Organisatie | Zaanstad |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Bibob beleidsregels Zaanstad 2017 |
Citeertitel | Bibob beleidsregels Zaanstad 2017 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | openbare orde en veiligheid |
Eigen onderwerp |
Uit werking getreden op 22-03-2019 op grond van besluit 2018/34600
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
19-05-2017 | 22-03-2019 | Nieuwe regeling | 09-05-2017 Gemeenteblad 2017, nummer 83218 | 2017/4746 |
Hoofdstuk 1. Inleidende bepalingen
Artikel 1. Begripsomschrijvingen
In deze beleidsregels wordt verstaan onder:
Bibob-toets: de wijze van behandelen van een aanvraag waarbij door het bestuursorgaan volgens deze beleidsregels wordt beoordeeld of er redenen, ontleend aan de Wet Bibob, aanwezig zijn om de aanvraag te weigeren, een beschikking in te trekken, te beëindigen, te wijzigen of hieraan voorschriften te verbinden dan wel een vastgoedtransactie niet aan te gaan of te beëindigen of een overheidsopdracht niet te gunnen, al dan niet na adviesaanvraag bij het Bureau;
Hoofdstuk 2. Toepassingsbereik
Het bestuursorgaan past, met inachtneming van hetgeen in deze beleidsregels daarover is bepaald, de wet toe met betrekking tot beschikkingen zoals bedoeld in:
artikel 2.1, eerste lid, onder a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, voor zover het gaat om een omgevingsvergunning voor het geheel of gedeeltelijk bouwen van een bouwwerk bestaande uit een voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een standplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst, voor zover het gaat om bouwactiviteiten waarvan de bouwkosten meer bedragen dan € 25.000,--;
artikel 2.1, eerste lid, onder e, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, voor zover het gaat om een omgevingsvergunning voor het oprichten, het veranderen of veranderen van de werking, of het in werking hebben van een inrichting in de branches: autodemontage, im- en export van personenauto’s, bedrijfswagens (ook zwaarder dan 3.500 kg) en landbouwvoertuigen en op- en overslag, verwerken, bewerken en/of vernietigen van autowrakken en/of schroot.
Het bestuursorgaan kan bepalen de wet niet toe te passen indien het bestuursorgaan in de periode van twee jaar voorafgaand aan de aanvraag aan dezelfde betrokkene eenzelfde vergunning heeft verleend in verband waarmee een vragenlijst als bedoeld in artikel 5 is ingevuld én indien sprake is van een wijziging van ondergeschikte aard.
Artikel 4. Bijzondere situaties
In aanvulling op de in artikel 3 genoemde categorieën, past het bestuursorgaan de wet toe:
als er aanleiding bestaat voor het vermoeden dat de beschikking, de overheidsopdracht c.q. aanbesteding of vastgoedtransactie, mede zou kunnen worden gebruikt om uit gepleegde strafbare feiten verkregen of te verkrijgen, op geld waardeerbare voordelen te benutten of strafbare feiten te plegen, te weten bij:
voor het vaststellen van de hiervoor genoemde kwalificaties wordt gebruik gemaakt van de indicatorenlijst. Deze lijst is imperatief noch limitatief. De beslissing om tot een Bibob-toets over te gaan is altijd het resultaat van een integrale afweging.
Artikel 8. Motivering adviesaanvraag
De adviesaanvraag aan het Bureau wordt vergezeld van een motivering van de adviesaanvraag.
Artikel 10. Opschorten beslistermijn
Indien het bestuursorgaan een advies aanvraagt, wordt op grond van artikel 31 van de wet de wettelijke termijn waarbinnen de beschikking dient te worden gegeven, opgeschort voor de duur van de periode die begint met de dag waarop het advies is aangevraagd en eindigt met de dag waarop dat advies is ontvangen, met dien verstande dat deze opschorting niet langer duurt dan de termijn, zoals genoemd in artikel 15 van de wet.
Artikel 11. Weigering en aanvullende voorwaarden
Indien er sprake is van een ernstige mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de wet zal het bestuursorgaan negatief beschikken op de aanvraag, de beschikking of inschrijving op de overheidsopdracht intrekken of de transactie ontbinden op grond van de wet juncto de Bibob Beleidsregels Zaanstad 2017,
Het bestuursorgaan kan negatief beschikken op de aanvraag, de beschikking intrekken, indien sprake is van een mindere mate van gevaar die niet kan worden geweerd door het stellen van aanvullende voorschriften en bovendien de gevolgen van deze weigering niet onevenredig zijn in verhouding tot de met het besluit te dienen doelen.
Deze beleidsregels zullen worden bekendgemaakt door het plaatsen van de beleidsregels in het gemeenteblad.
Aldus vastgesteld door de burgemeester d.d. 9 mei 2017
dr. R.L. Vreeman, waarnemend burgemeester,
Aldus vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders d.d. 9 mei 2017
Bijlage bij Bibob Beleidsregels Zaanstad 2017
Behoort bij de beleidsregel voor de toepassing van de Wet Bibob (Stb. 2003, 216), vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders van Zaanstad en door de burgemeester van Zaanstad.
Indicatoren die aanleiding kunnen vormen tot het doen van een Bibob-toets zoals bedoeld in deze beleidsregel zijn vermeld in de onderstaande lijst.
Deze lijst is imperatief noch limitatief. De beslissing om tot een Bibob-toets over te gaan is altijd het resultaat van een integrale afweging.
Aanwijzingen van (betrokkenheid bij) criminaliteit
Locatie, object en activiteiten
Wet Bibob beleidsregels 2017, toelichting per artikel
Zaanstad past sinds 2004 de Wet Bibob toe op de sectoren horeca (inclusief coffeeshops), seksinrichtingen en speelautomatenhallen. Deze toepassing vond plaats op basis van de algemene Zaanse beleidsnota “Het Bibob instrument” (B & W besluit 18 mei 2004 nr 4).
Deze nota is in 2006 geëvalueerd en geactualiseerd (B & W besluit 26 september 2006).
In de gemeentelijke uitvoeringspraktijk ontstond behoefte aan een nadere concretisering, een actualisering en een uitbreiding van het toepassingsbereik. De “Wet bibob beleidsregels 2013” voorzagen in deze behoefte. Deze beleidsregels zijn vastgesteld in december 2012 (Besluitnota burgemeester en B&W van 18 december 2012 nr 3 en gepubliceerd in Gemeenteblad nummer 61 uitgegeven op 31 december 2012).
Als gevolg van wijzigingen in de Wet Bibob en een adequate aanpak van ondermijnende activiteiten is een actualisering van de Wet Bibob beleidsregels 2013 noodzakelijk geworden.
Deze nieuwe “Bibob beleidsregels Zaanstad 2017” voorzien in deze behoefte.
Artikel 1. Begripsomschrijvingen
De Wet Bibob is van toepassing op alle bestuursniveaus. Door dit brede toepassingsbereik zijn enkele definities toegevoegd die voor de gemeentelijke uitvoeringspraktijk van belang zijn.
In de Bibob beleidsregels Zaanstad 2017 is expliciet aangegeven dat, voor zover niet anders bepaald, de wettelijke definities worden gebruikt. De definities van “advies, beschikkingen, betrokkene en bureau” uit de beleidsregels van 2013 zijn daarmee komen te vervallen.
In de beleidsregels 2017 is de definitie van Bibob-toets uitgebreid met vastgoedtransacties en overheidsopdrachten en is duidelijker aangegeven dat ook intrekken of wijzigen van bestaande beschikkingen onder het bereik van de Bibob-toets vallen. Tevens is een definitie van het RIEC, de Bibob-vragenlijst en de indicatorenlijst toegevoegd.
Criminele activiteiten tasten de veiligheid en de leefbaarheid van de samenleving aan en ondermijnen de rechtsorde en de bestuurlijke slagkracht. Door de mogelijkheden van de wet Bibob te benutten kan worden voorkomen dat de gemeente criminele activiteiten faciliteert. Zo kan bijvoorbeeld worden verhinderd dat crimineel verkregen vermogen wordt witgewassen via een door de gemeente verstrekte vergunning of dat gemeenten ongemerkt transacties sluiten of zaken doen met criminele organisaties. Het toepassen van de wet Bibob draagt bij aan een veiligere samenleving.
Dit artikel bepaalt op welke branches de Wet Bibob wordt toegepast. Het gaat om branches en sectoren, waar de risico’s op criminele activiteiten en witwassen van geld het grootst worden geacht zoals de horeca (inclusief coffeeshops), seksbedrijven, speelautomatenhallen en onderdelen van de sectoren bouw en milieu (Wet algemene bepalingen omgevingsrecht).
Artikel 3, eerste lid, sub a en b (horeca)
De horecasector omvat bedrijven die consumpties voor direct gebruik en/of logies verstrekken. Het gaat daarbij zowel om de bedrijven die vallen binnen het bereik van de Drank- en Horecawet als om bedrijven die vallen binnen de werkingssfeer van de Algemene plaatselijke verordening. Ook coffeeshops vallen binnen deze categorie.
Slijterijen vallen weliswaar binnen de werkingssfeer van de Drank- en Horecawet maar bij deze branche is er geen aantoonbaar verhoogd risico op criminele activiteiten. Daarom is het slijtersbedrijf in deze beleidsregels uitgezonderd van toepassing van de Wet Bibob.
Op grond van de beleidsregels wordt de wet Bibob voor de horeca toegepast in de volgende situaties:
Hierbij gaat het om situaties waarbij een wijziging gevolgen heeft voor de exploitatiewijze van de onderneming of de bevoegdheden binnen de onderneming, zoals:
Door het specifiek benoemen van deze situaties beperkt dit artikel de reguliere toepassing van de Wet Bibob. Voor het wijzigen van een leidinggevende – niet zijnde de eigenaar of bestuurder – hoeft de Wet Bibob dus niet standaard te worden toegepast.
Indien er aanleiding is om de Wet Bibob toch toe te passen, kan dit plaatsvinden op grond van artikel 4 van deze beleidsregels.
Coffeeshops nemen – vanwege het gedogen van strafbaar handelen – een bijzondere positie in binnen de sector alcoholvrije horecabedrijven. Bij overtredingen van de Opiumwet kan met bestuursrechtelijke middelen handhavend worden opgetreden. De wet Bibob biedt de mogelijkheid om de integriteit van de ondernemer te toetsen en is niet bedoeld als extra mogelijkheid om lokaal coffeeshopbeleid vorm te geven.
Artikel 3, eerste lid, sub c (growshops)
De producten die in een growshop worden verkocht faciliteren de hennepteelt. De exploitatie van een growshop is een voorbereidingshandeling zoals beschreven in de Opiumwet. Bij wijziging van de Opiumwet in 2013 zijn deze voorbereidingshandelingen strafbaar gesteld en zijn vergunningstelsels voor growshops niet langer toegestaan. Artikel 2:79 van de APV en het daarop gebaseerde vergunningstelsel is daarmee komen te vervallen.
De Bibob-toets voor growshops die in de Bibob beleidsregels 2013 staat, is daarmee een dode letter geworden. In de Bibob beleidsregels 2017 is dit onderdeel verwijderd.
Artikel 3, eerste lid, sub d (seksinrichtingen)
Voor de exploitatie van een seksinrichting of een escortbedrijf is een vergunning nodig op grond van artikel 3:4 van de Algemene plaatselijke verordening. Ook deze bedrijfstak valt binnen de werkingssfeer van de Wet Bibob.
Deze branche is binnen Zaanstad gering van omvang, betrekkelijk overzichtelijk en er vinden weinig mutaties plaats.
De toepassing van de Wet Bibob vindt op dezelfde wijze plaats zoals hiervoor beschreven onder “Horeca (eerste lid, sub a en b)”
Artikel 3, eerste lid, sub e (speelautomatenhallen)
Voor de exploitatie van een speelautomatenhal is een vergunning nodig op grond van artikel 4 van de Verordening Speelautomaten. Ook deze bedrijfstak valt binnen de werkingssfeer van de Wet Bibob.
Deze branche is binnen Zaanstad gering van omvang, betrekkelijk overzichtelijk en er vinden weinig mutaties plaats.
De toepassing van de Wet Bibob vindt op dezelfde wijze plaats zoals hiervoor beschreven onder “Horeca (eerste lid, sub a en b)”
Artikel 3, eerste lid, sub f en g (omgevingsvergunning bouwen en milieu)
Bouwactiviteiten en worden soms gebruikt om crimineel verkregen vermogen te legaliseren of zwart geld wit te wassen. Ook zijn sommige branches en bedrijfsprocessen gevoelig voor criminele invloeden. Om deze reden is de Wet Bibob van toepassing op vergunningen zoals genoemd in artikel 2.1, eerste lid, sub a en sub e van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (WABO). Dit zijn vergunningen voor:
Het is onwenselijk en in praktische zin onuitvoerbaar om iedere aanvraag voor een omgevingsvergunning binnen deze categorie te toetsen aan de Wet Bibob. Op grond van landelijke ervaringen en op basis van een criminaliteitsbeeld analyse is de categorie waarvoor een Bibobtoets noodzakelijk wordt geacht vooralsnog beperkt tot de categorieën zoals aangegeven in deze beleidsregels.
Autosloperijen, schrootverwerking, schroothandel
Deze branche heeft een verhoogde gevoeligheid op het gebied van integriteit, onder andere vanwege voertuigcriminaliteit, betrokkenheid bij strippen en omkatten van gestolen voertuigen en het gebruiken van verschillende rechtspersonen als dekmantel om crimineel verkregen geld wit te wassen.
De bouwwerken die op een standplaats worden gebouwd, vormen een aandachtspunt in het kader van de Wet Bibob. Bewoners op deze locaties hebben vaak een relatie met de hierboven genoemde branches. De naleving van wet- en regelgeving is er vaak onvoldoende, waardoor er een verhoogd risico is op illegale activiteiten en een reëel gevaar dat een vergunning (mede) zal worden gebruikt voor het plegen van strafbare feiten.
Artikel 3, tweede lid (intrekken bestaande beschikkingen)
Ook bestaande inrichtingen, waarvoor geen nieuwe aanvraag is gedaan, kunnen tussentijds worden getoetst op grond van de Wet Bibob, mits voldaan wordt aan de gestelde voorwaarden in dit artikel.
Artikel 3, derde lid (publiekrechtelijke rechtspersonen)
Deze beleidsregels zijn van toepassing op zowel natuurlijke personen als op rechtspersonen, met uitzondering van publiekrechtelijke rechtspersonen.
Met een orgaan van een rechtspersoon krachtens publiekrecht ingesteld, wordt een onderneming of inrichting bedoeld die direct door de overheid wordt gedreven.
Ondernemingen die als zelfstandig rechtspersoon functioneren maar waarvan de aandelen in eigendom zijn van de overheid, vallen niet onder deze uitzonderingsbepaling.
Artikel 3, vierde lid (geldigheidstermijn Bibobtoets)
Onder een wijziging van ondergeschikte aard kan worden verstaan een wisseling van posities van bestuurders en/of leidinggevenden, een omzetting van de exploitatie waarbij weinig tot geen investeringen nodig zijn, bijvoorbeeld van café naar eetcafé, een naamswisseling, een kleine
uitbreiding/ verbouwing van het pand of een verhuizing naar een nieuwe inrichting waarbij weinig tot geen investeringen nodig zijn.
Artikel 3, vijfde lid (tipfunctie Openbaar Ministerie)
Dit onderdeel is toegevoegd bij de actualisatie van de beleidsregels in 2017. De officier van justitie kan het bestuursorgaan wijzen op de wenselijkheid (tippen) om een Bibob-advies aan te vragen. Hierdoor kan een Bibob-advies worden gevraagd los van een eventuele aanvraag van een beschikking.
Artikel 4. Bijzondere situaties
Als wordt voldaan aan de in de beleidsregels gestelde eisen, wordt voor de in artikel 3 genoemde categorieën de Bibobtoets zonder meer toegepast. De aanwijzing van categorieën in artikel 3 van de beleidsregels betekent niet dat de toepassing van de Wet Bibob slechts beperkt is tot deze categorieën.
Als na een eerste onderzoek van open en halfopen bronnen de feiten en omstandigheden zoals genoemd in artikel 4 van de beleidsregels daartoe aanleiding geven, past het bestuursorgaan de Wet Bibob ook toe op de in dit artikel genoemde categorieën.
Op grond van dit artikel kunnen ook bestaande situaties, dus zonder dat er sprake is van een aanvraag van een beschikking of nieuwe contracten, tussentijds worden getoetst op grond van de Wet Bibob, mits voldaan wordt aan de gestelde voorwaarden in dit artikel.
Om een Bibobtoets te kunnen uitvoeren is de betrokkene verplicht om in aanvulling op de reguliere procedures aanvullende gegevens te verstrekken. Aanvankelijk moesten de bestuursorganen zelf de vragenlijsten opstellen en vaststellen. Om uniformiteit in het toepassen van de Wet Bibob te bewerkstelligen zijn er op grond van artikel 30 vijfde lid van de Wet Bibob algemene vragenlijsten opgesteld en door de minister van Veiligheid en Justitie vastgesteld.
De vragen in deze lijsten zijn bedoeld om inzicht te krijgen in de structuur van de onderneming, de zakelijke samenwerkingsverbanden en de vermogenspositie van de betrokkene. De vragen hebben onder andere betrekking op de eigendomssituatie van het vastgoed en de inventaris, de bezittingen, de schulden en de financiering.
Door de uniforme lijsten is de in de beleidsregels van 2013 vastgelegde verplichting van het bestuursorgaan om de vragenlijsten vast te stellen, komen te vervallen.
In de Bibob beleidsregels 2017 is in artikel 5 een technische wijziging doorgevoerd in verband met de wijziging van artikel 4 van de beleidsregels.
Artikel 5 derde lid (buiten behandeling laten)
Als een betrokkene weigert om de BIBOB formulieren (volledig) in te vullen, levert dat op grond van artikel 4 van de wet Bibob de kwalificatie “ernstig gevaar” op. Op grond van de wet Bibob kan dit leiden tot intrekken van de vergunning. Dat kan echter alleen als er al sprake is van een bestaande vergunning. De wet Bibob voorziet in deze situatie niet in het weigeren van een aangevraagde vergunning. Daarom moet in deze situatie worden teruggevallen op artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht. De aanvraag kan buiten behandeling worden gelaten omdat er onvoldoende gegevens zijn overlegd om de aanvraag te kunnen beoordelen.
Artikel 6 en 7. Regulier afhandelen / Ultimum remedium
Uit de systematiek van de Wet Bibob vloeit voort dat deze wet alleen kan worden toegepast als alle andere – regulier beschikbare – mogelijkheden zijn benut. Deze werkwijze is vastgelegd in de artikelen 6 en 7 van deze beleidsregels.
In de beleidsregels van 2017 is toegevoegd dat het bestuursorgaan zich bij de beoordeling of er sprake is van een redelijk vermoeden van omstandigheden genoemd in artikel 3 van de wet Bibob laten adviseren door het RIEC (Regionaal Informatie- en Expertise Centrum Noord-Holland).
Als het bestuursorgaan desondanks onvoldoende informatie heeft om de aanvraag te kunnen beoordelen en/of het bestuurorgaan een redelijk vermoeden heeft van omstandigheden zoals genoemd in artikel 3 van de Wet Bibob, kan ter onderbouwing van de beschikking een advies worden gevraagd aan het Bureau.
De adviesvraag is onder andere bedoeld om onduidelijkheden in de bedrijfsstructuur, de financiering, de omstandigheden in de persoon van de aanvrager of de eigenaar van het pand of inventaris weg te nemen waardoor het bestuursorgaan een betere afweging kan maken en tot een beter oordeel kan komen.
Ook kan de Officier van Justitie de tip geven om een advies te vragen aan het Bureau.
Artikel 8. Motivering adviesaanvraag
De Minister van Veiligheid en Justitie heeft op grond van artikel 30, vijfde lid, van de Wet Bibob een “Formulier bevindingen eigen onderzoek” vastgesteld. Dit formulier is bedoeld om de bevindingen van het eigen onderzoek vast te leggen, de adviesaanvraag te motiveren en aan het Landelijk Bureau Bibob kenbaar te maken.
Zonder een afschrift van de mededelingsbrief aan betrokkene neemt het Bureau een verzoek om advies niet in behandeling.