Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Terneuzen

Beleidsplan Schuldhulpverlening 2014-2018

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieTerneuzen
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsplan Schuldhulpverlening 2014-2018
CiteertitelBeleidsplan Schuldhulpverlening 2014-2018
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerpbudget probleem schuldeiser preventie geld bank failliet

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

31-05-2017Onbekend

31-05-2017

Onbekend

Onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsplan Schuldhulpverlening 2014-2018

 

 

Hoofdstuk 1 Aanleiding en kader
1 De Wet gemeentelijke schuldhulpverlening

Om de effectiviteit en de kwaliteit van de schuldhulpverlening een impuls te geven is de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening ontwikkeld en vastgesteld. De wet is kaderstellend en bepaalt dat schuldhulpverlening een wettelijke taak is van gemeenten. Gemeenten zorgen voor vaststelling en uitvoering van lokaal beleid. We zijn als gemeente regisseur van het beleid en bepalen, in overleg met ketenpartners, wie welke rol heeft in de uitvoering en wie de regie op de klant heeft. De (wijze van) uitvoering van schuldhulpverlening past binnen de centrale doelstelling voor het hele sociale domein. Mensen worden geacht zelf verantwoordelijk te zijn voor hun eigen leven en voor het oplossen van hun eigen problemen. Lukt dit niet op financieel gebied dan regelt de gemeente dat inwoners een beroep kunnen doen op schuldhulpverlening.

 

De wet schrijft de gemeente voor om iedere vier jaar een plan op te stellen, waarin de visie op schuldhulpverlening, de doelgroepen en de resultaten zijn vastgesteld. Hierin moet nadrukkelijk aandacht zijn voor preventie, nazorg en het integrale karakter van de hulpverlening.

In 2012 is het eerste beleidsplan Schuldhulpverlening Zeeuws-Vlaanderen door de drie Zeeuws-Vlaamse gemeenten samen vastgesteld. Na het besluit van de drie gemeenten om de schuldhulpverlening over te nemen van het Bureau Schuldhulpverlening en

Budgetbeheer is het eerste beleidsplan niet meer actueel. De visie en uitgangspunten zijn niet veranderd maar de uitvoering wel. Voor u ligt het beleidsplan 2014 – 2018. In hoofdstuk 1 wordt ingegaan op de wettelijke kaders en de huidige situatie. Hoofdstuk 2 gaat in op de visie en de doelstellingen. De uitvoering, waaronder de fasering, preventie, kwaliteit en de juridische context, wordt in hoofdstuk 3 besproken. De beleidsregels Schuldhulpverlening zijn niet bijgevoegd. Het wijzigen en vaststellen van de beleidsregels is een bevoegdheid van het college van burgemeester en wethouders.

Hoofdstuk 2 Visie en doelstellingen
2.1 Visie op schuldhulpverlening

Steeds meer mensen hebben te maken met problematische schulden. Behoorden voorheen vooral personen met een laag inkomen of een uitkering tot de risicogroep die door schulden getroffen werd, nu wordt landelijk een verschuiving gesignaleerd naar hogere inkomensgroepen. Baanverlies in combinatie met onder andere (hoge) hypotheken zijn hier onder meer debet aan. Door de economische crisis zijn de laatste jaren meer mensen in financiële problemen terecht gekomen en in de schulden geraakt. Daarnaast zien we ook een toename van jongeren met problematische schulden.

 

Niet alleen is er sprake van een toename van het aantal klanten, er is ook sprake van een verandering in aard en omvang van de schulden. Schulden zijn de afgelopen jaren hoger geworden en het aantal schuldeisers per klant is gestegen. Ondanks dat we nu een zekere stabilisatie zien optreden spreken we nog steeds van zorgwekkende cijfers, vooral omdat het voor mensen met financiële problemen moeilijker is om maatschappelijk actief te zijn. In Nederland zijn mensen die in de financiële problemen zijn geraakt in meer dan 20% van de gevallen ouders met kinderen, wat de kans op sociale uitsluiting van hun kinderen vergroot.

 

Tot slot stellen we ook vast dat schuldhulpverlening de laatste jaren erg complex en arbeidsintensief is geworden als gevolg van een sterke toename van nieuwe juridische invorderingsmaatregelen en een verharding bij de schuldeisers.

 

Het geschetste landelijke beeld past grotendeels op de samenstelling van de doelgroep in onze regio. Het aantal hulpvragen is vanaf 2008 sterk gestegen. Vanaf 2011 treedt hierin enige stabilisatie op. De doelgroep bestaat in onze regio voornamelijk uit mensen met een uitkering en een laag inkomen. Net als in de rest van het land neemt de omvang en hoogte van de schulden toe. In onze regio heeft 39% van de klanten kinderen. Verder is de groep jongeren met schulden stijgende. Het overgrote deel van de klanten is jonger dan 55 jaar en autochtoon.

 

Slechts een deel van de problematiek is bij de gemeente in zicht; veel mensen met schulden weten de weg naar schuldhulpverlening nog niet te vinden. Dit is geen probleem omdat een deel van deze groep haar schulden zelf oplost en daar geen schuldhulpverlening voor nodig heeft. Van de mensen die wel een beroep doen op de schuldhulpverlening kunnen we afleiden dat een steeds groter deel kampt met meerdere problemen, zoals psychische of psychiatrische problemen, werkloosheid, relatiebreuk, verslaving of ziekte. Een groot gedeelte van de mensen dat zich meldt bij de gemeente voor ondersteuning op het gebied van schulden heeft contact met een andere vorm van hulpverlening.

 

Ons uitgangspunt bij het bieden van hulpverlening en inzet van gemeentelijke middelen is een activerende overheid die aanstuurt op meer zelforganiserend vermogen en de mogelijkheid om te participeren in de samenleving. De nadruk komt ook met het oog op de transities meer te liggen op de zelfredzaamheid van mensen. De verantwoordelijkheid om problemen op te lossen, moet blijven liggen bij degene die ze veroorzaakt. De klant blijft de probleemeigenaar. Rekeningen moeten worden betaald en schulden afgelost. Het is voor de lokale situatie en de klant zelf goed als hij in staat is zelfstandig zijn problemen het hoofd te bieden. Het doel van de schuldhulpverlening is naast het bieden van een oplossing voor de schulden ook het bewerkstelligen van gedragsverandering zodat mensen in de toekomst zelfredzaam zijn. Hier moeten we wel een kanttekening bij maken: er blijft altijd een groep mensen over die langdurig ondersteuning nodig heeft. Afhankelijk van de competenties en vaardigheden van de klant dient hulp op maat geleverd te worden (maatwerk).

 

Dit leidt tot de volgende visie op schuldhulpverlening:

  • 1.

    Participeren in de samenleving staat voorop;

  • 2.

    Schuldenvrij is het uiteindelijke doel van de schuldhulpverlening. Als dat niet mogelijk is, is het doel dat schulden beheersbaar zijn. Met beheersbare schulden wordt bedoeld dat er een balans bestaat in de inkomsten en uitgaven van de klant. Hierdoor ontstaat rust in de (financiële) situatie van de klant, waardoor men in staat is te participeren.

Waarbij het uitgangspunt is:

  • 3.

    Zelfredzaamheid en zelforganiserend vermogen van de klanten;

  • 4.

    Alleen de doelgroep die ondersteuning nodig heeft komt voor schuldhulpverlening in aanmerking, waarbij deze hulp afgestemd moet zijn op de

competenties en vaardigheden van de klant (maatwerk); Waarbij we het volgende inzetten:

  • 5.

    Preventie: het voorkomen van maatschappelijke kosten, door meer activiteiten gericht op preventie;

  • 6.

    Een integrale aanpak bij uitvoering van schuldhulpverlening, ingebed in aanpalende beleidsterreinen en bij gesubsidieerde en contractpartners.

2.2 Uitwerking van de visie en doelstellingen

Doordat er bij schuldenproblematiek vaak samenhang is met psychosociale problematiek, zijn verschillende organisaties betrokken bij de klant. Samenwerking met betrokken partijen (o.a. organisaties zoals maatschappelijk werk, verslavingszorg, sociale werkvoorziening, maar ook andere organisaties zoals de Belastingdienst, woningcorporaties, zorgverzekeraars, werkgevers en niet te vergeten de schuldeisers) is dan ook noodzakelijk. Integrale samenwerking waarbij iedere organisatie, van werkgevers tot maatschappelijke partners tot aan de gemeente, doet waar hij goed in is, heeft directe invloed op de effectiviteit van de dienstverlening. Het gaat om het centraal stellen van de klantvraag, een juiste wisselwerking tussen collectiviteit en maatwerk, een adequate opvolging van partijen richting de klant en het bewerkstelligen van een gedragsverandering bij de klant. Dat kan terugdringing van recidive en schulden tot gevolg hebben. Op veel punten bestaat er al vergaande samenwerking, maar verbetering en intensivering van de samenwerking en transitie van het gehele sociale domein is in dit kader een veelomvattende opdracht voor de gemeente. Hierbij streven wij er naar dat alle organisaties hun werkzaamheden zodanig op elkaar kunnen afstemmen dat er voor de gezamenlijke klanten sprake zal zijn van één gezin, één plan, één regisseur. De gemeente neemt hierbij de regierol, passend bij de transities, op beleidsmatig niveau op zich.

 

Een integrale aanpak is ook een preventieve aanpak, omdat deze kan leiden tot een belangrijke bijdrage aan andere doelstellingen, zoals bijvoorbeeld (arbeids)participatie, maar ook het voorkomen of stoppen van huiselijk geweld, het reduceren van gezinsspanningen, verbetering van de leef- en opvoedingssituatie van kinderen, vooruitgang in de lichamelijke en geestelijke gezondheid van de klanten, etc. De nadruk ligt op vertrouwen in de eigen kracht van de samenleving en verhoging van de zelfredzaamheid en zelfstandigheid van de klant. Het ontwikkelen van een centrale toegangsorganisatie en een algemene voorliggende voorziening passen ook bij integrale schuldhulpverlening en omgekeerd.

Meer en meer wordt er een beroep gedaan op de eigen verantwoordelijkheid. Voor mensen die in de schuldhulpverlening terechtkomen, is het belangrijkste doel dat ze uiteindelijk schuldenvrij zijn. Als dat niet lukt moeten we er in ieder geval voor zorgen dat de schulden uiteindelijk beheersbaar zijn. Mensen zijn zelf verantwoordelijk voor de situatie waar ze zich in bevinden. Hierbij zal ook een beroep worden gedaan op het sociale netwerk van de klant.

 

Van belang is dat mensen duurzame vaardigheden aanleren om niet opnieuw in de schulden te raken. Nadat de schulden zijn aangepakt wordt hiervoor nazorg verleend.

 

Samengevat levert dit de volgende doelen voor de uitvoering van de schuldhulpverlening op:

  • 1.

    één klant, één plan, één regisseur;

  • 2.

    35% van de tot de schuldhulpverlening toegelaten klanten is na drie jaar schuldenvrij;

  • 3.

    voor alle overige tot de schuldhulpverlening toegelaten klanten worden de schulden beheersbaar;

  • 4.

    iedere klant krijgt nazorg;

  • 5.

    minimale uitval, minimale recidive.

Hoofdstuk 3 Uitvoering
3.1 Organisatie en uitvoering

De gemeente (Team Zorg, Werk en Inkomen) en de Kredietbank West Brabant (KBWB) zijn samen verantwoordelijk voor de schuldhulpverlening in de gemeente Terneuzen. Zowel gemeente als KBWB zijn lid van de NVVK (Vereniging voor schuldhulpverlening en sociaal bankieren) en werken volgens de landelijke gedragscode schuldhulpverlening, de modules schuldhulpverlening en het processchema Schuldhulpverlening Nieuwe Stijl NVVK.

 

Voor een overzicht van de in te zetten producten/diensten verwijzen wij u naar onderstaand processchema.

Afbeelding: Processchema Schuldhulpverlening Nieuwe Stijl NVVK

 

Hierna zullen de verschillende fases uit het schuldhulpverleningsproces nader worden toegelicht.

3.2 De fasering van schuldhulpverlening:

3.2.1 De aanvraag

Een klant meldt zich bij de gemeente en heeft binnen twee weken een eerste gesprek. In dit eerste gesprek geeft de klant aan wat zijn financiële problemen zijn. De medewerker van de gemeente voert tijdens het gesprek een eerste screening uit en beoordeelt of de schulden regelbaar zijn. Bij regelbare schulden kan betrokkene geholpen worden met lichte begeleiding of adviezen om de financiële problematiek zelfstandig op te lossen. In geval van problematische en/of complexe schulden wordt de klant doorverwezen naar de Kredietbank West-Brabant.

3.2.2 Ondersteuning bij de aanvraag

Vrijwilligers bieden bij de aanvraag waar nodig ondersteuning. Het gaat dan vaak over het sorteren van papieren en het inzicht krijgen in de schulden en schuldeisers. De aansturing en begeleiding van de vrijwilligers vindt plaats door Aan-Z.

3.2.3 Crisissituaties

Wanneer er sprake is van een financiële crisis (twee maanden huurachterstand en/of afsluiting energie, water en/of beëindiging van de (basis)zorgverzekering) regelt de gemeente binnen 3 werkdagen uitstel van betaling bij desbetreffende schuldeiser(s). De uitsteltermijnen zijn vastgelegd in (standaard NVVK) convenanten en variëren standaard van minimum 2 tot maximum 4 maanden. Zodra uitstel is verleend door de schuldeiser(s), vervalt het spoedeisende karakter van de schuldhulpvraag. Bij een crisis wordt een klant met voorrang aangemeld bij de kredietbank West-Brabant.

3.2.4 Intake kredietbank West-Brabant

Als de schuldhulpverlener beoordeelt dat een schuldenregeling of een aanmelding voor de

WSNP mogelijk is wordt een klant aangemeld voor een intake met de kredietbank WestBrabant. De intake door de kredietbank vindt altijd bij de klant thuis plaats. Met de kredietbank zijn afspraken gemaakt over de inzet en de prijs van de inzet. Deze afspraken liggen vast in een overeenkomst. Als bij een schuldenregeling begeleiding door een consulent en/of budgetbeheer noodzakelijk is wordt de klant verder begeleid door de gemeente. De kredietbank beperkt zich vooral tot het maken van afspraken met de schuldeisers: het doen van een verzoek tot minnelijke schuldregeling of, indien dit niet haalbaar blijkt, de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen (WSNP). De kredietbank is verantwoordelijk voor de minnelijke schuldbemiddeling en schuldregeling, eventuele herfinanciering, verstrekken van saneringskrediet en het opstellen van verzoekschriften WSNP.

3.2.5 Schuldhulpverleningsplan

De consulent schuldhulpverlening van de gemeente werkt in overleg met de klant een hulpverleningsplan uit dat het beste aansluit op de hulpvraag, competenties en vaardigheden van de klant en passend is in relatie tot de schuldenproblematiek. Als er bij het traject van de klant geen begeleiding of budgetbeheer nodig is, wordt er geen schuldhulpverleningsplan opgesteld. Dan is de kredietbank degene die het traject volgt. In 95 % van de gevallen wordt er wel een schuldhulpverleningsplan opgesteld.

Bij een schuldhulpverleningstraject staat maatwerk, zelfredzaamheid en vraaggerichtheid centraal. In dit hulpverleningsplan staat het aanbod van producten/diensten

schuldhulpverlening aan de klant beschreven. De klant en schuldhulpverlener ondertekenen dit plan voor akkoord. Als de klant een Wwb uitkering heeft en schuldhulpverlening vindt onderlinge afstemming plaats. Ook kunnen andere hulpverleners bij de klant betrokken zijn. Er wordt duidelijk afgesproken welke hulpverlener de regisseur van het integrale traject is.

3.2.6 Uitvoering producten/diensten schuldhulpverlening

Afhankelijk van het hulpverleningsplan is het om te beginnen van belang dat er een stabilisatietraject plaatsvindt. Het doel van stabilisatie is het in evenwicht brengen en houden van inkomsten en uitgaven van de klant en zodoende rust te creëren voor de klant, zodat ingezet kan worden op het uiteindelijke trajectdoel. Hierbij is van belang dat de inkomsten worden gemaximaliseerd, de uitgaven tot het minimum worden beperkt, er geen crisis is en de wettelijke beslag vrije voet wordt gegarandeerd. Indien deze stabilisatiefase een langdurig karakter kent (langer dan 4 maanden) zal een klant niet worden aangemeld voor een schuldenregeling bij de kredietbank. Aanmelding bij de kredietbank is ook niet aan de orde als voor kleinere enkelvoudige schulden een lening kan worden verstrekt die binnen drie jaar kan worden afbetaald of als andere creatieve oplossingenmogelijk zijn die klanten helpen zelfstandig een schuldenvrij bestaan op te bouwen. Hierbij wordt vraaggestuurd gewerkt.

3.2.7 Breed wettelijke moratorium

Het college kan de rechtbank verzoeken een afkoelingsperiode af te kondigen, waarin elke bevoegdheid van de schuldeiser tot verhaal op de goederen van de klant niet kan worden uitgeoefend, voor een periode van maximaal zes maanden. Deze afkoelingsperiode wordt slechts afgekondigd indien deze periode noodzakelijk is in het kader van schuldhulpverlening. Een dergelijk verzoek en de beslissing om hier gebruik van te maken is door het college gemandateerd aan de Kredietbank West-Brabant. Zonodig kan een verzoekschrift ook door de gemeente zelf worden ingediend.

3.2.8 Minnelijke schuldregeling

De minnelijke schuldregeling wordt uitgevoerd door de kredietbank West-Brabant. Uitzonderingen hierop zijn dossiers van ex-ondernemers met complexe bedrijfsschulden. Zij worden verwezen naar het bureau Zuidweg en Partners, aangezien dit specialistisch maatwerk vereist.

 

Bij ontvangst van het dossier bij de Kredietbank dient de klant een schuldregelovereenkomst te ondertekenen. Pas daarna kan de schuldbemiddeling van start gaan. De schuldbemiddelaar benadert namens de klant vervolgens de schuldeiser(s) en probeert de schulden minnelijk te regelen. De klant start ondertussen met het reserveren voor de schuldeisers door het maximaal haalbare (financiële ruimte boven het vrij te laten bedrag) af te dragen aan de gemeente. Dit wordt financieel beheer genoemd. In de meeste gevallen biedt de schuldbemiddelaar iedere schuldeiser een maandelijkse betaling aan, gebaseerd op de Recofamethode, gedurende een maximale termijn van 36 maanden. Veelal wordt een percentagebod tegen finale kwijting gedaan.

 

Het minnelijk traject slaagt alleen wanneer alle schuldeisers akkoord gaan met het aanbod dat namens de klant wordt gedaan. De minnelijke schuldbemiddeling wordt uitgevoerd volgens het 120-dagen model. 120 dagen is de theoretische looptijd van een schuldregeling, gerekend vanaf het moment van ondertekening van de schuldregelovereenkomst bij de Kredietbank tot aan het resultaat van de schuldbemiddeling (al dan niet een minnelijk akkoord). Dit model maakt het mogelijk concrete en resultaatgerichte afspraken te maken met de schuldeiser(s) en de klant.

3.2.9 Dwangakkoord

Indien in het minnelijk traject geen overeenstemming wordt bereikt met één of enkele schuldeisers, kan de rechtbank verzocht worden een dwangakkoord uit te spreken. De klant dient het verzoek in bij de rechtbank, in combinatie met een verzoekschrift WSNP, met ondersteuning vanuit de Kredietbank. De rechtbank kan de weigerachtige schuldeisers dwingen om alsnog akkoord te gaan met het minnelijk voorstel. Indien de rechtbank dit verzoek goedkeurt, kan alsnog een minnelijke regeling van start gaan en is een wettelijke regeling (WSNP) niet nodig.

3.2.10 Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen (WSNP)

Indien in het minnelijk traject geen overeenstemming wordt bereikt met de schuldeisers, of indien een minnelijk traject om andere redenen niet mogelijk blijkt, kan de klant besluiten om een aanvraag WSNP te doen. Hij dient daartoe een verzoek in bij de rechtbank. Een dergelijke aanvraag moet vergezeld gaan van een verklaring van de gemeente (of de Kredietbank West-Brabant als gemandateerde namens de gemeente), waarin vermeld staat dat een minnelijke schuldsanering niet mogelijk is. De verklaring is voorzien van een overzicht van de financiële situatie van de klant. Indien de rechtbank de WSNP van toepassing verklaart, stelt zij een bewindvoerder WSNP aan. Deze bewindvoerder moet namens de rechtbank toezicht houden op het nakomen van de wettelijke verplichtingen door de klant en het beschermen van de belangen van de schuldeisers. De klant dient in een periode van 36 maanden, het maximaal haalbare bedrag af te dragen aan de schuldeisers. De klant dient zich hierbij maximaal in te spannen om de inkomsten te vergroten. Er is o.a. sprake van een strenge sollicitatieplicht. Gedurende de gehele wettelijke regeling blijft de medewerker schuldhulpverlening de klant waar nodig begeleiden.

3.2.11 Nazorg

De fase van de nazorg start wanneer de klant schuldenvrij is of wanneer de schulden beheersbaar zijn. Deze nazorg is gericht op ondersteuning bij het omgaan met een schuldenvrije toekomst en een groter vrij te besteden budget. Dit houdt in dat er samen met de klant wordt gekeken of de inkomsten en uitgaven nog steeds in evenwicht zijn.

 

1. Juridische context

De invoering van de WGS kent juridische gevolgen voor de dagelijkse uitvoering. De beginselen van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zijn van toepassing op de gemeentelijke schuldhulpverlening. Aan het indienen van een aanvraag voor schuldhulpverlening kleven juridische gevolgen. Concreet houdt dit in dat met de invoering van de wet ook een procesgang naar bezwaar en beroep mogelijk is geworden.

De klant kan zelf beslissen om een aanvraag voor schuldhulpverlening bij het college in te dienen. Dit gebeurt door middel van een volledig ingevuld en ondertekend aanvraagformulier en het aanleveren van de vereiste financiële gegevens. Namens het college neemt de consulent een besluit op de aanvraag. Deze besluiten zijn in de zin van de Awb vatbaar voor bezwaar en beroep. Het besluit op de aanvraag deelt het college mee in een beschikking. Dit besluit moet binnen 8 weken na de aanvraagdatum genomen worden en goed gemotiveerd zijn. Als de aanvrager eerst zijn aanvraag moet aanvullen met nadere gegevens wordt hiervoor een hersteltermijn geboden. De termijn van een hersteltermijn is niet wettelijk bepaald en betreft maatwerk. Dit houdt in dat de termijn individueel passend moet zijn. Het moet een “redelijke termijn” zijn. Een hersteltermijn schort de beslistermijn op.

Als de aanvrager niet tijdig de gevraagde, ontbrekende informatie aanlevert, zal de aanvraag conform de Awb buiten behandeling worden gesteld. Indien de aanvrager alle noodzakelijke gegevens tijdig heeft aangeleverd en het besluit niet binnen de wettelijke beslistermijn is genomen, kan de Wet dwangsom en beroep in werking treden.

 

2. Preventie

Schuldpreventie bestaat uit verschillende preventieactiviteiten.

De gemeente biedt budgetbegeleiding voor Wwb klanten met financiële problemen die dreigen in een problematische schuldensituatie terecht te komen. Om te vermijden (preventie) dat mensen een beroep dienen te doen op schuldhulpverlening worden vrijwilligers ingezet of worden andere voorliggende voorzieningen aangeboden door Aan-Z. Dit is in eerste instantie bedoeld om mensen bewust te maken hoe een problematische schuldensituatie kan ontstaan en wat de gevolgen zijn. Ten tweede om de mensen te laten zien en leren hoe ze daar zelf een positieve invloed op kunnen uitoefenen en de financiële zelfredzaamheid vergroten. AanZ helpt de klanten bij het maken van een budgetplan en onderzoekt of er mogelijkheden zijn om de inkomsten te vergroten en de uitgaven te verkleinen. Bewust en beheerst omgaan met geld staat centraal. Bij de aanpak is er ook oog voor de samenhang met effecten of aanleiding op andere levensgebieden. Uiteindelijk doel is om te voorkomen dat relatief kleine financiële problemen tot problematische schuldensituaties escaleren.

In de loop van het jaar 2014 zal een nieuwe cursus ontwikkeld worden met name gericht op het aanleveren van bepaalde vaardigheden die ook groepsgewijs kunnen worden aangeleerd. Onderwerpen zijn weten waar je financieel recht op hebt, maken van een begroting, leren sparen, gezond en goedkoop koken en boodschappen doen en wijzigen van oud ongewenst

financieel gedrag.

 

3. Kwaliteit van de schuldhulpverlening

De kwaliteit van de schuldhulpverlening wordt beoordeeld vanuit de gedragskant. Het is essentieel dat schuldeisers en klanten vertrouwen hebben in de wijze waarop de gemeentelijke schuldhulpverlening wordt uitgevoerd en dat recht wordt gedaan aan hun belangen. Het werken volgens standaardafspraken levert een belangrijke bijdrage aan het vertrouwen van schuldeisers en klanten in de gemeentelijke schuldhulpverlening. Het belang van klanten vraagt echter in een aantal gevallen om gestandaardiseerd maatwerk. Voor het behoud van het vertrouwen van schuldeisers, is afwijking van de standaardafspraken alleen mogelijk ingeval de klant en de schuldeisers daarmee instemmen.

 

Hoe wordt de kwaliteit geborgd?

Naast het aanbieden van maatwerk is het voldoen aan aantoonbare kwaliteitseisen een belangrijke toegevoegde waarde voor het vertrouwen van zowel schuldeisers als klanten. De NVVK (Vereniging voor schuldhulpverlening en sociaal bankieren) is de koepelorganisatie van schuldhulpverlenende instanties in Nederland. De NVVK heeft gedragscodes ontwikkeld waarin richtlijnen voor goede schuldhulpverlening opgenomen zijn. Gemeente en de Kredietbank West-Brabant zijn beiden lid van de NVVK en hanteren de gedragscodes omdat deze bindend zijn voor de leden. Het betreft de volgende gedragscodes:

  • .

    gedragscode schuldregeling

  • .

    gedragscode budgetbeheer

  • .

    gedragscode sociaal bankieren

Door te werken volgens deze gedragscodes is de kwaliteit van de schuldhulpverlening geborgd. We zorgen ervoor dat de schuldhulpverleners een relevante HBO-opleiding hebben en permanente educatie en bijscholing krijgen.

 

De gemeente heeft een eigen algemene klachtenregeling. Als dat niet leidt tot hjet oplossen van een klacht kan de klant gebruik maken van de klachtenregeling van de NVVK. Bij het ontvangen van een klacht zal eerst mediation worden ingezet om tot een bevredigende oplossing te komen.