Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Schouwen-Duiveland

Beleidsregels vakantieregeling Participatiewet, IOAW, IOAZ gemeente Schouwen-Duiveland

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieSchouwen-Duiveland
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregels vakantieregeling Participatiewet, IOAW, IOAZ gemeente Schouwen-Duiveland
CiteertitelBeleidsregels vakantieregeling Participatiewet, IOAW, IOAZ gemeente Schouwen-Duiveland
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Art. 11 e.v. van de Participatiewet
  2. Art. 11 e.v. van de IOAW/IOAZ

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

10-12-2016Nieuwe regeling

22-11-2016

Wereldregio, 9 december 2016

22-11-2016/A4.7

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregels vakantieregeling Participatiewet, IOAW, IOAZ gemeente Schouwen- Duiveland

Burgemeester en wethouders van Schouwen en Duiveland, overwegende dat het college beleidsregels kan vaststellen over de wijze en het moment waarop de uitkeringsgerechtigde verblijf buiten de gemeente Schouwen-Duiveland moet melden dan wel daarvoor toestemming moet vragen.

Wettelijke grondslagen waarop de beleidsregels zijn gebaseerd

 

  • ·

    Artikel 11 lid1, artikel 13 lid 1 onderdeel e en artikel 17 lid 1, artikel 18a, artikel 55 Participatiewet

  • ·

    Artikel 11, artikel 13, artikel 20a IOAW/IOAZ

  • ·

    Artikel 1:3 lid 1, 10:1, 4:81 en 4:84 Algemene wet bestuursrecht

Beleidsregels vakantieregeling Participatiewet , IOAW, IOAZ gemeente Schouwen-Duiveland

Artikel 1 Meldingsplicht

  • 1.

    Een uitkeringsgerechtigde is verplicht bij een verblijf van meer dan twee dagen met een overnachting buiten Nederland, en een verblijf buiten de woongemeente in Nederland, van langer dan één week, vooraf toestemming te vragen bij burgemeester en wethouders.

  • 2.

    Het vragen om toestemming geschiedt uiterlijk 4 weken voor vertrek middels het daarvoor bestemde formulier. Op dit formulier dient te worden vermeld gedurende welke periode belanghebbende buiten de woongemeente wil verblijven en of dit verblijf in binnen- of buitenland plaatsvindt.

  • 3.

    Indien belanghebbende niet heeft voldaan aan de meldingsplicht, wegens handelen in strijd met de inlichtingenplicht als bedoeld in artikel 17 Participatiewet of artikel 13 IOAW/IOAZ legt het college een bestuurlijke boete op, op grond van artikel 18a Participatiewet, artikel 20a, eerste lid van de IOAW en artikel 20a, eerste lid van de IOAZ.

Artikel 2 Terugmelding bij terugkomst

  • 1.

    De uitkeringsgerechtigde is verplicht zich terug te melden na verblijf buiten Nederland, ongeacht het aantal dagen, of een verblijf buiten de gemeente Schouwen-Duiveland, dat langer heeft geduurd dan één week.

  • 2.

    De belanghebbende dient zich op de eerste werkdag na terugkomst persoonlijk, gehuwden/samenwonenden gezamenlijk of afzonderlijk te melden bij de balie van WWL in het gemeentehuis van Schouwen-Duiveland.

  • 3.

    Indien gehuwden/samenwonenden niet gelijktijdig terugkeren geschiedt de terugmelding door beide gehuwden/samenwonenden afzonderlijk.

  • 4.

    Eventuele bewijsstukken dient belanghebbende binnen één week na terugmelding te hebben ingeleverd.

  • 5.

    Indien belanghebbende niet heeft voldaan aan de terugmeldingsplicht of bewijsstukken niet tijdig heeft ingeleverd, legt het dagelijks bestuur een bestuurlijke boete op grond van artikel 18a Participatiewet of artikel 20a IOAW/IOAZ, wegens handelen in strijd met de inlichtingenplicht als bedoeld in artikel 17 Participatiewet of artikel 13 IOAW/IOAZ.

Artikel 3 Verzoek om toestemming

  • 1.

    Aan belanghebbende wordt, met toepassing van artikel 55 Participatiewet, de extra verplichting opgelegd om voorafgaand aan een verblijf in het buitenland of een verblijf buiten de gemeente Schouwen-Duiveland, van langer dan één week, toestemming aan burgermeester en wethouders te verzoeken.

  • 2.

    De IOAW/IOAZ kennen een dergelijk artikel niet. Daarom wordt bij de IOAW/IOAZ deze verplichting expliciet opgenomen in het Plaatsingsplan.

  • 3.

    Het verzoek dient schriftelijk te worden ingediend door middel van het formulier “aanvraag verblijf buiten de gemeente Schouwen-Duiveland” uiterlijk 4 weken voorafgaand aan de datum van vertrek, tenzij belanghebbende gegronde redenen heeft waarom hij dit eerst op een latere datum heeft gedaan.

  • 4.

    Het verzoek wordt afgewezen als het college van oordeel is dat de afwezigheid gedurende de door belanghebbende aangegeven periode leidt tot het niet kunnen nakomen of een onderbreking van lopende verplichtingen gericht op arbeidsinschakeling, zoals het volgen van een opleiding/cursus, het ondergaan van een onderzoek in verband met de arbeidsinschakeling en het voeren van sollicitatiegesprekken waartoe belanghebbende in die periode is uitgenodigd.

  • 5.

    Het verzoek wordt eveneens afgewezen als het college van oordeel is dat er gerede twijfel bestaat over de domicilie van belanghebbende of waar belanghebbende verblijft en bereikt kan worden in verband met een eventuele oproep in het kader van het recht op uitkering.

  • 6.

    Van het derde en vierde lid kan worden afgeweken indien voor het verblijf buiten de woongemeente een dringende reden aanwezig is.

  • 7.

    De bijstand van belanghebbende wordt afgestemd overeenkomstig de handhavings-en afstemmingsverordening indien belanghebbende heeft verzuimd om toestemming te verzoeken, wegens handelen in strijd met artikel 55 Participatiewet opgelegde extra verplichting.

  • 8.

    De grondslag van een IOAW/IOAZ-belanghebbende wordt afgestemd overeenkomstig de de gemeentelijke afstemmingsverordening indien belanghebbende heeft verzuimd om toestemming te verzoeken, wegens het niet nagekomen van een in het Plaatsingsplan opgenomen afspraak.

  • 9.

    Bij samenloop van een boete en maatregel wordt de zwaarste sanctie toegepast.

Artikel 4 Verblijf in het buitenland

  • 1.

    Op grond van artikel 13 Participatiewet is het een belanghebbende niet toegestaan gedurende langer dan 4 weken in het buitenland te verblijven. Bij overschrijding bestaat er geen recht meer op bijstand en dient de uitkering beëindigd te worden.

  • 2.

    Op grond van de Verzamelbrief van de Staatssecretaris SZW van 29 januari 2004 geldt het eerste lid onverkort ook voor de IOAW/IOAZ

Artikel 5. Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking per 1 september 2016

Artikel 6. Citeerartikel

Deze beleidsregels kunnen worden aangehaald als:

“Beleidsregels vakantieregeling Participatiewet, IOAW, IOAZ Schouwen-Duiveland”

Aldus besloten door:

Burgemeester en wethouders van de gemeente Schouwen-Duiveland

de secretaris de burgemeester

M.K. van den Heuvel G.C.G.M. Rabelink

Toelichting

Wettelijk kader:

Recht op bijstand

Ingevolge artikel 13 lid 1 onderdeel e Participatiewet eindigt het recht op bijstand indien een belanghebbende in een kalenderjaar meer dan 4 weken dan wel een aaneengesloten periode langer dan 4 weken in het buitenland heeft verbleven. Dit laatste betekent dat een belanghebbende het recht om per kalenderjaar 4 weken in het buitenland te verblijven niet kan koppelen aan het recht van een volgend jaar, om op die wijze een periode langer dan 4 weken in het buitenland te kunnen verblijven.

Aan het verblijf buiten de gemeente in Nederland stelt de wet geen grenzen. Op grond van artikel 40 van de Participatiewet heeft een belanghebbende recht op bijstand vanwege het college waar men woonplaats heeft. Het oordeel of belanghebbende bij verblijf buiten de woongemeente in Nederland nog wel recht heeft op bijstand vanwege de bijstand verstrekkende gemeente is dan ook aan het oordeel van het college. In verband met het beoordelen van het recht op bijstand na of tijdens verblijf buiten de woongemeente, heeft het college hiervoor deze beleidsregels vastgesteld.

Arbeidsplicht

Als een belanghebbende arbeidsplichtig is kan verblijf buiten de gemeente uitstroom belemmeren, bijvoorbeeld omdat een re-integratietraject wordt onderbroken of een sollicitatiegesprek geen doorgang kan vinden. In het belang van toezicht op naleving van de arbeidsplicht van artikel 9 Participatiewet zijn deze beleidsregels vastgesteld ten aanzien van de verplichting om vooraf toestemming te verzoeken.

Meldingsplicht/verzoek om toestemming

Op grond van de algemene inlichtingenplicht van artikel 17 lid 1 Participatiewet of artikel 13 IOAW/IOAZ moet de belanghebbende zowel verblijf in het buitenland als in Nederland buiten de woongemeente aan het college van burgermeester en wethouders melden. In principe geldt voor personen die zijn ontheven van de plicht tot arbeidsinschakeling een uitzondering, aangezien het verblijf buiten de woongemeente geen invloed heeft op hun mogelijkheden tot arbeidsinschakeling. Zij hoeven een verblijf buiten de woongemeente maar binnen Nederland niet te melden. Het verblijf kan echter wel van invloed zijn op het recht op bijstand, bv. als het verblijf buiten de woongemeente dusdanig is dat er niet langer sprake is van het hebben van domicilie in de gemeente of dat onbekend is waar iemand verblijft en eventueel te bereiken is in het kader van een onderzoek naar de rechtmatigheid van de uitkering. Hoewel ook bij langer verblijf buiten de woongemeente de verplichting blijft bestaan alles te melden waarvan redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat dat gevolgen kan hebben voor het recht op of de hoogte van de bijstand, heeft het college van burgermeester en wethouders in deze beleidsregels vastgesteld dat toestemming voor verblijf buiten de woongemeente in Nederland van langer dan één week ook vereist is bij het ontbreken van de arbeidsverplichtingen.

Schending van de meldingsplicht valt onder het bereik van artikel 17, lid 1 Participatiewet of artikel 13 IOAW/IOAZ en wordt gesanctioneerd door het opleggen van een bestuurlijke boete. Schending van het verzoek om toestemming valt onder het bereik van artikel 55 Participatiewet en wordt gesanctioneerd op basis van de handhavings- en afstemmingsverordening.

Indien sprake is van één gedraging die zowel schending van de inlichtingenplicht oplevert als schending van een andere aan de bijstand verbonden verplichting, doet zich de vraag voor hoe moet worden omgegaan met de samenloop tussen de bestuurlijke boete en afstemming. Hierbij moet onderscheid worden gemaakt tussen de in het strafrecht gehanteerde begrippen 'eendaadse samenloop' en 'meerdaadse samenloop'. Bij eendaadse samenloop gaat het om eenzelfde gedraging van een belanghebbende die (toevallig) twee of meer schendingen van verplichtingen kan inhouden. Van meerdaadse samenloop is sprake indien een fysieke handeling kan worden uiteengelegd in verschillende gedragingen die ook afzonderlijk hadden kunnen worden gepleegd en die verschillende belangen schendt. Het niet vooraf melden en toestemming vragen kan gezien worden als een ‘eendaadse’ gedraging. In dat geval wordt slechts één keer een sanctie opgelegd en wel die sanctie die hoort bij de gedraging die het zwaarst gesanctioneerd zou worden (overeenkomstig artikel 55 Wetboek van Strafrecht). Dit houdt in dat ofwel een boete ofwel een maatregel wordt opgelegd.

IOAW/IOAZ

De IOAW/IOAZ geven niet expliciet aan gedurende welke periode met behoud van uitkering in het buitenland kan worden verbleven. De hierboven genoemde periodes zijn echter onverkort van toepassing op de IOAW/IOAZ. De grondslag hiervoor is opgenomen in de Verzamelbrief van de Staatssecretaris van SZW van 29 januari 2004.

Verplichting op grond van artikel 55 Participatiewet

Op grond van artikel 55 Participatiewet kan aan de bijstand de verplichting worden verbonden om van tevoren toestemming te vragen voor verblijf in het buitenland of (langdurig) verblijf in Nederland buiten de woongemeente. De mededeling dat toestemming wordt onthouden is geen besluit in de zin van artikel 1:3 lid 1 Awb, omdat een dergelijke brief niet op een zelfstandig rechtsgevolg is gericht. Rechtsgevolgen die zich door het verblijf buiten de woongemeente kunnen voordoen, zoals intrekking of verlaging van bijstand kunnen pas intreden nadat door het bestuursorgaan daarover een nadere afweging heeft plaatsgevonden (zie CRvB 01-12-2008, nrs. 06/5338 WWB e.a.). Dit betekent dat van bezwaar pas sprake kan zijn als er een herziening- of intrekkingbesluit is genomen of een maatregel is opgelegd.

Indien een belanghebbende op grond van artikel 55 Participatiewet verplicht is van tevoren toestemming te vragen, moet het niet vragen van deze toestemming worden gezien als een schending van een aan de bijstand verbonden verplichting. In voorkomende gevallen kan het college van burgemeester en wethouders de bijstand verlagen met toepassing van artikel 18 lid 2 Participatiewet en de handhavings- en afstemmingsverordening. Het zonder toestemming buiten de woongemeente verblijven, betekent niet, dat er geen recht op bijstand zou kunnen bestaan of dat het recht op bijstand niet zou zijn vast te stellen.

De IOAW/IOAZ kennen geen soortgelijk artikel als artikel 55 Participatiewet. Daarom wordt de verplichting vooraf toestemming te verzoeken voor een verblijf in het buitenland of een verblijf buiten de woongemeente van langer dan één week expliciet in het Plaatsingsplan opgenomen. Op die manier is het mogelijk op basis van de handhavings- en afstemmingsverordening de uitkering te verlagen als zijnde het niet nakomen van een in het Plaatsingsplan opgenomen verplichting.

Indien er geen sprake is van re-integratieverplichtingen is het bij de IOAW/IOAZ niet mogelijk de uitkering af te stemmen op basis van de handhavings- en afstemmingsverordening.

Artikel 1

Het is een belanghebbende op grond van artikel 13 Participatiewet niet toegestaan gedurende langer dan 4 weken in een kalenderjaar in het buitenland te verblijven. Bij overschrijding bestaat er geen recht meer op bijstand op grond van het territorialiteitsbeginsel. Omdat het recht op bijstand eindigt vanaf het moment waarop belanghebbende langer dan de toegestane tijd in het buitenland verblijft, is het van belang dat de vertrek- en terugkomdata alsmede de verblijfplaats bekend zijn. Deze informatie wordt ingevuld op het “Aanvraagformulier verblijf buiten de gemeente”.

De termijnen zijn afgeleid van wat maatschappelijk en volgens de jurisprudentie aangemerkt wordt als gebruikelijke vakantieduur. Daarnaast houden de termijnen verband met de verplichtingen ten aanzien van de re-integratie. Bij een vakantieduur van maximaal 4 weken wordt verondersteld dat het behoud van werk of de kansen op (het vinden van) werk niet in gevaar wordt gebracht.

Voor een verblijf buiten de woongemeente maar binnen Nederland is niets in de wet geregeld. Op grond van de regelgeving gelden bovenstaande termijnen bij een dergelijk verblijf buiten de woongemeente niet.

Het recht op uitkering bestaat echter jegens het college van de gemeente waarin belanghebbende domicilie heeft. De uitkering moet worden beëindigd wanneer het verblijf buiten de woongemeente leidt tot een wijziging van domicilie. Om dit te kunnen beoordelen is het van belang te weten hoe vaak en waar belanghebbende buiten de woongemeente verblijft. Reden waarom ook verblijf buiten de maar binnen Nederland moet worden gemeld met het formulier “Verblijf buiten de gemeente”.

5.Als belanghebbende niet vooraf het verblijf buiten de woongemeente heeft gemeld wordt belanghebbende geacht niet aan de inlichtingenplicht op grond van artikel 17 Participatiewet of artikel 13 IOAW/IOAZ te hebben voldaan en legt het college een bestuurlijke boete op op grond van artikel 18a Participatiewet, artikel 20a, eerste lid van de IOAW en artikel 20a, eerste lid van de IOAZ.

Artikel 2

De terugmelding is vooral van belang bij verblijf in het buitenland. Indien belanghebbende zich niet terugmeldt binnen één werkdag nadat hij in Nederland is teruggekeerd, moet ervan worden uitgegaan dat hij nog in het buitenland verblijft. Het recht op bijstand eindigt dan op de dag na die waarop de toegestane verblijfsduur is bereikt.

Ook terugkeer van verblijf buiten de woongemeente, maar binnen Nederland, moet gemeld worden zodat beoordeeld kan worden of er gerede twijfel over de domicilie bestaat en zodat ervan uitgegaan kan worden dat belanghebbende kan voldoen aan een eventuele oproep in het kader van het recht op bijstand (aanpassing van de norm of toeslag naar aanleiding van de woonsituatie kan aan de orde zijn).

Het komt voor dat partners niet gelijktijdig terugkeren van een verblijf buiten de woongemeente. Om het individuele recht op bijstand te kunnen beoordelen, is het noodzakelijk dat beide partners zich persoonlijk terugmelden. Ook als partners wel op dezelfde dag terugkeren kan er aanleiding zijn, bv. aanwezigheid bij test en training, om gescheiden in persoon de terugmelding te doen.

Ook het niet terugmelden wordt gezien als een schending van de inlichtingenplicht op grond van artikel 17 Participatiewet of artikel 13 IOAW/IOAZ, waarna het college een bestuurlijke boete oplegt op grond van artikel 18a Participatiewet of 20a IOAW/IOAZ.

Artikel 3

Langdurig verblijf buiten de woongemeente kan betekenen dat belanghebbende zijn re-integratieverplichtingen onvoldoende of niet nakomt of dat arbeidskansen worden gemist. Als de periode waarin belanghebbende buiten de woongemeente wenst te verblijven, samenvalt met de re-integratieverplichtingen kan de toestemming worden onthouden. Indien belanghebbende echter kan blijven voldoen aan zijn verplichtingen, omdat hij bijvoorbeeld in de buurt blijft, dan bestaat er geen reden de toestemming te onthouden. Bij het geven van de toestemming dient dan wel te worden aangegeven dat ervan wordt uitgegaan dat belanghebbende zich aan zijn verplichtingen blijft houden. Houdt hij zich, ondanks toezeggingen, niet aan deze afspraak dan ligt afstemming van de bijstand op grond van het niet voldoen aan de re-integratieverplichtingen voor de hand.

Van belanghebbende met een re-integratietraject of met een deeltijdbaan mag worden verlangd dat de voorgenomen afwezigheid in overleg met de organisatie of werkgever plaatsvindt en de re-integratie of deeltijdbaan niet verstoort of in gevaar brengt.

Ook voor verblijf in het buitenland of verblijf buiten de woongemeente, langer dan één week, van de belanghebbende die ontheven is van de re-integratieverplichtingen of waarvoor de re-integratieverplichtingen niet meer gelden, geldt dat toestemming verzocht moet worden. Belanghebbende dient bereikbaar te blijven voor het verstrekken van inlichtingen of anderszins. De uitkering moet worden beëindigd wanneer het verblijf in het buitenland langer duurt dan 4 weken of wanneer het (langdurig) buiten de woongemeente in Nederland leidt tot een wijziging van domicilie. Als het verblijf buiten de woongemeente in Nederland langer duurt dan 4 weken of als er regelmatig perioden van meer dan één week buiten de woongemeente wordt verbleven kan dat erop wijzen dat er sprake is van een domiciliewijziging of kan dat aanleiding geven tot het aanpassen van de norm of de toeslag. Als belanghebbende niet vooraf toestemming verzoekt, voldoet belanghebbende niet aan de aan hem extra opgelegde verplichting op grond van artikel 55 Participatiewet of de expliciet in het Plaatsingsplan opgenomen verplichting en wordt de uitkering afgestemd op grond van de handhavings- en afstemmingsverordening.

Omdat verblijf buiten de woongemeente gevolgen kan hebben voor het recht op uitkering dienen belanghebbenden vooraf geïnformeerd te zijn en een schriftelijke toestemming vooraf te ontvangen.

Wijzingen in de aangevraagde periode van verblijf buiten de woongemeente dienen eveneens vooraf schriftelijk te worden gemeld of achteraf te kunnen worden aangetoond.

Omdat één gedraging aanleiding kan geven tot zowel een maatregel als een boete, geldt de zwaarste sanctie, dus ofwel een boete op grond van schending van de inlichtingenplicht, ofwel een maatregel wegens schending van artikel 55 Participatiewet of het niet nakomen van een in het Plaatsingsplan opgenomen verplichting (IOAW/IOAZ)

Artikel 4

Voor verblijf buiten de woongemeente in het buitenland geldt een maximale duur van 4 weken. Bij overschrijding bestaat er geen recht meer op bijstand en moet de uitkering beëindigd worden.