Organisatie | Steenwijkerland |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beheersverordening Wetering |
Citeertitel | Beheersverordening Wetering |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | ruimtelijke ordening, verkeer en vervoer |
Eigen onderwerp |
Geen
Wet ruimtelijke ordening
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
19-04-2017 | Nieuwe regeling | 21-03-2017 Gemeenteblad 2017, nr. 63830 | 2017/20 |
De raad van de gemeente Steenwijkerland;
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 07-02-2017, nummer 2017/20;
Vast te stellen de beheersverordening “Wetering” bestaande uit de verbeelding
NL.IMRO.1708.WeteringBVO-VA01 en regels, zoals deze in de bij dit besluit behorende en alszodanig gewaarmerkte bescheiden zijn aangegeven, toegelicht en beschreven.
1.1 Aanleiding voor de beheersverordening
1.2 Besluitgebied: ligging en omgeving
1.3 Geldende bestemmingsplannen
Hoofdstuk 2 Motivering voor toepassing van het instrument 'beheersverordening'
2.1 Geen ruimtelijke ontwikkeling
Hoofdstuk 3 Gebiedsvisie en uitgangspunten
Hoofdstuk 5 Sectorale aspecten
Artikel 4 Maatschappelijke doeleinden
Artikel 6 Agrarische bedrijven
Artikel 7 Recreatieve doeleinden 1
Artikel 8 Recreatieve doeleinden 2
Artikel 10 Landschappelijk waardevol landbouwgebied
Artikel 14 Anti-dubbeltelregel
Artikel 15 Algemene bouwregels
Artikel 16 Algemene afwijkingsregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
Bijlage 3 Lijst van toegestane bedrijven binnen de bestemming Bedrijfsdoeleinden
In het kader van de actualiseringsverplichting voor bestemmingsplannen ouder dan tien jaar, is bij de gemeente Steenwijkerland de vraag opgekomen naar een nieuwe (planologische) regeling voor het gebied 'Wetering'. Ingevolge artikel 3.1, tweede en vierde lid, van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) geldt namelijk een actualiseringsplicht voor bestemmingsplannen. Elke tien jaar dient de bestemming van gronden opnieuw te worden vastgesteld. Het geldende bestemmingsplan 'Wetering' is binnenkort ouder dan tien jaar en dient daarom te worden herzien of actueel te worden verklaard (verlenging van de tien jaarstermijn als bedoeld in het derde lid van artikel 3.1 Wro). Omdat het bestemmingsplan nog onder de oude Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) tot stand is gekomen, is het actueel verklaren daarvan echter niet mogelijk gelet op het bepaalde in artikel 9.1.4, vierde lid, van de Invoeringswet Wro. In dat artikel is de plicht opgenomen om voor een bepaalde datum een nieuw bestemmingsplan of een beheersverordening vast te stellen overeenkomstig de Wro. Indien aan die plicht niet wordt voldaan, kunnen geen leges meer worden geheven voor diensten die verband houden met dat bestemmingsplan.
Artikel 3.38 Wro geeft aan dat de gemeenteraad in plaats van een bestemmingsplan, een beheersverordening kan vaststellen. De beheersverordening is aldus een alternatief voor het bestemmingsplan waarmee ook aan de genoemde verplichting wordt voldaan. Deze mogelijkheid kan alleen worden gebruikt als in het gebied weinig tot geen planologische veranderingen plaatsvinden dan wel in de toekomst zullen plaatsvinden. Het instrument beheersverordening is namelijk bedoeld om voor planologisch laagdynamische gebieden het bestaande gebruik en de bouwmogelijkheden vast te leggen. Het gebied 'Wetering' voldoet aan dit vereiste, aangezien de vigerende mogelijkheden die binnen het besluitgebied worden geboden, opnieuw worden vastgelegd. Ruimtelijke ontwikkelingen, anders dan die vigerend mogelijk zijn, worden niet mogelijk gemaakt. Hiervan uitgaand is besloten voor het gebied 'Wetering' een beheersverordening op te stellen.
Het doel van het opstellen van een beheersverordening is, buiten de snelle en kostenefficiënte procedure, tevens het actualiseren van het geldende bestemmingsplan naar de huidige (planologische) situatie alsmede de huidige regelgeving en inzichten. De beheersverordening zal tevens worden gedigitaliseerd om te voldoen aan de Wro en te komen tot een betere interne en externe informatievoorziening binnen de gemeente Steenwijkerland.
In paragraaf 2.1 wordt nader ingegaan op de toepassingsmogelijkheden van het instrument 'beheersverordening' in dit geval.
In het westen van de gemeente Steenwijkerland ligt het buurtschap Wetering, ten zuidoosten van het Nationaal Park Weerribben en Wieden. De lintbebouwing van het buurtschap ligt aan weerszijden van de vaart Wetering.
Plankaart Noordelijk deel geldend bestemmingsplan 'Wetering'
Plankaart Zuidelijk deel geldend bestemmingsplan 'Wetering"
Voor het besluitgebied is momenteel het bestemmingsplan 'Wetering' van toepassing. Dit bestemmingsplan is op 23 januari 2007 door de gemeenteraad vastgesteld. Op 29 juni 2010 is de partiële herziening 'Correctief en partieel bestemmingsplan Wetering' vastgesteld.
De beheersverordening 'Wetering' vervangt voor het besluitgebied het geldende bestemmingsplan en de herziening daarvan.
Voor de drie locaties Wetering Oost 6a, Wetering Oost 2 en Wetering West 3a is het wijzigingsplan ‘Wetering - Verzamelwijzigingsplan Wetering Oost en West’ opgesteld en in procedure gebracht. Deze locaties maken dan ook geen onderdeel uit van het besluitgebied van deze beheersverordening.
Hoofdstuk 2 Motivering voor toepassing van het instrument 'beheersverordening'
Gemeenten hebben sinds de introductie van de Wro in beginsel de keuze tussen het vaststellen van een bestemmingsplan of een beheersverordening. De keuze voor een beheersverordening is afhankelijk van het karakter van het gebied. De beheersverordening is namelijk geïntroduceerd voor gebieden waar geen ruimtelijke ontwikkeling wordt voorzien (art. 3.38 Wro). Het moet gaan om laagdynamische gebieden waar weinig gebeurt en waarvoor enkel een beheersregeling gewenst is.
Een van de voorwaarden voor het kunnen vaststellen van een beheersverordening is dat in het gebied geen ruimtelijke ontwikkeling mag zijn voorzien. De Wro geeft niet aan wat moet worden verstaan onder een 'ruimtelijke ontwikkeling'. In de wetsgeschiedenis is hierover onder meer te vinden 'dat van een ruimtelijke ontwikkeling sprake is als het gaat om ruimtelijk relevante veranderingen in het planologisch toegestane gebruik van gronden en opstallen alsmede om bouwkundige wijzigingen van bouwwerken, waarvoor een bouwvergunning nodig is'. Bij de beheersverordening zal het meestal gaan om gebieden die 'af' of 'uitontwikkeld' zijn. De beheersverordening is bedoeld om een gebied waar niet veel zal gebeuren ('lage dynamiek') te voorzien van een beheersregeling voor het bestaande gebruik (zie ook par. 2.2).
In dit geval is sprake van een uitontwikkeld gebied. Derhalve is in dit geval een beheersverordening mogelijk.
Van belang is dat in de Wro is bepaald dat de beheersverordening in elk geval binnen tien jaar na vaststelling wordt herzien. Dit is een maximale termijn en betekent niet dat de verordening niet voor een kortere periode kan gelden. Mocht blijken dat in de toekomst behoefte is aan wijziging van de planologische regeling voor het gebied kan een nieuw bestemmingsplan worden opgesteld waarbij de wettelijke procedure doorlopen wordt.
In de beheersverordening wordt het beheer overeenkomstig het bestaande gebruik geregeld. Onder 'bestaand gebruik' wordt zowel feitelijk bestaand gebruik (enge uitleg) begrepen als planologisch bestaand gebruik (ruime uitleg). In beide gevallen gaat het om gebruik in ruime zin, dus zowel gebruik van onbebouwde gronden en van bebouwing als gebruik in de zin van het bouwen van bouwwerken. Met de enge uitleg wordt bedoeld het feitelijk aanwezige gebruik, met de ruime uitleg het gebruik dat op grond van het voorgaande bestemmingsplan reeds was toegestaan (TK 2006-2007, 30 938, nr. 7, p. 10 e.v.). Dit laatste houdt in dat gebruik dat reeds toegelaten wordt in het aan de beheersverordening voorafgaande bestemmingsplan, ook als 'bestaand gebruik' kan worden aangemerkt.
In de beheersverordening 'Wetering' wordt het bestaande gebruik geregeld overeenkomstig het voorgaande bestemmingsplan en het geldend provinciaal en gemeentelijk beleid.
Ingevolge artikel 3.38, vierde lid van de Wro kunnen binnenplanse afwijkingsmogelijkheden worden opgenomen in de beheersverordening. Daarnaast kan een “aanlegvergunningstelsel” en “sloopvergunningstelsel” worden opgenomen. Qua mogelijkheden in de juridische regeling zijn er nauwelijks verschillen, gezien het uitgangspunt dat er in het besluitgebied geen nieuwe grootschalige ontwikkelingen plaatsvinden. Uitsluitend geldende plannen worden overgenomen. Concreet betekent dit dat er geen uitwerkings- en/of wijzigingsbevoegdheden kunnen worden opgenomen in een beheersverordening. De wijzigingsbevoegdheden uit het geldende bestemmingsplan zijn dus niet overgenomen in deze beheersverordening.
De beheersverordening is, zoals de naam al aangeeft, een verordening. Verordeningen zijn wetgeving in materiële zin, maar niet afkomstig van de formele wetgever. De beheersverordening wordt vastgesteld door de gemeenteraad. De bevoegdheid hiertoe wordt gegeven in artikel 3.38, eerste lid Wro. Het Besluit ruimtelijke ordening (hierna: Bro) schrijft in artikel 1.2.3 voor dat de beheersverordening langs elektronische weg wordt vastgelegd en vastgesteld. De verplichting hiertoe geldt vanaf 1 januari 2010. Tevens moet er een volledige verbeelding op papier zijn, zij het dat de elektronische versie juridisch gezien beslissend is. Ten behoeve van de digitalisering bepaalt artikel 1.2.1, tweede lid Bro ook dat een beheersverordening digitaal beschikbaar moet worden gesteld en volledig, toegankelijk en begrijpelijk moet worden verbeeld. Deze vereisten komen overeen met de vereisten die gelden voor een bestemmingsplan.
De beheersverordening vervangt het geldende bestemmingsplan (artikel 3.39 Wro) en heeft dezelfde status en rechtsgevolgen als het bestemmingsplan.
Hoofdstuk 3 Gebiedsvisie en uitgangspunten
3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte en het Besluit algemeneregels ruimtelijke ordening
Gemeenten zijn niet geheel vrij in het voeren van hun eigen beleid. Rijk en provincies geven met het door hen gevoerde en vastgelegde beleid de kaders aan waarbinnen gemeenten kunnen opereren. Deze beheersverordening richt zich echter primair op het vastleggen van de bestaande situatie. Het nationale ruimtelijke beleid is met name verwoord in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte SVIR) en de juridische vertaling daarvan in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro).
Dit beleid is overwegend van toepassing op nieuwe ontwikkelingen en daardoor slechts zeer beperkt dan wel niet relevant in de onderhavige situatie.
3.2.1 Omgevingsvisie Overijssel en Omgevingsverordening Overijssel
Het ruimtelijke beleid van de provincie Overijssel is hoofdzakelijk vastgelegd in de Omgevingsvisie Overijssel (2009) en de Omgevingsverordening Overijssel (2009).
De beheersverordening gaat uit van het vastleggen van de bestaande planologische situatie in het besluitgebied en maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk. Gelet hierop wordt op het Rijks- en provinciale beleid in het kader van deze beheersverordening niet nader ingegaan. Het gemeentelijke beleid is richtinggevend.
Voor het van toepassing zijnde beleid wordt verwezen naar de toelichting van het bestemmingsplan 'Wetering'. Deze beheersverordening maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk, maar zorgt voor een bestendiging van hetgeen planologisch reeds mogelijk was. Indien sprake is van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen, zal dit via separate planvorming dienen te geschieden.
In de beheersverordening 'Wetering' wordt het bestaande gebruik geregeld overeenkomstig het voorgaande bestemmingsplan 'Wetering'. De juridische regeling van het geldende bestemmingsplan wordt overgenomen. De beheersverordening maakt geen nieuwe (ruimtelijke) ontwikkelingen mogelijk, maar bestendigt slechts hetgeen planologisch reeds mogelijk was. Het bestemmingsplan 'Wetering' kent voor het besluitgebied geen ongebruikte bouw- of gebruiksmogelijkheden die van dien aard zijn, dat nader onderzoek nodig is naar de aanvaardbaarheid of uitvoerbaarheid daarvan. Ook de feitelijk reeds bestaande situatie komt niet in strijd met (gewijzigde) sectorale regelgeving. Deze afweging geldt voor de aspecten als archeologie en flora en fauna.
Hoofdstuk 5 Sectorale aspecten
In de beheersverordening 'Wetering' wordt het bestaande gebruik geregeld overeenkomstig het voorgaande bestemmingsplan 'Wetering'. De juridische regeling van het geldende bestemmingsplan wordt overgenomen. De beheersverordening maakt geen nieuwe (ruimtelijke) ontwikkelingen mogelijk, maar bestendigt slechts hetgeen planologisch reeds mogelijk was. Het bestemmingsplan 'Wetering' kent voor het besluitgebied geen ongebruikte bouw- of gebruiksmogelijkheden die van dien aard zijn, dat nader onderzoek nodig is naar de milieuhygiënische aanvaardbaarheid of uitvoerbaarheid daarvan. Ook de feitelijk reeds bestaande situatie komt niet in strijd met (gewijzigde) sectorale regelgeving. Deze afweging geldt voor de milieuaspecten (zoals geluid, bodem, lucht, externe veiligheid).
Omdat de bebouwingsregeling van het voorgaande bestemmingsplan wordt overgenomen, is geen sprake van een toename van het verhard oppervlak. Aangezien de beheersverordening niet voorziet in nieuwe ontwikkelingen, is geen sprake van mogelijke negatieve gevolgen voor de waterhuishoudkundige situatie binnen het gebied. Een nadere watertoets is dan ook niet noodzakelijk. De beheersverordening maakt immers niet meer mogelijk dan nu al mogelijk is.
Voor de beheersverordening gelden geen vormvoorschriften. Deze kan dus, uiteraard binnen de wettelijke kaders, vrij worden vormgegeven. In deze beheersverordening is ervoor gekozen het voorheen geldende bestemmingsplan 'Wetering' vrijwel één op één over te nemen.
De structuur van de beheersverordening is zodanig dat de kaart (verbeelding) de primaire informatie geeft over de gebruiksmogelijkheden. Vervolgens kan men in de regels teruglezen welk gebruik en welke bouwmogelijkheden zijn toegestaan. De ordening van de regels is daartoe zodanig opgezet dat bij iedere bestemming een nagenoeg compleet beeld van de bepalingen voor die bestemming is gegeven. Desondanks blijven aanvullend inleidende regels en algemene regels nodig. Tot slot wordt dit aangevuld met het overgangsrecht en de slotregel. Het op grond van artikel 5.1.1 Bro verplichte overgangsrecht is vormgegeven zoals het voor het bestemmingsplan voorgeschreven overgangsrecht.
De bestemming en het beheer van de gronden gelegen binnen de grens van het besluitgebied is geregeld in de beheersverordening. Het besluitgebied is dan ook niets anders dan het plangebied bij een bestemmingsplan. Het besluitvlak is de in een beheersverordening gebezigde term voor een bestemmingsvlak.
In de regels zijn eerst de Inleidende regels opgenomen: een omschrijving van de in de regels gebruikte begrippen die om een nadere omschrijving vragen en de bepalingen omtrent de wijze van meten. Vervolgens zijn de regels voor de verschillende bestemmingen (Bestemmingsregels) opgenomen, met de regels voor de afzonderlijke aanduidingen. Na de bestemmingsregels volgen de Algemene regels. Dit zijn onder andere de anti-dubbeltelbepaling en algemene afwijkingsregels. Tot slot zijn in de Overgangs- en slotregels de overgangsbepalingen en de slotbepaling opgenomen.
In Hoofdstuk 5 is al ingegaan op de aanvaardbaarheid c.q. uitvoerbaarheid van de verordening in verband met sectorale wetgeving en sectorale aspecten. Voor wat betreft de maatschappelijke uitvoerbaarheid wordt erop gewezen dat er in de planologische regeling nauwelijks iets verandert. De situatie blijft zoals deze planologisch is.
Vanwege het sterk beheersmatige karakter van deze beheersverordening is ook geen vooroverleg gevoerd met overheidsinstanties. Voor wat betreft de financieel-economische uitvoerbaarheid is van belang dat de verordening niet ziet op de realisering van nieuwe ontwikkelingen. Voor de gemeente zijn aan uitvoering van de verordening (voor zover daarvan al gesproken kan worden) geen bijzondere kosten verbonden. De economische uitvoerbaarheid is dan ook niet in het geding.
In de Wro is geen bijzondere voorbereidingsprocedure voor de beheersverordening voorgeschreven. Gelet op de aard van het gebied en de inhoud van de beheersverordening (waarin het bestaand gebruik conform het voorgaande bestemmingsplan wordt geregeld) is ervoor gekozen geen inspraak te houden. Om dezelfde reden is ook geen vooroverleg gevoerd met overheidsinstanties. Inspraak en vooroverleg zijn voor de beheersverordening ook niet voorgeschreven.
In deze regels wordt verstaan onder:
de beheersverordening 'Wetering' met identificatienummer NL.IMRO.1708.WeteringBVO-VA01 van de gemeente Steenwijkerland.
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlage.
een aan een (hoofd)gebouw aanwezig bouwwerk dat ruimtelijk ondergeschikt is aan dat (hoofd)gebouw, maar in functioneel opzicht deel uitmaakt van dat (hoofd)gebouw;
1.4 aan-huis-verbonden beroep:
een beroep, dat in of bij een woonhuis met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend en dat is gericht op het verlenen van diensten;
een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren, niet zijnde een agrarisch nevenbedrijf;
een bedrijf of een naar de aard en omvang daarmee gelijk te stellen activiteit met een grondgebonden of niet-grondgebonden agrarische bedrijfsvoering (deze laatste van beperkte omvang), dat ondergeschikt is aan een woon- of bedrijfsfunctie;
een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;
een op de kaart aangegeven vlak met eenzelfde bestemming;
een op de kaart aangegeven lijn, die de grens vormt van een bestemmingsvlak;
bevoegd gezag als bedoeld in artikel 2.4 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
een gebouw, dat zowel ruimtelijk als functioneel ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen (hoofd)gebouw en ten dienste staat van dat (hoofd)gebouw;
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
een op de kaart aangegeven vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid waarop gebouwen zijn toegelaten;
een op de kaart aangegeven lijn, die de grens vormt van een bouwvlak;
een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
een grens van een bouwperceel;
een op de kaart of in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van een terrein aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd;
1.21 complementair horecabedrijf:
een horecabedrijf dat is gericht op het verstrekken van dranken en etenswaren aan met name recreanten, zoals theehuisjes, ijssalons, croissanterieën, lunchrooms, en naar de aard en openingstijden daarmee gelijk te stellen horecabedrijven;
grasland, akkerbouw- en tuinbouwgronden;
iedere bovenbeëindiging van een gebouw;
1.24 (dag)recreatief medegebruik:
een (dag)recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan;
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.26 dienstverlenend bedrijf en/of dienstverlenende instelling:
bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden;
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.28 geluidzoneringsplichtige inrichting:
een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een geluidzone moet worden vastgesteld;
een verblijf met meer dan tien slaapplaatsen, niet zijnde mobiele kampeeronderkomens of stacaravans, in hoofdzaak bestemd voor en gebezigd als verblijf voor vakantie- en andere recreatieve doeleinden;
1.30 grondgebonden agrarische bedrijfsvoering:
een agrarische bedrijfsvoering, waarbij hoofdzakelijk gebruik wordt gemaakt van open grond;
een gebouw dat, gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt;
1.32 horecabedrijf en/of -instelling:
een bedrijf of instelling waar bedrijfsmatig dranken en etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie c.q. prostitutie;
een horecabedrijf waar de bedrijfsuitoefening hoofdzakelijk is gericht op het tegen vergoeding verstrekken van logies;
de kaart met bijbehorende verklaring, bestaande uit 2 bladen, waarop de bestemmingen van de in het plan begrepen gronden zijn aangegeven, zoals opgenomen in Bijlage 1 Kaart;
enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voorzover geen bouwwerk zijnde;
één en ander voorzover deze onderkomens of voertuigen of gewezen voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;
een terrein of plaats, geheel of gedeeltelijk ingericht, en blijkens die in-richting bestemd, om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen ten behoeve van recreatief nachtverblijf;
1.37 kleinschalig kampeerbedrijf:
een bedrijf of een daarmee gelijk te stellen activiteit, welk(e) gericht is op het verstrekken van standplaatsen aan kampeermiddelen en welk(e) ondergeschikt is aan een woon- of bedrijfsfunctie;
1.38 kleinschalig logiesverstrekkend bedrijf:
een logiesverstrekkend bedrijf, of een daarmee gelijk te stellen activiteit, welk(e) ondergeschikt is aan een woon- of andere bedrijfsfunctie;
1.39 kleinschalig vervoermiddelenverhuurbedrijf:
een vervoermiddelenverhuurbedrijf, of een daarmee gelijk te stellen activiteit, welk(e) ondergeschikt is aan een woon- of andere bedrijfsfunctie;
1.40 kleinschalige bedrijfmatige activiteit:
een bedrijf of een daarmee gelijk te stellen activiteit, welk(e) ondergeschikt is aan een woon- of andere bedrijfsfunctie, zoals kleinschalige logiesverstrekkende bedrijven, vervoermiddelenverhuurbedrijven, winkels e.a., en kampeerbedrijven;
1.41 kleinschalige winkels e.a.:
de uitoefening van detailhandel, inclusief kunstnijverheid en/of ateliers, of een daarmee gelijk te stellen activiteit, welk(e) ondergeschikt is aan een woon- of andere bedrijfsfunctie;
1.42 landschappelijke waarden:
de cultuurhistorische en de visuele waarden van het landschap;
1.43 logiesverstrekkend bedrijf:
een bedrijf waar, tegen vergoeding, logies wordt verstrekt, waarbij de logieseenheden enkel zijn ingericht voor nachtverblijf en waarbij naast het verstrekken van logies mogelijk accommodaties worden aangeboden voor dagverblijf en maaltijdbereiding;
het verstrekken van logies, waarbij de logieseenheden enkel zijn ingericht voor nachtverblijf, naast het verstrekken van logies worden accommodaties aangeboden voor dagverblijf en maaltijdbereiding;
de abiotische en biotische waarden van het gebied;
1.46 niet-grondgebonden agrarische bedrijfsvoering:
een agrarische bedrijfsvoering, waarbij hoofdzakelijk geen gebruik wordt gemaakt van open grond;
bewoning in een gebouw dat kan worden aangemerkt als een aantoonbaar hoofdverblijf;
1.49 productiegebonden detailhandel
detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, geteeld, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen voor of met een ander tegen vergoeding;
de bewoning door derden, niet zijnde de eigenaar van de woning, voor verblijfsrecreatieve doeleinden.
een gebouw, uitsluitend bedoeld voor de stalling van boten;
een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen wordt verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub, een prostitutiebedrijf waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, of een naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijf, al dan niet in combinatie met elkaar;
een caravan die, ook al is hij niet bouwvergunningsplichtig, toch als een gebouw valt aan te merken;
1.55 standplaats voor kampeermiddel:
een aaneengesloten stuk grond op een kampeerterrein, al dan niet af-gebakend, waarop krachtens het plan plaatsen van een kampeermiddel, of meerdere bij elkaar behorende kampeermiddelen ten behoeve van recreatief nachtverblijf, is toegestaan;
een, op een terrein met centraal beheer, permanent ter plaatse aanwezig recreatief verblijf dat wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor permanente bewoning voor één afzonderlijk huishouden;
een gebouw, dat meerdere naast elkaar en geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat, welke woningen zijn te bereiken door middel van één of meer gemeenschappelijke verkeersruimten;
een gebouw, dat één woning omvat, dan wel twee of meer naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;
een zich in het water bevindend, hoofdzakelijk niet voor varen bedoeld object, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van een afzonderlijke huishouding;
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de (bouw)hoogte/de nokhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van het bouwwerk;
2.2 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
2.4 de oppervlakte van een bouwwerk:
buitenwerks, bovengrondse bouwonderdelen vanaf 1,00 m boven peil meegerekend;
2.5 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
De voor 'Woondoeleinden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
waarbij de instandhouding van de landschappelijke waarden wordt nagestreefd en, indien de gronden op de kaart zijn voorzien van de aanduiding 'karakteristiek', de instandhouding van de bestaande karakteristieke hoofdvorm wordt nagestreefd;
Voor het bouwen van gebouwen geldt de volgende bepaling:
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:
Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij woonhuizen gelden de volgende bepalingen:
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende bepaling:
In afwijking van en/of in aanvulling op het bepaalde in sub 3.2.1 en 3.2.2 geldt voor de gronden die op de kaart zijn voorzien van de aanduiding 'karakteristiek' dat de hoofdvorm van de als zodanig aangeduide gebouwen, bepaald door de oppervlakte van het grondvlak, gevelbreedte, (goot)hoogte, dakhelling en nokrichting, zoals die bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan gehandhaafd dient te worden, met dien verstande dat een afwijking van de (goot-)hoogte van ten hoogste 5% is toegestaan, waarbij de dakhelling dienovereenkomstig mag worden aangepast.
3.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Het is verboden zonder of in afwijking van een verleende omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
Het in lid 3.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
De in lid 3.3.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend voor de uitvoering van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden, zoals genoemd onder sub a mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de archeologische en de landschappelijke waarden van het gebied.
De in lid 3.3.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, voor de uitvoering van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden, zoals genoemd onder sub b mits:
3.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, voor afwijking van:
het bepaalde in lid 3.2.3, sub a, en toestaan dat de gezamenlijke oppervlakte aan aan-, uitbouwen en bijgebouwen zal worden vergroot tot 150 m² , mits het gezamenlijke oppervlak van aan-, uitbouwen en bijgebouwen niet meer bedraagt dan 50% van het bestaande gezamenlijke bebouwde oppervlak van aan-, uitbouwen en bijgebouwen.
Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met deze bestemming.
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in lid 3.5.1, wordt in ieder geval gerekend:
3.6 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, voor afwijking van:
Het bevoegd gezag is bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen voor afwijking van het bepaalde in lid 3.5.1, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
Artikel 4 Maatschappelijke doeleinden
De voor 'Maatschappelijke doeleinden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
waarbij de instandhouding van de landschappelijke waarden wordt nagestreefd;
Voor het bouwen van de in lid 4.1 sub a genoemde gebouwen gelden de volgende bepalingen:
De hoogte van bouwwerken ,geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
4.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen,mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de archeologische waarden, de landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, voor afwijking van:
Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met deze bestemming.
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in lid 4.4.1, wordt in ieder geval gerekend:
4.5 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in lid 4.4.1, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
De voor 'Bedrijfsdoeleinden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
waarbij de instandhouding van de landschappelijke waarden wordt nagestreefd en, indien de gronden op de kaart zijn voorzien van de aanduiding 'karakteristiek',de instandhouding van de bestaande karakteristieke hoofdvorm wordt nagestreefd;
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende bepaling:
In afwijking van en/of in aanvulling op het bepaalde in sub 5.2.1 geldt voor de gronden die op de kaart zijn voorzien van de aanduiding 'karakteristiek' dat de hoofdvorm van de als zodanig aangeduide gebouwen, bepaald door de oppervlakte van het grondvlak, gevelbreedte, (goot)hoogte, dakhelling en nokrichting, zoals die bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan gehandhaafd dient te worden, met dien verstande dat een afwijking van de (goot-)hoogte van ten hoogste 5% is toegestaan, waarbij de dakhelling dienovereenkomstig mag worden aangepast.
5.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden
Het is verboden zonder of in afwijking van een verleende omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
Het in lid 5.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
De in lid 5.3.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, mits:
5.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen,mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden,voor het afwijken van:
Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met deze bestemming.
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming zoals bedoeld in lid 5.5.1, wordt in ieder geval gerekend:
5.6 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, voor het afwijken van:
het bepaalde in lid 5.1 sub a juncto lid 5.5.1 en toestaan dat de gronden en bouwwerken worden gebruikt voor bedrijven,welke naar de aard en de invloed op de omgeving vergelijkbaar zijn met het bedrijf genoemd in bijlage 2 bij het volgnummer dat in het bestemmingsvlak is aangegeven, mits dit bedrijf is genoemd in Bijlage 2 onder de categorieën 1 of 2, dan wel naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen bedrijvigheid, één en ander met uitzondering van geluidzoneringsplichtige inrichtingen.
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 5.5.1, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
Artikel 6 Agrarische bedrijven
De voor 'Agrarische bedrijven' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
waarbij de instandhouding van de landschappelijke waarden wordt nagestreefd;
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende bepaling:
6.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden,voor het afwijken van:
Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met deze bestemming.
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming zoals bedoeld in lid 6.4.1, wordt in ieder geval gerekend:
6.5 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 6.4.1, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
Artikel 7 Recreatieve doeleinden 1
De voor 'Recreatieve doeleinden 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
indien de gronden op de kaart zijn voorzien van de aanduiding 'watersportcentrum toegestaan';
indien de gronden op de kaart zijn voorzien van de aanduiding 'verblijfsrecreatie toegestaan';
waarbij de instandhouding van de landschappelijke waarden wordt nagestreefd en, indien de gronden op de kaart zijn voorzien van de aanduiding 'karakteristiek',de instandhouding van de bestaande karakteristieke hoofdvorm wordt nagestreefd;
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende bepaling:
In afwijking van en/of in aanvulling op het bepaalde in sub 7.2.1geldt voor de gronden die op de kaart zijn voorzien van de aanduiding 'karakteristiek' dat de hoofdvorm van de als zodanig aangeduide gebouwen, bepaald door de oppervlakte van het grondvlak, gevelbreedte, (goot)hoogte, dakhelling en nokrichting, zoals die bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan gehandhaafd dient te worden, met dien verstande dat een afwijking van de (goot-)hoogte van ten hoogste 5% is toegestaan, waarbij de dakhelling dienovereenkomstig mag worden aangepast.
7.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden
Het is verboden zonder of in afwijking van een verleende omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
Het in lid 7.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
De in lid 7.3.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, mits:
7.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, voor het afwijken van:
Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met deze bestemming.
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming zoals bedoeld in lid 7.5.1., wordt in ieder geval gerekend:
7.6 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 7.5.1, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
Artikel 8 Recreatieve doeleinden 2
De voor 'Recreatieve doeleinden 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende bepaling:
Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met deze bestemming.
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming zoals bedoeld in lid 8.3.1, wordt in ieder geval gerekend:
8.4 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 8.3.1, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
De voor 'Nutsdoeleinden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende bepaling:
Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met deze bestemming.
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming zoals bedoeld in lid 9.3.1, wordt in ieder geval gerekend:
9.4 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 9.3.1, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
Artikel 10 Landschappelijk waardevol landbouwgebied
De voor 'Landschappelijk waardevol landbouwgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende bepalingen:
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende bepaling:
10.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden
Het is verboden zonder of in afwijking van een verleende omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
Het in lid 10.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
De in lid 10.3.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de archeologische en de landschappelijke waarden van het gebied.
10.4 Specifieke gebruiksregels
Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met deze bestemming.
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in lid 10.4.1, wordt in ieder geval gerekend:
10.5 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 10.4.1, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
De voor 'Bebossing' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
Voor het bouwen van een gebouw geldt de volgende bepaling:
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende bepaling:
11.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden
Het is verboden zonder of in afwijking van een verleende omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
Het in lid 11.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
De in lid 11.3.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, mits geenonevenredigeafbreuk wordt gedaan aan de archeologische en de landschappelijke waarden van het gebied.
11.4 Specifieke gebruiksregels
Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met deze bestemming.
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in lid 11.4.1, wordt in ieder geval gerekend:
11.5 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 11.4.1, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
De voor 'Verkeersdoeleinden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
waarbij gestreefd wordt naar een inrichting hoofdzakelijk gericht op de afwikkeling van het verkeer;
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende bepaling:
12.3 Specifieke gebruiksregels
Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met deze bestemming.
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in lid 12.3.1, wordt in ieder geval gerekend:
12.4 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, voor het afwijken van:
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 12.3.1, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
waarbij de instandhouding van de landschappelijke waarden wordt nagestreefd; met daaraan ondergeschikt:
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
13.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid, de landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, voor het afwijken van:
13.4 Specifieke gebruiksregels
Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met deze bestemming.
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in lid 13.4.1, wordt in ieder geval gerekend:
13.5 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 13.4.1., indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
Artikel 14 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 15 Algemene bouwregels
Een omgevingsvergunning voor het bouwen en/of uitbreiden van gebouwen wordt slechts verleend, indien bij de aanvraag wordt aangetoond dat wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid voor bewoners/gebruikers, en indien van toepassing werknemers en bezoekers, volgens de normering zoals is opgenomen "Notitie parkeernormen Steenwijkerland". Deze parkeergelegenheid moet zijn aangebracht in, op of onder het gebouw dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij het gebouw behoort.
Artikel 16 Algemene afwijkingsregels
16.1 Algemene afwijkingsregels
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, voor het afwijken van:
mits de bouwgrens met niet meer dan 1,50 m overschrijdend;
16.2 Verleende omgevingsvergunningen of andere toestemmingen
Een omgevingsvergunning, vrijstelling of ontheffing die ten tijde van de inwerkingtreding van de beheersverordening is verleend voor een bouw- en/of gebruiksactiviteit waarvoor ingevolge deze regels een omgevingsvergunning voor het afwijken van het bestemmingsplan is vereist, wordt gelijkgesteld met een dergelijke omgevingsvergunning
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
17.1 Overgangsrecht bouwwerken
VNG-bestand categorale bedrijfsindeling 1999 (planologische selectie)
2. met persen, triltafels of bekistingtrillers, p.c.< 100 t/d | |||||||
3. met persen, triltafels of bekistingtrillers, p.c. >= 100 t/d | |||||||
Vervaardiging van producten van beton, (vezel)cement en gips: | |||||||
VERHUUR VAN TRANSPORTMIDDELEN, MACHINES, ANDERE ROERENDE GOEDEREN | |||||||
Verhuurbedrijven voor transportmiddelen (exclusief personenauto's) | |||||||