Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Zaanstad

Bibob beleidsregels Zaanstad 2017

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieZaanstad
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBibob beleidsregels Zaanstad 2017
CiteertitelBibob beleidsregels Zaanstad 2017
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpopenbare orde en veiligheid
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Uit werking getreden op 22-03-2019 op grond van besluit 2018/34600

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (wet Bibob)
  2. Drank- en Horecawet
  3. Wet algemene bepalingen omgevingsrecht
  4. Algemene subsidieverordening Zaanstad 2014 (ASV)
  5. Verordening Winkeltijden Zaanstad 2011
  6. Verordening Speelautomaten
  7. Algemene plaatselijke verordening

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

19-05-201722-03-2019Nieuwe regeling

09-05-2017

Gemeenteblad 2017, nummer 83218

2017/4746

Tekst van de regeling

Intitulé

Bibob beleidsregels Zaanstad 2017

 

 

Hoofdstuk 1. Inleidende bepalingen

2017 / 4746

Bibob beleidsregels Zaanstad 2017

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

  • 1.

    Voor zover niet anders bepaald, zijn de definities van artikel 1 eerste lid van de Wet Bibob van overeenkomstige toepassing op deze beleidsregels.

  • 2.

    In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

    • a.

      aanvraag: de aanvraag om een beschikking;

    • b.

      bestuursorgaan: de burgemeester respectievelijk het college van burgemeester en wethouders;

    • c.

      Bibob-toets: de wijze van behandelen van een aanvraag waarbij door het bestuursorgaan volgens deze beleidsregels wordt beoordeeld of er redenen, ontleend aan de Wet Bibob, aanwezig zijn om de aanvraag te weigeren, een beschikking in te trekken, te beëindigen, te wijzigen of hieraan voorschriften te verbinden dan wel een vastgoedtransactie niet aan te gaan of te beëindigen of een overheidsopdracht niet te gunnen, al dan niet na adviesaanvraag bij het Bureau;

    • d.

      Bibob-vragenlijst: een formulier dat is vastgesteld krachtens artikel 30, vijfde lid van de wet;

    • e.

      Indicatorenlijst: de als bijlage bij deze beleidsregels gevoegde lijst met indicatoren die aanleiding kunnen zijn voor het starten van een Bibob-toets;

    • f.

      RIEC: Regionaal Informatie- en Expertise Centrum Noord-Holland

    • g.

      Wet: de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Wet Bibob).

Artikel 2. Doel

Met het toepassen van de wet wil de gemeente voorkomen dat zij criminele activiteiten faciliteert.

Deze beleidsregels geven aan op welke wijze het bestuursorgaan de bevoegdheden uit de wet toepast.

Hoofdstuk 2. Toepassingsbereik

Artikel 3. Categorieën

  • 1.

    Het bestuursorgaan past, met inachtneming van hetgeen in deze beleidsregels daarover is bepaald, de wet toe met betrekking tot beschikkingen zoals bedoeld in:

    • a.

      artikel 3 van de Drank- en Horecawet, indien sprake is van vestiging van een nieuwe onderneming, overname van een bestaande onderneming of wijziging van een bestaande onderneming. Beschikkingen ten behoeve van het slijtersbedrijf zijn uitgezonderd van de toepassing van de wet;

    • b.

      artikel 7 van de wet j° artikel 2:28 van de Algemene plaatselijke verordening, indien sprake is van vestiging van een nieuwe onderneming, overname van een bestaande onderneming of wijziging van een bestaande onderneming;

    • c.

      (vervallen);

    • d.

      artikel 7 van de wet j° artikel 3:4 van de Algemene plaatselijke verordening, indien sprake is van vestiging van een nieuwe onderneming, overname van een bestaande onderneming of wijziging van een bestaande onderneming;

    • e.

      artikel 7 van de wet j° artikel 4 van de Verordening Speelautomaten;

    • f.

      artikel 2.1, eerste lid, onder a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, voor zover het gaat om een omgevingsvergunning voor het geheel of gedeeltelijk bouwen van een bouwwerk bestaande uit een voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een standplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst, voor zover het gaat om bouwactiviteiten waarvan de bouwkosten meer bedragen dan € 25.000,--;

    • g.

      artikel 2.1, eerste lid, onder e, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, voor zover het gaat om een omgevingsvergunning voor het oprichten, het veranderen of veranderen van de werking, of het in werking hebben van een inrichting in de branches: autodemontage, im- en export van personenauto’s, bedrijfswagens (ook zwaarder dan 3.500 kg) en landbouwvoertuigen en op- en overslag, verwerken, bewerken en/of vernietigen van autowrakken en/of schroot.

  • 2.

    Het bestuursorgaan kan, met inachtneming van hetgeen in deze beleidsregels daarover is bepaald, eveneens de wet toepassen met betrekking tot de wijziging of intrekking van de in het eerste lid genoemde beschikkingen.

  • 3.

    Het eerste lid is niet van toepassing indien betrokkene een orgaan is van een rechtspersoon die krachtens publiekrecht is ingesteld.

  • 4.

    Het bestuursorgaan kan bepalen de wet niet toe te passen indien het bestuursorgaan in de periode van twee jaar voorafgaand aan de aanvraag aan dezelfde betrokkene eenzelfde vergunning heeft verleend in verband waarmee een vragenlijst als bedoeld in artikel 5 is ingevuld én indien sprake is van een wijziging van ondergeschikte aard.

  • 5.

    Het bestuursorgaan past de wet toe in de gevallen dat het Openbaar Ministerie op basis van artikel 11 jo 26 van de wet wijst op de wenselijkheid om een advies aan te vragen in relatie tot de hiervoor genoemde categorieën genoemd in lid 1 onder a t/m g.

Artikel 4. Bijzondere situaties

In aanvulling op de in artikel 3 genoemde categorieën, past het bestuursorgaan de wet toe:

  • 1.

    als er aanleiding bestaat voor het vermoeden dat de beschikking, de overheidsopdracht c.q. aanbesteding of vastgoedtransactie, mede zou kunnen worden gebruikt om uit gepleegde strafbare feiten verkregen of te verkrijgen, op geld waardeerbare voordelen te benutten of strafbare feiten te plegen, te weten bij:

    • a.

      artikel 2.1 eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (voor zover niet geregeld in artikel 3 eerste lid onder f en g van deze beleidsregels);

    • b.

      bijschrijven leidinggevende (artikel 30a van de Drank- en Horecawet);

    • c.

      evenementen (artikel 7 van de wet jo artikel 2:25 van de Algemene plaatselijke verordening);

    • d.

      nachtwinkels (artikel 7 van de wet jo artikel 5 eerste lid van de Verordening winkeltijden Zaanstad 2011);

    • e.

      subsidies;

    • f.

      overheidsopdrachten;

    • g.

      aanbestedingen;

    • h.

      vastgoedtransacties, waarin de gemeente Zaanstad optreedt als civiele partij;

indien er sprake is van:

  • ·

    onduidelijkheid / twijfels met betrekking tot de integriteit van aanvrager of betrokkene;

  • ·

    onduidelijkheid / geen transparantie met betrekking tot de organisatorische structuur van de aanvrager of betrokkene;

  • ·

    onduidelijkheid / geen transparantie met betrekking tot de financiële structuur van de aanvrager of betrokkene;

  • ·

    onduidelijkheid / twijfels met betrekking tot het (actueel/historisch) zakelijk samenwerkingsverband dat de aanvrager of betrokkene is of heeft aangegaan;

voor het vaststellen van de hiervoor genoemde kwalificaties wordt gebruik gemaakt van de indicatorenlijst. Deze lijst is imperatief noch limitatief. De beslissing om tot een Bibob-toets over te gaan is altijd het resultaat van een integrale afweging.

  • 2.

    de gevallen dat het Openbaar Ministerie op basis van artikel 11 j° 26 van de wet wijst op de wenselijkheid om een advies aan te vragen in relatie tot de hiervoor onder lid 1 genoemde categorieën.

Hoofdstuk 3. Procedure

Artikel 5. Vragenlijst

  • 1.

    In alle gevallen, zoals omschreven in artikel 3, moet betrokkene te allen tijde naast de reguliere aanvraagformulieren Bibob-vragenlijsten invullen.

  • 2.

    In alle gevallen, zoals omschreven in artikel 4, wanneer aan het bepaalde van het eerste of tweede lid is voldaan, moet betrokkene naast de reguliere aanvraagformulieren ook Bibob-vragenlijsten invullen.

  • 3.

    Weigering om de in het eerste en tweede lid bedoelde Bibob-vragenlijsten in te vullen kan een grond opleveren om de aanvraag buiten behandeling te laten respectievelijk de beschikking te weigeren of in te trekken.

Artikel 6. Regulier afhandelen aanvragen

  • 1.

    Het bestuursorgaan zal pas een inhoudelijk besluit nemen op de aanvraag indien noch reguliere weigeringsgronden behorende bij de in artikel 3 genoemde beschikkingen, noch de weigeringsgronden op grond van de wet van toepassing zijn.

  • 2.

    Het bestuursorgaan zal de aanvraag weigeren of het besluit intrekken indien de reguliere gronden voor weigeren of intrekken behorende bij de in deze beleidsregels genoemde beschikkingen van toepassing zijn.

Artikel 7. Ultimum remedium

  • 1.

    Uitsluitend indien geen toepassing gegeven kan worden aan artikel 6, beoordeelt het bestuursorgaan of weigering dan wel intrekking op grond van de wet mogelijk is.

  • 2.

    Het bestuursorgaan kan advies vragen aan het RIEC

  • 3.

    Het bestuursorgaan kan advies vragen bij het Bureau in het kader van de in het eerste lid bedoelde beoordeling of indien het bestuursorgaan door het Openbaar Ministerie is gewezen op de wenselijkheid daarvan.

Artikel 8. Motivering adviesaanvraag

De adviesaanvraag aan het Bureau wordt vergezeld van een motivering van de adviesaanvraag.

Artikel 9. Informatieplicht

  • 1.

    Het bestuursorgaan informeert de betrokkene schriftelijk over een adviesaanvraag aan het Bureau. De betrokkene wordt daarbij gewezen op de opschorting van de beslistermijn als bedoeld in artikel 10.

  • 2.

    In het geval het bestuursorgaan overgaat tot het aanvragen van een advies aan het Bureau, voegt het een afschrift van het schrijven als bedoeld in het eerste lid toe aan de adviesaanvraag.

Artikel 10. Opschorten beslistermijn

  • 1.

    Indien het bestuursorgaan een advies aanvraagt, wordt op grond van artikel 31 van de wet de wettelijke termijn waarbinnen de beschikking dient te worden gegeven, opgeschort voor de duur van de periode die begint met de dag waarop het advies is aangevraagd en eindigt met de dag waarop dat advies is ontvangen, met dien verstande dat deze opschorting niet langer duurt dan de termijn, zoals genoemd in artikel 15 van de wet.

  • 2.

    Indien het Bureau het advies niet binnen de in het eerste lid gestelde termijn kan geven, heeft het de mogelijkheid om op grond van artikel 15, derde lid, van de wet de termijn te verlengen. Deze verlenging bedraagt niet meer dan de in het derde lid van voornoemd artikel genoemde termijn.

  • 3.

    Het bestuursorgaan informeert betrokkene direct over een verlenging als bedoeld in het tweede lid.

Artikel 11. Weigering en aanvullende voorwaarden

  • 1.

    Indien er sprake is van een ernstige mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de wet zal het bestuursorgaan negatief beschikken op de aanvraag, de beschikking of inschrijving op de overheidsopdracht intrekken of de transactie ontbinden op grond van de wet juncto de Bibob Beleidsregels Zaanstad 2017,

  • 2.

    Het bestuursorgaan kan negatief beschikken op de aanvraag, de beschikking intrekken, indien sprake is van een mindere mate van gevaar die niet kan worden geweerd door het stellen van aanvullende voorschriften en bovendien de gevolgen van deze weigering niet onevenredig zijn in verhouding tot de met het besluit te dienen doelen.

  • 3.

    Indien het bestuursorgaan voornemens is negatief te beschikken op de aanvraag, de beschikking in te trekken, de beschikking te verlenen met aanvullende voorschriften op grond van de wet, wordt betrokkene in de gelegenheid gesteld daartegen zienswijzen in te brengen.

Hoofdstuk 4. Slotbepalingen

Artikel 12. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze beleidsregels treden in werking met ingang van de tweede dag na die van de bekendmaking

  • 2.

    Deze beleidsregels kunnen worden aangehaald als “Bibob beleidsregels Zaanstad 2017’.

Artikel 13. Bekendmaking

Deze beleidsregels zullen worden bekendgemaakt door het plaatsen van de beleidsregels in het gemeenteblad.

 

 

Aldus vastgesteld door de burgemeester d.d. 9 mei 2017

dr. R.L. Vreeman, waarnemend burgemeester,

 

Aldus vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders d.d. 9 mei 2017

dr. R.L. Vreeman, waarnemend burgemeester,

 

 

drs. S. Tax, waarnemend gemeentesecretaris,

Bijlage bij Bibob Beleidsregels Zaanstad 2017

Indicatorenlijst

Behoort bij de beleidsregel voor de toepassing van de Wet Bibob (Stb. 2003, 216), vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders van Zaanstad en door de burgemeester van Zaanstad.

 

Indicatoren die aanleiding kunnen vormen tot het doen van een Bibob-toets zoals bedoeld in deze beleidsregel zijn vermeld in de onderstaande lijst.

Deze lijst is imperatief noch limitatief. De beslissing om tot een Bibob-toets over te gaan is altijd het resultaat van een integrale afweging.

 

Bedrijf(structuur)

  • ·

    Onduidelijke, ondoorzichtige, a-typische en/of gecompliceerde organisatiestructuur, mede in relatie tot de aard en omvang van de onderneming of transactie. Dit kan blijken uit:

    • o

      Onnodig veel rechtspersonen en/of complexe structuur

    • o

      Recente oprichting in combinatie met een niet voor de hand liggende exploitatie

    • o

      Gebruik stichting bij commerciële onderneming

    • o

      Betrokkenheid buitenlandse rechtspersonen

    • o

      Veel wisselingen in rechtsvorm, functionarissen en/of aandeelhouders

  • ·

    Het is niet duidelijk wie zeggenschap en/of verantwoordelijkheid heeft en/of uiteindelijke begunstigde is

  • ·

    Onduidelijk of niet goed onderbouwd ondernemingsplan

  • ·

    Aangegeven leidinggevende/beheerder is mogelijk niet de (enige) leidinggevende/beheerder, en/of personen met feitelijke zeggenschap staan niet op vergunning, aanvraag of overige officiële documenten (katvanger- of stromanconstructie)

  • ·

    Wijziging exploitant kort na eerdere vergunningverlening, overheidsopdracht of vastgoedtransactie

  • ·

    Betrokkene, exploitant of beheerder is feitelijk vaak afwezig

  • ·

    Weinig leidinggevenden ten opzichte van het aantal openingsuren

  • ·

    Weigerachtige houding bij inzicht geven in organisatiestructuur of frequente wisselingen hierin

  • ·

    Boekhouder/fiscalist van betrokkene heeft klanten met een dubieuze reputatie

  • ·

    Gebruik van stichting bij commerciële onderneming

  • ·

    Betrokkenheid van buitenlandse rechtsvormen zoals Limited’s, Trust’s, Antilliaanse SPF’s NV’s, Belgische NV, GmbH’s of Liechtensteinse Familienstiftungen of Familienanstalten

  • ·

    Inrichting of activiteit zoals bedoeld in art. 5 lid 3 sub h en i van de beleidsregel betreft inzameling, opslag, transport, bewerking en verwerking van (afval)stoffen zoals bijvoorbeeld huishoudelijk afval en/of bedrijfsafval, metaal/schroot, kunststof en/of papier, gevaarlijke (afval)stoffen

  • ·

    Autosloperijen/autodemontage

  • ·

    Vuurwerkopslag en/of vuurwerkverkoop

  • ·

    Verwerking dan wel sanering van (verontreinigde) grond en/of bagger

     

Financieel

  • ·

    Ongebruikelijk hoge of lage huur/bieding/aankoopsom, ongebruikelijke betalingswijze, ongebruikelijke betaalperiode

  • ·

    Onduidelijke financiering van (nieuwe inrichting van) pand(en), bijvoorbeeld lage hypotheek ten opzichte van aankoopwaarde

  • ·

    De op de aanvraag aangegeven investeringssom wijkt substantieel af van het gebruikelijke normbedrag

  • ·

    Ongebruikelijke of verdachte (mede)financier of financiering(structuur), bijvoorbeeld blijkende uit:

    • o

      door natuurlijk persoon verstrekte hypotheek

    • o

      financiering uit het buitenland

    • o

      financiering door buitenlandse rechtspersoon

  • ·

    Zeer hoge, lage of geen waarborgsom vereist terwijl dit in de markt wel gebruikelijk is gelet op kredietrisico of hoogte van verplichtingen

  • ·

    De huur of de waarborgsom wordt niet betaald door de wederpartij maar door een ander

  • ·

    De wederpartij heeft meerdere jaarrekeningen in het verleden niet gedeponeerd

  • ·

    Voortzetten van (financiering van) verliesgevende vorige of andere onderneming

  • ·

    Onverklaarbaar vreemd vermogen, wat bijvoorbeeld kan blijken uit:

    Uitkering in combinatie met hoge investeringen, dure bezittingen

  • ·

    Financiering met contant aangehouden ‘spaargeld’

  • ·

    Er is sprake van niet-marktconforme financieringsmodaliteiten

  • ·

    Boekhouding niet op orde en/of weigerachtige houding verstrekken boekhouding

  • ·

    Ongebruikelijk hoge of lage goodwill en/of overnamesom

  • ·

    Schijnbaar weinig klandizie, toch hoge omzetten

     

De betrokkene

  • ·

    Minder voor de hand liggende persoon vraagt de vergunning aan, wil vastgoedtransactie aangaan of overheidsopdracht krijgen, wat bijvoorbeeld kan blijken uit:

    • o

      Geen ervaring in de branche

    • o

      Geen kwalificaties en/of vakkennis

    • o

      Ongebruikelijke leeftijd om een eigen onderneming met hoge investeringslasten te starten

  • ·

    Betrokkene vertoont structureel slecht naleefgedrag

  • ·

    De vertegenwoordiger van de wederpartij is niet bevoegd om de partij te vertegenwoordigen of vervult daar geen functie

  • ·

    Betrokkene heeft veel panden in bezit en/of vastgoedportfolio groeit snel

  • ·

    Betrokkene wordt vergezeld door (branchevreemde) lijfwacht, adviseur, jurist, vriend, chauffeur of familielid

  • ·

    (Aanvraag)formulieren worden onvolledig ingevuld en/of vragen worden onvolledig beantwoord

  • ·

    Ongebruikelijk of (tot recent) onbekend woonadres, zoals Leger des Heilsadres, postadres, gevangenis, adres waar ongebruikelijk veel mensen ingeschreven staan

  • ·

    Huurder huurt van een (rechts)persoon waarvan de integriteit niet buiten twijfel staat

  • ·

    Betrokkene heeft tot voor kort in het buitenland verbleven of is een buitenlandse rechtspersoon

  • ·

    Minder voor de hand liggende aanvraag met betrekking tot of interesse in vastgoedtransactie of overheidsopdracht voor deze betrokkene

  • ·

    De betrokkene gebruikt binnen de gemeente het “lobby- circuit”

  • ·

    Betrokkene maakt strategisch gebruik van rechtspersonen of heeft dit in het verleden gedaan

     

Aanwijzingen van (betrokkenheid bij) criminaliteit

  • ·

    Met betrekking tot betrokkene, diens financier, leidinggevende, (ver)huurder, zakenpartner, vorige vergunninghouder of anderszins zakelijk samenwerkingspartner bestaan aanwijzingen van (betrokkenheid) bij criminaliteit, wat onder meer kan blijken uit:

    • o

      signalen van handhavingsambtenaren of meldingen van burgers (schietpartijen, geweld, (hard)drugsgebruik, heling, illegale prostitutie, illegaliteit, wapens, drugs);

    • o

      signalen van de politie (idem) ;

    • o

      tip van het Openbaar Ministerie ex artikel 26 Wet Bibob

  • ·

    het betreffende pand is heropend na sluiting ex artikel 13b Opiumwet

  • ·

    Er vinden a-typische (oneigenlijke) activiteiten plaats in en rond de inrichting of het vastgoed

  • ·

    Onderneming of vastgoed biedt infrastructuren aan het illegale circuit, als een dekmantel voor allerlei activiteiten zoals illegaal gokken, illegale prostitutie, mensenhandel/smokkel, drugshandel, heling, verduistering, wapenhandel

  • ·

    Betrokkene is de afgelopen vijf jaar al vaker een vergunning, vastgoedtransactie of overheidsopdracht geweigerd

  • ·

    Een voorgaande aanvraag of onderhandeling is ingetrokken, buiten behandeling gesteld respectievelijk door betrokkene beëindigd na aankondiging of uitvoering van een Bibob-toets

  • ·

    Vermoedelijk gedwongen overname, vermoeden van wurgcontract of afpersing

     

Locatie, object en activiteiten

  • ·

    Het object van de transactie is in het verleden in korte tijd van meerdere eigenaars gewisseld, waarbij de koopprijs is opgestuwd

  • ·

    Heropening van een pand na een periode van sluiting, bijvoorbeeld als gevolg van een bestuursrechtelijke sanctie

  • ·

    Functiewijziging van een pand of inrichting

  • ·

    Ongebruikelijke plaats om onderneming te starten

  • ·

    Er is sprake van verkoop van bedrijfsmatig onroerend goed

  • ·

    Er is sprake van de verkoop van meerdere objecten

  • ·

    Het betreft gronduitgifte op een bedrijventerrein

  • ·

    Het betreffende onroerende goed, pand of de betreffende inrichting ligt in:

    • o

      een kwetsbare wijk, opeenstapeling van ‘probleem-inrichtingen’

    • o

      een vastgesteld aandachtsgebied, geografisch gebied

    • o

      een vastgesteld aandachtsgebied, bepaalde branche

       

Overig

  • ·

    Er is sprake van (poging tot) bedreiging en/of mishandeling behandelend ambtenaar

  • ·

    Er is sprake van (poging tot) omkoping) behandelend ambtenaar

  • ·

    Er is sprake van valsheid in geschrifte bij aanvraag of ander contact met de gemeente (valse identificatie, huurcontracten etc)

     

Wet Bibob beleidsregels 2017, toelichting per artikel

 

Algemeen

Zaanstad past sinds 2004 de Wet Bibob toe op de sectoren horeca (inclusief coffeeshops), seksinrichtingen en speelautomatenhallen. Deze toepassing vond plaats op basis van de algemene Zaanse beleidsnota “Het Bibob instrument” (B & W besluit 18 mei 2004 nr 4).

Deze nota is in 2006 geëvalueerd en geactualiseerd (B & W besluit 26 september 2006).

In de gemeentelijke uitvoeringspraktijk ontstond behoefte aan een nadere concretisering, een actualisering en een uitbreiding van het toepassingsbereik. De “Wet bibob beleidsregels 2013” voorzagen in deze behoefte. Deze beleidsregels zijn vastgesteld in december 2012 (Besluitnota burgemeester en B&W van 18 december 2012 nr 3 en gepubliceerd in Gemeenteblad nummer 61 uitgegeven op 31 december 2012).

Als gevolg van wijzigingen in de Wet Bibob en een adequate aanpak van ondermijnende activiteiten is een actualisering van de Wet Bibob beleidsregels 2013 noodzakelijk geworden.

Deze nieuwe “Bibob beleidsregels Zaanstad 2017” voorzien in deze behoefte.

 

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

De Wet Bibob is van toepassing op alle bestuursniveaus. Door dit brede toepassingsbereik zijn enkele definities toegevoegd die voor de gemeentelijke uitvoeringspraktijk van belang zijn.

In de Bibob beleidsregels Zaanstad 2017 is expliciet aangegeven dat, voor zover niet anders bepaald, de wettelijke definities worden gebruikt. De definities van “advies, beschikkingen, betrokkene en bureau” uit de beleidsregels van 2013 zijn daarmee komen te vervallen.

In de beleidsregels 2017 is de definitie van Bibob-toets uitgebreid met vastgoedtransacties en overheidsopdrachten en is duidelijker aangegeven dat ook intrekken of wijzigen van bestaande beschikkingen onder het bereik van de Bibob-toets vallen. Tevens is een definitie van het RIEC, de Bibob-vragenlijst en de indicatorenlijst toegevoegd.

 

Artikel 2. Doel

Criminele activiteiten tasten de veiligheid en de leefbaarheid van de samenleving aan en ondermijnen de rechtsorde en de bestuurlijke slagkracht. Door de mogelijkheden van de wet Bibob te benutten kan worden voorkomen dat de gemeente criminele activiteiten faciliteert. Zo kan bijvoorbeeld worden verhinderd dat crimineel verkregen vermogen wordt witgewassen via een door de gemeente verstrekte vergunning of dat gemeenten ongemerkt transacties sluiten of zaken doen met criminele organisaties. Het toepassen van de wet Bibob draagt bij aan een veiligere samenleving.

 

Artikel 3. Categorieën

Dit artikel bepaalt op welke branches de Wet Bibob wordt toegepast. Het gaat om branches en sectoren, waar de risico’s op criminele activiteiten en witwassen van geld het grootst worden geacht zoals de horeca (inclusief coffeeshops), seksbedrijven, speelautomatenhallen en onderdelen van de sectoren bouw en milieu (Wet algemene bepalingen omgevingsrecht).

 

Artikel 3, eerste lid, sub a en b (horeca)

De horecasector omvat bedrijven die consumpties voor direct gebruik en/of logies verstrekken. Het gaat daarbij zowel om de bedrijven die vallen binnen het bereik van de Drank- en Horecawet als om bedrijven die vallen binnen de werkingssfeer van de Algemene plaatselijke verordening. Ook coffeeshops vallen binnen deze categorie.

Slijterijen vallen weliswaar binnen de werkingssfeer van de Drank- en Horecawet maar bij deze branche is er geen aantoonbaar verhoogd risico op criminele activiteiten. Daarom is het slijtersbedrijf in deze beleidsregels uitgezonderd van toepassing van de Wet Bibob.

Op grond van de beleidsregels wordt de wet Bibob voor de horeca toegepast in de volgende situaties:

  • 1.

    Bij de vestiging van een nieuwe onderneming (ook bij het starten van een nevenvestiging)

  • 2.

    Bij de overname van een bestaande onderneming

  • 3.

    Bij de wijziging van een bestaande onderneming.

Hierbij gaat het om situaties waarbij een wijziging gevolgen heeft voor de exploitatiewijze van de onderneming of de bevoegdheden binnen de onderneming, zoals:

  • ·

    wijziging rechtsvorm (bijvoorbeeld een eenmanszaak die wordt omgezet in een VOF of BV)

  • ·

    wijziging exploitatievorm (bijvoorbeeld een cafébedrijf wordt cafetaria)

  • ·

    wijziging bestuur of bestuursbevoegdheden binnen een onderneming (wisseling van bestuursleden of directieleden.

Door het specifiek benoemen van deze situaties beperkt dit artikel de reguliere toepassing van de Wet Bibob. Voor het wijzigen van een leidinggevende – niet zijnde de eigenaar of bestuurder – hoeft de Wet Bibob dus niet standaard te worden toegepast.

Indien er aanleiding is om de Wet Bibob toch toe te passen, kan dit plaatsvinden op grond van artikel 4 van deze beleidsregels.

 

Coffeeshops nemen – vanwege het gedogen van strafbaar handelen – een bijzondere positie in binnen de sector alcoholvrije horecabedrijven. Bij overtredingen van de Opiumwet kan met bestuursrechtelijke middelen handhavend worden opgetreden. De wet Bibob biedt de mogelijkheid om de integriteit van de ondernemer te toetsen en is niet bedoeld als extra mogelijkheid om lokaal coffeeshopbeleid vorm te geven.

 

Artikel 3, eerste lid, sub c (growshops)

De producten die in een growshop worden verkocht faciliteren de hennepteelt. De exploitatie van een growshop is een voorbereidingshandeling zoals beschreven in de Opiumwet. Bij wijziging van de Opiumwet in 2013 zijn deze voorbereidingshandelingen strafbaar gesteld en zijn vergunningstelsels voor growshops niet langer toegestaan. Artikel 2:79 van de APV en het daarop gebaseerde vergunningstelsel is daarmee komen te vervallen.

De Bibob-toets voor growshops die in de Bibob beleidsregels 2013 staat, is daarmee een dode letter geworden. In de Bibob beleidsregels 2017 is dit onderdeel verwijderd.

 

Artikel 3, eerste lid, sub d (seksinrichtingen)

Voor de exploitatie van een seksinrichting of een escortbedrijf is een vergunning nodig op grond van artikel 3:4 van de Algemene plaatselijke verordening. Ook deze bedrijfstak valt binnen de werkingssfeer van de Wet Bibob.

Deze branche is binnen Zaanstad gering van omvang, betrekkelijk overzichtelijk en er vinden weinig mutaties plaats.

De toepassing van de Wet Bibob vindt op dezelfde wijze plaats zoals hiervoor beschreven onder “Horeca (eerste lid, sub a en b)”

 

Artikel 3, eerste lid, sub e (speelautomatenhallen)

Voor de exploitatie van een speelautomatenhal is een vergunning nodig op grond van artikel 4 van de Verordening Speelautomaten. Ook deze bedrijfstak valt binnen de werkingssfeer van de Wet Bibob.

Deze branche is binnen Zaanstad gering van omvang, betrekkelijk overzichtelijk en er vinden weinig mutaties plaats.

De toepassing van de Wet Bibob vindt op dezelfde wijze plaats zoals hiervoor beschreven onder “Horeca (eerste lid, sub a en b)”

 

Artikel 3, eerste lid, sub f en g (omgevingsvergunning bouwen en milieu)

Bouwactiviteiten en worden soms gebruikt om crimineel verkregen vermogen te legaliseren of zwart geld wit te wassen. Ook zijn sommige branches en bedrijfsprocessen gevoelig voor criminele invloeden. Om deze reden is de Wet Bibob van toepassing op vergunningen zoals genoemd in artikel 2.1, eerste lid, sub a en sub e van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (WABO). Dit zijn vergunningen voor:

  • ·

    het bouwen van een bouwwerk;

  • ·

    het oprichten, veranderen of veranderen van de werking of het in werking hebben van een inrichting of mijnbouwwerk.

Het is onwenselijk en in praktische zin onuitvoerbaar om iedere aanvraag voor een omgevingsvergunning binnen deze categorie te toetsen aan de Wet Bibob. Op grond van landelijke ervaringen en op basis van een criminaliteitsbeeld analyse is de categorie waarvoor een Bibobtoets noodzakelijk wordt geacht vooralsnog beperkt tot de categorieën zoals aangegeven in deze beleidsregels.

 

Autosloperijen, schrootverwerking, schroothandel

Deze branche heeft een verhoogde gevoeligheid op het gebied van integriteit, onder andere vanwege voertuigcriminaliteit, betrokkenheid bij strippen en omkatten van gestolen voertuigen en het gebruiken van verschillende rechtspersonen als dekmantel om crimineel verkregen geld wit te wassen.

 

Woonwagenlocaties

De bouwwerken die op een standplaats worden gebouwd, vormen een aandachtspunt in het kader van de Wet Bibob. Bewoners op deze locaties hebben vaak een relatie met de hierboven genoemde branches. De naleving van wet- en regelgeving is er vaak onvoldoende, waardoor er een verhoogd risico is op illegale activiteiten en een reëel gevaar dat een vergunning (mede) zal worden gebruikt voor het plegen van strafbare feiten.

 

Artikel 3, tweede lid (intrekken bestaande beschikkingen)

Ook bestaande inrichtingen, waarvoor geen nieuwe aanvraag is gedaan, kunnen tussentijds worden getoetst op grond van de Wet Bibob, mits voldaan wordt aan de gestelde voorwaarden in dit artikel.

 

Artikel 3, derde lid (publiekrechtelijke rechtspersonen)

Deze beleidsregels zijn van toepassing op zowel natuurlijke personen als op rechtspersonen, met uitzondering van publiekrechtelijke rechtspersonen.

Met een orgaan van een rechtspersoon krachtens publiekrecht ingesteld, wordt een onderneming of inrichting bedoeld die direct door de overheid wordt gedreven.

Ondernemingen die als zelfstandig rechtspersoon functioneren maar waarvan de aandelen in eigendom zijn van de overheid, vallen niet onder deze uitzonderingsbepaling.

 

Artikel 3, vierde lid (geldigheidstermijn Bibobtoets)

Onder een wijziging van ondergeschikte aard kan worden verstaan een wisseling van posities van bestuurders en/of leidinggevenden, een omzetting van de exploitatie waarbij weinig tot geen investeringen nodig zijn, bijvoorbeeld van café naar eetcafé, een naamswisseling, een kleine

uitbreiding/ verbouwing van het pand of een verhuizing naar een nieuwe inrichting waarbij weinig tot geen investeringen nodig zijn.

 

Artikel 3, vijfde lid (tipfunctie Openbaar Ministerie)

Dit onderdeel is toegevoegd bij de actualisatie van de beleidsregels in 2017. De officier van justitie kan het bestuursorgaan wijzen op de wenselijkheid (tippen) om een Bibob-advies aan te vragen. Hierdoor kan een Bibob-advies worden gevraagd los van een eventuele aanvraag van een beschikking.

 

Artikel 4. Bijzondere situaties

Als wordt voldaan aan de in de beleidsregels gestelde eisen, wordt voor de in artikel 3 genoemde categorieën de Bibobtoets zonder meer toegepast. De aanwijzing van categorieën in artikel 3 van de beleidsregels betekent niet dat de toepassing van de Wet Bibob slechts beperkt is tot deze categorieën.

Als na een eerste onderzoek van open en halfopen bronnen de feiten en omstandigheden zoals genoemd in artikel 4 van de beleidsregels daartoe aanleiding geven, past het bestuursorgaan de Wet Bibob ook toe op de in dit artikel genoemde categorieën.

Op grond van dit artikel kunnen ook bestaande situaties, dus zonder dat er sprake is van een aanvraag van een beschikking of nieuwe contracten, tussentijds worden getoetst op grond van de Wet Bibob, mits voldaan wordt aan de gestelde voorwaarden in dit artikel.

Artikel 5. Vragenlijst

Om een Bibobtoets te kunnen uitvoeren is de betrokkene verplicht om in aanvulling op de reguliere procedures aanvullende gegevens te verstrekken. Aanvankelijk moesten de bestuursorganen zelf de vragenlijsten opstellen en vaststellen. Om uniformiteit in het toepassen van de Wet Bibob te bewerkstelligen zijn er op grond van artikel 30 vijfde lid van de Wet Bibob algemene vragenlijsten opgesteld en door de minister van Veiligheid en Justitie vastgesteld.

De vragen in deze lijsten zijn bedoeld om inzicht te krijgen in de structuur van de onderneming, de zakelijke samenwerkingsverbanden en de vermogenspositie van de betrokkene. De vragen hebben onder andere betrekking op de eigendomssituatie van het vastgoed en de inventaris, de bezittingen, de schulden en de financiering.

Door de uniforme lijsten is de in de beleidsregels van 2013 vastgelegde verplichting van het bestuursorgaan om de vragenlijsten vast te stellen, komen te vervallen.

In de Bibob beleidsregels 2017 is in artikel 5 een technische wijziging doorgevoerd in verband met de wijziging van artikel 4 van de beleidsregels.

 

Artikel 5 derde lid (buiten behandeling laten)

Als een betrokkene weigert om de BIBOB formulieren (volledig) in te vullen, levert dat op grond van artikel 4 van de wet Bibob de kwalificatie “ernstig gevaar” op. Op grond van de wet Bibob kan dit leiden tot intrekken van de vergunning. Dat kan echter alleen als er al sprake is van een bestaande vergunning. De wet Bibob voorziet in deze situatie niet in het weigeren van een aangevraagde vergunning. Daarom moet in deze situatie worden teruggevallen op artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht. De aanvraag kan buiten behandeling worden gelaten omdat er onvoldoende gegevens zijn overlegd om de aanvraag te kunnen beoordelen.

 

Artikel 6 en 7. Regulier afhandelen / Ultimum remedium

Uit de systematiek van de Wet Bibob vloeit voort dat deze wet alleen kan worden toegepast als alle andere – regulier beschikbare – mogelijkheden zijn benut. Deze werkwijze is vastgelegd in de artikelen 6 en 7 van deze beleidsregels.

In de beleidsregels van 2017 is toegevoegd dat het bestuursorgaan zich bij de beoordeling of er sprake is van een redelijk vermoeden van omstandigheden genoemd in artikel 3 van de wet Bibob laten adviseren door het RIEC (Regionaal Informatie- en Expertise Centrum Noord-Holland).

Als het bestuursorgaan desondanks onvoldoende informatie heeft om de aanvraag te kunnen beoordelen en/of het bestuurorgaan een redelijk vermoeden heeft van omstandigheden zoals genoemd in artikel 3 van de Wet Bibob, kan ter onderbouwing van de beschikking een advies worden gevraagd aan het Bureau.

De adviesvraag is onder andere bedoeld om onduidelijkheden in de bedrijfsstructuur, de financiering, de omstandigheden in de persoon van de aanvrager of de eigenaar van het pand of inventaris weg te nemen waardoor het bestuursorgaan een betere afweging kan maken en tot een beter oordeel kan komen.

Ook kan de Officier van Justitie de tip geven om een advies te vragen aan het Bureau.

 

Artikel 8. Motivering adviesaanvraag

De Minister van Veiligheid en Justitie heeft op grond van artikel 30, vijfde lid, van de Wet Bibob een “Formulier bevindingen eigen onderzoek” vastgesteld. Dit formulier is bedoeld om de bevindingen van het eigen onderzoek vast te leggen, de adviesaanvraag te motiveren en aan het Landelijk Bureau Bibob kenbaar te maken.

 

Artikel 9. Informatieplicht

Zonder een afschrift van de mededelingsbrief aan betrokkene neemt het Bureau een verzoek om advies niet in behandeling.