Hoofdstuk 1 Raadgevende referenda op grond van de wet
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
- a.
De wet: de Tijdelijke referendumwet;
- b.
Een referendum: een raadgevend referendum als bedoeld in de Tijdelijke referendumwet over de in artikel 8 van de wet genoemde besluiten van de gemeenteraad.
Artikel 2 Uitzonderingen
Een referendum kan niet worden gehouden over:
- a.
Een besluit van de gemeenteraad inhoudende een algemeen verbindend voorschrift dan wel de intrekking daarvan, dat uitsluitend betrekking heeft op:
- 1.
De rechtspositie van ambtsdragers of gewezen ambtsdragers als zodanig dan wel hun nagelaten betrekkingen of hun rechthebbenden;
- 2.
De gemeentelijke belastingen, bedoeld in hoofdstuk XV van de Gemeentewet;
- b.
Een besluit van de gemeenteraad, als bedoeld in artikel 1, eerste lid en derde lid, artikel 51, eerste lid en derde lid, artikel 61, eerste lid en derde lid, artikel 73, eerste lid en derde lid en artikel 96 van de Wet gemeenschappelijke regelingen.
Hoofdstuk 2 Raadplegende referenda op grond van de autonome bevoegdheid
Artikel 3 Begripsomschrijving
In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
- a.
Een referendum: een raadplegend referendum dat wordt gehouden als gevolg van een beslissing van de gemeenteraad over een voorgenomen besluit.
Artikel 4 Uitzonderingen
De uitzonderingen zoals genoemd in artikel 2 van deze verordening zijn van overeenkomstige toepassing op de referenda als bedoeld in dit hoofdstuk.
Artikel 5 Initiatief van de raad
De raad kan besluiten tot het houden van een referendum.
Artikel 6 Datum van referendum
- 1.
De raad stelt de dag vast waarop het referendum wordt gehouden, met dien verstande dat het referendum niet later plaatsvindt dan uiterlijk vier maanden na de dag waarop de raad heeft besloten tot het houden van een referendum op basis van artikel 5.
- 2.
Er kunnen meerdere referenda op dezelfde dag worden gehouden.
Artikel 7 Vraagstelling
- 1.
De raad stelt de vraagstelling en de antwoordcategorieën van het referendum vast.
- 2.
De vraagstelling wordt weergegeven op de oproepkaart.
Artikel 8 Adviescommissie
- 1.
De raad laat zich per referendum, bij het vaststellen van de vraagstelling adviseren door een commissie van advies.
- 2.
De taken van de commissie zijn:
- -
Advisering omtrent de vraagstelling en de antwoordcategorieën;
- -
Advisering omtrent de objectieve voorlichting, waarin de argumenten pro en contra worden genoemd.
- 3.
De raad stelt deze commissie van advies in en benoemt en ontslaat haar leden.
- 4.
Leden van de raad, noch van het college maken deel uit van deze commissie.
Artikel 9 Aanhouden beslissing
- 1.
Over het onderwerp waarover de raad conform artikel 5 heeft besloten een referendum te houden vindt geen besluitvorming plaats; deze besluitvorming wordt aangehouden tot ná het referendum;
- 2.
De voorbereiding van het onder lid 1 genoemd onderwerp vindt zoveel mogelijk plaats, dit in verband met de belangen zoals bedoeld in artikel 7 van deze verordening. Stukken over dit onderwerp kunnen worden aangeboden ter behandeling, met inachtneming van het onder lid 1 van dit artikel bepaalde.
Artikel 10 De stemming
- 1.
Stemgerechtigd zijn degenen die op de drieënveertigste dag vóór de dag waarop het referendum wordt gehouden, kiesgerechtigd zijn voor de verkiezing van de leden van de raad.
- 2.
De bepalingen van de Kieswet over de raadsverkiezingen zijn voor zover nodig van overeenkomstige toepassing voor het referendum.
Artikel 11 Geldigheid van de uitslag
- 1.
Het referendum wordt geldig beschouwd als de opkomst tenminste gelijk is met die van de laatstgehouden raadsverkiezingen, waarbij een minimum geldt van 30%.
- 2.
De uitslag van het referendum wordt berekend op basis van een gewone meerderheid van het totaal aantal geldig uitgebrachte stemmen.
Artikel 12 De beslissing van de raad
Na de dag waarop het referendum is gehouden, vindt in de eerstvolgende reguliere vergadering van de raad besluitvorming plaats over het aangehouden raadsbesluit dat aan een referendum is onderworpen.
Artikel 13 Strafsanctie
De in de Tijdelijke referendumwet genoemde strafbepalingen, te weten de artikelen 147 tot en met 163, zijn van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat deze gestraft worden met een hechtenis van ten hoogste drie maanden of een geldboete van de tweede categorie.