemeente waar de ouder die het gezag had woont is verantwoordelijk. Als die ouder tijdens de duur van de situatie van voorlopige voogdij verhuist, wordt de gemeente waar deze ouder naar toe gaat verantwoordelijk.

Tijdelijke voogdij

Bij de situatie van tijdelijke voogdij is er tijdelijk in de voogdij voorzien. Deze situatie kan onbeperkt duren, tot het moment waarop ouders terugkeren, bijvoorbeeld na het uitzitten van een gevangenisstraf in het buitenland, of totdat een jeugdige terugkeert naar het land van herkomst (Nidos heeft dan meestal de tijdelijke voogdij) of tot het moment waarop een jeugdige meerderjarig wordt. De verblijfplaats van de jeugdige is in deze situaties bepalend.

Instellingsvoogdij

Als de voogdij door een gecertificeerde instelling wordt uitgeoefend is het werkelijke verblijf van de jeugdige bepalend. Vaak woont deze jeugdige in een pleeggezin of in een residentiële instelling. Als de jeugdige in een residentiële instelling woont, geldt niet het adres van de hoofdvestiging van de jeugdhulpaanbieder maar het werkelijke verblijf van een jeugdige bij de nevenvestiging.

Meerderjarige jeugdige

Als een jeugdige 18 jaar wordt, is er volgens het burgerlijk wetboek geen gezagsrelatie meer. Daarom wordt in dat geval uitgegaan van het woonadres van de jeugdige.

Woonplaats van gezagsdrager(s) onbekend of in het buitenland

Als de woonplaats van de gezagsdrager(s) onbekend is, geldt het werkelijk verblijf van de jeugdige op het moment van de hulpvraag. Als de gezagsdrager(s) in het buitenland wonen en de jeugdige in Nederland verblijft, geldt het werkelijk verblijf van de jeugdige. Er is dus altijd een gemeente verantwoordelijk.

Woonplaats gezagsdrager en jeugdige in buitenland

Als ouders en jeugdige in het buitenland wonen, is er geen recht op jeugdhulp. Gemeenten hoeven dan geen jeugdhulp te leveren.

Woonplaats gezagsdrager in Nederland en jeugdige in buitenland

De gemeente waar de gezagsdrager woont is verantwoordelijk.

Briefadres

Soms wordt iemand op een briefadres en niet op een woonadres ingeschreven in de BRP. Dit kan voorkomen als iemand bijvoorbeeld in een psychiatrische instelling, een Blijf van mijn Lijf-huis of in een gevangenis verblijft. Bij een briefadres geldt het werkelijke verblijf van de jeugdige op het moment van de hulpvraag. Wanneer zowel het briefadres als het woonadres bekend zijn in de BRP, wordt het woonadres gehanteerd.