Organisatie | Zaanstad |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening Bodemsanering Zaanstad 2017 |
Citeertitel | Verordening Bodemsanering Zaanstad 2017 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | milieu |
Eigen onderwerp | Openbare gezondheid en Milieuhygiëne |
De bepalingen van deze verordening zijn niet van toepassing op meldingen als bedoeld in artikel 3, 5, 6 en 7 die tot en met 31 maart 2017 bij het college zijn ingediend. Voor deze meldingen gelden onverkort de bepalingen uit de Verordening bodemsanering Zaanstad, welke in 2006 is vastgesteld.
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
07-08-2017 | 01-01-2020 | wijziging grondslag | 20-04-2017 Gemeenteblad 2017, nr. 80105 | 2017/6159 | |
16-05-2017 | 01-01-2020 | nieuwe regeling | 20-04-2017 Gemeenteblad 2017, nr. 80105 | 2017/6159 |
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
De verordening bodemsanering is gewijzigd vanwege de subsidieregeling diffuus lood en de projectmatige aanpak van diffuus lood. Door de wijzigingen zijn de procedures rondom het aanbrengen van de tijdelijke beveiligingsmaatregelen, de saneringsaanpak en de verslaglegging na afloop van de werkzaamheden vereenvoudigd.
Tevens zijn enkele wijzigingen in de verordening gemaakt die betrekking hebben op digitalisering van de werkzaamheden. Zo worden rapportages tegenwoordig digitaal aangeleverd en worden meldingen via de website van Zaanstad gedaan. In de oude verordening was nog sprake van aanlevering van de melding op papier met rapportages in viervoud.
Net als de oude verordening biedt de nieuwe verordening de mogelijkheid, om als daartoe geen behoefte of noodzaak toe bestaat, af te zien van de uitgebreide procedure. In dat geval kan de aanvraag naar de algemene regels van titel 4.1 van de Algemene wet bestuursrecht behandeld worden. Zie hierover meer in punt 1.2 van deze toelichting.
Hoewel er nadere regels worden gesteld aan saneringsplannen, evaluatieverslagen en nazorgplannen, betekent dit niet dat die bij elk geval van ernstige verontreiniging worden toegepast. Om te uitgebreide en belastende regelgeving te voorkomen is er een bepaling opgenomen die de aanvrager van de beschikking de mogelijkheid biedt niet alle in de verordening opgenomen gegevens in te dienen. Zo kunnen kleinere en eenvoudigere projecten snel worden afgehandeld zonder dat de aanvrager veel aanvullende gegevens zou moeten verzamelen. Voor nader uitleg over de toepassingsmogelijkheden van deze bepaling zie toelichting bij artikel 4.
Het college van burgemeester en wethouders kan besluiten dat de in afdeling 3.4 Algemene wet bestuursrecht geregelde procedure niet wordt toegepast indien redelijkerwijs kan worden aangenomen dat aan de toepassing van de procedure geen behoefte bestaat. Een dergelijk besluit moet worden aangemerkt als een voorbereidingshandeling waartegen op grond van artikel 6:3 Algemene wet bestuursrecht in beginsel geen bezwaar of beroep open staat.
Algemeen uitgangspunt voor de toepassing van de verkorte procedure is dat er geen zienswijzen van belanghebbenden te verwachten zijn. Dit is bijvoorbeeld het geval als er geen andere belanghebbenden bij het perceel betrokken zijn, dan wel dat zij niet in hun belangen worden geschaad en de locatie niet in een beschermd gebied ligt. Omdat dit het geval is bij de aanpak volgens de subsidieregeling diffuus lood en de projectmatige aanpak van diffuus lood wordt in die gevallen afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht niet toegepast.
Hierin zijn enkele begrippen opgenomen die niet als zodanig in de wet zijn gedefinieerd, maar wel in de parlementaire stukken en in de literatuur zo worden genoemd.
Artikel 2 Procedurele bepalingen
In dit artikel wordt de uniforme openbare voorbereidingsprocedure van toepassing verklaard op de beschikkingen vaststelling ernst en spoedeisendheid en instemming saneringsplan. Het volgen van deze regeling verzekert inspraakmogelijkheid voor belanghebbenden vóór het nemen van een beschikking.
De in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht geregelde uniforme openbare voorbereidingsprocedure voorziet in:
Op grond van het derde lid kan het college afzien van een uniforme openbare voorbereidingsprocedure voor de genoemde beschikkingen. In dat geval wordt de zogenaamde verkorte procedure gevolgd, zie hierover punt 1.2 van de Algemene toelichting.
Bij de beschikkingen instemming evaluatieverslag en nazorgplan lijkt het overbodig om de uniforme openbare voorbereidingsprocedure te volgen. Het is immers niet te verwachten dat veel belanghebbenden zienswijzen zouden indienen met betrekking tot het verslag over de loop van de saneringswerkzaamheden en de te nemen nazorgmaatregelen. In die gevallen krijgt de snelle afhandeling van de aanvraag de voorkeur.
Ook voor aanvragen van een beschikking in het geval het onderzoek is uitgevoerd in het kader van de subsidieregeling diffuus lood of de projectmatige aanpak diffuus lood lijkt het overbodig de uniforme openbare voorbereidingsprocedure te volgen, omdat het niet wordt verwacht dat belanghebbenden zienswijzen zouden indienen over de bodemkwaliteit en het aanbrengen van een tijdelijke beveiligingsmaatregelen of een laag van een halve meter schone grond.
Hierin wordt verwezen naar de digitale meldingsformulieren op de website van de gemeente Zaanstad.
Deze bepaling is van toepassing op de in artikel 39, eerste lid, van de wet bedoelde saneringsplannen, die moeten worden ingediend indien sprake is van een voornemen tot sanering van een geval van ernstige verontreiniging of tot het verrichten van handelingen waardoor die verontreiniging wordt verminderd of verplaatst. In dit saneringsplan dienen naast de wettelijke vereisten ook de in bijlage 2 bij deze verordening vermelde gegevens te worden opgenomen. Zowel bij de beoordeling van saneringsplannen van derden als bij het opstellen van eigen saneringsplannen zal de gemeente de in Bijlage 2 opgenomen eisen in acht nemen.
De functie van het saneringsplan is dat het college zich een goed oordeel kan vormen over de aard en omvang van de verontreiniging, over de voorgenomen maatregelen en kan toetsen of op milieuhygiënisch toereikende en aanvaardbare wijze zal worden gesaneerd.
lid 3: In de praktijk blijkt dat het niet altijd mogelijk is te voldoen aan de eisen die in de wet en de gemeentelijke verordening ten aanzien van het saneringsplan worden gesteld. Tevens zijn de nadere eisen uit de verordening niet altijd relevant. Daarom is in het derde lid een bepaling opgenomen om indiening van de aanvullende gegevens achterwege mogen laten. Deze bepaling betreft alleen de gemeentelijke uitwerkingsbevoegdheid op basis van artikel 39, eerste lid, laatste volzin, van de Wbb. Van de wettelijke eisen in artikel 39, eerste lid, kan niet worden afgeweken.
Het gaat in feite om een tweetal situaties. Ten eerste kunnen wettelijk gegevens vereist zijn, die in het geval in kwestie feitelijk irrelevant zijn of waarvan de gegevens eenvoudigweg niet aanwezig zijn. Dit is bijvoorbeeld het geval indien geen grondontgraving plaatsvindt, maar alleen een grondwatersanering, of indien geen ontgraving plaatsvindt maar isolatie geschiedt door het plaatsen van een gebouw. In dergelijke situaties worden alleen die gegevens geleverd, waarvan in redelijkheid kan worden gesteld dat deze ook geleverd kunnen worden.
Ten tweede kan zich de situatie voordoen waarin de verstrekking van bepaalde gegevens de indiener van het saneringsplan niet zinvol voorkomt of het verzamelen van de gevraagde gegevens disproportioneel is in verhouding tot het belang dat met de sanering is gediend. In dergelijke gevallen kan de indiener een motivering opstellen waarom hij afwijkt van de eisen.
Ontbreekt een motivering of is de motivering niet voldoende, dan kan een termijn worden gesteld (op grond van artikel 29, derde lid, van de wet, dan wel artikel 4:5 Algemene wet bestuursrecht) waarbinnen de ontbrekende gegevens alsnog moeten worden verstrekt.
Artikel 5 Melding wijziging saneringsplan
Artikel 39, vierde lid, van de wet schrijft voor dat wijziging van het reeds door het college goedgekeurde saneringsplan dient te worden gemeld. Tevens opent de wet de mogelijkheid voor de raad om nadere gegevens te eisen bij deze melding.
Het college kan naar aanleiding van die melding aanwijzingen geven omtrent de verdere uitvoering van de sanering. Indien het college van deze bevoegdheid gebruik wenst te maken, heeft het een goed inzicht nodig in de geplande wijzigingen en wat deze wijzigingen voor het resultaat van de sanering en daardoor voor de bodemkwaliteit betekenen. Daarom worden in dit artikel nadere gegevens vereist die het precieze inzicht voor het college kunnen verschaffen.
Artikel 6 Melding start en einde sanering
De melding voor aanvang sanering biedt de mogelijkheid om effectiever toezicht op de sanering te organiseren. Indien de datum van de aanvang van de saneringswerkzaamheden bekend is, zijn inspecteurs beter in staat om het juiste moment te kiezen voor het houden van inspectie.
De bepaling van lid 2 strekt tevens ter vergemakkelijking van handhaving. Indien de datum van de beëindiging van de saneringswerkzaamheden bekend is, kan ook de termijn voor het indienen van het evaluatieverslag vastgesteld worden.
Het eindpunt van de beëindiging van de saneringswerkzaamheden wordt in de beschikking instemming saneringsplan opgenomen. Dit wordt bepaald op grond van het ingediende saneringsplan. De saneringswerkzaamheden worden in hoofdregel geacht beëindigd te zijn indien het grondwerk klaar is en het terrein geruimd is (de laatste vrachtwagen het terrein heeft verlaten) dan wel de leeflaag is aangebracht. In overige situaties waarop deze omschrijving niet van toepassing is (bij voorbeeld als een betonnen vloer wordt aangebracht of als er grondwatersanering plaats vindt) wordt het eindpunt van de sanering op grond van de omschrijving van de werkzaamheden in het saneringsplan bepaald.
Artikel 7 Het evaluatieverslag
Het evaluatieverslag geeft het college inzicht in de manier waarop de sanering is uitgevoerd. Op basis van het verslag kan het college beslissen dat de sanering naar behoren is afgerond dan wel dat aanvullende saneringsmaatregelen noodzakelijk zijn.
lid 1 De Wbb stelt geen concrete termijn voor het indienen van het evaluatieverslag. Artikel 39c, eerste lid van de wet bepaalt alleen dat het verslag “zo spoedig mogelijk” na de uitvoering van de sanering ingediend wordt. Om meer duidelijkheid voor de saneerders en voor de toezichthouders te scheppen, is besloten de formulering te concretiseren. Daarom is een termijn van vijftien weken in de verordening opgenomen.
Indien bij overschrijding van de termijn gehandhaafd wordt, moet de termijn in overeenstemming gebracht worden met de wettelijk bepaling van “zo spoedig mogelijk”. Dit betekent dat de inspecteurs na moeten gaan of de termijn van vijftien weken in redelijkheid voldoende was voor de saneerder om een verslag op te stellen. Indien het blijkt dat de saneerder in redelijkheid binnen vijftien weken het verslag had kunnen opstellen, kan gehandhaafd worden op overtreding van artikel 39c, lid 1 van de wet. Hierbij wordt uitdrukkelijk opgemerkt dat de termijn in de verordening geen zelfstandige normstelling inhoudt; het dient alleen ter concretisering van de wettelijke bepaling. Daarom moet op schending van de Wbb gehandhaafd worden.
De opname van een concrete indieningstermijn betekent ook dat niet gehandhaafd kan worden als de termijn nog niet is verstreken, ondanks dat naar het oordeel van het bevoegd gezag de saneerder al eerder zijn verslag had kunnen indienen. Dan brengt het rechtszekerheidsbeginsel met zich mee dat het college zich aan de termijn in de verordening houdt.
De ervaring leert dat de eisen van de wet minimaal zijn, en in de meeste gevallen onvoldoende beeld geven van de uitgevoerde sanering. Verdere gegevens, precies aangegeven op plattegronden en/of kaarten, zijn daarom onontbeerlijk.
lid 4: De benodigde informatie om te kunnen beoordelen of het aanbrengen van de tijdelijke beveiligingsmaatregelen is uitgevoerd volgens de eisen van de ‘subsidieregeling diffuus lood’, is veel beperkter dan de informatie die nodig is om een volledige sanering te kunnen beoordelen. Daarom kan het verslag sneller worden ingediend dan aangegeven in lid 1 en hoeft niet de informatie te worden aangeleverd zoals aangegeven in lid 2 en 3.
Het bevoegd gezag mag slechts met het nazorgplan instemmen indien de daarin opgenomen gebruiksbeperkingen of nazorgmaatregelen voldoende zijn om er voor te zorgen dat de restverontreiniging niet zal leiden tot kwaliteitsvermindering van de bodem.
Voor het nazorgplan lijkt het praktisch een concrete termijn van zes weken op te nemen. Voor toelichting op de handhaafbaarheid van deze bepaling zie de uitleg bij Artikel 7, lid 1.
lid 2: Aangezien artikel 39d van de wet minimale eisen stelt aan het nazorgplan, is het nodig een nadere aanvulling te geven aan die wettelijke vereisten zodat het bevoegd gezag de bovenvermelde beoordeling op de juiste wijze kan maken. Om die reden zijn concrete (en praktische) gegevens in de verordening opgenomen die het bevoegd gezag een precies beeld kunnen geven over de aard en omvang van de restverontreiniging en over de manier waarop risico’s voor mens, plant of dier beperkt worden.
Artikel 9 Sanering vanwege het college
Artikel 48 van de wet houdt bijzondere bepalingen in voor saneringen vanwege gedeputeerde staten (i.c. het college van burgemeester en wethouders van Zaanstad). Het grootste verschil tussen saneringen door overheid en door particulieren - voor zover hier van belang - is dat de procedurele voorschriften met betrekking tot het saneringsplan, evaluatieverslag en nazorgplan, almede de bijhorende instemmingsbeschikkingen niet van toepassing zijn.
In Zaanstad werd echter al onder het regime van de eerste verordening bodemsanering (uit 2001) besloten dat ook voor saneringen in eigen beheer de gewone procedure geldt. De achterliggende gedachte was dat de overheid als opdrachtgever gelijk behandeld dient te worden met de ‘gewone’ saneerder en geen voorrechten dient te hebben.
Om het gelijkheidsbeginsel en het recht van belanghebbenden op inspraak te handhaven wordt daarom de huidige praktijk voortgezet dat voor saneringen uitgevoerd door het college ook een saneringsplan opgesteld dient te worden en dat voorbereiding van het instemmingsbesluit via de uniforme openbare voorbereidingsprocedure loopt.
In dit artikel worden bepalingen genoemd die als strafbaar feit worden aangeduid om strafrechtelijk gehandhaafd te kunnen worden. De bevoegdheid om strafbaar te stellen wordt ontleend aan de artikelen 154 jo 147 van de Gemeentewet.
Naast bestuursrechtelijke handhaving is er ook behoefte gebleken aan strafrechtelijk optreden. De preventieve werking van strafrechtelijke sancties dient als praktische en noodzakelijke aanvulling op de mogelijkheid tot het geven van een bestuurlijke last onder dwangsom of het toepassen van bestuursdwang.
Artikel 11 Toezicht op de naleving
In deze bepaling is geregeld dat degenen die toezichthoudende bevoegdheden hebben krachtens artikel 5.10 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) ook toezichthouder en opsporingsbevoegd zijn voor de strafbare feiten volgens de Wbb.
De wijzigingen in deze verordening hebben vooral betrekking op de ‘subsidieregeling diffuus lood’ en de ‘projectmatige aanpak van diffuus lood’. Beide worden pas in gang gezet na het in werking treden van deze verordening. Andere wijzigingen zorgen ervoor dat de verordening in lijn komt met de gangbare praktijk. Bijvoorbeeld het digitaal indienen van meldingen, waar deze voorheen in viervoud op papier moesten worden gedaan.