Organisatie | Vervoerregio Amsterdam |
---|---|
Organisatietype | Regionaal samenwerkingsorgaan |
Officiële naam regeling | Financiële Verordening Vervoerregio Amsterdam |
Citeertitel | Financiële Verordening Vervoerregio Amsterdam |
Vastgesteld door | algemeen bestuur |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
De gemeenschappelijke regeling Stadsregio Amsterdam heeft met ingang van 1 januari 2017 de naam gewijzigd in “Vervoerregio Amsterdam”. De geldende regelgeving van de Stadsregio Amsterdam in de periode van 1 januari 2014 tot 1 januari 2017 is terug te vinden onder regelgeving van de Vervoerregio Amsterdam.
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
29-07-2017 | 01-01-2017 | Wijziging naar aanleiding van wijziging naam Stadsregio Amsterdam in Vervoerregio Amsterdam | 07-03-2017 | BBV/2017/3697 | |
15-03-2012 | 01-01-2017 | Nieuwe regeling | 13-03-2012 Nieuws uit het DB / Regiojournaal | 2012/13 |
Titel 2. Begroting en verantwoording
Het Dagelijks Bestuur stelt als uitwerking van de voor 1 juli vastgestelde begroting een Werkplan op waarin per programma wordt opgenomen de doelstellingen van het beleid, welke activiteiten en producten worden uitgevoerd om de doelstellingen van de programma´s te realiseren en de hiervoor begrote middelen.
Artikel 5 Autorisatie begroting en begrotingswijzigingen
Het Dagelijks Bestuur zorgt ervoor dat een begrotingswijziging die leidt tot een verhoging van de gemeentelijke bijdrage tenminste zes weken voor aanbieding aan de Regioraad naar de gemeenten wordt gestuurd. Het Dagelijks Bestuur ziet er op toe dat er geen financiële handelingen worden verricht die vooruitlopen op een verhoging van de gemeentelijke bijdrage.
Artikel 12 Financiering van Publieke taken
Bij het uitzetten van middelen, het verstrekken van garanties en het aangaan van financiële participaties uit hoofde van de publieke taak bedingt het Dagelijks Bestuur indien mogelijk zekerheden. Het Dagelijks Bestuur motiveert in zijn besluit het openbaar belang van dergelijke uitzettingen van middelen, verstrekkingen van garanties en financiële participaties.
Artikel 14 Gemeentelijke bijdrage
In de notitie met de prognose gemeentelijke bijdrage noemt het Dagelijks Bestuur de programma’s die met de gemeentelijke bijdrage worden gefinancierd en de programma’s die met middelen van derden worden gefinancierd. Indien voor een programma meerdere dekkingsbronnen in aanmerking komen, geeft het Dagelijks Bestuur aan welke verhouding tussen deze financieringsbronnen beoogd wordt.
Bij wet van 2 juli 2003 is bepaald dat artikel 212 van de Gemeentewet over financieel beleid en beheer ook van toepassing is op de stadsregio’s. Er zijn een aantal redenen om de op 13 december 2005 door de regioraad vastgestelde Financiële verordening Stadsregio Amsterdam te herzien.
In artikel 212 lid 2c is bepaald dat in de Financiële verordening regels, richtlijnen en limieten voor de financieringsfunctie opgenomen worden. Dat is destijds uitgewerkt in een treasurystatuut dat de Regioraad op 18 december 2001 heeft vastgesteld. Het Treasurystatuut moet aangepast worden aan de huidige wettelijke regelingen die inmiddels veel uitgebreider zijn dan destijds bij het vaststellen van het Treasurystatuut. het geval was. Doordat de wettelijke regelingen veel uitgebreider zijn is een apart Treasurystatuut niet nodig. De regels over de financieringsfunctie kunnen opgenomen worden in de financiële verordening. Deze oplossing wordt ook door gemeenten gekozen en is nu ook voor de Vervoerregio overgenomen.
De tweede reden is dat de opvattingen over het karakter van de Financiële Verordening zijn gewijzigd. Door de regels meer te richten op resultaten en minder op procedurele aspecten kan de Financiële Verordening leesbaarder en korter worden. De Vereniging van Nederlandse gemeenten heeft daarom dan ook een korte en uitgebreide modelverordening opgesteld met keuzemogelijkheden. Voor het opstellen van de Financiële Verordening van de Vervoerregio is gebruik gemaakt van de modelverordeningen van de VNG.
In de voorliggende financiële verordening wordt de verdeling van taken en bevoegdheden tussen Regioraad en Dagelijks Bestuur uitgewerkt. Het eerste deel van de verordening geeft regels over de begroting en verantwoording over de uitvoering van de begroting.
In het tweede deel staan de regels over de financiële positie en in het derde deel zijn de regels over de verplicht voorgeschreven paragrafen opgenomen. Deel twee en drie bepalen het beleidskader waarbinnen het Dagelijks Bestuur de begroting moet uitvoeren.
Het vierde deel geeft het Dagelijks Bestuur opdracht de ambtelijke organisatie zo in te richten dat een goede uitvoering van de begroting gewaarborgd wordt.
Titel 2 Begroting en verantwoording
Gemeenten stellen de begroting voor het komende jaar vast in het najaar van het lopende jaar. De Vervoerregio Amsterdam is wettelijk verplicht de begroting voor 1 juli op te stellen zodat gemeenten tijdig weten wat de hoogte van de gemeentelijke bijdrage aan de Vervoerregio Amsterdam zal zijn. Bovendien schrijft de Wet gemeenschappelijke regelingen voor dat de ontwerp begroting van de Vervoerregio Amsterdam zes weken voor toezending aan de Regioraad naar de gemeenten gestuurd moet worden. De ontwerpbegroting van de Vervoerregio Amsterdam moet daardoor begin april door het Dagelijks Bestuur vastgesteld zijn. Eind maart moet de ontwerpbegroting daarom ambtelijk afgerond zijn. Dit relatief vroege tijdstip van begrotingsopstelling maakt het ondoenlijk in de begroting een uitgewerkt antwoord te geven op de ‘Wat gaan we ervoor doen’ vraag. Deze vraag wordt in de begroting vervangen door de vraag “Wat verwachten we voor het komende jaar”. Bij de beantwoording van deze vraag wordt in elk geval ingegaan op het reguliere takenpakket, op ontwikkelingen in de regelgeving en mogelijke knelpunten in de uitvoering van de taken. Bij mogelijke knelpunten gaat het in de eerste plaats om de voortgang in de uitvoering van activiteiten die de Vervoerregio Amsterdam subsidieert maar ook knelpunten in de ambtelijke capaciteit horen bij de beantwoording van deze vraag.
De vraag ‘Wat gaan we ervoor doen’ wordt dus na vaststelling van de begroting door de regioraad beantwoord. In deze verordening is bepaald dat het Dagelijks Bestuur voor aanvang van het begrotingsjaar een Werkplanplan opstelt dat een antwoord geeft op de ‘Wat gaan we ervoor doen’ vraag in de begroting. Het Werkplan wordt onderbouwd met een productenraming en capaciteitsplanning die het Dagelijks Bestuur opstelt.
Het Werkplan bestaat uit meerdere delen. Er is een deel dat betrekking heeft op de programma’s die met gemeentelijke middelen gefinancierd worden. Voor de met de Brede Doeluitkering Verkeer en Vervoer gefinancierde programma’s wordt elk jaar het Uitvoeringsprogramma RVVP opgesteld terwijl voor het programma Jeugdzorg het Uitvoeringsprogramma jeugdzorg wordt opgesteld.
Door het Werkplan uit meerdere onderdelen te laten bestaan kunnen deze documenten meervoudig gebruikt worden. Zo is het Uitvoeringsprogramma RVVP een onderdeel van het Werkplan maar ook het jaarprogramma van het Regionaal Verkeer en Vervoerplan van de Vervoerregio Amsterdam. Het Uitvoeringsprogramma RVVP is ook het Bestedingsplan BDU dat de Vervoerregio elk jaar naar het ministerie van Infrastructuur en Milieu moet sturen.
Het Dagelijks Bestuur zorgt ervoor dat de relatie tussen de delen van het Werkplan en de relatie met de begroting toegelicht wordt in elk van deze stukken.
Voor een goede uitvoering van de begroting kan het noodzakelijk zijn dat het Dagelijks Bestuur vooruitloopt op een begrotingswijziging. Dat zal bijvoorbeeld het geval zijn wanneer hogere uitgaven voor een bepaald programma direct het gevolg zijn van hogere inkomsten en de hogere uitgaven geen beleidswijziging tot gevolg hebben. Vooruitlopen op een begrotingswijziging die een hogere gemeentelijke bijdrage tot gevolg heeft wordt echter met artikel 5 lid 2 uitdrukkelijk niet toegestaan.
De kapitaalgoederen van de Vervoerregio Amsterdam beperkt tot kantoormeubilair en automatiseringsapparatuur. De huisvesting is gehuurd. Op afzienbare termijn zijn hierin geen grote veranderingen te verwachten.
Het belangrijkste onderdeel van de financiële positie betreft de financieringsfunctie. De Vervoerregio ontvangt jaarlijks de Brede Doel Uitkering verkeer en vervoer. De wet op de BDU maakt het mogelijk te sparen voor grote investeringen. Daardoor kunnen er tijdelijk nog niet benodigde middelen zijn die in latere jaren tot uitgaven komen. Dat maakt een goede liquiditeitenplanning en een goed beheer van de liquide middelen noodzakelijk. De uitgangspunten voor het financieringsbeleid zijn opgenoemd in artikel 10 tot en met 13.
De wettelijke bepalingen zijn niet herhaald in deze artikelen. Per 1 januari 2012 gaat met name om de wet Financiering Decentrale Overheden (wet FIDO), het Besluit Leningvoorwaarden Decentrale Overheden (BLDO), de Uitvoeringsregeling Financiering Decentrale Overheden en de Regeling (UFDO)Uitzettingen en Derivaten Decentrale Overheden (RUDDO). De wettelijke regels kennen een tweetal duidelijke uitgangspunten:
Het wettelijk kader beoogt een aantal specifieke risico’s in de financieringsfunctie met dwingende bepalingen en normen te beperken:
Koersrisico’s: Koersrisico’s ontstaan doordat de actuele rente afwijkt van de vaste rente die is overeengekomen. Bijvoorbeeld een uitzetting van € 100 met een vaste rente van 3% zal bij een marktrente van 6% een koers van 50 hebben en dus € 50 waard zijn omdat alleen dan de renteopbrengst gelijk is (100 tegen 3% = 30 = 50 tegen 6% ). Koersrisico’s kunnen zich voordoen tijdens de looptijd maar bij einde looptijd zal het nominale bedrag ontvangen worden. Met een goede liquiditeitenplanning kan tussentijdse opname van uitgezette gelden en daarmee koersrisico voorkomen worden.
Renterisico’s: In de wettelijke regelgeving zijn er twee normen die beogen de renterisico’s bij het aangaan van leningen te beperken: de kasgeldnorm en de renterisiconorm. Renterisico’s ontstaan wanneer aan het einde van de looptijd van leningen de rente voor de nieuwe lening aanzienlijk hoger is dan de rente van de oude lening. De kasgeldnorm stelt daarom een maximum aan de kortlopende leningen die afgesloten mogen worden en de renterisiconorm stelt een grens aan langlopende leningen. Omdat de Vervoerregio geen financieringstekorten kent die met leningen aangevuld worden maar tijdelijk niet benodigde middelen uitzet zijn deze wettelijke normen niet direct van belang.
In dit deel van de verordening is toegelicht welke informatie opgenomen wordt bij de in het besluit Begroting en Verantwoording voorgeschreven paragrafen.
De Vervoerregio Amsterdam kent geen lokale heffingen zoals gemeenten of provincies. Er wordt slechts één bijdrage van de deelnemende gemeenten gevraagd, de gemeentelijke bijdrage uitgedrukt in een bedrag per inwoner. Over deze bijdrage is in artikel 13 is bepaald dat het Dagelijks Bestuur een meerjarenraming voor de gemeentelijke bijdrage opstelt. Deze meerjarenraming wordt hoofdzakelijk bepaald door de ontwikkeling in het takenpakket van de Vervoerregio.
In financieel opzicht de belangrijkste taak van de Vervoerregio is het verstrekken van subsidies. Het risico dat de Vervoerregio bij het uitvoeren van deze taak loopt is beperkt. Een aparte nota over risicobeheersing en weerstandsvermogen is daarom niet nodig. De begroting en jaarrekening geven in de wettelijk verplichte paragraaf weerstandsvermogen per programma een toelichting op de risico’s die de Vervoerregio loopt die waar mogelijk gekwantificeerd worden. De toelichting in deze paragrafen zal het vertrekpunt zijn voor de interne controle die het Dagelijks Bestuur laat uitvoeren zoals opgenomen in artikel.
Het belang van de financieringsfunctie komt terug in de onderwerpen waarover het Dagelijks Bestuur moet rapporteren in de paragraaf over de financiering.
Artikel 17 bepaalt dat in de paragraaf bedrijfsvoering informatie over de personele capaciteit wordt opgenomen met een uitsplitsing naar personeel in eigen dienst en van derden ingehuurd personeel. Op deze wijze krijgt de Regioraad inzicht in een belangrijke structurele begrotingspost en de beschikbare personele capaciteit voor het uitvoeren van de taken van de Vervoerregio.
Titel 5. Financiële organisatie en administratie
Met het artikel over de financiële organisatie krijgt het Dagelijks Bestuur de opdracht een ambtelijke organisatie in te richten die bijdraagt aan een doelmatig en rechtmatig begrotingsbeheer.
Bij het opstellen van het jaarlijkse plan voor interne toetsing wordt de paragraaf weerstandsvermogen in de begroting en jaarrekening als vertrekpunt genomen. Een belangrijk aandachtpunt bij interne toetsing is het opstellen van aanbevelingen om tot een betere beheersing van de uitvoering van de begroting te komen en daarmee risico’s te beperken.
Administraties zijn niet in zichzelf gekeerde systemen maar moeten dienstbaar zijn aan het bestuur en beheer van de organisatie. Dat is de opdracht in het laatste artikel van dit onderdeel.