Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Zwijndrecht

Verordening rechtspositie wethouders en (burger)raadsleden Gemeente Zwijndrecht

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieZwijndrecht
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening rechtspositie wethouders en (burger)raadsleden Gemeente Zwijndrecht
CiteertitelVerordening rechtspositie wethouders en (burger)raadsleden Gemeente Zwijndrecht
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Gemeentewet, artt. 95, 96, eerste en tweede lid, 97 en 147
  2. Rechtspositiebesluit wethouders, artt. 33, eerste lid, 23, eerste lid, 27a, vijfde lid
  3. Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden, artt. 4, 7a, vierde lid, 13, tweede lid, 14, eerste lid, 15

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

20-05-201701-01-2020Nieuwe regeling

16-05-2017

Gemeenteblad, 19-05-2017

2017-14293

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening rechtspositie wethouders en (burger)raadsleden Gemeente Zwijndrecht

De raad van de gemeente Zwijndrecht;

 

Gelezen het voorstel van het college van 7 maart 2017 nummer 2017-14293;

 

gelet op de artikelen 95, 96, eerste en tweede lid en 97 en 147 van de Gemeentewet, de artikelen 22, eerste lid, 23, eerste lid, 27a, vijfde lid, van het Rechtspositiebesluit wethouders, en de artikelen 4, 7a, vierde lid, 13, tweede lid, 14, eerste lid, artikel 15, van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden;

 

besluit vast te stellen de

 

Verordening rechtspositie wethouders en (burger)raadsleden Gemeente Zwijndrecht.

Paragraaf 1 Algemene Bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • -

    commissie: commissie ingesteld op grond van de artikelen 82, 83 of 84 van de Gemeentewet;

  • -

    commissielid: lid van een commissie, bedoeld in artikel 1, onderdeel e, van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden.

Paragraaf 2 Voorzieningen voor raadsleden

Artikel 2 Vergoeding voor de werkzaamheden voor raadsleden

 

  • 1.

    De vergoeding voor de werkzaamheden bedoeld in artikel 2, eerste lid, van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden, is gelijk aan het door de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties voor de van toepassing zijnde gemeenteklasse vastgestelde maximum.

  • 2.

    De indeling in gemeenteklasse vindt plaats conform bijlage I Vergoeding voor werkzaamheden, van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden.

Artikel 2a Vergoeding voor de werkzaamheden voor burgerraadsleden

 

  • 1.

    De raad stelt de hoogte van een vergoeding voor de werkzaamheden van een burgerraadslid vast.

  • 2.

    De werkzaamheden als bedoeld in lid 1, zijn vastgelegd in het Reglement van orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de raad en de carrousel van de gemeente Zwijndrecht.

Artikel 3 Verhoging vergoeding

vervallen

Artikel 4 Reis- en verblijfkosten

 

  • 1.

    Raadsleden ontvangen een redelijke vergoeding voor ten behoeve van de gemeente gemaakte reis- en verblijfkosten betreffende reizen

    • a.

      Buiten het grondgebied van de gemeente en

    • b.

      Ter uitvoering van een beslissing van het gemeentebestuur.

  • 2.

    De vergoeding als bedoeld in het eerste lid is:

    • a.

      voor wat betreft de verblijfkosten gelijk aan het overeenkomstig in artikel 4, onderdeel c, van de Regeling rechtspositie wethouders bepaalde;

    • b.

      voor wat betreft de reiskosten gelijk aan het overeenkomstig in artikel 4, onderdeel a en b, van de Regeling rechtspositie wethouders bepaalde.

  • 3.

    De reis- en verblijfkosten worden alleen vergoed als deze gedeclareerd worden overeenkomstig de bepalingen in deze verordening.

  • 4.

    De gemeenteraad kan in een openbare vergadering een delegatie uit de gemeenteraad vooraf toestemming verlenen voor een excursie of reis naar het buitenland als deze in het belang van de gemeente en door of vanwege de gemeente wordt georganiseerd.

  • 5.

    De gemeenteraad kan aan de toestemming zo nodig voorwaarden verbinden.

Artikel 5 Scholing

 

  • 1.

    Raadsleden die aan scholing als bedoeld in artikel 13, eerste lid van het Rechtspositiebesluit raads- of commissieleden willen deelnemen, die niet door of namens de gemeente wordt aangeboden of verzorgd, dienen dat te melden bij de griffier.

  • 2.

    Het al dan niet toekennen van een vergoeding voor scholing en de vaststelling van de hoogte van deze vergoeding vindt plaats conform het daartoe vastgestelde Scholingsplan Gemeenteraad Zwijndrecht.

  • 3.

    De aanvraag bedoeld in het eerste lid gaat vergezeld van inhoudelijke informatie en een kostenspecificatie.

  • 4.

    De gemeenteraad stelt bij Scholingsplan Gemeenteraad Zwijndrecht nadere regels vast met betrekking tot de maximale vergoeding.

  • 5.

    Aanvragen die niet overeenkomstig de bepalingen in deze verordening worden ingediend komen niet voor vergoeding in aanmerking.

  • 6.

    Alle aanvragen worden voorgelegd aan de griffier. Bij twijfel legt de griffier het verzoek voor aan het overleg van fractievoorzitters.

  • 7.

    In voorkomende gevallen beslissen de fractievoorzitters van alle in de raad vertegenwoordigde politieke groeperingen op basis van meerderheid van stemmen.

Artikel 6 Computer en internetverbinding 

(Burger)Raadsleden aan wie een mobiel device of computer (incl. software en accessoires ) in bruikleen ter beschikking wordt gesteld tekenen hiervoor een bruikleenovereenkomst met de gemeente en een verklaring voor ontvangst (zie bijlage 1 en 3).

Artikel 7 Collectieve verzekeringen

vervallen

Artikel 8 Aanwijzing als eindheffingsbestanddeel

 

  • 1.

    Als eindheffingsbestanddeel als bedoeld in artikel 31, eerste lid, onderdeel f, van de Wet op de loonbelasting 1964 worden aangewezen de vergoedingen, tegemoetkomingen en verstrekkingen, genoemd in artikel 13a van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden

  • 2.

    Als eindheffingsbestanddeel als bedoeld in artikel 31, eerste lid, onderdeel f, van de Wet op de loonbelasting 1964 worden verder aangewezen de vergoedingen, tegemoetkomingen en verstrekkingen, genoemd in hoofdstuk II van deze verordening, voor zover deze worden berekend tot een vergoeding, tegemoetkoming of verstrekking als bedoeld in artikel 31a, tweede lid, onderdelen a tot en met h, van de Wet op de Loonbelasting 1964.

Paragraaf 3 Voorzieningen voor wethouders

Artikel 9 Reiskosten woon-werkverkeer

Wethouders hebben aanspraak op een vergoeding van de kosten woon-werkverkeer, bedoeld in artikel 23, eerste lid, onderdeel a, van Rechtspositiebesluit wethouders, overeenkomstig artikel 3 van de Regeling rechtspositie wethouders.

Artikel 10 Zakelijke reis- en verblijfkosten

 

  • 1.

    Wethouders hebben aanspraak op een vergoeding van de reis- en verblijfkosten voor reizen gemaakt voor de uitoefening van het ambt, bedoeld in artikel 23, eerste lid, onderdeel b, van het Rechtspositiebesluit wethouders buiten het grondgebied van de gemeente, overeenkomstig artikel 4 van de Regeling rechtspositie wethouders.

  • 2.

    De reiskosten als bedoeld in het eerste lid worden alleen vergoed als deze gedeclareerd worden overeenkomstig de bepalingen in deze verordening.

  • 3.

    Voor een reis in het gemeentelijk belang buiten Nederland, niet zijnde een reis naar een Europese instelling, is vooraf toestemming van het college vereist. Het college kan aan zijn besluit toestemming te verlenen nadere voorwaarden verbinden.

Artikel 11 Dienstauto

 

  • 1.

    Wethouders kunnen voor reizen ten behoeve van de gemeente (zakelijk) gebruik maken van een dienstauto. Onder dienstauto wordt voor de toepassing van dit artikel mede verstaan een door de gemeente ingehuurde auto.

  • 2.

    De dienstauto kan door de wethouders ook worden gebruikt ten behoeve van nevenfuncties die de wethouders vervullen uit hoofde van het ambt.

  • 3.

    Als de wethouders gebruikmaken van een dienstauto dan hebben zij voor die reizen geen recht op een tegemoetkoming voor de reiskosten.

  • 4.

    Als de wethouders voor reizen ten behoeve van in het tweede lid bedoelde nevenfuncties gebruikmaken van de dienstauto en daarvoor een vergoeding van reiskosten ontvangen wordt die vergoeding in de gemeentelijke kas gestort.

Artikel 12 Computer en internetapparatuur

De wethouders aan wie een computer en/of mobiel device (incl. software en accessoires) in bruikleen ter beschikking wordt gesteld tekenen hiervoor een bruikleenovereenkomst met de gemeente en een verklaring voor ontvangst (zie bijlage 2 en 3).

Artikel 13 Communicatieapparatuur

De wethouders aan wie een mobiele telefoon of mobiel device in bruikleen ter beschikking wordt gesteld tekenen hiervoor een bruikleenovereenkomst met de gemeente en een verklaring voor ontvangst (bijlage 2 en 3).

Artikel 14 Verhuis-, Reis- en pensionkosten en tegemoetkoming dubbele woonlasten bij benoeming

Wethouders die bij benoeming nog niet over woonruimte in de gemeente beschikken hebben aanspraak op een vergoeding van:

 

  • a.

    reis- en pensionkosten, bedoeld in artikel 22, eerste lid, onderdeel a, van Rechtspositiebesluit wethouders, overeenkomstig artikel 1 en 4a van de Regeling rechtspositie wethouders, en

  • b.

    dubbele woonlasten en verhuiskosten, bedoeld in artikel 22, eerste lid, onderdeel b, van Rechtspositiebesluit wethouders, overeenkomstig artikel 2 en 4a van de Regeling rechtspositie wethouders.

  • c.

    De raad kan aan een ontheffing van het woonplaatsvereiste voor wethouders zoals bedoeld in artikel 36a lid 2 van de Gemeentewet voorwaarden verbinden, die tot gevolg hebben dat het recht op vergoeding op grond van sub a en of b van dit artikel wordt gekort of zelfs wordt uitgesloten.

Artikel 15 Aanwijzing als eindheffingsbestanddeel

 

  • 1.

    Als eindheffingsbestanddeel als bedoeld in artikel 31, eerste lid, onderdeel f, van de Wet op de loonbelasting 1964 worden aangewezen de vergoedingen, tegemoetkomingen en verstrekkingen genoemd in artikel 28a van het Rechtspositiebesluit wethouders.

  • 2.

    Als eindheffingsbestanddeel als bedoeld in artikel 31, eerste lid, onderdeel f, van de Wet op de loonbelasting 1964 worden verder aangewezen de vergoedingen, tegemoetkomingen en verstrekkingen, genoemd in hoofdstuk III van deze verordening, voor zover deze worden gerekend tot een vergoeding of verstrekking als bedoeld in artikel 31a, tweede lid, onderdelen a tot en met h, van de Wet op de Loonbelasting 1964.

Paragraaf 4 Voorzieningen voor commissieleden

Artikel 16 Vergoeding voor het bijwonen van vergaderingen

 

  • 1.

    Het lid van een commissie ontvangt voor het bijwonen van de vergaderingen van een commissie en haar subcommissies een vergoeding die gelijk is aan het bedrag, vermeld in artikel 14 van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden, zoals dit bedrag jaarlijks door de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties wordt herzien.

  • 2.

    Het bepaalde in het eerste lid is niet van toepassing op degene die als lid van een commissie een vaste vergoeding voor de werkzaamheden als bedoeld in artikel 96 van de Gemeentewet ontvangt.

  • 3.

    Geen vergoeding ontvangt degene die zitting heeft in een commissie

    • a.

      als raadslid of wethouder;

    • b.

      uit hoofde van dan wel als rechtstreeks uitvloeisel van een ambtelijke of bestuurlijke hoedanigheid dan wel van een functie bij een instelling die grotendeels van overheidswege wordt gesubsidieerd;

    • c.

      als vertegenwoordiger van een belanghebbende instelling, organisatie of groepering, tenzij zijn lidmaatschap van de commissie tevens in belangrijke mate het gemeentelijk belang dient.

  • 4.

    Het college kan in afwijking van het bepaalde in het eerste lid een hogere vergoeding vaststellen, zulks tot ten hoogste 325 % van het in het eerste lid bedoelde bedrag van de vergoeding, ten aanzien van

    • a.

      een lid van een commissie die op grond van zijn bijzondere beroepsmatige deskundigheid op het taakgebied van de commissie voor deelname aan haar werkzaamheden is aangetrokken, en

    • b.

      een lid van een commissie ten aanzien waarvan de vergoeding niet geacht kan worden in een redelijke verhouding te staan tot de zwaarte van zijn taak en de omvang van de door hem te verrichten arbeid.

Artikel 17 Reis- en verblijfkosten

 

  • 1.

    Aan het lid van een commissie dat geen raadslid of wethouder is en niet in zijn hoedanigheid van ambtenaar tot lid van de commissie is benoemd worden de reiskosten voor het bijwonen van de vergaderingen van de commissie vergoed. De vergoeding betreft:

    • a.

      bij gebruik van openbare middelen van vervoer: een volledige vergoeding van de in redelijkheid gemaakte noodzakelijke reiskosten;

    • b.

      bij gebruik van een eigen vervoermiddel: een vergoeding van de in redelijkheid gemaakte noodzakelijke reiskosten overeenkomstig het bepaalde in artikel 4 van de Regeling rechtspositie wethouders;

  • 2.

    Onverminderd het bepaalde in het eerste lid worden de in redelijkheid noodzakelijk gemaakte verblijfskosten ter zake van reizen buiten het grondgebied van de gemeente vergoed aan het commissielid overeenkomstig het bepaalde in artikel 4, onderdeel c, van de Regeling rechtspositie wethouders

Paragraaf 5 De procedure van declaratie

Artikel 18 Betaling vaste vergoedingen

De betaling van de vergoeding voor werkzaamheden, de bezoldiging voor wethouders op grond van het Rechtspositiebesluit wethouders, de onkostenvergoedingen en declaraties geschiedt maandelijks of in maandelijkse termijnen als er sprake is van een vergoeding op jaarbasis tenzij het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden, het Rechtspositiebesluit wethouders of de Regeling rechtspositie wethouders anders bepalen.

Artikel 19 Declaratie van kosten

 

  • 1.

    Declaratie van kosten door raadsleden en wethouders kan plaatsvinden op twee manieren:

    • a.

      door middel van rechtstreekse facturering aan de gemeente

    • b.

      door middel van declaratie van vooruitbetaalde kosten.

  • 2.

    Verantwoording van de vergoeding van de onder 1a en/of 1b gemaakte kosten door het raadslid, respectievelijk de wethouder vindt plaats door een daarvoor vastgesteld formulier volledig in te vullen en te ondertekenen.

  • 3.

    Het formulier wordt binnen twee maanden, onder bijvoeging van de nodige bewijsstukken, na de betaling van de gemaakte kosten ingediend.

  • 4.

    Het formulier wordt voorzien van bewijsstukken ter controle ingediend bij de daartoe aangewezen financieel adviseur van de Afdeling Staf.

  • 5.

    De goedkeuring van de vergoeding ten behoeve van het raadslid vindt plaats door de griffier, en ten behoeve van de wethouder door de gemeentesecretaris.

  • 6.

    Facturen komen alleen voor vergoeding in aanmerking als voldaan wordt aan de bepalingen in deze verordening.

Paragraaf 6 Slotbepalingen

Artikel 20 Intrekking oude regeling

De volgende regelingen worden bij de vaststelling en inwerkingtreding van deze verordening ingetrokken:

 

  • a.

    De Verordening rechtspositie raads- en commissieleden 2001.

  • b.

    De Verordening geldelijke voorzieningen wethouders 2001

  • c.

    De Verordening geldelijke voorzieningen raads- en commissieleden 2001.

Artikel 21 Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking op de dag na bekendmaking.

 

Artikel 22 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening rechtspositie wethouders en (burger)raadsleden Gemeente Zwijndrecht.

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 16 mei 2017

Griffier Burgemeester

Toelichting

ALGEMEEN

 

Wettelijke regelingen

In de wet en nadere regelgeving zijn alle van belang zijnde onderwerpen geregeld betreffende de rechtspositie van gemeentelijke politieke ambtsdragers. In de Gemeentewet is aangegeven dat de nadere invulling van de rechtspositie van wethouders, raads- en commissieleden alsmede de financiële voorzieningen moet worden geregeld bij of krachtens de wet (AMvB en ministeriële regeling). Deze nader regeling is vastgelegd in het Rechtspositiebesluit wethouders en het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden. In de Regeling rechtspositie wethouders zijn de (onkosten)vergoedingen voor wethouders nog nader uitgewerkt.

 

De vergoedingen en regelingen voor raads- en commissieleden en wethouders die bij of krachtens de wet (lees Gemeentewet, Rechtspositiebesluit of Regeling) dwingendrechtelijk geregeld zijn, zijn niet opgenomen in deze verordening. Dit betreft de vergoedingen voor:

 

  • 1.

    de raadsvergoeding voor raadsleden, de commissievergoeding voor commissieleden en de bezoldiging van wethouders

  • 2.

    de vaste maandelijkse netto onkostenvergoedingen voor raadsleden en wethouders;

  • 3.

    de toelage voor fractievoorzitters, leden van de vertrouwenscommissie als bedoeld in artikel 61 van de Gemeentewet, leden van de rekenkamerfunctie bedoeld in artikel 81oa van de Gemeentewet, dan wel van onderzoekscommissie zoals bedoeld in artikel 115a, derde lid, van de Gemeentewet;

  • 4.

    de toelage van het fractievoorzitterschap;

  • 5.

    de compensatiemaatregelen voor raads- en commissieleden als zij een WW, BWOO of arbeidsongeschiktheidsuitkering (WIA / WAO) hebben;

  • 6.

    de gevolgen van de vergoeding / bezoldiging bij overgang naar een lagere klasse in verband met vermindering van aantal inwoners;

  • 7.

    de voorzieningen bij ziekte en dienstongeval;

  • 8.

    de vergoeding voor de waarneming van het voorzitterschap van de gemeenteraad;

  • 9.

    de voorzieningen bij tijdelijk ontslag wegens zwangerschap en bevalling of ziekte;

  • 10.

    de tegemoetkoming in de ziektekosten;

  • 11.

    de voorzieningen voor raadsleden met een fysieke beperking;

  • 12.

    de bezoldiging van de wethouders;

  • 13.

    de voorzieningen in verband met bewaken en beveiligen;

  • 14.

    de contributie voor beroepsverenigingen.

     

Hoofdlijnen gemeentelijke verordening

In de verordening zijn alleen bepalingen opgenomen inzake de rechtspositie van wethouders, raadsleden en leden van gemeentelijke commissies zover die niet dwingend geregeld zijn in hogere wet- en regelgeving. De grondslag hiervoor is te vinden in de Gemeentewet en genoemde rechtspositiebesluiten.

 

Bij de laatste harmoniseringsoperatie, zie de circulaire van het Ministerie van BZK d.d. 27 juni 2014, betreffende de rechtspositiebesluiten voor decentrale politieke ambtsdragers zijn er wederom een aantal bepalingen imperatief in hogere wet- en regelgeving vastgelegd. De overweging hierbij is dat het bestuurlijk wenselijk is om de voorzieningen zoals vergoedingen, tegemoetkomingen en andere rechtspositionele aanspraken voor decentrale politieke ambtsdragers dwingendrechtelijk in hogere wet- en regelgeving vast te leggen om politieke discussies te voorkomen. Dit betekent dat er voor gemeenten minder ruimte is om lokaal bij verordening van wettelijke regelingen af te wijken.

 

Indien een gemeente besluit om bij verordening voorzieningen voor politieke ambtsdragers te regelen, zijn een aantal regels van belang. In artikel 44 van de Gemeentewet is bepaald dat buiten hetgeen bij of krachtens de wet is toegekend wethouders als zodanig geen inkomsten, in welke vorm dan ook, ten laste van de gemeente mogen ontvangen. Dit betekent dat de rechtspositionele aanspraken voor zittende wethouders uitsluitend te vinden zijn in respectievelijk de Gemeentewet, het Rechtspositiebesluit wethouders, de Regeling rechtspositie wethouders en deze verordening. Gewezen wethouders ontlenen hun aanspraak op een ontslaguitkering en pensioen aan de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers.

 

Een soortgelijke bepaling als artikel 44 van de Gemeentewet is voor raads- en commissieleden opgenomen in artikel 99 van de Gemeentewet. In artikel 99 van de Gemeentewet is bepaald dat bij of krachtens de wet is toegekend, ontvangen de leden van de raad, van een door de raad, het college of de burgemeester ingestelde commissie als zodanig geen andere vergoedingen en tegemoetkomingen ten laste van de gemeente. Het tweede lid van dat artikel voegt daaraan toe dat bij of krachtens de wet dan wel bij verordening van de raad aan raads- en commissieleden voordelen, anders dan in de vorm van vergoedingen en tegemoetkomingen, mogen worden toegekend. Daarvoor is wel de goedkeuring van gedeputeerde staten vereist.

 

De arbeidsverhoudingen

Raadsleden en commissieleden zijn niet in dienstbetrekking bij de gemeente. De gemeente is dus niet de werkgever. Dat betekent bijvoorbeeld dat zij voor zover het betreft het raadslidmaatschap niet vallen onder de werknemersverzekeringen zoals de Werkloosheidswet (WW), Ziektewet (ZW) en de Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen (WIA). Omdat er geen dienstbetrekking met de gemeente is vallen raads- en commissieleden niet onder de Wet op de loonbelasting 1964 maar worden hun inkomsten belast in de Wet inkomstenbelasting 2001. Wel kunnen raads- en commissieleden opteren voor de loonbelasting als voorheffing door te kiezen voor het fictief werknemerschap. De Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers (Appa) is niet van toepassing op raads- en commissieleden.

 

Wethouders zijn ingevolge de Ambtenarenwet als benoemde bestuurders in openbare dienst aangesteld en vallen onder de werking van die wet. Echter de bepalingen over het materiële ambtenarenrecht uit de Ambtenarenwet zijn niet van toepassing op wethouders. De aanstelling in openbare dienst houdt voor de toepassing van de fiscale wetgeving in dat sprake is van een arbeidsverhouding die als dienstbetrekking wordt aangemerkt. Dit betekent dat wethouders direct onder de werking van de Wet op de loonbelasting 1964 vallen. Toch vallen wethouders niet onder de werking van werknemersverzekeringen, zoals de Werkloosheidswet (WW), Ziektewet (ZW) en Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen (WIA). In plaats daarvan voorziet de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers (Appa). De werkloosheidsuitkering na aftreden, invaliditeitsuitkering, pensioenopbouw en het (aanvullende) ouderdoms- en nabestaandenpensioen zijn voor wethouders geregeld in de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers (Appa).

 

De loon- en inkomstenbelasting

 

Opting-in-regeling

Raadsleden kunnen opteren voor de loonbelasting. Het raadslid kan met de gemeente overeenkomen dat deze loonheffing inhoudt. Dat wordt de ‘opting-in-regeling’ genoemd. De administratie van de gemeente is zodanig ingericht dat wordt voldaan aan de daaraan gestelde wettelijke eisen. In een gezamenlijke verklaring melden de gemeente en het raadslid aan de Belastingdienst dat wordt geopteerd voor de loonbelasting. Als gezamenlijk wordt gekozen voor het loonbelastingsysteem, dan draagt de gemeente de ingehouden loonheffing van de raadsvergoeding af aan de Belastingdienst. Omdat een raadslid geen werknemer in de formele zin van het woord is, valt hij zoals gezegd vanwege het raadslidmaatschap niet onder de sociale zekerheidswetgeving. Om die reden worden over de raadsvergoeding ook geen premies sociale zekerheid ingehouden. Het raadslid hoeft in dat geval geen administratie bij te houden. De Belastingdienst accepteert inmiddels ook van commissieleden de toepassing van de opting-in-regeling.

 

Fiscale standaardpositie

Als niet voor de loonbelasting wordt geopteerd, dan geldt voor het raads- of commissielid dat hij voor de Wet inkomstenbelasting 2001 resultaat uit een werkzaamheid geniet (standaardregeling). In dat geval is het (gedeeltelijke) winstregime van toepassing. Betrokkene moet dan alle ontvangsten verantwoorden als winst en kan de gemaakte kosten daarop in mindering brengen. Raadsleden die gekozen hebben voor de standaardregeling dienen de netto-onkostenvergoeding wel te verantwoorden in de inkomstenbelasting, tenzij zij aan de hand van bewijsmateriaal aan kunnen tonen dat de vergoeding is besteed aan onkosten voortvloeiend uit het raadslidmaatschap. Raadsleden die gekozen hebben voor de standaardregeling kunnen bij de aangifte inkomstenbelasting hun werkelijke beroepskosten, met inachtneming van een aantal wettelijke beperkingen en normeringen, in mindering brengen op hun belastbaar inkomen (belastbare resultaat). Het bruteren van vergoedingen is niet langer van toepassing op raads- en commissieleden die hebben gekozen voor de standaardregeling. Voor raadsleden die hebben gekozen voor de standaardregeling is de werkkostenregeling immers niet van toepassing. De gemeente dient jaarlijks alle betalingen en verstrekkingen op grond van deze verordening aan de Belastingdienst te melden middels een opgave IB-47. Omdat raads- en commissieleden op persoonlijke titel worden gekozen, zijn zij niet aan te merken als (fiscaal) ondernemer. Er hoeft dan ook geen VAR-verklaring / Modelovereenkomst ZZP overgelegd te worden aan de gemeente.

 

Eenmalige keuze per zittingsperiode

De keuze om al of niet te opteren voor de loonbelasting kan voor het raadslid financieel ingrijpende gevolgen hebben. De beslissing om voor de loonbelasting te opteren kan eenmaal per zittingsperiode worden gemaakt en geldt in beginsel voor de (resterende) zittingsperiode. Wel kan betrokkene als spijtoptant terugkomen op deze beslissing voor de resterende periode. Opteren voor de loonbelasting hoeft niet bij aanvang van de zittingsperiode te gebeuren, maar kan ook gedurende de zittingsperiode voor de resterende periode.

 

De vergoedingensystematiek

Voor de uitoefening van het politieke ambt hoeven bestuurders niet het eigen inkomen aan te spreken. Een adequate vergoedingssystematiek is daarom van belang. Waar er functionele uitgaven zijn, verdient het aanbeveling terughoudend te zijn met een financieringswijze waarin de bestuurder deze functionele uitgaven uit eigen middelen vooruit betaalt en de gemeente deze uitgaven vervolgens terugbetaalt. Eigen middelen en publieke middelen moeten zo veel mogelijk gescheiden worden gehouden. Vanuit die overweging heeft het de voorkeur de functionele uitgaven direct in rekening te brengen bij de gemeente. Aan de mogelijkheid om zo nodig declaraties in te dienen zal echter behoefte blijven bestaan. De mogelijkheden voor declaratie worden nader geregeld in de modelverordening.

 

Controle en verantwoording

Voor de bestuurlijke uitgaven is – net als voor de besteding van alle andere publieke middelen – transparantie van groot belang. Daartoe dienen enerzijds inzichtelijke regels en richtlijnen die voor het vergoedingen- en voorzieningenstelsel gelden en anderzijds een duidelijke verantwoording van het daadwerkelijk gebruik. Op deze wijze kan worden voorkomen dat er onnodige discussies plaatsvinden omtrent het gebruik van onkostenregelingen of voorzieningen door gemeentebestuurders en over de eventueel verschuldigde belasting.

 

Dat is ook in hun belang omdat zij hun functie moeten kunnen uitoefenen zonder te worden gehinderd door onzekerheden omtrent de financiering van de functionele uitgaven. Daartoe is vereist dat er een zodanig sluitende financiële en administratieve organisatie is ingericht dat er vertrouwen kan bestaan omtrent de juistheid en rechtmatigheid van de uitgaven. In paragraaf 4 van deze verordening is in verband hiermee, in aanvulling op de in de beheers- en controleverordening vastgestelde regels, een aantal belangrijke procedures vastgelegd over rechtstreekse facturering van functionele uitgaven, declaratie van vooruitbetaalde kosten. Daarnaast moeten in de bruikleenovereenkomsten heldere afspraken vastgelegd over het gebruik van computer-, rand- en communicatieapparatuur die beschikbaar wordt gesteld voor de uitoefening van de politieke functie. In aanvulling hierop is een gedragscode ontwikkeld waarin nadere gedragsregels zijn vastgelegd.

 

ARTIKELGEWIJZE TOELICHTING

 

Artikel 1 begripsbepalingen

Het gaat hier om de uitleg van het begrip commissie.

 

Artikel 2 Vergoeding voor de werkzaamheden van het raadslid

Artikel 2. Vergoeding voor de werkzaamheden van raadsleden

 

De hoogte van de raadsvergoeding is imperatief bepaald op een vast bedrag per inwonersklasse overeenkomstig het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden (zie tabel I van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden). Een deel van de raadsvergoeding kan worden uitbetaald als presentiegeld op grond van artikel 4 van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden. Het gaat om maximaal 20% van de raadsvergoeding. Indien de raad besluit dat een (procentueel) deel van de raadsvergoeding wordt uitbetaald als presentiegeld, mag geen onderscheid worden gemaakt tussen raadsleden. Een presentievergoeding geldt dan voor alle raadsleden. Het bedrag van de vergoeding voor de werkzaamheden wordt geïndexeerd. Het wordt jaarlijks per 1 januari herzien aan de hand van het indexcijfer Cao lonen overheid. Hiervoor is in de gemeente geen nadere besluitvorming nodig.

 

Raadsleden die een WAO of WIA-uitkering ontvangen, kunnen verzoeken hun raadsvergoeding te verlagen. Daardoor kan het nadeel van indeling in een lagere arbeidsongeschiktheidsklasse worden voorkomen. Deze mogelijkheid is opgenomen in artikel 12, derde lid, van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden. Raadsleden die een WW- of een BWOO uitkering ontvangen en als gevolg van het ontvangen van een raadsvergoeding worden gekort op hun WW- of BWOO uitkering kunnen voor het bedrag van de korting door de gemeente worden gecompenseerd. Dit is geregeld in artikel 12, eerste en tweede lid van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden.

 

Artikel 2a Vergoeding voor de werkzaamheden van burgerraadsleden

Artikel 2a regelt dat de gemeenteraad de hoogte van de vergoeding voor burgerraadsleden vaststelt.

 

Artikel 3 Verhoging vergoeding

Dit betrof een facultatieve bepaling over een verhoging van de vergoeding bij deelname aan commissies. Aangezien Zwijndrecht geen commissies kent, is dit artikel komen te vervallen.

 

Artikel 4 Reis- en verblijfkosten

Artikel 96, eerste lid, van de Gemeentewet voorziet alleen voor commissieleden, voor zover ze geen raadslid zijn in een vergoeding van reis- en verblijfkosten voor reizen binnen het grondgebied van de gemeente. Artikel 96 van de Gemeentewet voorziet niet in een vergoeding voor ‘woon-werkverkeer’ voor raadsleden. Het is dan ook in strijd met artikel 99 van de Gemeentewet als raadsleden van de gemeente een vergoeding ontvangen voor reizen binnen het grondgebied van de gemeente

 

Artikel 97 van de Gemeentewet voorziet voor raads- en commissieleden wel in een vergoeding van de reis- en verblijfkosten voor reizen buiten het grondgebied van de gemeente ter uitvoering van een beslissing van het gemeentebestuur. Onder reizen “buiten de gemeentegrenzen” kunnen ook de buitenlandse dienstreizen worden geschaard. De naar redelijkheid gemaakte reis- en verblijfkosten voor dienstreizen in het buitenland, die door of vanwege de gemeente zijn georganiseerd komen ook voor vergoeding in aanmerking.

 

De vergoeding voor noodzakelijke en redelijkerwijs gemaakte verblijfkosten is niet nader ingevuld en is een lokale aangelegenheid per gemeente. Omdat in het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden verder geen eigen vergoedingsregeling is opgenomen, kan aansluiting worden gezocht bij de vergoedingsregelingen voor wethouders.

 

Voor raadsleden die niet hebben geopteerd voor de loonbelasting geldt dat de verstrekte vergoedingen bij de aangifte inkomstenbelasting als opbrengst moeten worden verantwoord. De reiskosten kunnen binnen de geldende randvoorwaarden als aftrekbare beroepskosten worden opgevoerd.

 

Er kunnen aan de verleende toestemming voorwaarden verbonden worden.

 

Artikel 5 Scholing

Op grond van artikel 13 lid 1 van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden komt niet partijpolitiek georiënteerde scholing in verband met de vervulling van de functie van raads- of commis­sie­lidmaatschap ten laste van de gemeente. In dit artikel is de procedure verder uitgewerkt

 

Gezien de aard en duur van het ambt liggen voor (burger)raadsleden opleidingen voor de hand die gericht zijn op het persoonlijk functioneren in het ambt.

 

Scholing is functiegericht als zij beoogt de voor de functie benodigde vakkennis en vaardigheden te verwerven dan wel actueel te houden.

 

Onder deze scholingskosten worden verstaan de cursus- en lesgelden, de kosten van het studiemateriaal, examen- en diplomakosten en de aanschafkosten van verplicht gesteld studiemateriaal, alsmede reis- en verblijfkosten in het kader van de opleiding.

 

Voor raadsleden die niet hebben geopteerd voor de loonbelasting geldt dat de vergoedingen en verstrekkingen naar de waarde in het economische verkeer bij de aangifte inkomstenbelasting als opbrengst moeten worden verantwoord en dat de gemaakte kosten binnen de geldende randvoorwaarden als aftrekbare beroepskosten kunnen worden opgevoerd.

 

De raad kan nadere regels (Scholingsplan Gemeenteraad Zwijndrecht) stellen omtrent het maximale bedrag voor de scholing die voor vergoeding in aanmerking komt. Deze mogelijkheid is geboden in de kapstokbepaling in het vierde lid.

 

Het zesde lid bevat een hardheidsclausule. Mocht de griffier behoefte hebben aan extra oordeel of de gevraagde vergoeding binnen de geldende regels voor vergoeding in aanmerking komt, dan kan de vergadering van de fractievoorzitters in de raad om een oordeel gevraagd worden. Zij beslissen bij meerderheid.

 

Artikelen 6. en 12 en 13. Computer en internetverbinding

In het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden en het Rechtspositiebesluit wethouders is geregeld dat het raads- of commissielid, respectievelijk de wethouder van de gemeente een computer in bruikleen krijgt verstrekt of een tegemoetkoming ontvangt voor de aanschaf of het gebruik van zijn eigen computer en bijbehorende randapparatuur. De tegemoetkoming is daarom niet in strijd met artikel 99 van de Gemeentewet. Deze aanspraken kunnen echter alleen worden verstrekt wanneer dat is vastgelegd in een verordening.

 

De verordening gaat ervan uit dat een computer (en randapparatuur) in bruikleen wordt verstrekt. In lid 1 is derhalve als eerste optie opgenomen dat de verstrekking van een computer (en randapparatuur) in bruikleen zal plaatsvinden. De leden 2 en 3 zijn opgenomen indien door de gemeente wordt gekozen voor een tegemoetkoming voor de aanschaf of gebruik van een computer. Een computer is een laptop, tablet of minicomputer. Een smartphone kwalificeert niet als computer en verstrekking of vergoeding van meerdere computers (laptop, tablet of minicomputers) is niet toegestaan. Bijbehorende apparatuur is apparatuur die is bestemd om aan de computer te worden gekoppeld om informatie uit te wisselen. Voorbeelden hiervan zijn een printer, scanner of een docking station. De randapparatuur moet voor het werk noodzakelijk zijn. Er wordt geadviseerd om in de bruikleenovereenkomst te bepalen dat de bruikleen van de computer en randapparatuur eindigt bij (eerdere) beëindiging van het wethouderschap of het raads- of commissielidmaatschap.

 

Indien de gemeente niet kiest voor bruikleen, maar voor de tegemoetkoming voor aanschaf of gebruik van een computer, dan is in de bepaling zodanig opgesteld dat de tegemoetkoming deze voldoet aan de regels voor het fiscale noodzakelijkheidscriterium. Een vaste maandelijkse vergoeding gedurende 36 maanden is namelijk gebaseerd op de afschrijvingsduur van de computer (en randapparatuur) en frustreert het noodzakelijkheidscriterium niet. De tegemoetkoming eindigt bij (eerdere) beëindiging van het wethouderschap of het raads- of commissielidmaatschap.

 

De aanleg- en abonnementskosten van de internetvoorziening komen tot een lokaal vast te stellen bedrag per maand ten laste van de gemeente. Hierbij is ervoor gekozen om het richtbedrag van €10,- per maand los te laten. De raad dient wel hiervoor een voor ieder gelijk maximaal vergoedingsbedrag vast te stellen.

 

De griffier beoordeelt de aanvraag op basis van de aangeleverde bewijsstukken. Hieronder kunnen o.a. kostenspecificaties en facturen worden verstaan. Voor raadsleden die niet hebben geopteerd voor de loonbelasting geldt dat de vergoedingen en verstrekkingen naar de waarde in het economisch verkeer bij de aangifte inkomstenbelasting als opbrengst moeten worden verantwoord en dat de gemaakte kosten binnen de geldende randvoorwaarden als aftrekbare beroepskosten kunnen worden opgevoerd.

 

Artikelen 7 Collectieve verzekeringen

Dit betreft een facultatieve modelbepaling waar in Zwijndrecht geen gebruik van wordt gemaakt.

 

Artikel 8 en 15 Aanwijzing als eindheffingsbestanddeel

In het kader van de werkkostenregeling op grond van artikel 31a Wet Loonbelasting 1964 zijn een aantal netto-vergoedingen en verstrekkingen in de rechtspositiebesluiten en de verordening aangewezen als eindheffingsbestanddeel. De gemeente draagt in dat geval de loonbelasting. Anders worden deze door de Belastingdienst als loon gezien en moet hierover bij de politieke ambtsdragers loonbelasting worden ingehouden. In het kader van de werkkostenregeling kan in de financiële administratie worden aangegeven of verstrekkingen of vergoedingen onder de gerichte vrijstellingen, intermediaire kosten of onder de nihil waarderingen vallen. Gemeenten mogen daarnaast een verstrekking of vergoeding in de vrije ruimte- tot 1,2% fiscale loonsom- onderbrengen zonder fiscale consequenties. Indien de grens van 1,2% wordt overschreden, zal de gemeenten 80% eindheffing moeten betalen.

 

Artikel 9 en 10 Reiskosten woon-werk en zakelijke reiskosten

Voor wethouders is een vergoeding voor het woon-werkverkeer geregeld overeenkomstig de bepalingen bij en krachtens artikel 22, eerste lid, onderdeel a, van het Rechtspositiebesluit wethouders en artikel 3 van de Regeling rechtspositie wethouders. Voor wat betreft de reiskosten woon-werkverkeer bestaat aanspraak op een volledige vergoeding van het openbaar vervoer (OV) of een netto bedrag van € 0,15 per kilometer, indien gebruik wordt gemaakt van de eigen personenauto.

 

Voor wat betreft de zakelijke reis- en verblijfkosten bestaat aanspraak op een vergoeding overeenkomstig de bepalingen bij en krachtens artikel 22, eerste lid, onderdeel b, van het Rechtspositiebesluit wethouders en artikel 4 van de Regeling rechtspositie wethouders. Voor wat betreft gebruik van een eigen personenauto voor dienstreizen ontvangen wethouders een bedrag van € 0,28 per kilometer (zie artikel 4, onderdeel b, en artikel 5a, onder 1, van de Regeling rechtspositie wethouders).

 

Voor wat betreft dienstreizen gemaakt met het openbaar vervoer (OV) bestaat aanspraak op volledige vergoeding. Op grond van artikel 1, vierde lid, van de Regeling rechtspositie wethouders wordt onder openbaar vervoer (OV) verstaan de kosten van voor een ieder openstaand personenvervoer volgens een dienstregeling met een auto, bus, trein, metro, tram of via een geleidesysteem voortbewogen voertuig dan wel met een veerpont of een veerboot. Gemaakte tol- en parkeerkosten worden niet genoemd in de regeling en mogen daarom op grond van artikel 44, derde lid, van de Gemeentewet niet vergoed worden. Verblijfkosten zijn zakelijk gebruikte maaltijden en kosten voor overnachting.

 

De voor wethouders geregelde kilometervergoeding van reiskosten voor woon/werkverkeer en de vergoeding van reis- en verblijfkosten voor dienstreizen zijn aangewezen als eindheffingsbestanddeel. Voor zover de kilometervergoedingen voor woon/werkverkeer of reis en verblijfkosten fiscaal bovenmatig zijn, bestaat de mogelijkheid om het meerdere ten laste van de vrije ruimte te brengen.

 

Artikel 11 Dienstauto

Als onderdeel van de bedrijfsvoering kan de gemeente een dienstauto met of zonder chauffeur voor zakelijk gebruik beschikbaar stellen aan wethouders. De dienstauto kan ook voor het woon-werkverkeer worden gebruikt. In dat geval worden er door de wethouder geen reiskosten gemaakt en bestaat er dus geen aanspraak op de tegemoetkoming in de reiskosten woon-werkverkeer. De dienstauto kan ook worden gebruikt voor de vervulling van een q.q.-nevenfunctie. De eventueel uit hoofde van die nevenfunctie ontvangen vergoeding van reiskosten ter zake wordt in dat geval in de gemeentelijke kas gestort. De dienstauto is niet beschikbaar voor privégebruik.]De kilometers voor ambtsgebonden nevenfuncties worden als zakelijk aangemerkt. Ambtsgebonden nevenfuncties vloeien voort uit het ambt. Van een ambtsgebonden nevenfunctie is in elk geval sprake als de ambtsdrager zich er niet aan kan onttrekken en de functie moet worden beëindigd als het ambt niet meer wordt uitgeoefend. Of met de nevenfunctie een maatschappelijk of algemeen bestuurlijk belang is gediend, is fiscaal bezien geen criterium voor het begrip ambtsgebonden nevenfunctie. Ook is het fiscaal niet relevant of door de gemeenteraad toestemming is gegeven voor het vervullen van de nevenfunctie en het gebruik van de dienstauto voor dat doel.

Het gebruik van de dienstauto voor niet ambtsgebonden nevenfuncties of privégebruik kan leiden tot een fiscale bijtelling in de loonbelasting. Het gebruik van de dienstauto voor privégebruik, is slechts tot 500 km per jaar onbelast. Daarboven wordt het privégebruik aangemerkt als loon in natura en is om die reden belast. Er wordt aangeraden om een kilometerregistratie bij te houden om fiscale discussies met de Belastingdienst te voorkomen.

 

(Brief van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties d.d. 22 maart 2007 aan de Tweede Kamer, Tweede Kamerstuknummer 30 800 VII, nr. 42).]

 

Artikel 14 Verhuis-, reis- en pensionkosten en tegemoetkoming dubbele woonlasten bij benoeming

Voor wethouders die bij benoeming nog niet over woonruimte in de ambtsgemeente beschikken kunnen een vergoeding van reis- en pensionkosten, een verhuiskostenvergoeding en eventueel een tegemoetkoming dubbele woonlasten ontvangen overeenkomstig de bepalingen bij en krachtens artikel 22, eerste lid, onderdeel b, van het Rechtspositiebesluit wethouders en de artikelen 1, 2 en 4a van de Regeling Rechtspositie wethouders. Voor wat betreft de pensionkostenvergoeding bestaat aanspraak op een maximale vergoeding van 18% van de maandelijkse bezoldiging tot maximaal drie jaar na benoemingsdatum. Voor wat betreft de reiskosten van het pension naar het werk gaat het om een volledige vergoeding van het openbaar vervoer (OV) of een netto bedrag van € 0,15 per kilometer, indien gebruik wordt gemaakt van de eigen personenauto. Bovendien mag de wethouder eenmaal per week een (gezins)bezoek aan de oude woning ten laste van de gemeente brengen.

 

Op grond van artikel 1, vierde lid, van de Regeling rechtspositie wethouders wordt onder openbaar vervoer (OV) verstaan de kosten van voor een ieder openstaand personenvervoer volgens een dienstregeling met een auto, bus, trein, metro, tram of via een geleidesysteem voortbewogen voertuig dan wel met een veerpont of een veerboot.

 

Voor wat betreft de verhuiskostenvergoeding bestaat binnen drie jaar na benoeming aanspraak op een volledige vergoeding van de kosten voor het transport van de bagage en de inboedel. Andere direct uit de verhuizing voortvloeiende kosten, waaronder begrepen de kosten van inrichting van de woning en tijdelijke opslag worden vergoed tot een maximum van € 5.818,46. De vergoedingen zijn tot maximaal € 7.750 onbelast, omdat zij in het deze verordening Rechtspositiebesluit wethouders zijn aangewezen als eindheffingsbestanddeel in de werkkostenregeling. Voor wat betreft een tegemoetkoming dubbele woonlasten bestaat aanspraak op een tegemoetkoming met een maximale vergoeding van 18% van de maandelijkse bezoldiging tot maximaal drie jaar na benoemingsdatum.

 

De voor wethouders geregelde kilometervergoeding van reiskosten voor verblijf naar werk zijn aangewezen als eindheffingsbestanddeel. Voor zover de kilometervergoedingen voor reis en verblijfkosten fiscaal bovenmatig zijn (meer dan € 0,19/km), bestaat de mogelijkheid om het meerdere ten laste van de vrije ruimte te brengen.

 

Artikelen 16 en 17 Vergoedingen ten behoeve van commissieleden

In dit artikel is het presentiegeld voor leden van gemeentelijke commissies geregeld.

 

Deze bepaling geldt niet voor raadsleden en wethouders die in de commissie zitten. Hun vergoeding is immers al geregeld in de rechtspositiebesluiten en elders in deze verordening.

 

Uitgezonderd zijn verder onder meer ambtenaren en bestuurders die in die hoedanigheid in de commissie zitting hebben.

 

Uitgezonderd zijn ten slotte vertegenwoordigers van belangengroepen e.d. tenzij hun lidmaatschap tevens in belangrijke mate het gemeentelijk belang dient. De hoogte van het presentiegeld wordt bij gemeentelijke verordening bepaald.

 

De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties stelt jaarlijks per 1 januari de hoogte van de maximale vergoeding vast aan de hand van het indexcijfer CAO lonen overheid.

 

In artikel 16, eerste lid, is er voor gekozen de hoogte van de vergoeding te bepalen op het door de minister vastgestelde maximum. De raad kan ook een lager bedrag vaststellen. Het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden biedt echter ook de mogelijkheid om in de gemeentelijke verordening te regelen dat in bepaalde gevallen een hoger bedrag aan presentiegeld wordt toegekend dan het eerder bedoelde maximumbedrag.

 

Dat is geregeld in artikel 16, vierde lid. Blijkens de Verordening geldelijke voorzieningen leden commissie bezwaarschriften is reeds een afwijking van ten hoogste 325% van kracht. Om de continuïteit van deze vergoedingssystematiek te garanderen wordt een maximale afwijking van 325% toegestaan.

 

Artikelen 18 en 19 De procedure van declaratie

In de verordening zijn de wijzen van betaling aangegeven. Ook is aangegeven in welke gevallen welke betalingswijze aan de orde is en welke procedurevoorschriften in achtgenomen moeten worden. Hierbij gaat de voorkeur uit naar rechtstreeks facturering bij de gemeente, en daarna declaratie van vooruitbetaalde kosten.

 

De betaling van kosten kan worden voorgeschoten uit eigen middelen en later gedeclareerd worden of de factuur wordt rechtstreeks naar de gemeente verstuurd, waarna de betaling rechtstreeks uit gemeentelijke middelen geschiedt. Hierbij gaat de voorkeur uit naar rechtstreeks facturering bij de gemeente. Het verdient aanbeveling dat het college een formulier vaststelt waarmee raads- en commissieleden en wethouders gemaakte onkosten kunnen verantwoorden. Wethouders declareren hun kosten bij de gemeentesecretaris. Raads- en commissieleden declareren hun kosten bij de griffier.

 

Betaling van functionele uitgaven door middel van een (gemeentelijk) creditcard blijkt in de praktijk voor te komen. Mocht het college een creditcard ter beschikking willen stellen aan haar wethouders dan dient men hierover lokaal nog aanvullende afspraken en/of procedurevoorschriften voor op te stellen en in de modelverordening opnemen.

 

Bijlagen

  • -

    Model bruikleenovereenkomst (burger)raadsleden

  • -

    Model bruikleenovereenkomst collegeleden

  • -

    Verklaring omtrent ontvangst en gebruik mobiele devices (burger)raadsleden/collegeleden.

       

Bijlage 1 Bruikleenovereenkomst computer/mobiele devices (burger)raadsleden

 

Partijen

De gemeente Zwijndrecht, te dezen vertegenwoordigd door de heer D.J. Schrijer, hierna te noemen de “gemeente” en

……………………, (burger)raadslid in de gemeente Zwijndrecht, hierna te noemen “bruiklener” ,

 

gelet op het bepaalde in de artikel 6 van de Verordening rechtspositie politieke ambtsdragers gemeente Zwijndrecht

 

komen overeen als volgt

Artikel 1: algemeen

De gemeente geeft ingaande de datum van ontvangst de bruiklener de in de verklaring van ontvangst (bijlage 3) omschreven apparatuur en programmatuur om niet in bruikleen.

Bij de aflevering van de apparatuur en programmatuur ondertekent de bruiklener een verklaring, dat hij die in goede staat en zonder zichtbare beschadiging van de gemeente in ontvangst heeft genomen.

De bruiklener gebruikt de apparatuur en programmatuur voor de uitoefening van zijn ambt

De bruiklener is verplicht als goed huisvader voor de apparatuur en programmatuur zorg te dragen.

De bruiklener houdt zich aan de algemeen geldende gedragsnormen die gelden voor het gebruik van E-mail, internet en intranet.

De gemeente blijft eigenaar van de apparatuur en programmatuur gedurende de looptijd van de overeenkomst.

 

Artikel 2: duur van de overeenkomst

Deze overeenkomst vangt aan op de dag van aflevering van de apparatuur en geldt voor de duur van de benoeming als (burger)raadslid.

 

Artikel 3: Beëindiging

Bij beëindiging van het ambt na afloop van de raadsperiode is bruiklener verplicht de apparatuur en programmatuur binnen 14 dagen aan de gemeente te retourneren.

De gemeente is bevoegd tussentijds de bruikleenovereenkomst zonder enige opzeggingstermijn op te zeggen en van bruiklener de onmiddellijke teruggave van de apparatuur en programmatuur te verlengen, indien deze de apparatuur en programmatuur verwaarloost, misbruikt, of op enigerlei andere wijze in strijd handelt met de bepalingen van deze overeenkomst of van de artikelen 1777 tot en met 1790 van het Burgerlijk Wetboek, voor zover hiervan niet in de onderhavige overeenkomst is afgeweken.

In afwijking van het bepaalde in het eerste lid kan bruiklener bij beëindiging van het ambt na het einde van de raadsperiode de apparatuur en programmatuur tegen betaling in eigendom verkrijgen. Het hiertoe door de bruiklener te betalen bedrag is gelijk aan de aanschafwaarde van de apparatuur en programmatuur, verminderd met 30% per jaar dat de apparatuur in gebruik is geweest, echter met een minimum te betalen bedrag van 10% van de aanschafwaarde van de apparatuur.

 

Artikel 4: Gebruik en plaatsing

Bij schade aan de apparatuur, bij het optreden van storingen in het gebruik ervan alsmede bij het constateren van computervirussen dient de bruiklener dit te melden bij een daartoe aangewezen medewerker van de gemeente.

Reparatie en onderhoud geschiedt uitsluitend in opdracht van de gemeente. De daaraan verbonden kosten zijn voor rekening van de gemeente, tenzij wordt geconstateerd dat sprake is van onzorgvuldig gebruik van de ter beschikking gestelde apparatuur en programmatuur.

De gemeente is bevoegd de in bruikleen gegeven apparatuur en programmatuur te vervangen.

Het is bruiklener niet toegestaan de in bruikleen gegeven apparatuur en programmatuur te vervreemden, te verpanden, te verhuren uit te lenen of aan anderen in gebruik af te staan.

 

Artikel 5: aansprakelijkheid

Bruiklener is niet aansprakelijk voor schade aan of verlies van de door de gemeente ter beschikking gestelde apparatuur en programmatuur, behalve in geval van schade als gevolg van grove schuld of opzet van de zijde van bruiklener.

Indien bruiklener een uitkering uit verzekering ontvangt met betrekking tot schade aan of verlies van apparatuur en programmatuur, zal hij de uitkering binnen 14 dagen na ontvangst afdragen aan de gemeente.

Elke verdere aansprakelijkheid van de gemeente uit hoofde van deze overeenkomst is uitgesloten, tenzij sprake is van grove schuld of opzet van de zijde van de gemeente.

 

Artikel 6: geschillen

Bij geschillen tussen de gemeente en bruiklener over deze overeenkomst of over technische geschillen met betrekking tot de apparatuur en programmatuur wordt het advies ingewonnen van een voor beide partijen acceptabele deskundige, wiens advies bindend is.

Aldus overeengekomen op ………………………….

De gemeente, Bruiklener,

  

D.J. Schrijer, ………………………………..,

Burgemeester (burger)raadslid

 

 

Bijlage 2 Bruikleenovereenkomst computer/Mobiele devices collegeleden

 

Partijen

De gemeente Zwijndrecht, te dezen vertegenwoordigd door de heer H. van Beelen, hierna te noemen de “gemeente” en

………........................., wethouder/burgemeester, collegelid in de gemeente Zwijndrecht, hierna te noemen “bruiklener”,

 

gelet op het bepaalde in de artikelen 12 en 13 van de Verordening rechtspositie politieke ambtsdragers gemeente Zwijndrecht

 

komen overeen als volgt

 

Artikel 1: algemeen

De gemeente geeft ingaande de datum van ontvangst de bruiklener de in de verklaring van ontvangst (bijlage 3) omschreven apparatuur en programmatuur om niet in bruikleen.

Bij de aflevering van de apparatuur en programmatuur ondertekent de bruiklener een verklaring, dat hij die in goede staat en zonder zichtbare beschadiging van de gemeente in ontvangst heeft genomen.

De bruiklener gebruikt de apparatuur en programmatuur voor de uitoefening van zijn functie

De bruiklener is verplicht als goed huisvader voor de apparatuur en programmatuur zorg te dragen.

De bruiklener houdt zich aan de gedragsregels die gelden voor het gebruik van E-mail, internet en intranet.

De gemeente blijft eigenaar van de apparatuur en programmatuur gedurende de looptijd van de overeenkomst.

 

Artikel 2: duur van de overeenkomst

Deze overeenkomst vangt aan op de dag van aflevering van de apparatuur en geldt voor de duur van de benoeming als wethouder.

 

Artikel 3: Beëindiging

Bij beëindiging van het wethouderschap is bruiklener verplicht de apparatuur en programmatuur binnen 14 dagen aan de gemeente te retourneren.

De gemeente is bevoegd tussentijds de bruikleenovereenkomst zonder enige opzeggingstermijn op te zeggen en van bruiklener de onmiddellijke teruggave van de apparatuur en programmatuur te verlangen, indien deze de apparatuur en programmatuur verwaarloost, misbruikt, of op enigerlei andere wijze in strijd handelt met de bepalingen van deze overeenkomst of van de artikelen 1777 tot en met 1790 van het Burgerlijk Wetboek, voor zover hiervan niet in de onderhavige overeenkomst is afgeweken.

In afwijking van het bepaalde in het eerste lid kan bruiklener bij beëindiging van het ambt de apparatuur en programmatuur tegen betaling in eigendom verkrijgen. Het hiertoe door de bruiklener te betalen bedrag is gelijk aan de aanschafwaarde van de apparatuur en programmatuur, verminderd met 30% per jaar dat de apparatuur in gebruik is geweest, echter met een minimum te betalen bedrag van 10% van de aanschafwaarde van de apparatuur.

 

Artikel 4: Gebruik en plaatsing

De initiële kosten van plaatsing van de apparatuur zijn voor rekening van de gemeente.

Bij schade aan de apparatuur, bij het optreden van storingen in het gebruik ervan alsmede bij het constateren van computervirussen dient de bruiklener dit te melden bij een daartoe aangewezen medewerker van de gemeente.

Reparatie en onderhoud geschiedt uitsluitend in opdracht van de gemeente. De daaraan verbonden kosten zijn voor rekening van de gemeente, tenzij wordt geconstateerd dat sprake is van onzorgvuldig gebruik van de ter beschikking gestelde apparatuur en programmatuur.

De gemeente is bevoegd de in bruikleen gegeven apparatuur en programmatuur te vervangen.

Het is bruiklener niet toegestaan de in bruikleen gegeven apparatuur en programmatuur te vervreemden, te verpanden, te verhuren uit te lenen of aan anderen in gebruik af te staan.

 

Artikel 5: aansprakelijkheid

Bruiklener is niet aansprakelijk voor schade aan of verlies van de door de gemeente ter beschikking gestelde apparatuur en programmatuur, behalve in geval van schade als gevolg van grove schuld of opzet van de zijde van bruiklener.

Indien bruiklener een uitkering uit verzekering ontvangt met betrekking tot schade aan of verlies van apparatuur en programmatuur, zal hij de uitkering binnen 14 dagen na ontvangst afdragen aan de gemeente.

Elke verdere aansprakelijkheid van de gemeente uit hoofde van deze overeenkomst is uitgesloten, tenzij sprake is van grove schuld of opzet van de zijde van de gemeente.

 

Artikel 6: geschillen

Bij geschillen tussen de gemeente en bruiklener over deze overeenkomst of over technische geschillen met betrekking tot de apparatuur en programmatuur wordt het advies ingewonnen van een voor beide partijen acceptabele deskundige, wiens advies bindend is.

 

Aldus overeengekomen op ………………………………..

 

De gemeente, Bruiklener,

H. van Beelen, ……………………….,

Gemeentesecretaris wethouder/collegelid

  

Bijlage 3 Verklaring omtrent ontvangst en gebruik iPad (burger)raadsleden/collegeleden.

 

Ondergetekende verklaart hierbij de navolgende apparatuur in bruikleen te hebben ontvangen:

□ Mobiele telefoon/smartphone merk en type: ……………………………………

□ Ipad merk en type: ……………………………………

□ Hoes voor telefoon en/of ipad

 

en kennis te hebben genomen van de daaraan verbonden voorwaarde dat:

 

de hierboven genoemde apparatuurprimair bedoeld is ter ondersteuning van de werkzaamheden als (burger)raadslid/collegelid;

  

Datum: ………………………………

 

Naam: ……………………………

    

Handtekening: ………………………………