1.De voorzitter oefent alle taken uit die bij of krachtens de wet aan hem zijn opgedragen. 2.De voorzitter ondertekent de stukken die van het algemeen en dagelijks bestuur uitgaan. 3.De voorzitter vertegenwoordigt het openbaar lichaam in en buiten rechte. 4.Indien de voorzitter behoort tot het bestuur van een gemeente die partij is in een rechtsgeding waarbij het openbaar lichaam is betrokken, wordt het openbaar lichaam door de plaatsvervangend voorzitter vertegenwoordigd. 5.Het algemeen bestuur wijst een lid uit het dagelijks bestuur aan als plaatsvervangend voorzitter van de veiligheidsregio. | In dit artikel is niet opgenomen wie wordt aangewezen als voorzitter van het bestuur van de veiligheidsregio, omdat artikel 11 tweede lid van de Wvr reeds bepaalt dat de voorzitter de burgemeester is die op grond van artikel 23 van de Politiewet is benoemd als korpsbeheerder. Ook schorsing en ontslag van de voorzitter verloopt langs de lijn van artikel 23 van de Politiewet. Het bestuur kan zelf naar eigen inzicht een plaatsvervangend voorzitter aanwijzen, die de bevoegdheden uitvoert bij afwezigheid of ontstentenis van de voorzitter. Artikel 12 van de Wgr bepaalt dat de verdeling van de bevoegdheden over de verschillende bestuursorganen gelijk is aan de bevoegdheidsverdeling binnen een gemeente. Deze regeling wijkt daar in zoverre vanaf dat de voorzitter in de Wvr meer bevoegdheden krijgt toegekend, dan op basis van de Wgr mogelijk zou zijn. Het eerste lid verwijst nadrukkelijk naar de bevoegdheden uit de Wvr. De volgende bevoegdheden zijn in de Wvr in ieder geval aan de voorzitter toegekend: -doorslaggevende stem bij het staken van stemmen (artikel 11 lid 5); -het uitnodigen van adviseurs voor vergaderingen van het bestuur (artikel 12); -het verstrekken van informatie aan de minister over de wijze waarop de veiligheidsregio haar taken uitvoert (artikel 24 lid 1); -het jaarlijks rapporteren aan de minister over de uitvoering van de landelijke doelstellingen door de veiligheidsregio (artikel 24 lid 2); -het geven van aanwijzingen aan een zorginstelling en het indienen van een verzoek bij de minister van VWS wanneer een instelling in gebreke blijft (artikel 34 lid 2 en 3); -in geval van ramp of crisis van meer dan plaatselijke betekenis, of van ernstige vrees voor het ontstaan daarvan bij uitsluiting bevoegd tot toepassing van artikelen 4 tot en met 7 Wvr, artikelen 172 tot en met 177 van de Gemeentewet met uitzondering van artikel 176 derde tot en met zesde lid, artikel 12, 15 eerste lid, 54 eerste lid en 60b, eerste lid van de Politiewet 1993 en artikel 5 tot en met 9 van de Wet openbare manifestaties (artikel 39 lid 1); -het bijeenroepen en ontbinden van het regionaal beleidsteam (artikel 39 lid 2 en 6); -het aanwijzen van een operationeel leider en het geven van alle bevelen die nodig zijn aan de operationeel leider (artikel 39 lid 3en 5); -het uitnodigen van functionarissen waarvan de aanwezigheid in de vergaderingen in verband met de omstandigheden van belang is(artikel 39 lid 3); -het nemen van besluiten bij vereiste spoed (artikel 39 lid 4); -het uitbrengen van een schriftelijk verslag aan de raden van de getroffen gemeenten na afloopt van een ramp of crisis van meer dan plaatselijke betekenis (artikel 40 lid 1); -het schriftelijk beantwoorden van vragen die de raden na ontvangst van het verslag stellen (artikel 40 lid 2); -het op verzoek van de raad verstrekken van een mondelinge toelichting (artikel 40 lid 3); -het verstrekken van informatie aan de Commissaris van de Koningin en de minister over de toepassing van de artikelen 41 en 42 (artikel 43); -het indienen van een verzoek om bijstand bij de minister of de voorzitter van een aangrenzende regio indien daarover afspraken bestaan(artikel 51 lid 1 en 5). |