- | deposito: | niet-verhandelbare belegging bij de bank, waarbij een bedrag voor een vaste periode tegen een vast rentepercentage wordt vastgezet. |
- | derivaten: | financiële instrumenten, meestal vastgelegd in contracten, waarin de voorwaarden zijn vastgelegd waartegen een transactie op een bepaald moment zal of kan plaatsvinden. De waarde hiervan is afhankelijk van een onderliggende activa, referentieprijzen of indices. Derivaten kennen een breed toepassingsgebied en worden onder andere gebruikt om valuta- en renterisico’s te beheersen en financieringskosten te optimaliseren. |
- | emu-saldo: | het totaal aan inkomsten min de uitgaven van de Rijksoverheid, sociale fondsen en lokale overheden. Hierbij zitten ook inkomsten en uitgaven met een kapitaalkarakter, zoals aan- en verkopen van grond, investeringen, investeringsbijdragen en opbrengsten uit de verkoop van gas. Financiële transacties, zoals de verkoop van deelnemingen of kredietverstrekking, worden niet als inkomsten of uitgaven gezien. |
- | financiering: | het aantrekken van financiële middelen voor de dekking van vermogensbehoefte. |
- | geldstromenbeheer: | al die activiteiten die nodig zijn om liquiditeiten te transfereren, zowel binnen de organisatie zelf als tussen de organisatie en derden (betalingsverkeer). |
- | wet Hof (wet Houdbaarheid overheidsfinanciën): | de wet Hof bevat begrotingsregels voor decentrale overheden. Het doel van deze wet is om het Rijk en decentrale overheden (gemeenten, provincies en waterschappen) een gelijkwaardige inspanning te laten leveren om het begrotingstekort (EMU-tekort) de komende jaren verder weg te werken. |
- | intern liquiditeitenrisico: | de risico’s van mogelijke wijzigingen in de liquiditeitenplanning en meerjaren investeringsplanning, waardoor financiële resultaten kunnen afwijken van de verwachting. |
- | kasgeldlimiet: | een bedrag op basis van de Wet fido ter grootte van een percentage van het totaal van de jaarbegroting van de organisatie bij aanvang van het jaar. |
- | koersrisico: | het risico dat de financiële activa van de organisatie in waarde verminderen als gevolg van negatieve koersontwikkelingen. |
- | kredietrisico: | de risico’s op een daling van een vordering ten gevolge van het niet (tijdig) na kunnen komen van de verplichting door de tegenpartij als gevolg van insolventie of deficit. |
- | liquiditeitenbeheer: | het aantrekken en uitzetten van middelen. |
- | liquiditeitenplanning | een gestructureerd overzicht van toekomstige inkomsten en uitgaven ingedeeld naar aard en tijdseenheid. |
- | liquiditeitspositie: | de mate waarin op korte termijn aan de opeisbare verplichtingen kan worden voldaan. |
- | de organisatie: | onder de organisatie verstaan we de gemeente Dinkelland, gemeente Tubbergen en de bedrijfsvoeringsorganisatie Noaberkracht Dinkelland Tubbergen. |
- | rating: | de inschatting van de kans op eventuele wanbetaling bij toekomstige rente- en aflossingsbetalingen op schuldpapier. |
- | renterisico: | mate waarin het saldo van rentelasten en rentebaten van een openbaar lichaam verandert door wijzigingen in het rentepercentage op leningen en uitzettingen. |
- | renterisiconorm: | een bij de aanvang van enig jaar op basis van de Wet fido gefixeerd percentage (20%) van het totaal van de jaarbegroting dat bij de realisatie niet mag worden overschreden. |
- | rentetypische looptijd: | het tijdsinterval gedurende de looptijd van een geldlening, waarin op basis van de leningsvoorwaarden sprake is van een door de verstrekker van de geldlening niet beïnvloedbare, constante rentevergoeding. |
- | rentevisie: | toekomstverwachting over de renteontwikkeling. |
- | saldobeheer: | het beheer van de dagelijkse saldi op rekeningen. |
- | schatkistbankieren: | tegoeden van decentrale overheden worden verplicht aangehouden in de Nederlandse schatkist (deposito’s). Over deze deposito’s wordt rente vergoed, die gelijk is aan de rentes die de Nederlandse staat betaald op leningen die ze op de kapitaalmarkt aangaan. |
- | solvabiliteit: | de mate waarin een organisatie op lange termijn aan zijn financiële verplichtingen kan voldoen. |
- | treasurer: | persoon die belast is met de treasuryfunctie. |
- | treasuryfunctie: | omvat alle activiteiten die zich richten op het besturen en beheersen van, het verantwoorden over en het toezicht houden op de financiële vermogenswaarden, de financiële stromen, de financiële posities en de hieraan verbonden risico’s. De treasuryfunctie bestaat uit drie deelfuncties |
- | uitzetting: | het tijdelijk toevertrouwen van liquiditeiten aan derden tegen vooraf overeengekomen condities en bedingen. Kortlopende uitzettingen hebben betrekking op een periode tot 1 jaar en langlopende uitzettingen hebben betrekking op een periode van 1 jaar of langer. |