Organisatie | Eindhoven |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening op de heffing en de invordering van een BIZ-bijdrage en op de subsidie voor de BI-zone Eindhoven Centrum 2017-2021 |
Citeertitel | Verordening BI-zone eindhoven Centrum 2017 - 2021 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Geen
Wet op de Bedrijveninvesteringszones
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
16-02-2017 | Onbekend | 15-02-2017 | Onbekend |
Verordening op de heffing en de invordering van een BIZ-bijdrage en op de subsidie voor de BI-zone Eindhoven Centrum 2017-2021
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
Deze verordening verstaat onder:
a. BI-zone: bedrijveninvesteringszone, zijnde het aangewezen en omlijnde gebied op de van deze verordening deel uitmakende, en als bijlage 1 toegevoegde kaart;
b. de Wet: de Wet op de bedrijveninvesteringszones;
c. het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Eindhoven;
d. de uitvoeringsovereenkomst: de tussen de gemeente Eindhoven en de Stichting BedrijvenInvesteringsZone Eindhoven Centrum gesloten Uitvoeringsovereenkomst van 31 maart 2016 als bedoeld in artikel 7, lid 3, van de Wet;
e. BIZ-plan: het plan van aanpak dat door de in onderdeel d genoemde stichting is opgesteld waarin is aangegeven hoe de stichting voornemens is de BIZ-subsidie te besteden.
Hoofdstuk 2 Belastingbepalingen
Artikel 3 Aard van de belasting
Onder de naam ‘BIZ-bijdrage’ wordt een directe belasting geheven ter bestrijding van de kosten die verbonden zijn aan activiteiten in de openbare ruimte en op het internet, die zijn gericht op het bevorderen van de leefbaarheid of de veiligheid in de bedrijveninvesteringszone of de ruimtelijke kwaliteit of de economische ontwikkeling van de bedrijveninvesteringszone.
De BIZ-bijdrage wordt geheven van de eigenaar, zijnde degene die bij het begin van het kalenderjaar van in de BI-zone gelegen onroerende zaken het genot krachtens eigendom, bezit of beperkt recht heeft én van de gebruiker, zijnde degene die al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht in de BI-zone gelegen onroerende zaken gebruikt.
Voor de toepassing van het tweede lid wordt:
a. gebruik door degene aan wie een deel van een onroerende zaak in gebruik is gegeven, aangemerkt als gebruik door degene die dat deel in gebruik heeft gegeven; degene die het deel in gebruik heeft gegeven, is bevoegd de BIZ-bijdrage als zodanig te verhalen op degene aan wie dat deel in gebruik is gegeven;
b. het ter beschikking stellen van een onroerende zaak voor volgtijdig gebruik aangemerkt als gebruik door degene die die onroerende zaak ter beschikking heeft gesteld; degene die de onroerende zaak ter beschikking heeft gesteld is bevoegd de BIZ-bijdrage als zodanig te verhalen op degene aan wie die zaak ter beschikking is gesteld.
Indien een onroerende zaak bij het begin van het kalenderjaar niet in gebruik is, wordt van degene die van die zaak het genot krachtens eigendom, bezit of beperkt recht heeft, tevens de BIZ-bijdrage geheven als ware hij degene die al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht de betreffende onroerende zaak bij het begin van het kalenderjaar gebruikt.
Voor de toepassing van het tweede en het vierde lid wordt als genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht aangemerkt degene die bij het begin van het kalenderjaar als zodanig in de basisregistratie kadaster is vermeld, tenzij blijkt dat hij op dat tijdstip geen genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is.
Een onroerende zaak dient niet in hoofdzaak tot woning indien de waarde die op grond van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken is vastgesteld voor die onroerende zaak niet in hoofdzaak kan worden toegerekend aan delen van die onroerende zaak die dienen tot woning dan wel volledig dienstbaar zijn aan woondoeleinden.
Artikel 6 Maatstaf van heffing
Indien met betrekking tot het belastingobject geen waarde is vastgesteld op de voet van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken de heffingsmaatstaf van dat belastingobject bepaald met overeenkomstige toepassing van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 17, 18 en 20, tweede lid, van de Wet waardering onroerende zaken.
In afwijking van het eerste en het derde lid, wordt de heffingsmaatstaf van een onroerende zaak waarvoor binnen de BI-Zone gedurende de in artikel 4, eerste lid, genoemde periode geen waarde is vastgesteld, de waarde bepaald op de voet van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken met toepassing van artikel 7 van deze verordening, alsmede met overeenkomstige toepassing van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 17, 18 en 20, tweede lid, van de Wet waardering onroerende zaken.
In afwijking in zoverre van artikel 6 wordt bij de bepaling van de heffingsmaatstaf buiten aanmerking gelaten, voor zover dit niet al is gebeurd bij de bepaling van de in dat artikel bedoelde waarde, de waarde van:
a. voor de land- of bosbouw bedrijfsmatig geëxploiteerde cultuurgrond, daaronder mede begrepen de open grond, alsmede de ondergrond van glasopstanden, die bedrijfsmatig aangewend wordt voor de kweek of teelt van gewassen, zonder daarbij de ondergrond als voedingsbodem te gebruiken;
b. glasopstanden, die bedrijfsmatig worden aangewend voor de kweek of teelt van gewassen, voor zover de ondergrond daarvan bestaat uit de in onderdeel a bedoelde grond;
c. onroerende zaken die in hoofdzaak zijn bestemd voor de openbare eredienst of voor het houden van openbare bezinningssamenkomsten van levensbeschouwelijke aard, een en ander met uitzondering van delen van zodanige onroerende zaken die dienen als woning;
d. één of meer onroerende zaken die deel uitmaken van een op de voet van de Natuurschoonwet 1928 aangewezen landgoed dat voldoet aan de voorwaarden genoemd in artikel 8 van het Rangschikkingsbesluit Natuurschoonwet 1928 , met uitzondering van de daarop voorkomende gebouwde eigendommen;
e. natuurterreinen, waaronder mede worden verstaan duinen, heidevelden, zandverstuivingen, moerassen en plassen, die door rechtspersonen met volledige rechtsbevoegdheid welke zich uitsluitend of nagenoeg uitsluitend het behoud van natuurschoon ten doel stellen, beheerd worden;
f. openbare land- en waterwegen en banen voor openbaar vervoer per rail, een en ander met inbegrip van kunstwerken;
g. waterverdedigings- en waterbeheersingswerken die worden beheerd door organen, instellingen of diensten van publiekrechtelijke rechtspersonen, met uitzondering van de delen van zodanige werken die dienen als woning;
h. werken die zijn bestemd voor de zuivering van riool- en ander afvalwater en die worden beheerd door organen, instellingen of diensten van publiekrechtelijke rechtspersonen, met uitzondering van de delen van zodanige werken die dienen als woning;
i. werktuigen die van een onroerende zaak kunnen worden afgescheiden zonder dat beschadiging van betekenis aan die werktuigen wordt toegebracht en die niet op zichzelf als gebouwde eigendommen zijn aan te merken;
j. belastingobjecten die als kantoor geregistreerd staan in de Basisregistratie waardering onroerende zaken (WOZ) en die niet mede zijn gelegen op de begane grond;
k. belastingobjecten die als school of ten behoeve van het geven van onderwijs geregistreerd staan in de Basisregistratie waardering onroerende zaken (WOZ).
De BIZ-bijdrage bedraagt voor de eigenaar bij een WOZ-waarde:
b. vanaf € 50.000,- tot en met € 250.000,-: € 235,-;
c. vanaf € 250.001,- tot en met € 1.000.000,-: € 365,-;
d. vanaf € 1.000.001,- tot en met € 4.000.000,-: € 635,-;
e. vanaf € 4.000.001,- tot en met € 8.000.000,-: € 765,-;
De BIZ-bijdrage bedraagt voor de gebruiker, bij een WOZ-waarde:
b. vanaf € 50.000,- tot en met € 250.000,-: € 235,-;
c. vanaf € 250.001,- tot en met € 1.000.000,-: € 365,-;
d. vanaf € 1.000.001,- tot en met € 4.000.000,-: € 635,-;
e. vanaf € 4.000.001,- tot en met € 8.000.000,-: € 765,-;
Artikel 10 Termijnen van betaling
In afwijking van het eerste lid geldt, in geval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat het bedrag daarvan meer is dan € 78,-, doch minder is dan € 9.000,- en zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in elf termijnen. De eerste termijn vervalt één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.
Met betrekking tot een ingevolge artikel 2, tweede lid, onderdeel c, van de Invorderingswet 1990, met een belastingaanslag gelijkgestelde beschikking inzake een bestuurlijke boete is het eerste lid van overeenkomstige toepassing, voor zover deze gelijktijdig wordt opgelegd met de vaststelling van de aanslag.
Hoofdstuk 3 Subsidiebepalingen
Artikel 12 Buiten toepassing algemene subsidieverordening
Op de subsidie bedoeld in artikel 13 is de Algemene Subsidieverordening Eindhoven 2012 (ASV Eindhoven) niet van toepassing.
Artikel 14 Overgangsrecht en inwerkingtreding
De "Verordening op de heffing en de invordering van reclamebelasting Eindhoven Centrum 2016", vastgesteld bij raadsbesluit van 15 december 2015, wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.
Gebiedsomschrijving en kaart behorende bij de Verordening BI-zone Eindhoven Centrum 2017-2021.
De verordening is van toepassing binnen het volgende gebied van de gemeente Eindhoven: in het centrumgebied, dat gelegen is binnen het gebied dat begrensd wordt door de straten: Fellenoord, Professor Dr. Dorgelolaan, Dommeltunneltje, Parklaan, Nachtegaallaan, Bleekstraat, Bleekweg, Stratumsedijk, Bilderdijklaan, Paradijslaan tot aan de Zwembadweg, Zwembadweg, Edenstraat, Mauritsstraat, Vonderweg en de Elisabethtunnel. De in de vorige zin genoemde (delen van) straten vallen buiten het gebied.