Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Noordwijk

Verordening maatschappelijke ondersteuning Noordwijk 2015

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Noordwijk
Officiële naam regelingVerordening maatschappelijke ondersteuning Noordwijk 2015
CiteertitelVerordening maatschappelijke ondersteuning Noordwijk 2015
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, artt. 2.1.3, 2.1.4, eerste, tweede, derde en zevende lid, 2.1.5, eerste lid, 2.3.6, vierde lid, en 2.6.6, eerste lid

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-201501-01-2017nieuwe regeling

30-10-2014

Gemeenteblad, 04-02-2015

Onbekend.

Tekst van de regeling

Besluit van de raad van de gemeente Noordwijk van 30 oktober 2014

De raad van de gemeente Noordwijk;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 23 september 2014];

gelet op de artikelen 2.1.3, 2.1.4, eerste, tweede, derde en zevende lid, 2.1.5, eerste lid, 2.3.6, vierde lid, en 2.6.6, eerste lid, van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015;

Overwegende dat burgers een eigen verantwoordelijkheid dragen voor de wijze waarop zij hun leven inrichten en deelnemen aan het maatschappelijk leven; dat van burgers verwacht mag worden dat zij elkaar daarin naar vermogen bijstaan; dat burgers die zelf, dan wel samen met personen in hun omgeving onvoldoende zelfredzaam zijn of onvoldoende in staat zijn tot participatie, een beroep moeten kunnen doen op ondersteuning door de gemeente, zodat zij zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kunnen blijven wonen; dat het noodzakelijk is om regels vast te stellen ter uitvoering van het beleidsplan als bedoeld in artikel 2.1.2 van de wet met betrekking tot de ondersteuning bij de versterking van de zelfredzaamheid en participatie van personen met een beperking of met chronische psychische of psychosociale problemen, beschermd wonen en opvang, en dat het noodzakelijk is om de toegankelijkheid van voorzieningen, diensten en ruimten voor mensen met een beperking te bevorderen en daarmee bij te dragen aan het realiseren van een inclusieve samenleving;

BESLUIT:

Vast te stellen de

Verordening Maatschappelijke ondersteuning Noordwijk 2015;

HOOFDSTUK 1 - BEGRIPSBEPALINGEN

Artikel 1. Begripsbepalingen

  • 1.

    In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

    • a.

      Algemeen gebruikelijke voorziening: voorziening die niet speciaal is bedoeld voor mensen met een beperking en die algemeen verkrijgbaar is en niet of niet veel duurder is dan vergelijkbare producten;

    • b.

      Andere voorziening: voorziening anders dan in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015;

    • c.

      Bijdrage: bijdrage als bedoeld in artikel 2.1.4, eerste lid, van de wet;

    • d.

      Dagelijks Bestuur: het Dagelijks Bestuur van de Intergemeentelijke Sociale Dienst (ISD) Bollenstreek Hillegom, Lisse, Teylingen, Noordwijkerhout, Noordwijk, zoals samengesteld conform de Gemeenschappelijke Regeling ISD Bollenstreek

    • e.

      Gesprek: gesprek in het kader van het onderzoek als bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid, van de wet;

    • f.

      Hulpvraag: behoefte aan maatschappelijke ondersteuning als bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid, van de wet;

    • g.

      Mantelzorger: een persoon, die mantelzorg verleent als bedoeld in artikel 1, lid 1 van de wet.

    • h.

      Meerkosten: kosten van een mogelijk krachtens de wet te verlenen voorziening, voorzover dit deel van de kosten uitgaat boven voor die persoon als algemeen gebruikelijk te beschouwen kosten van een dergelijke voorziening

    • i.

      Melding: melding aan het college als bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid, van de wet;

    • j.

      Pgb: persoonsgebonden budget als bedoeld in artikel 1.1.1 van de wet;

    • k.

      voorliggende voorziening: elke voorziening buiten deze wet waarop de persoon of het gezin aanspraak kan maken, dan wel een beroep kan doen waarmee aan de hulpvraag wordt tegemoetgekomen;

    • l.

      Psychosociaal probleem: een situatie van verlies van zelfstandigheid en, met name, een gebrek aan mogelijkheden tot deelname aan het maatschappelijk verkeer, als gevolg van problemen die iemand op grond van zijn psyche ondervindt in zijn relatie met anderen, met zijn sociale omgeving

    • m.

      Wet: Wet maatschappelijke ondersteuning 2015.

      HOOFDSTUK 2 – PROCEDUREREGELS

      Artikel 2. Procedureregels, melding en behandeling hulpvraag

  • 1.

    Samenspraak met cliënt

    Het college bepaalt met inachtneming van de artikelen 2.31. tot en met 2.3.5 van de wet bij nadere regeling op welke wijze in samenspraak met de cliënt wordt vastgesteld of de cliënt voor een maatwerkvoorziening voor zelfredzaamheid, participatie, beschermd wonen of opvang in aanmerking komt.

  • 2.

    Melding hulpvraag

    • a.

      Een hulpvraag kan door of namens een cliënt bij het Dagelijks Bestuur worden gemeld.

    • b.

      Het Dagelijks Bestuur bevestigt de ontvangst van een melding schriftelijk.

  • 3.

    Cliëntondersteuning

    • a.

      Het Dagelijks Bestuur zorgt ervoor dat ingezetenen een beroep kunnen doen op kostenloze cliëntondersteuning, waarbij het belang van de cliënt uitgangspunt is.

    • b.

      Het Dagelijks Bestuur wijst de cliënt en zijn mantelzorger voor het onderzoek, bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid, van de wet, op de mogelijkheid gebruik te maken van gratis cliëntondersteuning.

  • 4.

    Vooronderzoek; indienen persoonlijk plan

    • a.

      Het Dagelijks Bestuur verzamelt alle voor het onderzoek, bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid, van de wet, van belang zijnde en toegankelijke gegevens over de cliënt en zijn situatie en maakt zo spoedig mogelijk met hem een afspraak voor een gesprek.

    • b.

      Voor het gesprek verschaft de cliënt het het Dagelijks Bestuur alle overige gegevens en bescheiden die naar het oordeel van het college voor het onderzoek nodig zijn en waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen. De cliënt verstrekt in ieder geval een identificatiedocument als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage.

    • c.

      Als de cliënt genoegzaam bekend is bij de gemeente, kan het Dagelijks Bestuur in overeenstemming met de cliënt afzien van een vooronderzoek als bedoeld in het eerste en tweede lid.

    • d.

      Het Dagelijks Bestuur brengt de cliënt op de hoogte van de mogelijkheid om een persoonlijk plan als bedoeld in artikel 2.3.2, tweede lid, van de wet op te stellen en stelt hem gedurende zeven dagen na de melding in de gelegenheid het plan te overhandigen.

  • 5.

    Gesprek

    • a.

      Het Dagelijks Bestuur onderzoekt in een gesprek tussen deskundigen en de degene door of namens wie de melding is gedaan, dan wel diens vertegenwoordiger en waar mogelijk met de mantelzorger of mantelzorgers en desgewenst familie, zo spoedig mogelijk en voor zover nodig:

    • b.

      de behoeften, persoonskenmerken en voorkeuren van de cliënt;

    • c.

      het gewenste resultaat van het verzoek om ondersteuning;

    • d.

      de mogelijkheden om op eigen kracht of met gebruikelijke hulp of algemeen gebruikelijke voorzieningen zijn zelfredzaamheid of zijn participatie te handhaven of te verbeteren, of te voorzien in zijn behoefte aan beschermd wonen of opvang;

    • e.

      de mogelijkheden om met mantelzorg of hulp van andere personen uit zijn sociaal netwerk te komen tot verbetering van zijn zelfredzaamheid of zijn participatie, of te voorzien in zijn behoefte aan beschermd wonen of opvang;

    • f.

      de behoefte aan maatregelen ter ondersteuning van de mantelzorger van de cliënt;

    • g.

      de mogelijkheden om met gebruikmaking van een algemene voorziening, zoals opgenomen in het beleidsplan, bedoeld in artikel 2.1.2 van de wet, of door het verrichten van maatschappelijk nuttige activiteiten te komen tot verbetering van zijn zelfredzaamheid of zijn participatie, of de mogelijkheden om met gebruikmaking van een algemene voorziening te voorzien in zijn behoefte aan beschermd wonen of opvang;

    • h.

      de mogelijkheden om door middel van samenwerking met zorgverzekeraars en zorgaanbieders als bedoeld in de Zorgverzekeringswet en partijen op het gebied van publieke gezondheid, jeugdhulp, onderwijs, welzijn, wonen, werk en inkomen, te komen tot een zo goed mogelijk afgestemde dienstverlening met het oog op de behoefte aan verbetering van zijn zelfredzaamheid of zijn participatie of aan beschermd wonen of opvang;

    • i.

      de mogelijkheid om een maatwerkvoorziening te verstrekken;

    • j.

      welke bijdragen in de kosten de cliënt met toepassing van het bepaalde bij of krachtens artikel 2.1.4 van de wet verschuldigd zal zijn, en

    • k.

      de mogelijkheden om te kiezen voor de verstrekking van een pgb, waarbij de cliënt in begrijpelijke bewoordingen wordt ingelicht over de gevolgen van die keuze.

    • l.

      Als de cliënt een persoonlijk plan als bedoeld in artikel 4, vierde lid, aan het college heeft overhandigd, betrekt het Dagelijks Bestuur dat plan bij het onderzoek, bedoeld in het eerste lid.

    • m.

      Het Dagelijks Bestuur informeert de cliënt over de gang van zaken bij het gesprek, diens rechten en plichten en de vervolgprocedure en vraagt de cliënt toestemming om zijn persoonsgegevens te verwerken.

    • n.

      Als de hulpvraag genoegzaam bekend is, kan het Dagelijks Bestuur onverminderd het bepaalde in artikel 2.3.2 van de wet, in overleg met de cliënt afzien van een gesprek.

  • 6.

    Verslag

    • a.

      Het Dagelijks Bestuur zorgt voor schriftelijke verslaglegging van het onderzoek.

    • b.

      Binnen 7 werkdagen na het gesprek verstrekt het Dagelijks Bestuur aan de cliënt een verslag van de uitkomsten van het onderzoek.

    • c.

      De cliënt tekent het verslag voor gezien of akkoord en zorgt ervoor dat een getekend exemplaar binnen 7 werkdagen wordt geretourneerd aan de contactpersoon waarmee hij het gesprek heeft gevoerd.

    • d.

      Als de cliënt tekent voor gezien, kan hij daarbij tevens aangeven wat de reden is waarom hij niet akkoord is.

    • e.

      Als de cliënt van mening is dat hij in aanmerking komt voor een maatwerkvoorziening, kan hij dit aangeven op het door hem ondertekende verslag.

      HOOFDSTUK 3 – DE AANVRAAG

      Artikel 3. Aanvraag

  • 1.

    De aanvraag om een maatwerkvoorziening wordt ingediend op een door het Dagelijks Bestuur beschikbaar gesteld aanvraagformulier.

  • 2.

    Het Dagelijks Bestuur kan een ondertekend verslag van het gesprek (artikel 2.3.2 achtste lid Wet) aanmerken als aanvraag als de cliënt dat op het verslag heeft aangegeven.

  • 3.

    Het Dagelijks Bestuur is bevoegd de beslistermijn als bedoeld in artikel 2.3.5. tweede lid van de wet op te schorten indien voor de beoordeling van aanspraak op, dan wel welke maatwerkvoorzieningen een passende bijdrage kan leveren een deskundigenadvies nodig is.

  • 4.

    Het Dagelijks Bestuur merkt een aanvraag vergezeld van een schriftelijke weergave van de uitkomsten van het onderzoek, welke naar oordeel van het Dagelijks Bestuur gedateerde informatie bevat, aan als een melding.

    HOOFDSTUK 4 – BEOORDELING VAN DE AANSPRAAK

    Artikel 4. Criteria voor een maatwerkvoorziening

  • 1.

    Het Dagelijks Bestuur neemt het verslag als uitgangspunt voor de beoordeling van een aanvraag om een maatwerkvoorziening.

  • 2.

    Een cliënt die zijn hoofdverblijf heeft of zal hebben in de ISD Bollenstreek gemeenten komt in aanmerking voor een maatwerkvoorziening ter compensatie van de beperkingen in de zelfredzaamheid of participatie die de cliënt ondervindt, voor zover de cliënt deze beperkingen naar het oordeel van het Dagelijks Bestuur niet

    • a.

      op eigen kracht;

    • b.

      met gebruikelijke hulp;

    • c.

      met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk; dan wel

    • d.

      met gebruikmaking van algemeen gebruikelijke voorzieningen of algemene voorzieningen kan verminderen of wegnemen.

  • 3.

    De maatwerkvoorziening als bedoeld in het tweede lid levert, rekening houdend met de uitkomsten van het in artikel 2.3.2 van de wet bedoelde onderzoek en indien aanwezig persoonlijk plan, een passende bijdrage aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld tot zelfredzaamheid of participatie en zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kan blijven

  • 4.

    Een cliënt met psychische of psychosociale problemen en de cliënt die de thuissituatie heeft verlaten, al dan niet in verband met risico’s voor zijn veiligheid als gevolg van huiselijk geweld, komt in aanmerking voor een maatwerkvoorziening ter compensatie van de problemen bij het zich handhaven in de samenleving voor zover de cliënt met voor zover de cliënt deze problemen naar het oordeel van het Dagelijks Bestuur niet:

    • a.

      op eigen kracht;

    • b.

      met gebruikelijke hulp;

    • c.

      met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk; dan wel

    • d.

      met gebruikmaking van algemeen gebruikelijke voorzieningen of algemene voorzieningen kan verminderen of wegnemen.

  • 5.

    De maatwerkvoorziening als bedoeld in het vierde lid levert, rekening houdend met de uitkomsten van het in artikel 2.3.2 van de wet bedoelde onderzoek en indien aanwezig het persoonlijk plan, een passende bijdrage aan het voorzien in de behoefte van de cliënt aan beschermd wonen of opvang en aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld zo zich snel mogelijk weer op eigen kracht te handhaven in de samenleving.

  • 6.

    Er bestaat slechts aanspraak op een maatwerkvoorziening voor zover:

    • a.

      Deze noodzakelijk is om de client in staat te stellen tot zelfredzaamheid en participatie mede met het oog op het zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kunnen blijven wonen en deze noodzaak tot ondersteuning voor de cliënt redelijkerwijs niet vermijdbaar was;

    • b.

      Deze als goedkoopst adequate bijdrage aan te merken is;

    • c.

      Deze in overwegende mate op de client is gericht

  • 7.

    Als een maatwerkvoorziening noodzakelijk is ter vervanging van een eerder door het Dagelijks Bestuur verstrekte voorziening, wordt deze slechts verstrekt als de eerder verstrekte voorziening technisch is afgeschreven,

    • a.

      tenzij de eerder verstrekte voorziening verloren is gegaan als gevolg van omstandigheden die niet aan de cliënt zijn toe te rekenen;

    • b.

      tenzij de cliënt geheel of gedeeltelijk tegemoet komt in de veroorzaakte kosten, of

    • c.

      als de eerder verstrekte voorziening niet langer een oplossing biedt voor de behoefte van de cliënt aan maatschappelijke ondersteuning.

      Artikel 5. Advisering

  • 1.

    Het Dagelijks Bestuur kan om deskundigenadvies vragen indien:

    • a.

      het onduidelijk is of en zo ja, welke beperkingen de client ondervindt en wat de prognose daarvan is;

    • b.

      het Dagelijks Bestuur voornemens is de aanvraag om medische redenen af te wijzen;

    • c.

      het Dagelijks Bestuur dat overigens gewenst vindt.

  • 2.

    Het Dagelijks Bestuur is bevoegd om, voor zover dit van belang is voor de beoordeling van de aanspraak op een maatwerkvoorziening, de client of bij gebruikelijke hulp de personen die tot de leefeenheid van de client behoren:

    • a.

      Uit te nodigen om nadere informatie te verstrekken op een door het Dagelijks Bestuur te bepalen plaats en tijdstip;

    • b.

      Uit te nodigen voor een (nader) onderzoek door een of meer daartoe aangewezen medische- of andere deskundigen op een door het Dagelijks Bestuur te bepalen plaats en tijdstip

      Artikel 6. Inhoud beschikking

  • 1.

    Bij het verstrekken van een maatwerkvoorziening in natura wordt in de beschikking in ieder geval vastgelegd:

    • a.

      welke de te verstrekken voorziening is en wat het beoogde resultaat daarvan is;

    • b.

      wat de ingangsdatum en duur van de verstrekking is;

    • c.

      hoe de voorziening wordt verstrekt en hoe met de voorziening moet worden omgegaan.

  • 2.

    Indien andere voorzieningen relevant zijn kan dit in de beschikking worden aangegeven.

  • 3.

    Bij het verstrekken van een maatwerkvoorziening in de vorm van een pgb wordt in de beschikking in ieder geval vastgelegd:

    • a.

      voor welk resultaat het pgb kan worden aangewend;

    • b.

      welke kwaliteitseisen gelden voor de besteding van het pgb;

    • c.

      wat de hoogte van het pgb is en hoe hiertoe is gekomen;

    • d.

      wat de duur is van de verstrekking waarvoor het pgb is bedoeld

    • e.

      hoe met de voorziening moet worden opgegaan, en

    • f.

      de wijze van verantwoording van de besteding van het pgb.

  • 4.

    Als sprake is van een te betalen bijdrage wordt de cliënt daarover in de beschikking geïnformeerd.

    HOOFDSTUK 5 – PERSOONSGEBONDEN BUDGET

    Artikel 7. Regels voor pgb

  • 1.

    Het Dagelijks Bestuur verstrekt een pgb in overeenstemming met artikel 2.3.6 van de wet.

  • 2.

    Onverminderd artikel 2.3.6, tweede en vijfde lid, van de wet verstrekt het Dagelijks Bestuur geen pgb voor zover de aanvraag betrekking heeft op kosten die de belanghebbende voorafgaand aan de indiening van de aanvraag heeft gemaakt en niet meer is na te gaan of de ingekochte voorziening noodzakelijk was.

  • 3.

    3.

  • 4.

    Het Dagelijks Bestuur kan nadere regels stellen over de wijze waarop de hoogte van een pgb wordt vastgesteld.

  • 5.

    Het Dagelijks Bestuur bepaalt bij nadere regeling onder welke voorwaarden betreffende het tarief, een cliënt aan wie een pgb wordt verstrekt de mogelijkheid heeft om diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen te betrekken van een persoon die behoort tot het sociaal netwerk.

    HOOFDSTUK 6 – BIJDRAGE IN DE KOSTEN

    Artikel 8.1 Algemene voorziening

  • 1.

    Een cliënt kan een bijdrage in de kosten verschuldigd zijn voor het gebruik van een algemene voorziening, niet zijnde cliëntondersteuning

  • 2.

    Voor een bepaalde groep personen kan op de bijdrage voor een algemene voorziening een korting percentage gelden.

  • 3.

    Het College kan bij nadere regeling bepalen:

    • a.

      voor welke algemene voorzieningen, niet zijnde cliëntondersteuning, de cliënt een bijdrage is verschuldigd;

    • b.

      wat per soort algemene voorziening de hoogte van deze bijdrage is.

    • c.

      voor welke groep personen een korting op de bijdrage van toepassing is.

      Artikel 8.2 Maatwerkvoorziening

  • 1.

    Een cliënt is een bijdrage in de kosten verschuldigd voor een maatwerkvoorziening dan wel pgb, zolang hij van de maatwerkvoorziening gebruik maakt of gedurende de periode waarvoor het pgb wordt verstrekt, en afhankelijk van het inkomen en vermogen.

  • 2.

    In de gevallen, beodeld in artikel 2.1.4 zevende lid, van de wet, kunnen de bijdragen voor een maatwerkvoorziening of pgb door de betreffende instelling worden vastgesteld en geïnd.

  • 3.

    als de bijdrage voor een maatwerkvoorziening of pgb ten behoeve van een woningaanpassing voor een minderjarige cliënt is de bijdrage verschuldigd door de onderhoudsplichtige ouders, daaronder begrepen degene tegen wie een op artikel 394 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek gegrond verzoek is toegewezen, en degene die anders dan als ouder samen met de ouder het gezag uitoefent over een cliënt.

  • 4.

    Het Dagelijks Bestuur bepaalt bij nadere regeling:

  • 5.

    Dat de bijdrage voor maatwerkvoorzieningen of pgb,s overeenkomstig artikel 3.1 tweede lid van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 wordt verlaagd, waarbij wordt bepaald welke afwijkende bedragen, percentages en inkomensedragen worden gehanteerd”.

    HOOFDSTUK 7 – NIEUWE FEITEN EN OMSTANDIGHEDEN, HERZIENING, INTREKKING OF TERUGVORDERING

    Artikel 9. Nieuwe feiten en omstandigheden, herziening, intrekking of terugvordering

  • 1.

    Onverminderd artikel 2.3.8 van de wet doet een cliënt aan het Dagelijks Bestuur op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling van alle feiten en omstandigheden, waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze aanleiding kunnen zijn tot heroverweging van een beslissing als bedoeld in artikel 2.3.5 of 2.3.6 van de wet.

  • 2.

    Onverminderd artikel 2.3.10 van de wet kan het Dagelijks Bestuur een beslissing als bedoeld in artikel 2.3.5 of 2.3.6 van de wet herzien dan wel intrekken als het Dagelijks Bestuur vaststelt dat:

    • a.

      de cliënt onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beslissing zou hebben geleid;

    • b.

      de cliënt niet langer op de maatwerkvoorziening of het pgb is aangewezen;

    • c.

      de maatwerkvoorziening of het pgb niet meer toereikend is te achten;

    • d.

      de cliënt niet voldoet aan de aan de maatwerkvoorziening of het pgb verbonden voorwaarden, of

    • e.

      de cliënt de maatwerkvoorziening of het pgb niet of voor een ander doel gebruikt.

  • 3.

    Een beslissing tot verlening van een pgb kan worden ingetrokken als blijkt dat het pgb binnen 6 maanden na uitbetaling niet is aangewend voor de bekostiging van de voorziening waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden en er geen verschonende omstandigheden zijn.

  • 4.

    Als het Dagelijks Bestuur een beslissing op grond van het tweede lid, onder a, heeft ingetrokken en de verstrekking van de onjuiste of onvolledige gegevens door de cliënt opzettelijk heeft plaatsgevonden, kan het Dagelijks Bestuur van de cliënt en degene die daaraan opzettelijk zijn medewerking heeft verleend, geheel of gedeeltelijk de geldswaarde vorderen van de ten onrechte genoten maatwerkvoorziening of het ten onrechte genoten pgb.

  • 5.

    Ingeval het recht op een in eigendom verstrekte voorziening is ingetrokken, kan deze voorziening worden teruggevorderd.

  • 6.

    Ingeval het recht op een in bruikleen verstrekte voorziening is ingetrokken, kan deze voorziening worden teruggevorderd.

  • 7.

    Ingeval een pgb abusievelijk ten onrechte of tot een te hoog bedrag is uitbetaald, kan dit worden teruggevorderd.

  • 8.

    Het Dagelijks Bestuur onderzoekt uit het oogpunt van kwaliteit van de geleverde zorg, al dan niet steekproefsgewijs, de bestedingen van pgb’s.

    HOOFDSTUK 8 - KWALITEIT

    Artikel 10. Kwaliteitseisen maatschappelijke ondersteuning

  • 1.

    Aanbieders zorgen voor een goede kwaliteit van maatwerkvoorzieningen, eisen met betrekking tot de deskundigheid van beroepskrachten daaronder begrepen, door:

    • a.

      het afstemmen van maatwerkvoorzieningen op de persoonlijke situatie van de cliënt;

    • b.

      het afstemmen van maatwerkvoorzieningen op andere vormen van zorg;

    • c.

      erop toe te zien dat beroepskrachten tijdens hun werkzaamheden in het kader van het leveren van maatwerkvoorzieningen handelen in overeenstemming met de professionele standaard;

  • 2.

    Het Dagelijks Bestuur kan bij nadere regeling bepalen welke verdere eisen worden gesteld aan de kwaliteit van maatwerkvoorzieningen, eisen met betrekking tot de deskundigheid van beroepskrachten daaronder begrepen.

  • 3.

    het Dagelijks Bestuur verwijst voor de overige van toepassing zijnde kwaliteitseisen naar de kwaliteitseisen zoals deze zijn opgenomen in de aanbestedingsdocumenten en/of contractueel zijn vastgelegd.

  • 4.

    Onverminderd andere handhavingsbevoegdheden ziet het Dagelijks Bestuur toe op de naleving van deze eisen door periodieke overleggen met de aanbieders, een jaarlijks cliëntervaringsonderzoek, en het zo nodig in overleg met de cliënt ter plaatse controleren van de geleverde maatwerkvoorzieningen.

    Artikel 11. Verhouding prijs en kwaliteit levering maatwerkvoorziening door derden

  • 1.

    Het Dagelijks Bestuur houdt in het belang van een goede prijs-kwaliteitverhouding bij de vaststelling van de tarieven die het hanteert voor door derden te leveren diensten, in ieder geval rekening met:

    • a.

      de aard en omvang van de te verrichten taken;

    • b.

      de voor de sector toepasselijke cao-schalen in relatie tot de zwaarte van de functie

    • c.

      een redelijke toeslag voor overheadkosten;

    • d.

      een voor de sector reële mate van non-productiviteit van het personeel als gevolg van verlof, ziekte, scholing en werkoverleg;

    • e.

      kosten voor bijscholing van het personeel

  • 2.

    Het Dagelijks Bestuur houdt in het belang van een goede prijs-kwaliteitverhouding bij de vaststelling van de tarieven die het hanteert voor door derden te leveren overige maatwerkvoorzieningen, in ieder geval rekening met:

    • a.

      de marktprijs van de maatwerkvoorziening, en

    • b.

      de eventuele extra taken die in verband met de maatwerkvoorziening van de leverancier worden gevraagd, zoals:

      1o. aanmeten, leveren en plaatsen van de maatwerkvoorziening;

      2o. instructie over het gebruik van de maatwerkvoorziening;

      3o. onderhoud van de maatwerkvoorziening, en

      4°. verplichte deelname in bepaalde samenwerkingsverbanden (bijv. sociaal wijkteams).

      HOOFDSTUK 9 – OVERIGE BEPALINGEN

      Artikel 12. Klachtregeling

  • 1.

    Aanbieders stellen een regeling vast voor de afhandeling van klachten van cliënten ten aanzien van de door de aanbieders te verstrekken voorzieningen .

  • 2.

    Onverminderd andere handhavingsbevoegdheden ziet het Dagelijks Bestuur toe op de naleving van de klachtregelingen van aanbieders door periodieke overleggen met de aanbieders, en een jaarlijks cliëntervaringsonderzoek.

    Artikel 13. Medezeggenschap bij aanbieders van maatschappelijke ondersteuning

    1. Aanbieders stellen een regeling vast voor de medezeggenschap van cliënten over voorgenomen besluiten van de aanbieder welke voor de gebruikers van belang zijn ten aanzien van alle voorzieningen 2. Onverminderd andere handhavingsbevoegdheden ziet het Dagelijks Bestuur toe op de naleving van de medezeggenschapsregelingen van aanbieders door periodieke overleggen met de aanbieders en een jaarlijks cliëntervaringsonderzoek.

    Artikel 14. Betrekken van ingezetenen bij het beleid

  • 1.

    Het College stelt ingezetenen, waaronder in ieder geval cliënten of hun vertegenwoordigers, bij de voorbereiding van het beleid betreffende maatschappelijke ondersteuning aangaande maatwerkvoorzieningen in de gelegenheid voorstellen te doen ,vroegtijdig gevraagd en ongevraagd advies uit te brengen bij de besluitvorming over verordeningen en beleidsvoorstellen betreffende maatschappelijke ondersteuning en voorziet hen van ondersteuning om hun rol effectief te kunnen vervullen.

  • 2.

    Het College zorgt ervoor dat ingezetenen, waaronder in ieder geval cliënten of hun vertegenwoordigers kunnen deelnemen aan periodiek overleg, waarbij zij onderwerpen voor de agenda kunnen aanmelden, en dat zij worden voorzien van de voor een adequate deelname aan het overleg benodigde informatie en ondersteuning.

  • 3.

    Het College stelt nadere regels vast ter uitvoering van het tweede lid.

    HOOFDSTUK 10 – SLOT BEPALINGEN

    Artikel 15. Besluitvorming, nadere regels en nadere voorwaarden

  • 1.

    Voorzover in deze Verordening niet anders is bepaald is het Dagelijks Bestuur belast met de uitvoering van de Verordening tot alle besluiten ter uitvoering van deze Verordening.

  • 2.

    Ter uitvoering van deze Verordening stelt het Dagelijks Bestuur het Financieel Besluit en de Beleidsregels vast.

  • 3.

    Maatwerk

    • a.

      Noordwijkse inwoners hoeven geen 1e zone te betalen voor het Wmo vervoer

    • b.

      Noordwijkse inwoners hoeven geen kosten te betalen voor het extra vervoer naar ziekenhuizen in Haarlem of Haarlemmermeer, tenzij er andere voorliggende voorzieningen zijn waar zij gebruik van kunnen maken.

    • c.

      Noordwijkse inwoners worden vrijgesteld van het verlenen van gebruikelijke zorg bij hulp bij het huishouden als blijkt dat zij daar niet toe in staat zijn. Het gaat hier om de volgende groepen:

      • i.

        Inwonende kinderen tot 18 jaar

      • ii.

        Huisgenoten vanaf 75 jaar

      • iii.

        Huisgenoten die tenminste 32 uur per week werken

      • iv.

        Partners die tenminste 32 uur per week werken

      • v.

        Partners die langdurig van huis zijn

      • vi.

        Chronisch zieken met daarvoor een indicatie.

  • 4.

    Het college bepaalt bij nadere regeling waaruit de jaarlijkse blijk van waardering voor mantelzorgers van cliënten in de gemeente bestaat.

  • 5.

    Het college kan bij nadere regeling bepalen in welke gevallen en in welke mate een tegemoetkoming kan worden verstrekt.

    Artikel 16. Hardheidsclausule.

    Het Dagelijks Bestuur kan in bijzondere gevallen ten gunste van de cliënt afwijken van de bepalingen van deze Verordening indien toepassing van de Verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

    Artikel 17. Indexering.

    Het Dagelijks Bestuur kan jaarlijks per 1 januari de in het kader van deze Verordening en het op deze Verordening berustende besluit maatschappelijke ondersteuning ISD Bollenstreek geldende bedragen verhogen of verlagen aan de hand van de prijsindex voor de gezinsconsumptie, zoals bepaald in artikel 3.8 van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015

    Artikel 18. Evaluatie.

    Het door de gemeente gevoerde uitvoeringsbeleid wordt, in ieder geval jaarlijks geëvalueerd. Indien de evaluatie daartoe aanleiding geeft wordt dit vervolgens aangepast. Het College zendt hiertoe tijdig aan de gemeenteraad een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van de verordening in de praktijk.

    Artikel 19. Intrekking oude verordening en overgangsrecht

  • 1.

    De Verordening maatschappelijke ondersteuning Noordwijk 2013 wordt ingetrokken.

  • 2.

    Een cliënt houdt recht op een lopende voorziening verstrekt op grond van de Verordening maatschappelijke ondersteuning Noordwijk 2013 totdat het Dagelijks Bestuur een nieuw besluit heeft genomen waarbij het besluit waarmee deze voorziening is verstrekt, wordt ingetrokken.

  • 3.

    Aanvragen die zijn ingediend onder de Verordening maatschappelijke ondersteuning Noordwijk 2013 en waarop nog niet is beslist bij het in werking treden van deze verordening, worden afgehandeld krachtens deze verordening.

  • 4.

    Op bezwaarschriften tegen een besluit op grond van de Verordening maatschappelijke ondersteuning Noordwijk 2013 , wordt beslist met inachtneming van die verordening.

    Artikel 20. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2015.

  • 2.

    Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening maatschappelijke ondersteuning Noordwijk 2015.

    Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 30 oktober 2014

    Drs. J.P.J. Lokker, voorzitter H.C.A. Kolen, griffier