Organisatie | Middelburg |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Destructieverordening voor de gemeente Middelburg |
Citeertitel | Destructieverordening voor de gemeente Middelburg |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Geen
Destructiewet
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
20-06-1989 | Onbekend | 20-02-1989 Onbekend | burgemeester en wethouders d.d. 25-01-1989, volg‑nummer 89‑26 |
Paragraaf 1. Begripsbepalingen
De verordening verstaat onder:
"directeur" : de directeur van kring XI van de Rijksdienst voor de keuring van Vee en Vlees, zoals deze is vastgesteld bij besluit van de Staatssecretaris van Landbouw en Visserij van 20 maart 1984 nr. J7845 (Stcrt. 62).
"aangifteplichtige" : degene, die als eigenaar of houder van destructiemateriaal ingevolge de wet verplicht is daarvan aangifte te doen.
"ondernemer" : de natuurlijke of rechtspersoon, aan wie een vergunning, als bedoeld in artikel 5 der wet, is verleend en in wiens krachtens artikel 10 der wet vastgestelde gebied de gemeente is gelegen.
"destructor" : inrichting, uitsluitend of in hoofdzaak bestemd tot het door verwerking onschadelijk maken van destructiemateriaal, voor welke aan de ondernemer een vergunning is verleend, als bedoeld in artikel 5 van de wet.
"destructiemateriaal” : materiaal van dierlijke herkomst, bedoeld in artikel 2 der wet.
"destructiemateriaal A” : doodgeboren slachtdieren, alsmede gestorven of in nood gedode slachtdieren, welke moeten worden onbruikbaar gemaakt voor voedsel voor mens en dier, zonder dat een nader onderzoek ingevolge de Vleeskeuringswet plaats heeft gevonden.
"destructiemateriaal B” : destructiemateriaal, bedoeld in artikel 2, eerste lid, sub b, f en h, der wet.
"destructiemateriaal C” : materiaal van dierlijke herkomst, dat na een nader onderzoek ingevolge de Vleeskeuringswet voor destructie bestemd is en zich tot het tijdstip van ophalen door de ondernemer onder beheer of toezicht van de directeur bevindt.
Paragraaf 2. Aangifte, vervoer en bewaring door de aangifteplichtige
De aangifteplichtige doet van het hebben of houden van destructiemateriaal zo spoedig mogelijk doch uiterlijk op de eerste werkdag, volgende op de dag, waarop dit materiaal als zodanig is ontstaan, aangifte bij de directeur.
De directeur regelt de plaats waar en de uren binnen welke deze aangifte moet geschieden alsmede de wijze waarop.
Het bepaalde in artikel 2, tweede lid, geldt niet ten aanzien van destructiemateriaal B, indien de directeur terzake van de aangifte van dat materiaal afwijkende regelen vaststelt.
Behoudens het bepaalde in artikel 14 is de aangifteplichtige ten aanzien van destructiemateriaal A gehouden:
tot vervoer van het destructiemateriaal naar een door de directeur goedgekeurde, voor een vervoermiddel van de ondernemer goed bereikbare, plaats gelegen aan een openbare verharde weg; omtrent het tijdstip van het vervoer naar en de bewaring van het destructiemateriaal op die plaats kan de directeur aanwijzingen geven;
tot het ter beschikking houden van het destructiemateriaal, afkomstig van gestorven dieren, geleden hebbende aan of verdacht van ziekte, waarop titel III der Veewet van toepassing is, alsmede tot het afgeven daarvan voor vervoer door of vanwege de ondernemer ter plaatrse, waar dit destructiemateriaal zich bevindt, met inachtneming van de omtrent de bewaring van het destructiemateriaal door de directeur gegeven aanwijzingen.
Destructiemateriaal, genoemd in artikel 2, eerste lid, sub b, c, d of f der wet, alsmede dat genoemd in artikel 2, tweede lid der wet, moet worden bewaard in daarvoor bestemde bakken, danwel metalen confiscaatemmers, tenzij de directeur terzake van de bewaring een andere regeling met de aangifteplichtige treft.
Paragraaf 3. Ophalen en vervoer van destructiemateriaal door of vanwege de ondernemer
Paragraaf 5. Dode honden en katten
Omtrent de aangifte, het vervoer, het ophalen en de overdracht van dode honden en katten, alsmede omtrent de afgifte daarvan aan een van gemeentewege aangewezen verzameldienst kunnen burgemeester en wethouders na overleg met de directeur met inachtneming van het bepaalde in artikel 32 van het Destructiebesluit
Indien de directeur dan wel de eigenaar of houder van destructiemateriaal A, sectie van dit destructiemateriaal noodzakelijk of wenselijk acht, wordt de sectie verricht in een daartoe door de directeur aangewezen lokaliteit dan wel in de daarvoor bestemde ruimte van de destructor. De eigenaar of houder is, indien de sectie niet aan de destructor geschiedt, verplicht het destructiemateriaal naar eerstgenoemde lokaliteit te vervoeren of te doen vervoeren.