Organisatie | Haren |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Besluit maatschappelijke ondersteuning Haren 2017 |
Citeertitel | Besluit maatschappelijke ondersteuning Haren 2017 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen
Verordening maatschappelijk ondersteuning Haren 2016
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2017 | 01-01-2020 | Nieuwe regeling | 07-03-2017 | Collegebesluit 2017 10404 |
Hoofdstuk 2 Procedureregels aanvraag maatschappelijke ondersteuning
Artikel 4 Vooronderzoek; indienen persoonlijk plan
Voor het gesprek verschaft de cliënt het college alle overige gegevens en bescheiden die naar het oordeel van het college voor het onderzoek nodig zijn en waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen. De cliënt verstrekt in ieder geval een identificatiedocument als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage.
Het college onderzoekt in een gesprek tussen deskundigen en degene door of namens wie de melding is gedaan, dan wel diens vertegenwoordiger en waar mogelijk met de mantelzorger(s) en desgewenst familie, zo spoedig mogelijk en voor zover nodig:
de mogelijkheden om met gebruikmaking van een algemene of collectieve voorziening, zoals bedoeld in het beleidsplan en in artikel 2.1.2 van de wet, of door het verrichten van maatschappelijk nuttige activiteiten te komen tot verbetering van zijn zelfredzaamheid of zijn participatie, of de mogelijkheden om met gebruikmaking van een algemene of collectieve voorziening te voorzien in zijn behoefte aan beschermd wonen of opvang;
de mogelijkheden om door middel van samenwerking met zorgverzekeraars en zorgaanbieders als bedoeld in de Zorgverzekeringswet, de Wet langdurige zorg en partijen op het gebied van publieke gezondheid, jeugdhulp, onderwijs, welzijn, wonen, werk en inkomen, te komen tot een zo goed mogelijk afgestemde dienstverlening met het oog op de behoefte aan verbetering van zijn zelfredzaamheid of zijn participatie of aan beschermd wonen of opvang;
Hoofdstuk 3 Maatwerkvoorziening
Artikel 8 De omvang van de toe te kennen hulp bij het huishouden als maatwerkvoorziening:
De omvang van de toe te kennen hulp bij het huishouden wordt uitgedrukt in uren.
Artikel 9 Vaststelling Woonvoorziening als maatwerkvoorziening:
Het persoonsgebonden budget of de tegemoetkoming voor de zogenoemde “standaard” woonvoorzieningen wordt vastgesteld conform bijlage 1. De tegemoetkoming of het budget bedraagt nooit meer dan de werkelijke subsidiabele kosten.
Het persoonsgebonden budget of de financiële tegemoetkoming voor woonvoorzieningen die niet tot de standaard woonvoorzieningen zoals genoemd in bijlage 1 behoren, wordt vastgesteld als tegenwaarde van het bedrag zoals vermeld in de door het college geaccepteerde offerte.
Artikel 10 Waardestijging en afschrijving
De eigenaar-bewoner, die krachtens de verordening een woonvoorziening ter hoogte van minimaal € 10.000,- heeft ontvangen die leidt tot waardestijging van de woning, dient bij verkoop van deze woning, deze verkoop van de woning onverwijld aan het college te melden. De meerwaarde van de woning die toe te rekenen is aan de verstrekte woonvoorziening, dient te worden terugbetaald. De in rekening gebrachte en betaalde eigen bijdrage of eigen aandeel wordt op de meerwaarde in mindering gebracht.
Voor zover de woningaanpassing een aanpassing betreft die in het economisch verkeer wordt afgeschreven, luidt het afschrijvingsschema op basis van afschrijving in tien jaar als volgt:
in het eerste jaar 100% van de meerwaarde,
in het tweede jaar 90% van de meerwaarde,
in het derde jaar 80% van de meerwaarde,
in het vierde jaar 70% van de meerwaarde,
in het vijfde jaar 60% van de meerwaarde,
in het zesde jaar 50% van de meerwaarde,
in het zevende jaar 40% van de meerwaarde,
in het achtste jaar 30% van de meerwaarde,
in het negende jaar 20% van de meerwaarde,
in het tiende jaar 10% van de meerwaarde,
in alle gevallen minus het percentage dat voor rekening van de eigenaar van de woonruimte is gekomen.
De meerwaarde wordt bepaald door op het moment van verkoop, of eigendomsoverdracht, de waarde met en zonder aanpassing te laten taxeren door een onafhankelijke instantie.
Artikel 12 Woningsanering, onderhoud, tijdelijke woonruimte
Artikel 15 Gehandicaptenparkeerkaart
In het kader van de indicering van de gehandicaptenparkeerkaart stelt het college nadere regels in een protocol gehandicapten parkeervoorzieningen (protocol VIA).
In het kader van de begeleiding, zowel voor individueel- als voor groepsbegeleiding (dagbesteding) stelt het College nadere regels in een Protocol Begeleiding
Hoofdstuk 4 PGB en tegemoetkoming
Artikel 19 Regels voor het PGB
een zaak wordt bepaald op ten hoogste de kostprijs van de zaak die de aanvrager op dat moment zou hebben ontvangen als de zaak in natura zou zijn verstrekt, hetgeen overeenkomt met maximaal de huurprijs voor een periode van 5 jaar. Als de naturaverstrekking een tweedehands voorziening betreft, wordt de kostprijs daarop gebaseerd, met een looptijd gelijk aan de verkorte termijn waarop de zaak technisch is afgeschreven, rekening houdend met onderhoud en verzekering. Als de naturaverstrekking een nieuwe voorziening betreft, wordt de kostprijs daarop gebaseerd, rekening houdend met een eventueel door de gemeente te ontvangen korting en rekening houdend met onderhoud en verzekering; Voor onderhoud en verzekering geldt de goedkoopst adequate voorziening. Dit kan bestaan uit een mobiliteitspakket van de leverancier of een opslag van 25%.
waarvoor bijzondere deskundigheden zijn vereist;
wordt per uur bepaald op basis van het laagste tarief per uur of per resultaat van een schoon huis voor huishoudelijke hulp in natura door een daartoe opgeleide beroepskracht werkzaam bij een door de gemeente gecontracteerde instelling en bedraagt per uur € 20,07 voor HH1 en € 22,98 voor HH2
waarvoor bijzondere deskundigheden zijn vereist;
wordt per uur of per resultaat voor individuele begeleiding bepaald op basis van het laagste tarief per uur of per resultaat voor individuele begeleiding in natura door een daartoe opgeleide beroepskracht werkzaam bij een door de gemeente gecontracteerde instelling;
begeleiding groep of dagbesteding met laag intensieve ondersteuning uitgevoerd door vrijwilligers met ondersteuning van een beroepskracht wordt per dagdeel of per groep bepaald op basis van het laagste tarief per dagdeel of per groep voor dergelijke begeleiding in natura door een daartoe opgeleide beroepskracht werkzaam bij een door de gemeente gecontracteerde instelling;
gespecialiseerde dagbesteding met hoog intensieve ondersteuning uitgevoerd door daartoe opgeleide personen wordt per dagdeel of per groep bepaald op basis van het laagste tarief per dagdeel of per groep voor dergelijke begeleiding in natura door daartoe opgeleide beroepskrachten werkzaam bij een door de gemeente gecontracteerde instelling;
kortdurend verblijf- en respijtzorg:
met hoog intensieve ondersteuning uitgevoerd door daartoe opgeleide personen; wordt per dagdeel of per resultaat voor kortdurend verblijf- en respijtzorg bepaald op basis van het laagste tarief per dagdeel, etmaal of per resultaat voor kortdurend verblijf- en respijtzorg in natura door een daartoe opgeleide beroepskracht(en) werkzaam bij een door de gemeente gecontracteerde instelling;
Een cliënt aan wie een PGB wordt verstrekt, kan diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen onder de volgende voorwaarden betreffende het tarief, betrekken van een persoon die behoort tot het sociaal netwerk:
Een niet aan een zorginstelling verbonden hulpverlener wordt als behorende tot het sociale netwerk van de persoon gerekend. Dit geldt niet indien deze zijn of haar werkzaamheden professioneel uitvoert. Dit betekent dat de hulpverlener meerdere cliënten bedient, voor zijn of haar inkomen primair is aangewezen op het verlenen van deze hulp en voor meer dan 18 uur per week actief is als hulpverlener. Deze hulpverlener is geschoold voor de verlenen hulp overeenkomstig de eisen die hiervoor binnen de CAO voor het te leveren product gelden en borgt op een inzichtelijke manier de kwaliteit van de geleverde hulp.
Hoofdstuk 5 De bijdrage in de kosten
Artikel 21 Bijdrage voor maatwerkvoorzieningen of PGB’s
De bedragen per vier weken, de inkomensbedragen en de percentages die gelden voor de berekening van de eigen bijdrage zijn gelijk aan die genoemd in artikel 3.1, eerste lid, van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015. In de beschikking die de aanvrager ontvangt, worden de gegevens vermeld op basis waarvan de cliënt de hoogte van de eigen bijdrage kan bepalen. Het gaat dan om de periode waarover de eigen bijdrage is verschuldigd en de kosten van de voorziening per 4 weken.
Voor huishoudelijke hulp wordt een eigen bijdrage opgelegd zolang de huishoudelijke hulp wordt verstrekt. De ‘Kosten van de voorziening per 4 weken’ worden als volgt vastgesteld: het aantal uren ontvangen zorg in die 4 weken, vermenigvuldigd met het uurtarief dat de gemeente Haren aan de zorgaanbieder of als PGB betaalt.
Voor voorzieningen die verstrekt worden in eigendom of in de vorm van een eenmalige tegemoetkoming wordt een eigen aandeel opgelegd gedurende vijf jaar. De ‘Kosten van de voorziening per 4 weken’ worden als volgt vastgesteld: de hoogte van de financiële tegemoetkoming gedeeld door 5 jaar (65 periodes) van 4 weken.
Hoofdstuk 6 Overige bepalingen
Artikel 23 Kwaliteitseisen maatschappelijke ondersteuning
Indien met het PGB formele zorg wordt ingekocht, stelt het college, naast hetgeen gesteld in de Verordening, de volgende eisen aan de zorg:
Indien met het PGB informele hulp wordt ingekocht dan is primair de budgethouder verantwoordelijk voor de kwaliteit van de zorg en ondersteuning. De budgethouder is verplicht een zorgplan op te stellen. Dit plan wordt getoetst door de Sociale Verzekeringsbank (SVB) op rechtmatigheid en door de gemeente op doelmatigheid.
Hiervoor gelden dezelfde kwaliteitseisen als in het eerste lid van dit artikel genoemd, met uitzondering van de eisen ten aanzien van de professionele standaarden. Op dit punt wordt in het zorgplan toegelicht hoe aan de kwaliteit van de te verlenen zorg wordt voldaan.
Artikel 29 Intrekking oude regeling
Het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Haren 2016 vastgesteld op 8 maart 2016 wordt per 1 januari 2017 ingetrokken.
Artikel 30 Overgangsbepalingen
Beschikkingen van het college die genomen zijn krachtens het besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Haren 2016 gelden als besluiten genomen krachtens dit besluit.Indien voor het tijdstip van inwerkingtreding van dit besluit een aanvraag op grond van het besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Haren 2016 is ingediend en voor het tijdstip van vaststelling van dit besluit niet definitief op de aanvraag is beslist, wordt daarop dit besluit toegepast.
Bijlage 1 De toelichting op het besluit
Toelichting op Besluit maatschappelijke ondersteuning 2017
In dit besluit zijn bij elkaar gebracht alle bedragen die op basis van de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning moeten worden vastgesteld. Daarnaast zijn alle regels waarvoor de verordening een delegatiebepaling voor het college bevat in het besluit ingevuld.
Hoofdstuk 1 Algemene begripsbepalingen
Verwijst naar de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 en de Verordening maatschappelijke ondersteuning Haren 2016 voor de begripsbepaling. Mocht er in een van bovenliggende regelingen een definitie wijzigen, dan volgt het besluit automatisch.
Hoofdstuk 2 Procedureregels aanvraag maatschappelijke ondersteuning
Artikel 2 regelt dat een hulpvraag start met een melding, niet met een aanvraag. Dit kan door de klant zelf, maar ook door een ander persoon die de klant ondersteunt. In spoedeisende situaties kan al een maatwerkvoorziening worden verstrekt voordat het onderzoek is afgerond. Te denken valt aan ontslag uit het ziekenhuis.
De cliëntvertegenwoordiging is in de gemeente Haren geregeld door middel van inzet van vrijwillige clientondersteuners, die door de gemeente zijn geworven. In de bijlage cliëntondersteuning wordt dit nader uitgewerkt.
Artikel 4 Vooronderzoek; indienen persoonlijk plan
Artikel 4 geeft de kaders aan van het onderzoek. De gemeente verzamelt de relevante gegevens om tot en goede besluitvorming te komen en de klant werkt hier aan mee. Dit laatste is voor een snelle en zorgvuldige afhandeling erg van belang. Ook geeft deze bepaling de mogelijkheid aan de klant om zelf een persoonlijk plan op te stellen. Het college kan, maar hoeft dit plan niet één op één te volgen, maar het is natuurlijk een erg belangrijke bouwsteen om tot het gezamenlijke plan tussen gemeente en burger te komen over hoe het gewenste resultaat ten aanzien van zelfredzaamheid en participatie kan worden behaald.
Het onderzoek gaat naast de verzamelde informatie verder in het gesprek. Dit is de kern van de kanteling. Niet alleen wordt hier de vraag van de cliënt (en diens omgeving) goed in kaart gebracht, ook wordt samen met de klant gekeken hoe het de vraag zo gekanteld mogelijk kan worden beantwoord. Wat kan iemand zelf, samen met het netwerk of met algemene en collectieve voorzieningen, voordat een maatwerkvoorziening in beeld komt. De mantelzorger komt uitdrukkelijk aan de orde, hoewel hier niet bedoeld wordt dat de mantelzorger zelf ook in aanmerking kan komen voor een maatwerkvoorziening. Hiervoor zijn de maatregelen die de gemeente heeft om mantelzorgers te ondersteunen, onder meer via Torion.
Daarnaast benadrukt dit artikel de integrale benadering van de klant zoals die in het gemeentelijk Wijkteam vorm krijgt. De vraag van de klant staat centraal, niet het aanbod van de (gemeentelijke) instellingen. Steeds moet na het gesprek voor de klant duidelijk zijn wat de voorziening aan kosten met zich meebrengt in de vorm van een (eigen) bijdrage, die kan worden geind door de gemeente ((algemene voorzieningen) of het CAK (maatwerkvoorzieningen). Nu de lasten van de zorg toenemen door alle ombuigingsmaatregelen, is dit een erg belangrijk punt. Hier kan ook worden doorgevraagd naar de mogelijkheden van de klant om deze kosten te dragen waarbij in het bijzonder aandacht is voor de stapelingsproblemen.
Van het gesprek wordt een schriftelijk verslag gemaakt. Doelstelling is om dit op zo kort mogelijke termijn na het gesprek vast te leggen. Dan is het immers nog vers voor beide partijen. De uiterlijke termijn is echter 10 werkdagen. Deze verslagtermijn rekt de wettelijke periode van 6 weken waarin het onderzoek moet zijn afgerond niet op. De klant mag altijd zijn reactie geven op het verslag. Deze worden aan het verslag toegevoegd. Dit is de meest praktische manier om niet in veel bureaucratie terecht te komen. Beide zienswijzen gaan mee het verdere traject in, ook als het een aanvraag wordt.
Als uit het verslag blijkt dat (een deel van) de oplossing ligt in het aanvragen van een maatwerkvoorziening, dan kan het verslag door de gemeente als aanvraagformulier worden beschouwd. Dit voorkomt bureaucratie. Zolang het verslag voldoet op de eisen van de algemene wet bestuursrecht op dit punt, dan kan dit eenvoudig worden gebruikt als aanvraag. Aan de klant is slecht uit te leggen dat na een melding, meewerken aan een onderzoek en een gesprek, nogmaals een nieuw (aanvraag) formulier moet worden ingevuld. De Algemene wet bestuursrecht vraagt om de NAW gegevens, een beschrijving van hetgeen wordt aangevraagd en een handtekening. Al deze zaken volgen uit het getekende verslag
Hoofdstuk 3 Maatwerkvoorzieningen
Artikel 8 De omvang van de toe te kennen hulp bij het huishouden als maatwerkvoorziening.
In dit artikel wordt vastgelegd hoe lang de eigen bijdrage wordt opgelegd als respectievelijk de zorg in natura wordt verstrekt of middels een PGB. Ook wordt aangegeven hoe in beide situaties de kosten per 4 weken worden bepaald. Dit weer om voor de burger duidelijk aan te geven of deze hoger of lager is dan de maximale periodebijdrage. De burger betaalt immers maximaal de laagste van deze twee aan eigen bijdrage.
Artikel 9 Vaststelling woonvoorziening als maatwerkvoorziening.
In artikel 12, lid 1 is geregeld hoe de financiële tegemoetkoming of het persoonsgebonden budget voor ‘standaard’ woonvoorzieningen wordt vastgesteld. Welke zaken tot de standaard woonvoorzieningen behoren, blijkt uit bijlage II.
In dit artikel is geregeld hoe de financiële tegemoetkoming of het persoonsgebonden budget voor een niet standaard woonvoorziening wordt vastgesteld Het gaat daarbij om de kosten van de door het college goedgekeurde offerte. Daarin kan een aantal kosten teruggevonden worden. Te denken valt hierbij aan de kosten van bouw, maar ook aan eventuele kosten architect, kosten van vergunningen en kosten van toezicht.
Door uit te gaan van de kosten van de goedgekeurde offerte is het mogelijk per offerte andere kosten mee te nemen. Zo zullen toezichtkosten bij een kleine verbouwing geen rol spelen. Om welke kosten het zal kunnen gaan is uitgewerkt in de beleidsregels, het Verstrekkingenboek.
Artikel 10 Waardestijging en afschrijving
Dit artikel geeft aan dat bij een waardevermeerderende aanpassing van de woning, de waardevermeerdering bij verkoop van de woning terug wordt gestort naar de gemeente. De eventueel door de klant betaalde eigen bijdrage of eigen aandeel mag op het terug te storten bedrag in mindering worden gebracht. Ook mag het eventueel op de waardevermeerdering betrekking hebbende en betaalde erfrecht door de erfgenamen op het totaal terug te betalen bedrag in mindering worden gebracht. Het betreft een vernieuwende maatregel. In de praktijk kan blijken dat er nog onvoorziene situaties ontstaan rond de afrekening. In dat geval dient in redelijkheid tot maatwerk gekomen te worden.
Betreft het een aanpassing die in het economisch verkeer wordt afgeschreven, dan geldt het afschrijvingsschema dat aangeeft dat bij verkoop binnen tien jaar een percentueel bedrag, dat het gevolg is van de meerwaarde van de woning door de aanpassing, aan het college moet worden terugbetaald. Ook dan geldt dat de reeds betaalde eigen bijdrage of eigen aandeel op het terug te betalen bedrag in mindering mag worden gebracht.
Artikel 11 Bijzondere bepalingen, uitsluitingen en uitzonderingen
In het eerste lid van artikel 11 wordt aangegeven welke situaties niet in aanmerking komen voor een woningaanpassing.
Artikel 11, lid 2 regelt dat de gemeentelijke compensatieplicht alleen geldt voor de inwoners van de gemeente. De wet geeft een aanwijzing in die richting door vermelding van ‘ingezetenen’, mede gezien het feit dat er met de Wmo geen inhoudelijke uitbreiding van de werking van de Wet voorzieningen gehandicapten is beoogd.
In eerste instantie geeft de gemeentelijke basisadministratie uitsluitsel. Voor bepaalde gezondheidszorginstellingen geldt dat de bewoners een briefadres elders kunnen aanhouden. De gemeente waar de aanvrager van de voorziening daadwerkelijk verblijft, heeft de verplichting tot compensatie van beperkingen. In het geval van WLZ-bewoners heeft deze verplichting geen betrekking op de woonvoorzieningen. Het is noodzakelijk de zinsnede 'of zal hebben’ op te nemen voor situaties waarin de aanvrager naar een andere gemeente wil verhuizen en in die gemeente een woning wil laten bouwen of aanpassen voordat deze daadwerkelijk wordt betrokken.
Onder a. wordt de verhuizing naar een inadequate woning genoemd als weigeringgrond voor woonvoorzieningen. Niet de ondervonden beperking, maar de verhuizing naar een niet geschikte woning is dan de voornaamste oorzaak van de ondervonden problemen. Deze bepaling heeft voornamelijk betrekking op situaties waarin men gaat verhuizen zonder specifieke reden, maar gewoon omdat men dit wenst. Uitzondering in deze bepaling is de zogeheten ‘belangrijke reden’. Daarbij moet gedacht worden aan een verhuizing vanwege samenwoning, huwelijk of het aanvaarden van werk elders.
Als een persoon met beperkingen verhuist, zal deze, in relatie tot die beperkingen, moeten zoeken naar een zo geschikt mogelijke woning. Het is niet de bedoeling dat men zo maar een ongeschikte woning kiest en vervolgens de rekening voor aanpassingen bij de gemeente indient. Met ‘verhuizen’ wordt hier overigens niet alleen gedoeld op de feitelijke verhuizing, maar ook op alle onomkeerbare handelingen die normaal gesproken voorafgaan aan een verhuizing, zoals het tekenen van een koop-, huur- of erfpachtcontract, zie ook artikel
Op basis van het feit dat voorzieningen op grond van de wet in hoofdzaak zijn gericht op het individu, worden in beginsel geen voorzieningen in gemeenschappelijke ruimten van wooncomplexen verstrekt. Evenals onder de Wet voorzieningen gehandicapten gold, zijn er uitzonderingen gemaakt voor de in de verordening genoemde voorzieningen in gemeenschappelijke ruimten. De opsomming is limitatief, dat wil zeggen dat er niet meer hoeft te worden verstrekt dan er in de verordening is genoemd.
Veel verhuizingen zijn als algemeen gebruikelijk te beschouwen, ook los van de beperking die men heeft. Te denken valt aan verhuizingen van het ouderlijk huis naar een zelfstandige woonruimte, verhuizing van senioren naar een kleinere woning, omdat de eengezinswoning te bewerkelijk is geworden en kinderen reeds zelfstandig wonen.
Op grond van deze bepaling kan ook een traplift, die veelal als alternatief voor een verhuiskostenvergoeding wordt aangevraagd, worden geweigerd wanneer in die situatie een verhuiskostenvergoeding ook zou zijn geweigerd.
Mogelijk kunnen in bepaalde situaties ook andere voorzieningen dan verhuiskostenvergoedingen en trapliften geweigerd worden op basis van deze bepaling. Daarbij moet worden gedacht aan situaties waarin gemeenten ouderen tijdig wijzen op de eigen verantwoordelijkheid en naar de mogelijkheid om een woning te zoeken die bij de leeftijd past. Als men dan, ondanks het feit dat men ondubbelzinnig is gewezen op de eigen verantwoordelijkheden en mogelijkheden, geen maatregelen neemt en men komt in een ongeschikte woning voor voorzienbare problemen te staan, dan kunnen ook andere woonvoorzieningen dan verhuiskostenvergoedingen en trapliften worden geweigerd. De grondslag voor deze bepaling is gelegen in artikel 4, lid 2 van de Wmo waarin wordt gesteld dat geen recht op maatschappelijke ondersteuning bestaat voor zover men zelf in staat is om oplossingen te realiseren. In dit geval gaat het om preventieve oplossingen voor voorzienbare problemen.
In feite gaat het bij verhuizing vanuit het ouderlijke huis of vanuit een vergelijkbare situatie naar een zelfstandige woonruimte om een algemeen gebruikelijke verhuizing. Een dergelijke verhuizing staat dus op zichzelf los van de beperkingen die men heeft. Ook zal verhuisd moeten worden naar een zo adequaat mogelijke woning.
Woningen die niet geschikt zijn om het gehele jaar te bewonen, kunnen ook niet – als hoofdverblijf – adequaat gemaakt worden. Daarvoor zul dus per definitie geen woonvoorziening worden verstrekt; aanpassen leidt niet tot een adequate situatie en verhuizen vanuit een dergelijke woning naar een woning die wel geschikt is om het gehele jaar te bewonen kan als algemeen gebruikelijk worden beschouwd. Ook zonder handicap zal men immers moeten verhuizen naar een woning die wel het gehele jaar bewoonbaar is.
Indien de belanghebbende beschikt over een indicatie in het kader van de Wet langdurige zorg (WLZ) dan zijn in beginsel alle daarmee samenhangende kosten voor rekening van de WLZ, ook indien de zorg niet in een inrichting maar in de thuissituatie wordt verleend, bijvoorbeeld middels een PGB. De Wmo is onder meer gericht op het behoud c.q. bevorderen van de zelfstandigheid en is als opvolger van de Wvg ook bedoeld voor mensen die nog zelfstandig kunnen blijven wonen. Op het moment dan men verhuist naar een WLZ-instelling valt men feitelijk buiten de Wmo-doelgroep, omdat het – ook met ondersteuning – niet meer mogelijk is zelfstandig een huishouden te voeren.
Deze bepaling regelt dat geen woningaanpassing wordt verstrekt indien de belanghebbende verhuist uit een woning waarin de belemmering niet werd ervaren. Het kan dan bijvoorbeeld gaan om een gelijkvloerse woning die wordt verlaten voor een woning met trap, waar vervolgens een traplift voor wordt gevraagd.
Deze afwijzingsgrond is afkomstig uit de vroegere Verordening voorzieningen gehandicapten en is bedoeld voor situaties waarin gebruikte materialen voor problemen zorgen. Het is daarbij zaak onderscheid te maken tussen de constructie, waarbij een bepaald materiaal is toegepast, en de aard van het gebruikte materiaal zelf.
Artikel 12 woningsanering, onderhoud, tijdelijke woonruimte
In artikel 12, lid 1 is vastgelegd hoe de hoogte van de tegemoetkoming of het budget bij de toekenning van woningsanering wordt bepaald en houdt rekening met een afschrijfperiode
Artikel 12 lid 2 geeft aan dat bij vervanging of verhuizing bepaalde kosten niet worden vergoed, omdat deze in het dagelijks verkeer dan ook worden vervangen.
Artikel 12, lid 4 regelt de hoogte van de tegemoetkoming in de kosten van het betrekken van tijdelijke woonruimte wanneer de woning moet worden verlaten of langer moet worden aangehouden vanwege een toegekende woningaanpassing. De bedragen zijn gebaseerd op de ‘huurgrens’ zoals die gehanteerd wordt door de Belastingdienst bij de uitvoering van de Wet op de huurtoeslag.
Artikel 13 handelt over de sportrolstoel. Dit is een voorziening die meegenomen is vanuit de Wvg zonder dat deze sportrolstoel in de Wmo wordt genoemd. De sportrolstoel was onder de Wvg een bovenwettelijke voorziening en is destijds in de Wvg opgenomen naar aanleiding van een verzoek van de Tweede Kamer. Daarom wordt de verstrekkingwijze, zoals bij de Wvg gewoon voortgezet, hetgeen betekent dat een sportrolstoel alleen verstrekt wordt als een persoonsgebonden budget. Dit persoonsgebonden budget is niet altijd kostendekkend en dient beschouwd te worden als tegemoetkoming in de kosten van aanschaf (3/4e deel van het budget) en onderhoud (1/4e deel van het budget) voor een periode van drie jaar. Na drie jaar kan opnieuw een persoonsgebonden budget worden toegekend.
Artikel 14 Vervoer in de eigen leefomgeving
Deze bepaling volgt de jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep. Een cirkel van ongeveer 30 kilometer wordt acceptabel geacht indien binnen deze cirkel alle relevante voorzieningen beschikbaar zijn. Op jaarbasis wordt een aantal kilometers van 1500 tot 2000 als voldoende compenserend beschouwd. Dit betekent niet dat hier niet van kan worden afgeweken. Het gaat er om steeds maatwerk toe te passen.
Artikel 15 Gehandicaptenparkeerkaart.
Hier wordt verwezen naar het protocol gehandicaptenparkeervoorziening van de VIA.
De gemeente heeft ingaande 1 januari 2015 een gemeentelijk protocol begeleiding. Dit protocol is afgeleid van het voormalig CIZ protocol welke voorheen voor de AWBZ gold. Het protocol wordt jaarlijk herijkt waardoor dit protocol op basis van ervaringen vanuit Jeugd en WMO en voortgaande jurisprudentie in de loop der jaren steeds meer en duidelijker een weergave wordt van de ontwikkelingen en het gemeentelijk beleid op dit terrein.
Het protocol begeleiding Haren 2017 is gelijktijdig met dit besluit door het college vastgesteld.
Artikel 17 Beschermd wonen of opvang
Deze bepaling gaat over beschermd wonen en daklozen-, drugs en vrouwenopvang. Deze wordt in onze regio door de gemeente Groningen uitgevoerd.
Het protocol gebruikelijke hulp Haren 2017 is gelijktijdig met dit besluit door het college vastgesteld.
Artikel 19 Regels voor het PGB
Het eerste lid van dit artikel betreft met name een aantal voorwaarden rond het PGB. Met name het door de klant zelf op te stellen plan zal in een aantal gevallen een drempel betekenen, maar volgt uit de Wmo. Het tweede lid bepaalt met name hoe de hoogte van het PGB wordt vastgesteld.
Artikel 20 Tegemoetkoming voor kosten taxi, autoaanpassing, verhuiskosten, sportrolstoel en bezoekbaar maken woning
Artikel 20 legt een aantal bedragen vast voor de (bruikleen)autokostenvergoeding, de taxikostenvergoeding en de vergoeding van de rolstoeltaxi. Onder welke voorwaarden deze bedragen worden toegekend, volgt uit de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning en is in de beleidsregels verder uitgewerkt.
Artikel 21 Bijdrage voor maatwerkvoorzieningen of PGB´s
Artikel 21 bepaalt wat de burger zelf bijdraagt aan de voorziening. Voor de maatwerkvoorziening volgt de gemeente Haren de normen zoals die in het landelijke besluit maatschappelijke ondersteuning zijn opgesteld.
Artikel 22 Bijdrage voor algemene voorzieningen
In deze bepalingen wordt aangegeven welke bijdrage van de burger wordt gevraagd voor het gebruikmaken of ontvangen van een algemene voorziening.
Artikel 23 Kwaliteitseisen maatschappelijke ondersteuning
Belangrijk is dat de zorg die wordt geleverd, ook als dit via een PGB is, van goed kwaliteit is en daadwerkelijk bijdraagt aan het versterken van de participatie en de zelfredzaamheid. Belangrijk is hier ook de verantwoordelijkheid van de budgethouder om hierin een bijdrage te leveren door een goed zorgplan in te dienen.
Artikel 24 Meldingsregeling calamiteiten, financiële malversatie, fraude en geweld.
Provinciaal is er een meldpunt voor de in dit artikel benoemde situaties.
Artikel 25 Waardering mantelzorgers
De wijze waarop de mantelzorgers worden ondersteund en gewaardeerd, volgt uit het beleidsplan, hier wordt naar verwezen.
Artikel 26 Betrekken van ingezetenen bij het beleid
Naast de Adviesraad Sociaal Domein kan de gemeente ook ander partijen, zoals bijvoorbeeld ouderenbonden of andere instellingen in de gemeente betrekken. Ook kunnen klanten via een klanttevredenheidsonderzoek of met andere middelen worden betrokken. De vorm is hierbij steeds vrij en moet aansluiten bij de vraag die wordt onderzocht.
Geeft de citeertitel aan en geeft aan wanneer het besluit in werking treedt.
Geeft de datum van inwerkingtreden per 1 januari 2017 aan.
Artikel 29 Intrekking oude regeling
Bepaalt dat het oude besluit maatschappelijke ondersteuning wordt ingetrokken met ingang van 1 januari 2017.
Artikel 30 Overgangsbepalingen
Bepaalt welke regels van toepassing zijn in de overgangsperiode.
Bijlage 2 Hoogte van de maximale financiële tege moetkoming of persoonsgebonden budget van stanaard woonvoorzieningen
De maximale tegemoetkomingen die in deze bijlage staan vermeld, zijn gebaseerd op lijsten die door deskundigen uit de bouw met ervaring op het gebied van woningaanpassingen zijn opgesteld met als uitgangspunt de landelijke gemiddelde prijzen in de bouwsector
Bijlage 3 Normtijden Huishoudelijke hulp
Hulp bij het huishouden alleenstaande (seniorenwoning/flat met 1 slaapkamer)
Zwaar huishoudelijk werk (huis schoonmaken, stofzuigen, wc/badkamer reinigen etc) | ||
Hulp bij het huishouden alleenstaande (eengezinswoning)
Licht huishoudelijk werk (huis schoonmaken, stofzuigen, wc/badkamer reinigen etc) | ||
Hulp bij het huishouden twee-/meerpersoons huishouden (woonsituatie niet van belang)