Hoofdstuk II MELDINGSPROCEDURE
Artikel 4 Melding
- 1.
Een melding van een vermoeden van een integriteitschending begaan door een politieke ambtsdrager wordt, al dan niet via de contactpersoon integriteit of de integriteitscoördinator, gedaan bij de burgemeester die beslist over het in behandeling nemen daarvan.
- 2.
De melding wordt in behandeling genomen conform dit protocol en met inachtneming van de gedragscodes bedoeld onder artikel 1 lid 9.
- 3.
Meldingen over het vermoeden van een integriteitsschending begaan door de burgemeester worden, al dan niet via de contactpersoon integriteit of de integriteitscoördinator, gedaan bij de 1e locoburgemeester of de plaatsvervangend voorzitter van de gemeenteraad. Deze treedt in de plaats van de burgemeester bij de behandeling van de melding.
Artikel 5 Onderzoek
- 1.
Nadat de burgemeester is geïnformeerd over het vermoeden van een integriteitschending begaan door een politieke ambtsdrager, bevestigt hij de ontvangst van de melding schriftelijk aan de melder en de politieke ambtsdrager. In de ontvangstbevestiging wordt globaal de vervolgprocedure aangegeven.
- 2.
Nadat de ontvangst van de melding is bevestigd, onderzoekt de burgemeester of er sprake is van een redelijk vermoeden van een misstand. Daarbij wordt de melding onderzocht tegen de achtergrond van de vraag of de melding zodanig concreet is en van een zodanige ernst dat een nader onderzoek als bedoeld in dit artikel noodzakelijk is.
- 3.
Over de beantwoording van de vraag naar ernst en concreetheid van de melding kan de burgemeester zich laten adviseren door een extern deskundige zoals het steunpunt integriteitsonderzoek politieke ambtsdragers.
- 4.
Indien de burgemeester na het advies van de externe deskundige als bedoeld in het vorige lid van dit artikel vaststelt dat de melding onvoldoende concreet is dan wel een onvoldoende ernstig karakter heeft, besluit hij/zij het onderzoek niet verder voort te zetten. Van deze beslissing worden de melder en de betrokken politieke ambtsdrager gemotiveerd schriftelijk in kennis gesteld.
- 5.
Als de melding voldoende concreet en voldoende ernstig is, geeft de burgemeester opdracht tot het doen van feitenonderzoek. Het feitenonderzoek vindt plaats op een door de burgemeester te bepalen wijze, waarbij voor de betreffende melding de meest geëigende onderzoeksmethode wordt gekozen. Het steunpunt Integriteitsonderzoek politieke ambtsdragers kan hier adviserend bij optreden.
- 6.
Van de beslissing een onderzoek te verrichten wordt het presidium als ook het college gemotiveerd in kennis gesteld. Ook de melder en degene op wie de melding betrekking heeft worden over het instellen van het onderzoek geïnformeerd.
- 7.
De procesbegeleiding van het onderzoek gebeurt, op aanwijzing van de burgemeester, vanuit de griffier en/of de gemeentesecretaris.
- 8.
Na afronding van het onderzoek worden het presidium en het college van de resultaten in kennis gesteld. In overleg tussen het presidium en/of de burgemeester wordt besloten welke stappen verder genomen moeten worden.
- 9.
Van de uitkomsten van het overleg tussen de burgemeester en het presidium als ook de resultaten van het onderzoek worden melder en betrokken politieke ambtsdrager geïnformeerd, tenzij het belang van het onderzoek zich daartegen verzet.
- 10.
Bij het vermoeden van een opzettelijke valse beschuldiging doet de burgemeester, indien naar zijn oordeel sprake is van een strafbaar feit, aangifte bij de politie en/of stelt deze de melder aansprakelijk voor eventuele door de gemeente geleden schade. De burgemeester laat zich hierbij adviseren door het steunpunt en/of de integriteitscoördinator.
Artikel 6 Nader onderzoek
Indien op grond van de bevindingen uit het feitenonderzoek als bedoeld in artikel 5 de noodzaak blijkt tot het verrichten van een nader onderzoek, geeft de burgemeester hiertoe opdracht aan een externe onderzoeker.
Artikel 7 Opdrachtverstrekking
- 1.
De burgemeester verstrekt een schriftelijke opdracht aan een externe onderzoeker/adviseur.
- 2.
In de opdracht staat in ieder geval vermeld de aanleiding, de doelstelling, de onderzoeksvragen, de onderzoeksmethoden, de verwachte duur en de kosten van het onderzoek.
Artikel 8 Kennisgeving aan betrokken politieke ambtsdrager
- 1.
De betrokken politieke ambtsdrager wordt over het instellen van het feitenonderzoek tijdig per brief geïnformeerd.
- 2.
In de brief is in ieder geval opgenomen:
- a.
een omschrijving van het handelen of nalaten dat aanleiding is tot het instellen van onderzoek;
- b.
de mededeling dat betrokkene en getuigen kunnen worden gehoord;
- c.
de mededeling dat betrokkene zich door een raadsman kan laten bijstaan;
- d.
de mededeling dat als andere feiten en omstandigheden bekend worden die van belang zijn voor het bepalen van de omvang, aard en ernst van de integriteitschending, het onderzoek zich kan uitstrekken tot die feiten en omstandigheden.
Artikel 9 Horen van betrokkene en getuigen
- 1.
De betrokken politieke ambtsdrager en getuigen kunnen worden gehoord.
- 2.
De gesprekken worden gehouden door minimaal twee personen.
- 3.
De betrokken politieke ambtsdrager en getuigen worden vooraf op de hoogte gesteld van de aard en de mogelijke duur van het gesprek. Hun wordt meegedeeld dat zij zich kunnen laten bijstaan door een raadsman.
- 4.
Er wordt een gespreksverslag opgemaakt en ondertekend door de onderzoekers en de getuigen/betrokkene.
- 5.
Degene die is gehoord krijgt de mogelijkheid om binnen vijf werkdagen schriftelijk te reageren op het betreffende gespreksverslag.
- 6.
Als degene die is gehoord, weigert het gespreksverslag te ondertekenen, wordt daarvan melding gemaakt in het verslag. Als degene die is gehoord dat wil, wordt er een schriftelijke weergave van diens afwijkende mening bij het gespreksverslag gevoegd.
Artikel 10 Communicatie
De burgemeester zorgt voor de interne en externe communicatie.
Artikel 11 Onderzoeksrapportage
- 1.
De rapportage bevat alle informatie die nodig is om een oordeel te kunnen vormen over de aannemelijkheid en mate van verwijtbaarheid van het vermoeden van de integriteitschending.
- 2.
De burgemeester biedt de onderzoeksrapportage aan de raad en het college aan. Met inachtneming van de bepalingen uit de Gemeentewet neemt hij ook een standpunt in over het opleggen van geheimhouding op de onderzoeksrapportage en andere op de zaak betrekking hebbende stukken.
Artikel 12 Besluitvorming
- 1.
Na kennisname van het rapport van bevindingen beoordeelt de raad of het rapport aanleiding geeft om aangifte te doen of een ander middel in te zetten.
- 2.
Met inachtneming van de bepalingen uit de Gemeentewet besluit de raad eveneens de eventueel opgelegde geheimhouding van de onderzoeksrapportage en andere op de zaak betrekking hebbende stukken te bekrachtigen, dan wel deze op te heffen.
Artikel 13 Aangifte
- 1.
Als er vermoeden is van een misdrijf doet de burgemeester aangifte bij de politie.
- 2.
Vanaf dat moment wordt alle beschikbare informatie voorgelegd aan de politie, eventueel na overleg met de officier van justitie.
Artikel 14 Hardheidsclausule
- 1.
In gevallen waarin dit protocol niet voorziet of waarbij de toepassing niet eenduidig is, wordt de handelwijze bepaald door de burgemeester.
- 2.
Indien de vraag of de melding inzake het vermoeden van een integriteitsschending de burgemeester betreft, beslist de loco-burgemeester.