Organisatie | Diemen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregels “Bestuurlijke boete Diemen 2017” |
Citeertitel | Beleidsregels “Bestuurlijke boete Diemen 2017” |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen
Onbekend
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-03-2017 | Onbekend | 23-02-2017 Diemernieuws | Onbekend |
Beleidsregels “Bestuurlijke boete Diemen 2017”
Overwegende dat het gewenst is regels te stellen voor de uitvoering van bestuurlijke boete;
gelet op artikel 18a van de Participatiewet, artikel 20a van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemer, artikel 20a van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandige;
gelet op de bepalingen in titel 5.4 van de Algemene wet bestuursrecht,
Vast te stellen de beleidsregels bestuurlijke boete Diemen 2017
Artikel 1. Omschrijving begrippen
Alle begrippen en begrippen die niet nader worden omschreven, hebben dezelfde betekenis als in de Participatiewet, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemer, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandige, het Algemene wet bestuursrecht en de Wet Suwi;
Artikel 2. Inlichtingenverplichtingen
De belanghebbende meldt “onverwijld uit eigen overweging”, binnen een periode van maximaal 14 dagen alle noodzakelijke inlichtingen/gegevens, die van invloed kunnen zijn op de hoogte van zijn uitkering dan wel op zijn recht op een uitkering, bij het college, gerekend vanaf het moment dat het feit zich heeft voorgedaan
Artikel 3. Boeteonderzoek bij een lopende bezwaarzaak
Wanneer de belanghebbende bezwaar tegen een collegebesluit heeft aangetekend, dat de aanleiding is voor het boeteonderzoek, dan wordt eerst de beslissing op bezwaar afgewacht alvorens besloten wordt een boeteonderzoek op te starten.
Artikel 4. Inspanningsplicht college
Wanneer de belanghebbende de inlichtingenverplichting heeft geschonden en uit het onderzoek geen feitelijke omstandigheden blijken, op grond waarvan opzet of grove schuld kan worden aangetoond, dan wordt aan de belanghebbende conform artikel 11 derde lid van de beleidsregels een boete van 50% (of 75% bij recidive) van het benadelingsbedrag opgelegd, tenzij er sprake is van verminderde verwijtbaarheid, zoals bedoeld in artikel 11 vierde lid van de beleidsregels.
Wanneer het college het voornemen heeft om aan de belanghebbende een boete op te leggen, dan is het college op grond van artikel 5:10a van de Awb verplicht om aan de belanghebbende vooraf aan het boetegesprek mede te delen dat hij/zij niet verplicht is tot het antwoorden en/of zijn medewerking aan het onderzoek te verlenen.
Artikel 7. Zienswijze belanghebbende
Wanneer de belanghebbende niet bereid is om zijn zienswijze kenbaar te maken en niet op de uitnodiging(en) van het college reageert, dan wordt aan hem/haar conform artikel 11 derde lid van de beleidsregels een bestuurlijke boete opgelegd van 50% van het benadelingsbedrag, tenzij sprake is van artikel 11 vierde lid van de beleidsregels.
Artikel 8. Lichte of Zware procedure
1.Er is sprake van een “Lichte procedure”, wanneer;
2.Er is sprake van een “Zware procedure”, wanneer;
Artikel 9. Eerste overtreding en benadelingsbedrag van € 150,00 of lager
Wanneer bij een eerste overtreding het benadelingsbedrag € 150,00 of lager is, en aantoonbaar vast is komen te staan dat de belanghebbende de inlichtingenverplichtingen heeft geschonden, dan wordt aan de belanghebbende een schriftelijke waarschuwing gegeven, conform artikel 2aa van het Boetebesluit SZW.
Wanneer de belanghebbende, bij een eerste overtreding, binnen een periode van maximaal 60 dagen – geteld vanaf datum overtreding - zijn/haar gedrag herstelt en uit eigen overweging alsnog de juiste inlichtingen aan het college verstrekt - voordat (aantoonbaar)hiernaar een onderzoek is gestart - dan wordt er te allen tijde afgezien van een bestuurlijke boete en aan de belanghebbende een schriftelijke waarschuwing gegeven, conform artikel 2aa van het Boetebesluit SZW
Artikel 10. Recidive en benadelingsbedrag van € 150,00 of lager
Wanneer de belanghebbende de inlichtingenplicht herhaaldelijk heeft geschonden en dit niet heeft geleid tot een benadelingsbedrag of tot een benadelingsbedrag dat € 150,00 of lager bedraagt, dan wordt de boete vastgesteld op maximaal € 150,00, conform artikel 2 elfde lid van het Boetebesluit SZW en op grond van artikel 11 van de beleidsregels afgestemd op de mate van verwijtbaarheid.
Artikel 11. Categorisering van de bestuurlijke boete
Wanneer uit een onderzoek door het college onomstotelijk vast is komen te staan, dat de belanghebbende de inlichtingenplicht met opzet heeft geschonden, dan bedraagt de maximale boete 100% (of 150% bij recidive)van het benadelingsbedrag, conform artikel 2 tweede lid of zesde lid van het Boetebesluit SZW.
Wanneer uit een onderzoek door het college onomstotelijk vast is komen te staan, dat er sprake is van grove schuld, dan bedraagt de maximale boete 75% (of 112,5% bij recidive) van het benadelingsbedrag, conform artikel 2 derde lid of zevende lid van het Boetebesluit SZW.
Wanneer de belanghebbende aantoonbaar de inlichtingenplicht heeft geschonden en “opzet of grove schuld” niet onomstotelijk aangetoond kan worden, dan wordt aan de belanghebbende een boete opgelegd van 50% (of 75% bij recidive) van het benadelingsbedrag, conform artikel 2 vierde lid of zevende lid onder a van het Boetebesluit SZW.
Het college stelt vast dat bij de volgende criteria in ieder geval sprake is van verminderde verwijtbaarheid:
het belang van het kind komt in het gedrang:
er wordt rekening gehouden met de rechten van de minderjarige inwonende kinderen en/of ten laste komende kinderen, waarbij opleggen van de toepasselijke boete de gezondheid van het kind (de kinderen) ernstig in gevaar kan brengen, omdat hierdoor mogelijkheden om noodzakelijke medicatie en/of medische behandelingen te financieren ernstig zal worden bedreigd of onaanvaardbare consequenties voor de minderjarige inwonende kinderen en/of ten laste komende kinderen kan hebben;
er wordt rekening gehouden met de rechten van de minderjarige inwonende kinderen en/of ten laste komende kinderen, waarbij opleggen van de toepasselijke boete de ontwikkeling van het kind en de financiële omstandigheid van het kind (kinderarmoede) in een onaanvaardbare maatschappelijke situatie kan brengen.
Wanneer uit onderzoek en de door belanghebbende aangedragen noodzakelijke gegevens vast is komen te staan dat er sprake is van verminderde verwijtbaarheid, zoals bedoeld in de eerste en tweede lid, dan bedraagt de bestuurlijke boete 25% (of 37,5 bij recidive) van het benadelingsbedrag, conform artikel 2 vijfde lid of zevende lid onder b van het Boetebesluit SZW
Artikel 12. Maximale boete per categorie
Wanneer de belanghebbende een uitkering ontvangt en vast is komen te staan dat de belanghebbende de inlichtingenverplichting heeft geschonden, dan bedraagt de maximale bestuurlijke boete bij;
Er wordt bij berekening van de draagkracht van de belanghebbende geen rekening gehouden met zijn of haar vermogen.
Artikel 16. Schuldhulpverlening
Wanneer de belanghebbende in een schuldsaneringtraject zit dan wordt de op te leggen bestuurlijke boete op grond van artikel 18a dertiende lid van de PW, artikel 20a twaalfde lid van de Ioaw en artikel 20a twaalfde lid van de Ioaz “niet direct kwijtgescholden maar in eerste instantie (met de intentie tot kwijtschelding) opgeschort", mits aan de volgende voorwaarden worden voldaan;
Wanneer de belanghebbende binnen een periode van 5 jaar na het besluit tot het opschorten wederom geen overtredingen wegens eenzelfde gedraging is begaan, dan wordt de bestuurlijke boete 1 maand na het verstrijken van de periode van 5 jaar, conform artikel 18a dertiende lid van de PW, artikel 20a twaalfde lid van de Ioaw en artikel 20a twaalfde lid van de Ioaz, volledig kwijtgescholden.
Het besluit tot kwijtschelding (opschorting) van de bestuurlijke boete, wordt conform artikel 18a veertiende lid van de PW, artikel 20a dertiende lid van de Ioaw en artikel 20a dertiende lid van de Ioaz ingetrokken of herzien, indien binnen 5 jaar na het besluit tot kwijtschelding wederom door de belanghebbende een overtreding wegens eenzelfde gedraging is begaan
Artikel 17. Gevallen waarin de beleidsregels niet voorzien
1.Inzake de onderwerpen die vallen onder de discretionaire bevoegheden van het college, waarin deze beleidsregels niet voorzien, beslit het college;
Artikel 18. Volgorde invordering
De bestuurlijke boete wordt te allen tijde als eerste op de belanghebbende gevorderd.
Deze beleidsregels treden direct na vaststelling door het college in werking en werken terug tot en met 1 januari 2017
Aldus vastgesteld in de vergadering van 7 februari 2017,
Burgemeester en wethouders van gemeente Diemen,
Noodzakelijk toelichting Beleidsregels bestuurlijke boete 2017
De bestuurlijke boete heeft sinds de inwerkingtreding per 1 januari 2013 een aantal belangrijke ontwikkelingen ondergaan. Vooral de uitspraken van de Centrale Raad van Beroep van 24 november 2016 en 11 januari 2016 hebben een belangrijke invloed gehad op de bestuurlijke boete. Deze uitspraken hebben ertoe geleidt dat de Wet aanscherping handhaving en sanctiebeleid SZW-wetgeving (Fraudewet) en het Boetebesluit socialezekerheidswetten zijn gewijzigd en treden per 1 januari 2017 inwerking.
De doelstelling van deze wetten zijn onder andere de aanscherping van de het sanctiebeleid in sociale zekerheidswetten. Schending van de inlichtingenverplichtingen worden zwaarder te sanctioneren. De uitgangspunten van de bestuurlijke boete zijn:
De nieuwe Fraudewet wijzigt bepaalde artikelen in een aantal socialezekerheidswetten, zoals de participatiewet, de Ioaw, de Ioaz, etc., zoals;
Bij beoordeling van de hoogte van de bestuurlijke boete moet worden gekeken naar de ernst van de overtreding, de omstandigheden van het geval en de mate van verwijtbaarheid. Daarnaast moet onderzocht worden of de boete tot ongewenste persoonlijke omstandigheden kan leiden.
Voor al het overheidshandelen geldt dat het evenredig moet zijn in relatie tot de gestelde doelen (preventie). Het inzetten van het middel “bestuurlijke boete” en met name de wijze waarop moet in verhouding staan tot het beoogde doel.
Werkende burgers mogen er vanuit gaan dat alleen mensen die recht hebben op een uitkering deze ontvangen. Bovendien wil de regering iedereen zoveel mogelijk laten participeren in de samenleving, om mensen perspectief te geven op fatsoenlijk werk en inkomen. Het draagvlak voor sociale voorzieningen blijft op deze manier behouden.
Aan artikel 2 derde lid van het Boetebesluit socialezekerheidswetten (minimum boete), kan op grond van de op grond van de jurisprudentie ECLI:CRVB:2014:3754 geen invulling worden gegeven.
Robuuste incasso (verordening verrekenen bij recidive)
Door het varvallen van artikel 60b PW, artikel 29 IOAW en artikel 29 IOAZ komt de robuuste incasso per 1 januari 2017 te vervallen.
Artikel 2. Inlichtingenverplichting
Een bestuurlijke boete wordt opgelegd wanneer de belanghebbende de inlichtingenverplichtingen heeft geschonden, zoals bedoeld in artikel 17 eerste lid van de PW, artikel 13 eerste lid van de IOAW; artikel 13 eerste lid van de IOAZ of artikel 30c tweede en derde lid van de wet Suwi.
In de wet staat dat de belanghebbende de verplichte inlichtingen “onverwijld uit eigen overweging” verstrekt. De AwB geeft aan dat de termijn waarbinnen de belanghebbende de inlichtingen kan verstrekken redelijk moet zijn.
Het college verstaat onder “onverwijld uit eigen overweging verstrekken van de noodzakelijke inlichtingen”, dat de belanghebbende de noodzakelijke gegevens, die van invloed kunnen zijn op de hoogte van de uitkering dan wel op het recht op een uitkering, gerekend vanaf het moment dat het feit zich heeft voorgedaan, binnen een periode van 14 dagen bij de gemeente wordt gemeld.
Het college acht in dergelijke situaties een termijn van 14 dagen redelijk.
Wanneer de belanghebbende de noodzakelijke inlichtingen uit eigen overwegingen binnen een periode van 14 dagen aan het college verstrekt, dan is er geen sprake van verwijtbaar gedrag.
Belanghebbenden die inlichtingen aan de gemeente balie inleveren, ontvangen een ontvangstbevestiging, van de ingeleverde informatie en documenten.
Artikel 4. Inspanningsverplichting college
Het college heeft de inspanningsplicht om de schending van de inlichtingenverplichting te onderzoeken. De bewijslast dat de belanghebbende de inlichtingenplicht opzettelijk heeft geschonden ligt bij het college. Dit geldt ook wanneer het college van mening is dat er sprake is van grove schuld.
De CRvB heeft in haar uitspraak van 24 november 2014 bepaald dat de maximale van 100% of 150% (recidive) alleen opgelegd mag worden, wanneer “opzet” door de bestuursorgaan overtuigend is aangetoond.
Het Arrondissementsparket Midden-Nederland (Openbare Ministerie) hanteert betreffende de “aanwijzing sociale zekerheidsfraude” de volgende uitgangspunten, voor een strafrechtelijke procedure:
Wanneer strafrechtelijk een procedure wordt opgestart, dan zal de bestuursrechtelijk boeteprocedure, in afwachting van de strafrechtelijke procedure, in de wacht worden gezet. Wordt de belanghebbende door de strafrechter veroordeeld, dan wordt het boeteproces middels een rapportage afgesloten. Een belanghebbende/overtreder mag immers niet twee keer voor dezelfde fout gestraft worden. Wordt er door de strafrechter afgezien van strafvervolging, dan wordt het boeteproces alsnog opgestart en verder afgehandeld.
Daar waar het college vragen gaat stellen vanuit het oogpunt van boeteoplegging, dient artikel 5:10a Awb toegepast te worden.
Artikel 29 van de Sr geeft aan dat de belanghebbende niet verplicht is omtrent een aan hem verwijtbare overtreding een verklaring af te leggen. De wetgever wil hiermee voorkomen dat de belanghebbende / verdachte ongewild meewerkt aan zijn eigen veroordeling.
Uit het verrichtte boeteonderzoek en de afgenomen verklaring moet duidelijk blijken dat aan de belanghebbende, vooraf aan de zogenaamde “waarom vragen” in een door hem/haar begrijpende taal de “cautie” is gegeven en toegelicht.
Het feit is wel dat wanneer de belanghebbende op zijn/haar zwijgplicht beroept, de kans groot is dat het college op basis van de geringe informatie de situatie en omstandigheden niet goed kan inschatten, waardoor de boete niet gematigd kan worden. Ook kan de situatie zich voordoen dat het recht op een uitkering hierdoor in gevaar kan komen en mogelijk niet vastgesteld kan worden.
Artikel 7. Zienswijze belanghebbende
Op grond van artikel 5:50 van de Awb kan de belanghebbende/overtreder in de gelegenheid worden gesteld om zijn zienswijze naar voren te brengen. Het college heeft bij het vaststellen van de beleidsregels het boeteproces gesplitst in een lichte- en een zware procedure, zie artikel 8.
Bij de “lichte procedure” kan de belanghebbende zijn/haar zienswijze schriftelijk of per e-mail aan het college kenbaar maken.
Let op, in de verzoekbrief aan de belanghebbende om zijn zienswijze, wordt de “cautie” schriftelijk gegeven.
Bij de “zware procedure” wordt de belanghebbende te allen tijde mondeling gehoord, waarbij vooraf aan het gesprek aan de belanghebbende de cautie wordt gegeven.
Artikel 11. Categorisering van de bestuurlijke boete
De belanghebbende heeft willens en wetens gehandeld of nagelaten, waardoor de inlichtingenplicht niet of niet behoorlijk is nagekomen. Gedragingen zoals beschreven in artikel 2a vierde lid van het Boetebesluit ZSW, leiden te allen tijde tot opzet.
Grove schuld is een in laakbaarheid aan opzet grenzende mate van verwijtbaarheid en omvat mede grove onachtzaamheid leidend tot het niet of niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenverplichting. Gedragingen zoals beschreven in artikel 2a derde lid van het Boetebesluit ZSW, leiden te allen tijde tot grove schuld.
Is de boeteoplegger van mening dat de inlichtingenplicht opzettelijk is geschonden of dat er mogelijk sprake is van grove schuld, dan ligt de bewijslast hiervoor bij het college.
Wanneer onomstotelijk vaststaat dat de inlichtingenplicht door de belanghebbende is geschonden, maar geen sprake is van opzet of grove schuld, dan bedraagt de boete in eerste instantie altijd 50% (of 75% bij recidive) van het benadelingsbedrag.
Bij verminderde verwijtbaarheid is het college verplicht rekening te houden met de omstandigheden en sociaal maatschappelijke situatie van de belanghebbende.
Is de belanghebbende/overtreder van mening dat er sprake is van verminderde verwijtbaarheid, dan ligt de bewijslast hiervoor bij de belanghebbende/overtreder.
Artikel 12. Maximale boete per categorie
De CRvB heeft in haar uitspraak van 16 januari 2016 bepaald dat de hoogte van de boete afhankelijk is van de aflossingscapaciteit van de belanghebbende.
Onder paragraaf 2.1 van de “Nota van toelichting” van het Boetebesluit SZW wordt de maximale boete per categorie aangegeven.
Let op! De bedragen in de laatste kolommen van de onderstaande tabellen zijn gebaseerd op de bedragen uit 2017 (artikel 23 lid 4 Sr.) en worden elk 2 jaar geïndexeerd.
Het vermogen van de belanghebbende wordt bij berekening van de draagkracht buiten beschouwing gelaten. Er wordt namelijk met het vermogen van de belanghebbende geen rekeninggehouden, omdat het hier vaak om spaargeld gaat dat bestemd is voor duurzame gebruiksgoederen en/of ontwikkeling van het ten laste komende kind(eren)
Artikel 14. Draagkracht en aflossing bestuurlijke boete
Het volledige bedrag dat na aftrek van de beslagvrije voet (90%) overblijft (10%) wordt aangewend ter aflossing van de bestuurlijke boete.
Artikel 17. Gevallen waarin de beleidsregels niet voorzien
In gevallen, waarbij op grond van de omstandigheden van de belanghebbende, gezin en/of kind sprake is van bijzondere situatie, die onevenredige gevolgen voor deze personen kan hebben als een boete wordt opgelegd, beslist het college.
Artikel 18. Volgorde invordering
De bestuurlijke boete wordt in het beginsel eerst op de klant gevorderd, omdat de mogelijkheid om de boete te innen na een periode van 10 jaar, geteld vanaf datum eerste beschikking, vervalt.