Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Vught

Algemene Inspraak- en Participatieverordening van gemeente Vught

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Vught
Officiële naam regelingAlgemene Inspraak- en Participatieverordening van gemeente Vught
CiteertitelAlgemene inspraak- en participatieverordening van gemeente Vught
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerpverordening

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Regeling vervangt de Inspraakverordening 2005

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Gemeentewet, artt. 108
  2. Gemeentewet, art. 147
  3. Gemeentewet, art. 149
  4. Gemeentewet, art. 150

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

27-12-200727-12-2007Nieuwe regeling

13-12-2007

Het Klaverblad, 19-12-2007

Onbekend
27-12-2007Nieuwe regeling

13-12-2007

Het Klaverblad, 19-12-2007

Onbekend

Tekst van de regeling

De raad van de gemeente Vught;

overwegende dat het wenselijk is om de inwoners van Vught en Cromvoirt te betrekken bij het vorm en inhoud geven aan gemeentelijk beleid;

gelet op artikel 108, 147, 149 en 150 van de Gemeentewet;

besluit vast te stellen de:

"Algemene Inspraak- en Participatieverordening van gemeente Vught"

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

De verordening verstaat onder:

  • a.

    inspraak: de wijze waarop het bestuursorgaan ingezetenen en belanghebbenden ten aanzien van gemeentelijke beleidsvoornemens de gelegenheid biedt om hun inspraakreacties kenbaar te maken als bedoeld in artikel 150 Gemeentewet.

  • b.

    voorbereidingsprocedure: elke vorm van een in een wet voorgeschreven wijze van voorbereiding van concrete besluiten (projecten of plannen).

  • c.

    participatie: de wijze waarop het bestuursorgaan ingezetenen en belanghebbenden betrekt bij de voorbereiding van gemeentelijk beleid, projecten of plannen, met inbegrip van inspraak en formele voorbereidingsprocedures.

  • d.

    procedure: de wijze waarop de participatie gestalte wordt gegeven. De participatie kent vijf verschillende gradaties: informeren, raadplegen, adviseren, coproduceren en meebeslissen. Deze zijn ondergebracht in de participatieladder. Hoe hoger de trede, hoe meer ruimte en invloed men heeft.

  • e.

    informeren: politiek en bestuur houden burgers op de hoogte van de genomen beslissingen. Burgers leveren geen input.

  • f.

    raadplegen: politiek en bestuur bepalen de beleidsrichting. De burger is gesprekspartner. De resultaten zijn niet-verbindende bouwstenen voor het beleid.

  • g.

    adviseren: politiek en bestuur laten burgers problemen en oplossingen formuleren. De ideeën hebben een volwaardige rol in de beleidsontwikkeling.

  • h.

    coproduceren: politiek, bestuur en betrokkenen komen samen – binnen vooraf gestelde kaders - een probleemagenda en oplossingen overeen, waarbij de politiek zich verbindt aan de oplossingen bij de uiteindelijke besluitvorming.

  • i.

    meebeslissen: de bevoegdheid van deelnemers in het participatieproces om binnen door het bevoegde orgaan gestelde algemene kaders en vooraf omschreven keuzemogelijkheden, een voor het bestuurorgaan bindende keuze te maken.

  • j.

    beleidsvoornemen: het voornemen van het bestuursorgaan tot het vaststellen of wijzigen van beleid.

  • k.

    randvoorwaarden: aan de participatie ten grondslag liggende feiten, waarop het bestuursorgaan geen invloed heeft, dan wel door het bestuursorgaan aan participatie meegegeven kaders.

  • l.

    belanghebbenden: natuurlijke- en rechtspersonen, al dan niet in de gemeente Vught gevestigd, die een aantoonbaar belang hebben bij participatie.

  • m.

    bestuursorgaan: alle bestuursorganen van de gemeente Vught, ieder voor zover het hun bevoegdheden betreft.

Artikel 2 Onderwerp van participatie (inspraak en voorbereidingsprocedures)

  • 1. Participatie is in beginsel mogelijk op alle onderwerpen van gemeentelijk beleid.

  • 2. In de fase van beleidsvoorbereiding is sprake van inspraak in de zin van artikel150 Gemeentewet.

  • 3. In de fase van concrete projecten en plannen maakt de van toepassing zijnde wettelijke voorbereidingsprocedure deel uit van de participatieprocedure.

  • 4. Elk bestuursorgaan besluit ten aanzien van zijn eigen bevoegdheden hoe participatie wordt verleend bij de voorbereiding van beleid van de gemeente.

  • 5. Geen participatie wordt verleend:

    • a.

      ten aanzien van ondergeschikte herzieningen van een eerder vastgesteld beleidsvoornemen;

    • b.

      indien participatie bij of krachtens wettelijk voorschrift is uitgesloten;

    • c.

      indien sprake is van uitvoering van hogere regelgeving waarbij het bestuursorgaan geen of nauwelijks beleidsvrijheid heeft;

    • d.

      inzake de begroting, de tarieven voor gemeentelijke dienstverlening en belastingen bedoeld in hoofdstuk XV van de Gemeentewet;

    • e.

      indien de uitvoering van een beleidsvoornemen dermate spoedeisend is dat participatie niet kan worden afgewacht;

    • f.

      indien het belang van participatie niet opweegt tegen het belang van de verantwoordelijkheid van de gemeente voor kwetsbare groepen in de samenleving.

  • 6. Een besluit tot het niet verlenen van participatie wordt gemotiveerd.

Artikel 3 Participatiegerechtigden

  • 1. Participatie wordt verleend aan ingezetenen en belanghebbenden.

  • 2. Het bestuursorgaan stelt vast welke ingezetenen en belanghebbenden worden betrokken bij participatie.

Artikel 4 Procedure participatie

  • 1. Het bestuursorgaan maakt een keuze uit de participatietreden en stelt voor elk onderwerp waarop participatie wordt verleend een procedure vast. Het bestuursorgaan maakt daarbij een keuze uit de participatietreden informeren, raadplegen, adviseren, coproduceren of meebeslissen. Deze keuze wordt gemotiveerd.

  • 2. Indien een project in meerdere fasen wordt opgedeeld, wordt de keuze voor de participatietrede en de procedure voor elke fase van het project apart vastgesteld.

  • 3. De participatieprocedure bevat in elk geval:

    • a.

      het onderwerp van participatie, zoals bedoeld in artikel 2;

    • b.

      een aanduiding van de ingezetenen en belanghebbenden, zoals bedoeld in artikel 3 lid 2.

  • 4. In aanvulling op lid 3 bevat deze procedure voor zover mogelijk:

    • a.

      de randvoorwaarden, zoals bedoeld in artikel 1 onder k;

    • b.

      de wijze van vormgeving van het participatieproces;

    • c.

      de wijze waarop nadere werkafspraken gemaakt zullen worden met de deelnemers aan het participatieproces over (in ieder geval):

      • 1.

        de frequentie en de wijze van overleg;

      • 2.

        de verplichting tot overleg bij het wijzigen van beleid;

      • 3.

        het recht van de deelnemers zonodig ongevraagd het bestuursorgaan te adviseren.

    • d.

      een tijdpad met termijnstelling;

    • e.

      een communicatieplan;

    • f.

      een financiële paragraaf.

  • 5. Het bestuursorgaan kan de procedure wijzigen in die gevallen waarin de vaststelling van het beleidsvoornemen dat vereist. Het bestuursorgaan maakt een besluit tot wijziging van de procedure aan de participanten bekend.

Artikel 5 Termijnen

  • 1. Indien op grond van artikel 4 de Uniforme openbare voorbereidingsprocedure (afdeling 3.4 Algemene wet bestuursrecht) van overeenkomstige toepassing wordt verklaard kan, als voorafgaand aan deze procedure een andere vorm van participatie is toegepast gericht op specifieke doelgroepen, de in artikel 3:16 Algemene wet bestuursrecht genoemde termijn voor het naar voren brengen van zienswijzen worden verkort tot vier weken.

  • 2. In afwijking van artikel 3:16 Algemene wet bestuursrecht bedraagt de termijn voor het naar voren brengen van zienswijzen acht weken indien een deel van de termijn binnen de zomervakantie van het lager onderwijs in Vught valt.

Artikel 6 Voorbereiding participatie

  • 1. Het bestuursorgaan informeert ingezetenen en belanghebbenden voorafgaand aan de participatie hierover op geschikte wijze.

  • 2. Het bestuursorgaan draagt er zorg voor dat deelnemers aan de participatieprocedure voldoende tijd en informatie krijgen voor een goede voorbereiding.

Artikel 7 Vastlegging en eindverslag participatie

  • 1. Het bestuursorgaan draagt zorg voor verslaglegging van door haar in het kader van participatie gehouden bijeenkomsten.

  • 2. Deze verslagen worden aan alle aanwezigen bij de in lid 1 bedoelde bijeenkomsten bekendgemaakt.

  • 3. Ter afronding van de participatie maakt het bestuursorgaan een eindverslag op.

  • 4. Het eindverslag bevat in elk geval:

    • a.

      een overzicht van de gevolgde participatieprocedure;

    • b.

      een weergave van de opbrengst die tijdens de participatie mondeling of schriftelijk naar voren is gebracht;

    • c.

      een reactie op deze opbrengst, waarbij met redenen omkleed wordt aangegeven op welke punten al dan niet tot aanpassing van het beleidsvoornemen, project of plan wordt overgegaan;

    • d.

      een beoordeling achteraf over de gemaakte keuzen zoals genoemd in artikel 4 gelet op het verloop van het participatieproces.

  • 5. Het verslag maakt deel uit van het voorstel dat ter besluitvorming wordt aangeboden.

  • 6. Na besluitvorming wordt aan alle deelnemers het voorstel en het besluit gelijktijdig met de formele bekendmaking daarvan, ter informatie toegezonden.

Artikel 8 Reikwijdte verordening

Deze verordening is niet van toepassing op aangelegenheden, waarvoor een specifieke inspraak- of participatieverordening is vastgesteld.

Artikel 9 Intrekking oude verordening

  • 1. De Inspraakverordening 2005, welke op 16 december 2004 is vastgesteld, wordt ingetrokken.

  • 2. Inspraakprocedures waarmee voor de intrekking van Inspraakverordening 2005 een begin is gemaakt, worden afgehandeld overeenkomstig de ingetrokken Inspraakverordening 2005.

Artikel 10 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking acht dagen na de dag van bekendmaking.

Artikel 11 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Algemene inspraak- en participatieverordening van gemeente Vught.

Ondertekening

Aldus besloten door de gemeenteraad van gemeente Vught,

in zijn openbare vergadering van 13 december 2007.

de griffier,

drs. H.C. de Visch Eijbergen

de burgemeester,

R.J. van de Mortel

Toelichting

Inleiding

 

De Algemene inspraak- en participatieverordening van gemeente Vught biedt inwoners en belanghebbende de mogelijkheid om invloed uit te oefenen op het beleid van de gemeente. Hoe u als burger van Vught of Cromvoirt uw mening kunt geven en actief betrokken kunt zijn, is vastgelegd in deze verordening.

 

Het doel van participatie is dat de gemeente en belanghebbenden samen vorm en inhoud geven aan (delen van) plannen of aan beleid. De verordening geeft hiervoor een handvat.

 

Inspraak en participatie dienen hiermee de volgende doelen:

  • a.

    Kwaliteitsverhoging:

    door gezamenlijk te werken aan de vorming van plan of beleid realiseren belanghebbenden en overheid samen een hogere kwaliteit.

  • b.

    Draagvlak:

    als belanghebbenden betrokken worden bij de totstandkoming van een plan of beleid staan ze vaker achter het eindresultaat. Meedoen leidt tot acceptatie en dat leidt weer tot draagvlak dat vervolgens weer kan leiden tot minder bezwaren. Tijdwinst is het resultaat.

  • c.

    Deelgenootschap:

    door de belanghebbenden tot deelgenoot te maken zullen deze vaak constructiever zijn in de plan- of beleidsvorming. Zij worden geconfronteerd met de werking van de politiek en het ambtelijk apparaat. Zij krijgen een kijkje in de gemeentelijke keuken en realiseren zich dat de gemeente vaak in situaties verkeert waarin keuzes gemaakt moeten worden.

  • d.

    Imago:

    de gemeente profileert zich als partij waarmee goed valt samen te werken.

Algemene toelichting

Invloedfasen

Het bestuursrecht kent een breed scala aan vormen waarmee beleid en concrete besluiten worden voorbereid. Voor iedere fase in de vorming van nieuw beleid en het nemen van besluiten kent het bestuursrecht procedures om burgers en andere belanghebbenden daarbij te betrekken.

 

Globaal bestaan er drie ‘grote’ fasen in de besluitvorming. Daarbij horen drie vormen van invloed van burgers:

  • 1.

    Beleidsvorming / inspraak

  • 2.

    Voorbereiding concrete besluiten / wettelijke voorbereidingsprocedures

  • 3.

    Genomen besluiten / rechtsbeschermingsprocedures

Voor participatie zijn met name de onderdelen 1 en 2 van groot belang. Participatie is de paraplu waarbinnen inspraak en formele voorbereidingsprocedures in beginsel dienen plaats te vinden. Evaluatie kan leiden tot bijstelling van beleid. Daarom is ‘evaluatie’ zowel het eind als het begin van de cyclus. Om die reden is ook voor evaluatie een rol weggelegd na burgerparticipatie.

 

Beleidsvorming/inspraak (1)

Beleidsvorming is het traject waarbij de gemeente de kaders stelt waarbinnen bestuursorganen concrete besluiten kunnen nemen. Het betreft een zeer breed gebied. Het kan bijvoorbeeld gaan om het subsidiebeleid (op grond waarvan later concrete subsidiebesluiten worden genomen) of bijvoorbeeld ruimtelijk beleid (op grond waarvan later een bestemmingsplan wordt vastgesteld, vrijstellingen worden verleend of concrete bouwvergunningen worden verleend).

 

De voorbereiding van beleid is bij uitstek het gebied waarop de klassieke ‘inspraak’ van toepassing is. De klassieke inspraak kent weinig wettelijke regels. Feitelijk geeft alleen artikel 150 van de Gemeentewet enkele zeer globale regels voor inspraak: de gemeenteraad moet een verordening vaststellen waarin de inspraak is geregeld en is helemaal vrij om die vorm zelf te bepalen. Alleen als  gemeenteraad ‘niets’ regelt, geldt dat op de inspraak de zogenaamde Uniforme voorbereidingsprocedure (afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht) van overeenkomstige toepassing is. Elke andere door de gemeenteraad te kiezen vorm is dus toegestaan! Het toepassen van afdeling 3.4 Algemene wet bestuursrecht is in deze fase slechts de ‘minimumvariant’ voor inspraak.

 

Kenmerkend voor deze fase in de besluitvorming is dat de kaders van het vast te stellen beleid worden opgesteld. Er is (nog) geen sprake van besluiten met concrete, zichtbare ingrepen in de leefomgeving van burgers.

 

De mate waarin klassieke inspraak wordt verleend, hangt af van het onderwerp en de keuzes die het bestuursorgaan daarin maakt. De invloed van burgers is hier het grootst omdat de grote kaders die het bestuur wil vaststellen nog niet concreet zijn en onder invloed van de inspraak mee gevormd en aangepast kunnen worden.

 

Voorbereiding concrete besluiten/wettelijke voorbereidingsprocedures (2)

Als de gemeente concrete besluiten voorbereid (dus géén beleidsvorming) kennen verschillende wetten procedurevoorschriften. Het meest bekende procedurevoorschrift is de verplichte toepassing van de Uniforme voorbereidingsprocedure (afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht). Kenmerkend voor deze fase is dat er sprake is van een duidelijk ‘voorgenomen besluit’ dat meestal van directe invloed zal zijn op de leefomgeving van de burger. De invloed van burgers is in deze fase minder dan in de inspraakfase. In de meeste gevallen zullen ten behoeve van concrete besluiten de kaders immers reeds zijn vastgesteld.

 

Genomen besluiten/rechtsbeschermingsprocedures (3)

Tegen reeds genomen besluiten staan meerdere vormen van rechtsbescherming open: achtereenvolgens (meestal) bezwaar bij het bestuursorgaan zelf, beroep bij de rechtbank en hoger beroep, meestal bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State of bij de Centrale Raad van Beroep. In alle stadia van de rechtsbeschermingsprocedures bestaat de mogelijkheid de Voorzieningenrechter een voorlopige voorziening (bijvoorbeeld schorsing) te vragen.

 

In deze fase is de invloed van de burger het geringst. In de bezwarenprocedure vindt weliswaar een volledige heroverweging plaats, dus óók een heroverweging van de doelmatigheid van een besluit, maar in beroep en hoger beroep vindt uitsluitend een marginale toetsing plaats (kon het bestuursorgaan in redelijkheid tot het genomen besluit komen)?

 

De rol van burgerparticipatie bij inspraak en voorbereiding van besluiten

De Algemene inspraak- en participatieverordening van gemeente Vught ziet op de twee eerste fasen van besluitvorming (beleidsvoorbereiding en formele voorbereidingsprocedures van besluiten). Insteek is dat de burger zowel bij de kaderstelling (de beleidsvoorbereiding) als bij de daadwerkelijke uitvoering van beleid met concrete besluiten wordt betrokken. Door het begrip participatie worden beide procedures met elkaar in verband gebracht en vindt een vloeiende overgang plaats van beleidsvoorbereiding naar het nemen van concrete besluiten.

 

In de verordening wordt elke bestuursorgaan van de gemeente Vught verplicht om voorafgaand aan het opstellen van nieuw beleid of voorafgaand aan het nemen van een concreet besluit vast te leggen op welke manier burgers en andere belanghebbenden daarbij betrokken worden. De verordening kiest daarbij niet voor de minimumvariant (toepassing van afdeling 3.4 Algemene wet bestuursrecht) maar kiest voor een stelsel waarbij het bestuursorgaan vooraf aangeeft welke trede van participatie wordt gekozen, waarbij het de keuze heeft uit vijf treden en waarbij het bestuursorgaan vooraf exact aangeeft hoe die trede voor dat specifieke doel wordt vormgegeven.

 Die keuze hoeft overigens niet voor een gehele traject/project direct gemaakt te worden. Nieuw beleid en projecten komen vaak gefaseerd tot stand. In dat geval voorziet de verordening er in dat het bestuursorgaan bij aanvang van elke fase van het project opnieuw vaststelt via welke participatietrede burgers bij de totstandkoming van die fase van het beleid of het concrete besluit worden betrokken. Indien een bepaald voorgenomen besluit volgens de wet móét worden voorbereid met een wettelijke voorbereidingsprocedure (bijvoorbeeld afdeling 3.4 Algemene wet bestuursrecht) maakt die verplichte procedure uiteraard deel uit van dat procesbesluit. Maar het procesbesluit vermeldt dan tevens welke aanvullende vormen van participatie worden ingezet (bijvoorbeeld het werken met een klankbordgroep).

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 2 Onderwerp van of participatie (inspraak of voorbereidingsprocedure)

In het  vierde lid is bepaald dat elk bestuursorgaan ten aanzien van zijn eigen bevoegdheden besluit hoe participatie beide wordt verleend bij de voorbereiding van beleid van de gemeente.

Artikel 3 Participatiegerechtigden

De omschrijving van participatie gerechtigden vloeit rechtstreeks voort uit de tekst van artikel 150 van de Gemeentewet. Het begrip ‘belanghebbende’ is in artikel 1:2 van de Algemene wet bestuursrecht gedefinieerd. Artikel 3 legt de verantwoordelijkheid voor de keuze van bij participatie te betrekken belanghebbenden neer bij het bestuursorgaan, afhankelijk van de bevoegdheid over het betreffende onderwerp. Vanwege het open karakter van dit artikel vraagt dit in concrete gevallen om een bewuste afweging, rekening houdend met o.a. aard, schaal en reikwijdte van het onderwerp.

Artikel 4 Procedure participatie

Ondanks het open en flexibele karakter van participatie dient omwille van de duidelijkheid hiervoor ook een procedure te worden opgesteld. Deze dient in ieder geval onderwerp en belanghebbenden aan te geven, en voor zover in de fase van gedachtevorming al mogelijk is de overige elementen, zoals bedoeld in lid 4.

De participatietreden maken deel uit van de participatieladder, waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen de mate waarin deelnemende partijen ruimte hebben om eigen visies en ideeën in te brengen en de mate van invloed die ze hebben op de beleidsvorming.

  • 1.

    Trede 1 Informeren: hier is geen sprake van ruimte of invloed. De gemeente geeft informatie of voorlichting over beleid, maar betrekt burgers niet bij de beleidsvorming.

  • 2.

    Trede 2 Raadplegen: hier raadpleegt de gemeente burgers en instellingen over beleid en luistert naar wat zij hierover te zeggen hebben. De gemeente hoeft de ingebrachte suggesties en ideeën echter niet te gebruiken.

  • 3.

    Trede 3 Adviseren: hier vraagt de gemeente advies aan burgers en instellingen over beleid. De gemeente kan alleen goed gemotiveerd afwijken van een gegeven advies.

  • 4.

    Trede 4 Coproduceren: hier wordt, zonodig binnen taakstellende kaders, bij de beleidsvorming samengewerkt tussen gemeente en burgers of instellingen.

  • 5.

    Trede 5 Meebeslissen: waar burgers meebeslissen over beleid is sprake van de grootst mogelijke invloed.

De ruimte en invloed, die aan participanten geboden wordt, is in de eerste trede het kleinst en in trede 5 het grootst. Het is niet altijd mogelijk een duidelijke grens tussen de treden te leggen. Er zijn in feite twee uitersten, informeren en meebeslissen.

Artikel 6 Voorbereiding participatie

In dit artikel zijn enkele richtlijnen ten aanzien van de voorbereiding opgenomen. Afhankelijk van het onderwerp dient in concrete gevallen en bij voorkeur in overleg met belanghebbenden bepaald te worden wat voldoende voorbereidingstijd is en wat voldoende informatie is.

Indien noodzakelijk of gewenst wordt de informatie in speciale vorm verstrekt.

Artikel 7 Vastlegging en eindverslag participatie

Deze richtlijnen zijn bedoeld ter bevordering van de duidelijkheid, herkenbaarheid en transparantie van de verwerking van de opbrengst van participatie.

Artikel 8 Reikwijdte verordening

Dit artikel benadrukt dat bijzondere regelgeving boven algemene regelgeving staat. Als in de toekomst voor bijzondere onderwerpen een specifieke participatieverordening wordt vastgesteld dan gelden de in die verordening vastgestelde regels.

Artikel 9 Intrekking oude verordening

Met deze bepaling wordt de bestaande inspraakverordening ingetrokken. De datum waarop de oude verordening vervalt, is de datum waarop de verordening in werking treedt (zie artikel 10). Voor al lopende inspraakprocedures is een overgangsregeling opgenomen.

Artikel 10 Inwerkingtreding

In artikel 9 wordt geen tijdstip vermeld waarop de oude verordening wordt ingetrokken. Dat is ook niet nodig. De datum waarop de oude verordening vervalt, is de datum waarop de nieuwe verordening in werking treedt. Het besluit tot intrekking maakt deel uit van de verordening tot vaststelling of wijziging van de bestaande inspraakverordening.

Artikel 11 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: “Algemene inspraak- en participatieverordening van gemeente Vught”. In de citeertitel wordt geen jaartal opgenomen om te voorkomen dat de schijn wordt gewekt dat de verordening slechts voor een jaar geldt.