Organisatie | Moerdijk |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregels verblijf buitenland en beëindiging Wet werk en bijstand gemeente Moerdijk |
Citeertitel | beleidsregel verblijf buitenland en beëindiging Wetwerk en bijstand gemeente Moerdijk |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Geen.
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
19-06-2008 | 01-01-2015 | Nieuwe regeling | 02-06-2008 De Moerdijkse Bode 18-06-2008 | 127658 |
Belanghebbenden dienen minimaal 1 maand voorafgaand aan het verblijf in het buitenland schriftelijk toestemming te vragen aan het cluster werk en inkomen (uitspraak CRvB 20-08-2002, nr. 00/538 NABW). Pas na toestemming kan belanghebbende naar het buitenland. Deze termijn is noodzakelijk omdat beoordeeld moet kunnen worden of het verblijf in het buitenland past in het trajectplan/sollicitatieverplichting. Indien verzuimd wordt vooraf toestemming te vragen volgt een maatregel wegens schending van de inlichtingenplicht (zie afstemmingsverordening Wet werk en bijstand gemeente Moerdijk 2004)
Artikel 2 Personen jonger dan 65 jaar
Opgegeven vakantieperiode 4 weken {= 28 dagen)
Personen jonger dan 65 jaar kunnen per kalenderjaar gedurende een periode van 4 weken met behoud van uitkering in het buitenland verblijven. Gedurende deze periode behoudt men 4 weken (= 28 dagen) het recht op uitkering. De periode van respectievelijk 4 weken behoeft niet aaneengesloten te worden opgenomen. Hierdoor is het mogelijk dat, met een maximum van 4 weken, in een kalenderjaar door de betrokkene meermalen met behoud van het recht op bijstand in het buitenland kan worden verbleven.
Een verblijf in het buitenland voor een periode van langer dan 4 weken aaneengesloten wordt echter niet toegestaan. De belanghebbende mag weliswaar een deel van de vakantieperiode dat hij per jaar in het buitenland mag verblijven combineren met een deel van de periode van het daarop volgend jaar, maar deze aaneengesloten verblijfsperiode in het buitenland mag niet langer zijn dan 4 weken. Zonder deze beperking zou het mogelijk zijn dat door de betreffende belanghebbende in twee opeenvolgende kalenderjaren 8 weken aaneengesloten met behoud van bijstand in het buitenland verblijf wordt gehouden.
Als de belanghebbende opgeeft langer dan 4 weken naar het buitenland te gaan, wordt de uitkering beëindigd met ingang van de eerste dag na het verstrijken van de 4 weken.
De belanghebbende, die heeft opgegeven langer dan 4 weken naar het buitenland te vertrekken, dient zich weer melden bij het CWI. In de rapportage omtrent de aanvraag dient gerapporteerd te worden over de reden van de eerdere beëindiging, alsmede over de rechtmatigheid van de uitkering vanaf het vorige heronderzoek dan wel de aanvraag ( = het beëindigingonderzoek).
Verificatie van de vakantieperiode dient te gebeuren aan de hand van het over te leggen paspoort en de vliegtickets. Als er sprake is van een dubbele nationaliteit dienen beide (geldige) ID-bewijzen overgelegd te worden.
Artikel 3 Personen van 65 jaar en ouder
Opgegeven vakantieperiode 26 weken {= 182 dagen)
Personen van 65 jaar en ouder kunnen per kalenderjaar gedurende een periode van 26 weken met behoud van uitkering in het buitenland verblijven. Gedurende deze periode behoudt men 26 weken (= 182 dagen) het recht op uitkering. De periode van respectievelijk 26 weken behoeft niet aaneengesloten te worden opgenomen. Hierdoor is het mogelijk dat, met een maximum van 26 weken, in een kalenderjaar door de betrokkene meermalen met behoud van het recht op bijstand in het buitenland kan worden verbleven.
Een verblijf in het buitenland voor een periode van langer dan 26 weken aaneengesloten wordt echter niet toegestaan. De belanghebbende mag weliswaar een deel van de vakantieperiode dat hij per jaar in het buitenland mag verblijven combineren met een deel van de periode van het daarop volgend jaar, maar deze aaneengesloten verblijfsperiode in het buitenland mag niet langer zijn dan 26 weken. Zonder deze beperking zou het mogelijk zijn dat door de betreffende belanghebbende in twee opeenvolgende kalenderjaren 26 weken aaneengesloten met behoud van bijstand in het buitenland verblijf wordt gehouden.
Als de belanghebbende opgeeft langer dan 26 weken naar het buitenland te gaan, wordt de uitkering beëindigd met ingang van de eerste dag na het verstrijken van de 26 weken.
De belanghebbende die heeft opgegeven langer dan 26 weken naar het buitenland te vertrekken dient zich weer te melden bij het CWI. In de rapportage omtrent de aanvraag dient gerapporteerd te worden over de reden van de eerdere beëindiging, alsmede over de rechtmatigheid van de uitkering vanaf het vorige heronderzoek dan wel de aanvraag ( = het beëindigingonderzoek). Verificatie van de vakantieperiode dient te gebeuren aan de hand van het over te leggen paspoort en de vliegtickets. Als er sprake is van een dubbele nationaliteit dienen beide (geldige) ID-bewijzen overgelegd te worden.