Organisatie | Tynaarlo |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Nadere regels jeugdhulp gemeente Tynaarlo 2015 |
Citeertitel | Nadere regels jeugdhulp gemeente Tynaarlo 2015 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp | Nadere regels jeugdhulp 2015 |
Geen
Jeugdwet, Verordening Jeugdhulp Tynaarlo 2015
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
02-05-2015 | 01-01-2015 | Nieuwe regeling | 09-12-2014 | Onbekend |
c. professional: een aan het CJG verbonden professional in het bezit van een POD3-certificering die voor of namens het college handelt: De (school)maatschappelijk werkers en verpleegkundigen vanuit de jeugdgezondheidszorg als de generalistische hulpverleners werkend op interventieniveau 3. Daarnaast is het voor de medewerkers van het Toegangsteam Jeugd eveneens mogelijk om binnen de bevoegdheden van de professional te werken.
d.verordening:citeertitel verordening jeugdhulp
e. verwijsformulier: een regionaal eenduidig door het college vastgesteld formulier dat alle verwijzers gebruiken voor de doorverwijzing van een jeugdige.
f. toegangsteam Jeugd: Het Toegangsteam jeugd (TTJ) voert namens het college de regie op de zorg voor jeugd in Tynaarlo en is de toegang naar hulp en ondersteuning op het gebied van opvoeden en opgroeien, begeleiding en ondersteuning (AWBZ), JGGZ en (L)VB. Hierbij kan het gaan om toeleiding naar zorg in natura of het verstrekken van een PGB. Het TTJ richt zich op: Afstemming en signalering, sluitende aanpak/ zorg coördinatie, risicotaxatie, professionele doorverwijzing en Casusmanagement.
De professional informeert de jeugdige en/of zijn ouders over de gang van zaken bij het gesprek, hun rechten en plichten en de vervolgprocedure en vraagt hen toestemming, welke schriftelijk wordt vastgelegd, om hun persoonsgegevens te verwerken en eventueel aanvullende informatie op te vragen bij derden. Voor zover het college daar niet al bij wet toe bevoegd is.
Toelichting bij Nadere regels Jeugdhulp gemeente Tynaarlo 2015
In dit model zijn de gemaakte afspraken in de jeugdregio Drenthe vertaald naar nadere regels. Voor de basis van dit model is gebruik gemaakt van de tekst uit het VNG model voor de verordening Jeugdhulp over de procedureregels.
Daarbij is uitgegaan van het volgende artikel in de verordening waarbij wordt opgemerkt dat de onderstreepte passage niet is opgenomen in het VNG model, maar wel noodzakelijk is gezien het bepaalde in art. 2.9 sub b van de Jeugdwet:
Het college stelt bij nadere regeling regels met betrekking tot de voorwaarden voor toekenning en de wijze van beoordeling van, en de afwegingsfactoren bij een individuele voorziening en hoe deze wordt afgestemd met andere voorzieningen. Het college geeft daarbij aan op welke wijze hij jeugdigen en ouders informeert over de mogelijkheid en het belang om in bepaalde gevallen een beroep op jeugdhulp te doen.
In dit artikel worden de in deze nadere regels gebruikte begrippen toegelicht. Ten overvloede is ook vermeld dat de begrippen uit de verordening en de wet van toepassing zijn, dit om eventuele twijfel daarover bij de uitvoering te voorkomen.
Artikel 2. Toegang jeugdhulp via de gemeente, melding hulpvraag
Omdat het belangrijk is de drempel voor een hulpvraag zo laag mogelijk te houden, is ervoor gekozen dit vormvrij te houden. Het college kan zelf bepalen hoe de jeugdige of zijn ouders zich kan melden. Dit kan bijvoorbeeld via internet, telefonisch, aan de balie etcetc. Voorts is ervoor gekozen dat de jeugdige en zijn ouders ook bij een ander dan de professional kan melden. Dit voorkomt dat een baliemedewerker de melding niet aan zou mogen nemen. Vanzelfsprekend staat het de medewerker die een melding aanneemt vrij om zo nodig een professional in te schakelen.
In dit artikel is er voor gekozen dat het vooronderzoek niet per definitie door de professional verricht hoeft te worden. In de praktijk kan het goed mogelijk zijn dat bijvoorbeeld als onderdeel van het vooronderzoek, een baliemedewerker een standaard formulier meegeeft waarop staat welke stukken ingeleverd moeten worden voorafgaand aan een gesprek. Hiervoor hoeft dan niet een professional ingezet te worden. Ook een bepaling van het woonplaatsbeginsel kan bijvoorbeeld uitgevoerd worden door een ander dan de professional.
Binnen de jeugdregio Drenthe is er afgesproken dat er afwijkend aan de landelijke lijn bij een verhuizing binnen de regio tijdens de al gestarte jeugdhulp of maatregel de woonplaats niet opnieuw bepaald. Bij de start of verlenging van jeugdhulp of maatregel volgt wel een nieuwe bepaling van het woonplaatsbeginsel. Aanleiding voor het afwijken van de landelijke richtlijn is het beperken van administratieve lasten vanuit de wetenschap en ervaringsgegevens dat dergelijke verhuizingen beperkt van omvang zijn en de risico’s daarmee beheersbaar zijn. In dit artikel worden de gemaakte afspraken weergegeven.
Zoals afgesproken in de jeugdregio wordt het gesprek gevoerd door een aangewezen POD3-gecertificeerde professional die voor of namens het college handelt.
Het is echter ook mogelijk dat het gesprek plaatsvindt met een teamlid van het Toegangsteam Jeugd. De medewerkers van het Toegangsteam Jeugd kunnen allen de benodigde vaardigheden behorende bij PoD 3 toepassen.
In het VNG model voor de verordening staat bij het gesprek opgenomen dat het college de jeugdige en/ of zijn ouders informeert over de ouderbijdrage. In dit model is ervoor gekozen dit op te nemen in de beschikking. Vanzelfsprekend is het wel aan te raden dat wanneer tijdens het gesprek al duidelijk wordt dat de jeugdige verwezen zal worden naar een voorziening waar een ouderbijdrage gevraagd wordt, dit dan ook al gemeld wordt.
Zoals in het model staat vermeld, kunnen opmerkingen van de jeugdige of zijn ouders toegevoegd worden aan het verslag. Daarbij is nadrukkelijk bedoeld dat dit een toevoeging is en niet een wijziging van het oorspronkelijke verslag.
Hoewel het overbodig lijkt te noemen dat de professional zo nodig het verwijsformulier invult, is ervoor gekozen dit wel te doen. Dit benadrukt dat het gesprek niet altijd gevolgd hoeft te worden door het invullen van het verwijsformulier; er kan immers ook verwezen worden naar interventieniveau 1 tot en met 3. Ook kan er in samenhang met het tweede lid geen onduidelijkheid bestaan over wie het verwijsformulier invult.
Uit praktische overwegingen wordt voorgesteld dat het verwijsformulier ondertekend kan worden en zo kan dienen als aanvraag.
Artikel 7. Inzet niveau 4 of hoger.
In dit artikel wordt nadere invulling gegeven aan de afspraken over verwijzing naar de afgesproken interventieniveau ’s. Daarbij is ervan uitgegaan dat het volgende model volgens de afspraken in de jeugdregio Drenthe is opgenomen in de verordening:
Artikel X. Vormen van jeugdhulp
1.De volgende vormen van overige voorzieningen zijn beschikbaar::
Interventieniveau 1 betreft algemene voorlichting
Interventieniveau 2 betreft gerichte training en voorlichting
Interventieniveau 3 betreft kortdurende interventies, advies gesprekken en geïndiceerde preventie
Interventieniveau 4 betreft generalistische hulpverlening, die, na consult van een niveau 4 medewerker ‘erbij gehaald’ kan worden door een door de gemeente aangewezen POD3 geschoolde hulpverlener op niveau 3.
De volgende vormen van individuele voorzieningen zijn beschikbaar:
Interventieniveau 5 betreft ambulante behandeling of hulpverlening
Interventieniveau 6 betreft intensieve ambulante behandeling of hulpverlening
Interventieniveau 7 betreft zorg overdag
Interventieniveau 8 betreft verblijf
3.Het college stelt bij nadere regeling vast welke overige en individuele voorzieningen op basis van het eerste en tweede lid beschikbaar zijn.
Allereerst wordt opgemerkt dat het bepaalde in lid 3 in het hiervoor genoemde modelartikel nog uitgewerkt moet worden. Voorgesteld wordt om dat in een bijlage te doen zodat niet meteen de nadere regels aangepast hoeven te worden bij een wisseling in het aanbod.
Wanneer inzet van interventie niveau 4 niet voldoende is dan kan er doorgeschakeld worden naar een hoger interventieniveau. Dit verloopt in Tynaarlo via het Toegangsteam Jeugd (TTJ).
De professional neemt (in samenspraak met de ouders) contact op met het TTJ. Op basis van het Triage formulier en het familiegroepsplan is het mogelijk via het TTJ een professionele doorverwijzing te krijgen naar gespecialiseerde hulp. Mocht echter niet duidelijk zijn welke hulp/ ondersteuning dan wel gewenst of noodzakelijk is kan de casus worden besproken in het Multi Disciplinair Overleg (MDO). Het MDO richt zich op een drietal vragen:
Dit gesprek moet een advies (eerste diagnose) opleveren voor vervolgmogelijkheden in interventies gericht op hulp met, waar nodig, bijbehorende diagnostiek (om zo alsnog de “juiste plek” te bepalen)
Uitgangspunt is dat het advies vanuit het MDO wordt overgenomen. Op basis van het advies geeft de voorzitter van het MDO, de procesregisseur of zorgcoördinator, een beschikking af en zorgt voor een vlotte professionele doorverwijzing naar de gewenste specialistische hulp.
Opgemerkt wordt dat bij verwijzing naar niveau 4 het verwijsformulier feitelijk wel een beschikking is in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Met dit formulier wordt immers toegang verkregen die de jeugdige of zijn ouders eerst nog niet had. Nu er ook geen ander “besluit” is waar de toegang uit volgt, betekent dit dat in de praktijk tegen het verwijsformulier bezwaar kan worden ingesteld. Wanneer gewenst kan ervoor gekozen worden om via het TTJ bij verwijzing naar niveau 4 een besluit af geven. In de praktijk zal dit niet wezenlijk tot meer administratieve lasten leiden nu de jeugdige of zijn ouders toch geïnformeerd moet worden over de overige voorziening waar hij gebruik van mag maken. Wanneer dit per brief gebeurt, zal het een kleine moeite zijn om hieraan een bezwaarclausule toe te voegen.
In lid 5 zijn de afspraken overgenomen die in het jeugdzorgstelstel voorafgaand aan de invoering van de Jeugdwet. Er wordt expliciet gesproken over “wel of niet” om te benadrukken om ook wanneer niet tot actie wordt overgegaan, de genoemde instanties geraadpleegd moeten worden. Vanzelfsprekend moet de raadpleging vastgelegd worden inclusief de overwegingen en wie betrokken is bij deze afwegingen zodat achteraf de uitkomst van de raadpleging nagegaan kan worden.
Artikel 8. Inhoud van de beschikking
Hoewel dit al volgt uit de Awb, wordt als handreiking voor de uitvoering erop gewezen dat in de beschikking verwezen moet worden naar de mogelijkheid tot bezwaar.
In de jeugdregio is afgesproken dat de jeugdhulpverlener eventueel ook een voorziening passend bij een lager interventieniveau mag inzetten wanneer dit aan de zorgvraag van de jeugdige tegemoetkomt. Vandaar dat er gesproken wordt dat gemeld wordt welk interventieniveau maximaal wordt toegekend.
Wanneer de jeugdhulpverlener na de start van de voorziening van mening is dat de jeugdige geholpen moet worden op een ander interventieniveau, of wanneer aan het eind van de toegekende voorziening de zorgvraag nog niet is weggenomen, kan deze zich wenden tot het college. Los van de in dit model omschreven uitgebreide procedure, kan het college ambtshalve een nieuwe en/of andere beschikking voor de jeugdige afgeven.
Over de duur van de voorziening is in de jeugdregio afgesproken dat men bij een eerste toekenning voor een periode van maximaal één jaar toe wil kennen. In deze periode kan duidelijk worden dat een jeugdige voor langere tijd aangewezen is op een voorziening. Om de administratieve lasten te beperken, kan dan voor een langere periode worden toegekend. Wanneer er geen twijfel bestaat over het verloop van de zorgvraag, zou een voorziening zelfs tot de leeftijd van 18 jaar kunnen worden toegekend. Hierbij wordt dan wel elke twee jaar een toetsmoment ingevoerd.
Artikel 9. Verstrekking in PGB
In dit artikel is voor de invulling teruggevallen de VNG modelverordening art. 10. Er moet goed gekeken worden welke zaken al geregeld zijn bij verordening. Dit hoeft dan niet geregeld te worden in de nadere regels.
Bij het specificeren van kwaliteitseisen kan gedacht worden aan het vermelden aan welke opleidings- en/of certificeringseisen iemand moet voldoen om de zorg aan de jeugdige middels pgb te leveren. Nu dit per jeugdige en per interventieniveau heel wisselend kan zijn, moet hier per jeugdige naar gekeken worden met afweging van alle feiten en omstandigheden en dit duidelijk worden omschreven in de beschikking. Daarom is hier nu geen nadere invulling aan gegeven.
Nu het PGB straks verstrekt wordt in de vorm van een trekkingsrecht via de SVB, zal er door de SVB bepaald worden hoe er verantwoord moet worden. Hiernaar kan verwezen worden in de beschikking.
Het tweede lid is toegevoegd op basis van de bepaling in de verordening dat “Het college bepaalt bij nadere regeling onder welke voorwaarden de persoon aan wie een pgb wordt verstrekt, de jeugdhulp kan betrekken van een persoon die behoort tot het sociale netwerk”.
Artikel 10. Citeertitel en inwerkingtreding
Dit behoeft geen nadere toelichting. Het is niet nodig om een hardheidsclausule in te voegen nu het nadere regels betreft en het college op grond van art.4:84 Awb al af kan wijken indien de nadere regels onevenredig uitpakken voor een jeugdige gezien het doel van de nadere regels.