Organisatie | Maasgouw |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Nadere regels A-evenementen gemeente Maasgouw 2017 |
Citeertitel | Nadere regels A-evenementen gemeente Maasgouw 2017 |
Vastgesteld door | burgemeester |
Onderwerp | openbare orde en veiligheid |
Eigen onderwerp | |
Externe bijlagen | bijlage Meldformulier A-evenementen |
Deze regeling vervangt de Nadere regels A-evenementen Maasgouw 2016.
Onbekend
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
20-04-2017 | 28-12-2017 | nieuwe regeling | 10-03-2017 | . |
HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1:1 Begripsomschrijvingen
De begripsomschrijvingen zoals genoemd in artikel 2:12 Apv Maasgouw 2016 (hierna Apv) zijn van overeenkomstige toepassing.
De in dit document opgenomen nadere regels zijn van toepassing op A-evenementen zoals bedoeld in artikel 2:13 Apv.
Het organiseren en houden van een A-evenement wordt gemeld bij de burgemeester door middel van het meldformulier (zie bijlage 3).
Artikel 2:3 Verkeersveiligheid
Een verkeersbesluit is vereist voor:
het treffen van maatregelen op of aan de weg tot wijziging van de inrichting van de weg of tot het aanbrengen of verwijderden van voorzieningen ter regeling van het verkeer en de maatregelen leiden tot een beperking of uitbreiding van het aantal categorieën weggebruikers dat van een weg of weggedeelte gebruik kan maken; en
Artikel 3:1 Vrijhouden terreingedeelten
Op het bij het evenement behorende terrein moeten de beplanting, de parkeerplaatsen, de laad- en losplaatsen en plaatsen waar goederen en afval worden opgeslagen of gedeponeerd, zo zijn gelegen dat bij brand het oprijden van het terrein en opstellen van voertuigen en andere hulpmiddelen mogelijk is.
Artikel 3:2 Gebruik bouwwerken en terreinen
Een aggregaat moet ten minste op een afstand van 5 meter van (tijdelijke) bebouwing worden geplaatst. Als de gevel waartegen het aggregaat wordt geplaatst is vervaardigd van onbrandbaar materiaal (minimaal 30 min WBDBO) en geheel blind is uitgevoerd, geldt er geen afstandseis. Dit geldt ook voor koelaggregaten (koelwagens, gekoelde containers e.d.). Brandstoftanks ten behoeve van (koel-)aggregaten moeten buiten het (tijdelijk) bouwwerk worden opgesteld en wel op een afstand van tenminste 5 meter van de betreffende aggregaat en/of enig bouwwerk, goed zichtbaar en tot op maximaal 10 meter afstand te bereiken voor een brandweervoertuig.
De tuien van de tent moeten zodanig zijn aangebracht dat de vluchtwegen en (nood)uitgangen hierdoor op geen enkele wijze worden belemmerd. Onderdelen dienen zo te worden afgeschermd dat de kans op letsel minimaal is.
Artikel 3:4:3 Uitgangen en vluchtwegen
De totale uitgangsbreedte moet zo zijn dat voor elke negen gelijktijdig aanwezige personen tenminste 0,1 meter vrije uitgangsbreedte beschikbaar is. Als met een berekening op basis van het Bouwbesluit 2012 een minstens gelijkwaardig alternatief kan worden aangetoond, dan mag van deze regel worden afgeweken.
Artikel 3:4:4 Versieringen inrichting
Artikel 3:4:5 Weersomstandigheden
Het is verboden, zonder overleg met de Ambtenaar Openbare Veiligheid van de gemeente (AOV) of de Officier van dienst Bevolkingszorg, een tent, paviljoen of ander (tijdelijk) bouwwerk in gebruik te hebben als de weersvoorspellingen en/of weersomstandigheden zo zijn of kunnen zijn dat een windsnelheid heerst of windvlagen kunnen voorkomen van windkracht zes of hoger op de schaal van Beaufort, of als door het KNMI een waarschuwing voor extreem weer (code oranje) is afgegeven. Om hierin tegemoet te komen dient de organisatie, zowel voor als tijdens het evenement, regelmatig te informeren naar de weersomstandigheden en weersvoorspellingen. De AOV is bereikbaar via de Meldkamer Brandweer, telefoon 088 061 9274.
Artikel 3:5:1 Mobiele ruimteverwarmingstoestellen
Gastanks, gasflessen, en brandstoftanks die direct in gebruik zijn ten behoeve van verwarmingstoestellen moeten buiten het (tijdelijk) bouwwerk worden opgesteld en wel op een afstand van tenminste 5 meter van enig bouwwerk, goed zichtbaar en tot op maximaal 10 meter afstand te bereiken voor een brandweervoertuig. Brandstoftanks ten behoeve van (koel-)aggregaten moeten buiten het (tijdelijk) bouwwerk worden opgesteld en wel op een afstand van tenminste 5 meter van de betreffende aggregaat en/of enig bouwwerk, goed zichtbaar en tot op maximaal 10 meter afstand te bereiken voor een brandweervoertuig.
Artikel 3:6:2 (Mobiele) bakkramen algemeen
In elke (mobiele) bakkraam dient nabij de toegangsdeur een klein blusmiddel te zijn aangebracht met een vulling van tenminste 6 kg of liter blus stof. De kleine blusmiddelen moeten te allen tijde bereikbaar en voor onmiddellijk gebruik gereed zijn. Elk kleine blusmiddel dient conform de NEN 2559 te zijn onderhouden (NEN 2659 voor verrijdbare blusapparaten). Deze blusmiddelen moeten ten minste eenmaal per twee jaar op adequate wijze worden onderhouden en gecontroleerd.
De butaan- of propaangasflessen in een mobiele bak kraam moeten zijn geplaatst in een uitsluitend daarvoor ingerichte ruimte, waarvan de binnenwanden en de afdekking een brandwerendheid bezitten van tenminste 30 minuten. Deze ruimte mag uitsluitend vanaf de buitenzijde van de bak kraam toegankelijk zijn en moet met een deur of luik zijn afgesloten.
De LPG-systemen ten behoeve van kook- en verwarmingsdoeleinden in bak- en frituurvoertuigen dienen te voldoen aan het gestelde in NPR 2577:2006 (Mobiele verwarmingssystemen – Eisen voor de installatie van LPG-systemen voor gebruik in vrijetijdsvoertuigen, caravans, bakwagens en andere voertuigen). Waar de richtlijn NPR 2577:2006 conflicteert met de norm NEN-EN 1949:2002 (Eisen voor de installatie van LPG-systemen voor huishoudelijk gebruik in vrijetijdsvoertuigen en andere wegvoertuigen) geldt de NEN-EN norm.
Artikel 3:6:5 Gasflessen en tanks
Drukhouders die niet direct in gebruik zijn dienen buiten de (tijdelijke-) bebouwing en op een afstand van tenminste vijf meter van omringende bebouwing te zijn op gesteld (niet van toepassing op muren met een WBDBO van 30 minuten en zonder enige opening) en voorzien zijn van een opschrift "ROKEN EN OPEN VUUR VERBODEN".
Gastanks, gasflessen, en brandstoftanks die direct in gebruik zijn ten behoeve van verwarmingstoestellen moeten buiten het (tijdelijk) bouwwerk worden opgesteld en wel op een afstand van tenminste 5 meter van enig bouwwerk, goed zichtbaar en tot op maximaal 10 meter afstand te bereiken voor een brandweervoertuig. Brandstoftanks ten behoeve van (koel-)aggregaten moeten buiten het (tijdelijk) bouwwerk worden opgesteld en wel op een afstand van tenminste 5 meter van de betreffende aggregaat en/of enig bouwwerk, goed zichtbaar en tot op maximaal 10 meter afstand te bereiken voor een brandweervoertuig.
Artikel 3:8:1 Overnachting in tenten minder dan 10 personen per tent
Voor overnachting in tenten zijn de voorwaarden zoals die in "brandveiligheidsvoorwaarden kampeerterreinen Regio Limburg-Noord van 3 maart 2009" zijn opgenomen, onverkort van toepassing. (Zie bijlage 2).
Artikel 3:8:2 Overnachting in tenten, meer dan 10 personen per tent
Naast de "brandveiligheidsvoorwaarden kampeerterreinen Regio Limburg-Noord van 3 maart 2009" gelden de volgende aanvullende regels:
per tent moet een blusapparaat met een inhoud van tenminste 6 kilo of liter aanwezig zijn. Elk kleine blusmiddel dient conform de NEN 2559 te zijn onderhouden (NEN 2659 voor verrijdbare blusapparaten). Dit houdt in dat elk draagbaar en/of verrijdbaar blusapparaat minder dan twee jaar geleden door een daartoe opgeleid persoon moet zijn goedgekeurd en van een geldig keurmerk moet zijn voorzien.
Artikel 3:8:3 Indeling en constructie van de inrichting
In afwijking van het Regionale kampeerbeleid mogen de kampeertenten dichter op elkaar liggen wanneer er een indeling is gemaakt in compartimenten. Een compartiment mag:
per compartiment moet een blusapparaat met een inhoud van tenminste 6 kilo of liter aanwezig zijn. Elk kleine blusmiddel dient conform de NEN 2559 te zijn onderhouden (NEN 2659 voor verrijdbare blusapparaten). Dit houdt in dat elk draagbaar en/of verrijdbaar blusapparaat minder dan twee jaar geleden door een daartoe opgeleid persoon moet zijn goedgekeurd en van een geldig keurmerk moet zijn voorzien.
Artikel 3:8:4 Overnachten in gebouwen, niet zijnde logiesgebouwen
De veiligheid dient te worden gewaarborgd door hulpverleners in een permanente wachtdienst. De betreffende personen dienen hiervoor goed te worden geïnstrueerd en tenminste in het bezit te zijn van een BHV-diploma of een gelijkgesteld diploma Het aantal personen in wachtdienst is afhankelijk van de mate van zelfredzaamheid van de groep zoals bedoeld in lid 2 en dient te worden bepaald in overleg met de gemeente.
Artikel 3:9:1 Ballonnen (niet met lucht gevuld)
Indien het meer dan 1000 ballonnen betreft en deze binnen een straal van 8 km van een vliegveld worden opgelaten dient vooraf (2 weken ervoor) aan de Lucht Verkeersleiding Nederland te Schiphol (020-4062000) worden medegedeeld met vermelding van het juiste tijdstip en locatie waarop de ballonnen worden opgelaten.
Artikel 3:9:2 Voorwaarden luchtballonnen
De opstel- en opstijgplaats van de ballon moet bij incidentele vluchten tot op 10 meter vrijgehouden worden van toeschouwers. Indien er sprake is van een evenement, dient de opstel- en opstijgplaats zodanig te zijn afgezet, dat toeschouwers op een minimale afstand van minsten 25 meter worden gehouden.
Bij het verwarmen van lucht voor het opstijgen, moet per ballon een klein blusmiddel met een vulling van tenminste 6 kg of liter blusstof aanwezig zijn; Het kleine blusmiddel moet te allen tijde bereikbaar en voor onmiddellijk gebruik gereed zijn.
Elk kleine blusmiddel dient conform de NEN 2559 te zijn onderhouden (NEN 2659 voor verrijdbare blusapparaten). Dit houdt in dat elk draagbaar en/of verrijdbaar blusapparaat minder dan twee jaar geleden door een daartoe opgeleid persoon moet zijn goedgekeurd en van een geldig keurmerk moet zijn voorzien.
De genoemde eindtijd in het vierde lid, onderdeel c, is niet van toepassing op de aangewezen collectieve festiviteiten, als bedoeld in artikel 4:2 Algemene plaatselijke verordening Maasgouw, die op een zondag of op een nationaal erkende feestdag plaatsvinden. In dat geval betreft de uiterste eindtijd van de geluidsproductie 00:30 uur.
Artikel 3:9:4, tweede lid: de mate van zelfredzaamheid van personen is bepalend voor de ontruimingstijd van een gebouw.
Personen die het vermogen hebben om een ruimte of gebouw zelfstandig te verlaten. Deze personen zijn ouder dan 12 jaar. Voor deze groep dient tenminste één hulpverlener per 50 personen aanwezig te zijn.
Verminderd zelfredzame personen
Personen die zonder individuele begeleiding en aan de hand van collectieve aanwijzingen een ruimte of gebouw kunnen verlaten. Deze personen zijn in staat om te lopen en verstandelijk functionerend, bijvoorbeeld kinderen tussen de 4 en 12 jaar. Voor deze groep dient tenminste één hulpverlener per 10 personen aanwezig te zijn.
Personen die niet onder de definitie zelfredzame en verminderd zelfredzame personen vallen.
BIJLAGE 2 BRANDVEILIGHEIDSVOORWAARDEN KAMPEERTERREINEN REGIO LIMBURG-NOORD 3 MAART 2009(BEHORENDE BIJ ARTIKEL 3:9:1 NADERE REGELS A –EVENEMENTEN GEMEENTE MAASGOUW 2017)
A. Open ruimte bij en in de omgeving van de inrichting
Op het bij de inrichting behorende terrein moeten de beplanting, de parkeerplaatsen, de laad- en losplaatsen en de plaatsen waar goederen en afval worden opgeslagen of gedeponeerd, zodanig zijn gesitueerd, dat bij brand het oprijden en opstellen van de voertuigen en andere hulpmiddelen van de brandweer niet worden bemoeilijkt of belemmerd.
B. Indeling en constructie van de inrichting
De weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag (WBDBO) tussen kampeermiddelen op nieuwe of heringerichte jaarplaatsen ongeacht de bebouwde oppervlakte en op bestaande jaarplaatsen met een bebouwde oppervlakte van meer dan 70 m2 dient tenminste 30 minuten te zijn. Hieraan kan voldaan worden indien de onderlinge afstanden tussen kampeermiddelen op jaarplaatsen tenminste 5 meter bedraagt. Het is eveneens mogelijk om door middel van een bouwkundige oplossing hieraan te voldoen.
De onderlinge afstanden tussen kampeermiddelen op toeristische en seizoen kampeerplaatsen en bestaande jaarplaatsen met een bebouwde oppervlakte van maximaal 70 m2 moet tenminste 3 meter 1 bedragen.
De maximaal te bebouwen oppervlakte van een standplaats bedraagt niet meer dan 50%, met een maximum van 80 m², danwel het in het bestemmingsplan maximaal toegestane bebouwingspercentage en oppervlakte. Als bebouwing wordt aangemerkt: een kampeermiddel, een voortent, een terras (overkapping) en een berging.
C. Installaties en overige voorzieningen
Voor de vaste gasleidingen mogen uitsluitend koperen pijpen worden gebruikt (kwaliteit halfhard, of zacht op rollen te voldoen aan NEN 2200). De leidingen mogen niet achter betimmeringen worden weggewerkt. Bij het aanbrengen van knelkoppelingen moeten altijd steunbussen worden gebruikt om insnoering te voorkomen. Voor het gebruik van slangen dienen altijd de goedgekeurde oranje propaanslangen worden gebruikt die van een jaarmerk zijn voorzien. De slangen mogen niet langer dan 1 meter zijn en niet ouder dan 2 jaar.
De afstand tussen de gasflessenopslag en een bouwwerk moet tenminste 5 meter bedragen, behalve als tussen de opslag en dit bouwwerk een WBDBO van tenminste 30 minuten bestaat. Nabij de opslag dient een voor iedereen duidelijk leesbaar bord aanwezig te zijn met opschrift ‘Roken en open vuur verboden’.
Bij het verrichten of laten verrichten van onderhouds-, herstel-, wijzigings- of sloopwerkzaamheden, waarbij brandgevaarlijke stoffen of gereedschappen worden gebruikt, waarvan het gebruik aanleiding kan geven tot een brandhaard, moeten voldoende maatregelen zijn getroffen tegen het ontstaan van brand.
In de overeenkomst voor vaste en seizoenstandplaatshouders dienen gedragsregels opgenomen te worden of dient verwezen naar een huishoudelijk reglement waar die gedragsregels onderdeel van uitmaken. In deze gedragsregels, die ter goedkeuring moeten worden voorgelegd aan de commandant brandweer, dienen in ieder geval de volgende voorwaarden. regels en verwijzingen te worden opgenomen:
De inrichting dient gebruikt te worden overeenkomstig de gewaarmerkte plattegrondtekening, welke bij de vergunning is gevoegd. Enige wijziging dient te worden aangevraagd bij de daarvoor gerechtigde afdeling binnen de gemeente waarin zich de inrichting bevind, gericht aan het college van burgemeester en wethouders.
BIJLAGE 3 MELDFORMULIER A-EVENEMENTEN (BEHORENDE BIJ ARTIKEL 1:3 NADERE REGELS A-EVENEMENTEN GEMEENTE MAASGOUW 2017
BIJLAGE 4 GHOR STANDAARDVOORWAARDEN VOOR EVENEMENTEN (BEHORENDE BIJ ARTIKEL 5:1 NADERE REGELS A-EVENEMENTEN GEMEENTE MAASGOUW 2017)
GHOR standaardvoorwaarden voor evenementen
Deze voorwaarden bestaan uit 3 delen:
1. (Geneeskundige) Hulpverlening
Het evenemententerrein dient gegarandeerd toegankelijk te zijn voor de aan- en afvoer van ambulances. Een opgeroepen ambulance dient bij de ingang van het evenemententerrein, aan de openbare weg, te worden opgevangen en verder begeleid naar de plaats incident.
De algemene regel voor inzet van eerste hulpverleners is 1 hulpverlener per 1.000 gelijktijdig aanwezige bezoekers, met een minimum van 2 hulpverleners.
Een ondergrens waarbij eerste hulpverleners niet nodig zijn, is niet op voorhand aan te geven. Hiervoor wordt aanspraak gemaakt op het gezond verstand van de evenementenorganisator. | |
* Basic Life Support / Eerste Hulp bij Ongelukken
Dit betreft het basisniveau van Basic Life Support (BLS), waar traditioneel de reguliere eerste hulpverlener bij ongelukken (EHBO) onder wordt verstaan. De hulpverlener is in staat om generieke basishulp zonder specifieke hulpmiddelen te leveren. Dit houdt in dat de EHBO-er minimaal in het bezit is van:
diploma conform Oranje Kruisboekje, zie www.ehbo.nl/evenementehbo.htm;
Bij de inzet van deze hulpverleners moet het kennisniveau aantoonbaar zijn en vastgelegd zijn. Op grond van de huidige praktijk wordt de aanwezigheid van een AED als standaard gezien.
Bij evenementen die zich naar hun aard niet onderscheiden van een reguliere koopzaterdag of die zich in een groter gebied van een binnenstad afspelen, is er sprake van een verlichtende factor (denk aan braderieën, vrijmarkten en carnavalsoptochten). Daardoor is een andere inzet van hulpverleners gerechtvaardigd. Hiervoor wordt aanspraak gemaakt op het gezond verstand van de evenementenorganisator.
Indien er sprake is van verzwarende factoren (o.a. risicoverwachting alcohol- of middelengebruik, hoge fysieke inspanning, ruimtelijke factoren) ontvangt de organisator een maatadvies in plaats van deze standaardvoorwaarden.
Bij inzet van BLS/EHBO dient er minimaal 1 post aanwezig te zijn die voldoet aan:
de EHBO-post beschikt over elektriciteit, stromend water en toiletten. Daarnaast dienen hulpmiddelen zoals EHBO-trommels (conform norm Oranje Kruis: http://www.hetoranjekruis.nl/over-het-oranje-kruis/verbandmiddelen), tafel, stoelen, dekens, plastic bekers, handdoeken, emmer(s), brancard, verlichting, communicatiemiddelen, plattegronden van het terrein en zorgcontact registratiemateriaal direct voorhanden te zijn. Bij sportevenementen: materialen om te koelen;
EHBO bestaat uit hulpverlening op BLS-niveau (Basic Life Support): Dit betreft het basisniveau BLS, waar traditioneel de reguliere eerste hulpverlener bij ongelukken (EHBO) onder wordt verstaan. De hulpverlener is in staat om generieke basishulp zonder specifieke hulpmiddelen te leveren. Als vertrekpunt voor de beschrijving van de noodzakelijke expertise wordt gerefereerd aan het Oranje Kruisboekje (zie www.ehbo.nl).
U als organisator bent verantwoordelijk voor een zo gezond mogelijke omgeving voor zowel de bezoeker als de medewerker van het evenement. Een goede hygiëne beperkt het risico op het oplopen van een infectieziekte en daarmee een uitbraak. De grote van het infectierisico hangt af van verschillende factoren, zoals de doelgroep, het aantal bezoekers en de aard van de voorzieningen.
De evenementenorganisatie dient aan álle hygiënemaatregelen beschreven in de standaardvoorwaarden te voldoen.
Mocht u vragen hebben over de onderstaande beschreven maatregelen, bel gerust. We staan u graag te woord.
U kunt ons bereiken via telefoonnummer: 088-1191200. Vraagt u dan naar een medewerker van de afdeling Technische hygiënezorg of u stuurt een mail naar: hygiene@vrln.nl.
Let op: Bij activiteiten als Tatoeëren, Permanente Make-up en Piercen dient 2 maanden voorafgaand aan het evenement een aanvraag voor Vrijstelling voor een vergunning van tatoeëren en piercen ingediend te worden. Verdere informatie staat beschreven onder het kopje Tatoeëren en Piercen.
Onderstaande informatie over hygiënemaatregelen bij evenementen is een samenvatting van de hygiëne richtlijn voor Evenementen (december 2014 met wijzigingen maart 2016) van het Landelijk Centrum Hygiëne en Veiligheid (Rijksinstituut Volksgezondheid en Milieu, Ministerie van VWS), aangevuld met regionale aandachtspunten. Zie ook: http://www.rivm.nl/Onderwerpen/L/Landelijk_Centrum_Hygiene_en_Veiligheid_LCHV/LCHV_Richtlijne n/Evenementen
Mensen kunnen ziek worden door het inademen van legionellabacteriën. Deze bacteriën kunnen groeien in waterinstallaties en in de lucht komen als het water wordt verneveld. Dit kan bijvoorbeeld gebeuren bij douches, sierfonteinen, whirpools en watermistsystemen (bestemd voor het verkoelen van de omgeving).
Onder bepaalde omstandigheden kunnen legionellabacteriën zich vermeerderen.
U bent als vergunninghouder eindverantwoordelijk voor de legionellapreventie, of er moet een overeenkomst zijn waarin de verantwoordelijkheid op een andere wijze is vastgelegd.
De leverancier of verhuurder van de waterinstallatie:
Voor verdere informatie over legionellapreventie zie hoofdstuk 2.3 hygiënerichtlijnen voor evenementen en ISSO Publicatie 55.1 Handleiding legionellapreventie.
(Tijdelijke) drinkwatervoorzieningen
Sommige terreinen hebben bestaande voorzieningen, maar het kan ook voorkomen dat u tijdelijke drinkwatervoorzieningen moet plaatsen die na het evenement weer verwijderd worden.
Zorg dat de waterinstallatie voldoet aan de algemene voorschriften voor drinkwaterinstallaties van het Nederlands Normalisatie Instituut (NEN 1006), en aan de aansluitvoorwaarden van het waterleidingbedrijf. Er is een apart Waterwerkblad (1.4H) voor tijdelijke drinkwaterinstallaties waaraan u moet voldoen. U kunt dit werkblad downloaden via http://www.infodwi.nl/waterwerkbladen.
Voor verdere informatie over persoonlijke hygiëne zie hoofdstuk 2.1 en 6 hygiënerichtlijn voor evenementen.
Op veel publieksevenementen zijn tijdelijke eetgelegenheden aanwezig. Iedere eetgelegenheid is vanuit het Warenwetbesluit wettelijk verplicht maatregelen te nemen die de kans verkleinen dat medewerkers en bezoekers ziek worden van bedorven eten en drinken. Een overzicht van alle goedgekeurde Hygiënecodes vindt u op de website van de toezichthouder, de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit: www.nvwa.nl.
Om medewerkers en vrijwilligers te instrueren over hygiëne kan er gebruik gemaakt worden van het document ‘informatie voor medewerkers die werken met eten en drinken’.
Voor verdere informatie over tijdelijke eetgelegenheden zie hoofdstuk 4.4 en 6 hygiënerichtlijn voor evenementen.
Schoonmaken en desinfecteren van materialen en oppervlakten
Indien desinfectie nodig is, gebruik dan een desinfecterend middel dat door het Ctgb is toegestaan. Controleer in het actueel gebruiksvoorschrift dat het middel geschikt is voor het materiaal dat gedesinfecteerd dient te worden en dat het effectief is tegen de micro organismen die gedood dienen te worden.
Voor verdere informatie over schoonmaken en desinfecteren zie hoofdstuk 3, 6 en 7.2 hygiënerichtlijn voor evenementen.
andere ernstige aandoeningen van vermoedelijk infectieuze aard. Om een infectieziekte te bestrijden heeft de GGD zoveel mogelijk informatie nodig: wanneer en hoe werden de personen ziek, wat zijn de klachten en zijn er nog meer bezoekers of medewerkers die dezelfde klachten hebben? Houd deze gegevens bij. Bepaal samen met de GGD welke maatregelen u moet nemen.
Op elk evenement moeten voldoende toiletten met toiletpapier aanwezig zijn. U kunt hierbij in het algemeen uitgaan van 1 toiletvoorziening op 150 bezoekers (op een maximale loopafstand van ca. 150 meter). Voor het specifiek bepalen van het benodigde aantal toiletvoorzieningen zijn de volgende factoren van belang:
Bepaal het aantal benodigde toiletten aan de hand van de bovengenoemde factoren. U mag 75% van de herentoiletten vervangen door urinoirs of plaszuilen. Eén plaskruis of plaszuil geldt als vier urinoirs. Ook kunnen plasgoten gebruikt worden. 50 cm plasgoot geldt als één urinoir. Plaats geen of minder urinoirs als u veel kinderen op het evenement verwacht.
Als deelnemers ook overnachten op uw evenement is de mogelijkheid om te kunnen douchen of baden noodzakelijk. Hoeveel douches u minimaal moet plaatsen is afhankelijk van het aantal bezoekers of deelnemers. Richtlijn hierbij is: 1 wasgelegenheid per 50 gasten, 1 toilet per 60 gasten en 1 douche per 35 gasten. Factoren die van belang zijn voor de berekening van het benodigde aantal douches en wastafels zijn:
Als er bezoekers zijn met een camper of caravan zorg dan voor minstens één stortplaats met afgesloten afvoersysteem waar chemische toiletten in geleegd kunnen worden.
De binnenlucht raakt door aanwezigheid van mensen, dieren en bepaalde materialen vervuild met vocht, geurstoffen en andere vervuilingen zoals ziekteverwekkers. Zowel luchten als ventilatie zijn belangrijk.
Voor verdere informatie over luchten en ventileren zie hoofdstuk 6 hygiënerichtlijn voor evenementen .
Besteed extra aandacht aan de hygiëne als uw evenement plaatsvindt onder extreem warme weersomstandigheden.
Om de bedreiging van extreme hitte voor de volksgezondheid te minimaliseren, hebben GGDNederland, RIVM, GHOR-Nederland, ActiZ, het Nederlandse Rode Kruis, het KNMI en het ministerie van VWS een Nationaal Hitteplan opgesteld. Dit plan wordt in werking gezet bij een langdurige periode met (extreme) hitte. Voor meer informatie, zie www.rivm.nl/hitte of neem contact op met de GGD afdeling Milieu voor verder advies via telefoonnummer: 088-1191200 of via mail milieu@vrln.nl
Bij evenementen zoals honden- en kattenshows, maar ook op bijvoorbeeld jaarmarkten op evenementen waar huisdieren zijn toegestaan kunnen grote aantallen dieren op het(kampeer)terrein aanwezig zijn. Besteed vanuit het oogpunt van hygiëne extra aandacht daaraan.
Zijn huisdieren op het (kampeer)terrein toegestaan? Zorg dan dat er geen dierlijke uitwerpselen op het terrein terecht komen.
Vermeld dat deze dieren altijd aan de lijn moeten, dat ze niet op het kampeerterrein uitgelaten mogen worden en dat eventuele uitwerpselen direct opgeruimd dienen te worden.
Regel eventueel speciale uitlaatplekken voor de dieren.
Worden er dieren gehouden t.b.v. het evenement:
In Nederland krijgen mensen regelmatig psittacose na een bezoek aan een vogelevenement. Omdat vogels door stress meer bacteriën kunnen uitscheiden, moet u bij evenementen met vogels maatregelen nemen om het risico op verspreiding van C. psittaci te verkleinen. Zo beschermt u mensen én gezonde vogels.
richt vogelverblijven zó in dat ze goed schoon te maken zijn. Zorg voor voldoende ventilatie en vermijd de verspreiding van stof; | |
zorg dat bezoekers geïnformeerd worden over psittacose. Kijk op www.lchv.nl voor een voorbeeldfolder; | |
laat alleen gezonde, schone vogels toe op het evenement. Zonder een zieke vogel meteen af van het publiek. Spreek met de eigenaren van de vogels af dat zij het u melden als bij een vogel kort na het evenement de papegaaienziekte wordt geconstateerd; | |
wordt er tijdens of kort na het evenement een ongebruikelijk aantal vogels ziek, en passen de verschijnselen bij psittacose? Meld dit dan aan de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit. Adviseer de eigenaren contact op te nemen met de dierenarts. |
Weilanden als evenemententerrein
Maakt u gebruik van een grasveld waar gewoonlijk vee graast? Breng het vee dan minstens twee weken voordat het evenement plaatsvindt ergens anders onder om de kans op besmetting via dierlijke uitwerpselen te verkleinen. Controleer het veld voorafgaand aan het evenement en verwijder nog eventueel aanwezige uitwerpselen.
Sommige evenementen vinden plaats aan het water, aan een meer of plas. Bij evenementen voor kinderen kunnen speelbaden aanwezig zijn. Daar zitten (hygiëne)risico’s aan vast, die aandacht vragen van u als organisator.
(Zwem)baden dieper dan 0,5 meter en met een minimaal wateroppervlak van 2 m2 dienen te voldoen aan de relevante eisen uit de Wet Hygiëne en Veiligheid Badinrichtingen en Zwemgelegenheden (WHVBZ) en het bijbehorende besluit (BHVBZ).
Voor verdere informatie over desinfectiemiddelen die toegelaten zijn door het Ctgb zie hoofdstuk 3.4 en 7 hygiënerichtlijn voor evenementen.
Door de waterkwaliteitsbeheerder worden jaarlijks de officiële zwemlocaties aangewezen. Deze zwemlocaties worden door de waterkwaliteitsbeheerder van uw regio maandelijks (gedurende het zwemseizoen) gecontroleerd op de vastgestelde microbiologische parameters. Het officiële zwemseizoen loopt jaarlijks van 1 mei tot 1 oktober. Actuele gegevens van een zwemlocatie alsook het zwemwaterprofiel zijn via de website www.zwemwater.nl beschikbaar. Voor activiteiten die buiten het vastgestelde zwemseizoen vallen, geldt dat zwemmen in dit water geheel op eigen risico geschiedt.
Voor wat betreft zwemmen in niet aangewezen zwemlocaties adviseert de waterkwaliteitsbeheerder om niet in dit water te zwemmen. De waterkwaliteitsbeheerder kan geen juist oordeel geven over hygiëne en veiligheid van deze locaties. Indien de organisatie kiest voor zwemmen in een niet-officieel (zwem)water of buiten het vastgestelde zwemseizoen dan dient de organisatie de deelnemers/het publiek op de hoogte te stellen dat betreding van het water geschiedt op eigen risico. Denk hierbij aan de volgende adviezen:
Geadviseerd wordt om het water op eigen kosten te laten bemonsteren (1 week voor het evenement en op de dag van het evenement). De analysegegevens kunnen desgewenst door het Waterschap worden getoetst.
Tevens wordt geadviseerd om vooraf de eigenaar van de zwemlocatie in kennis te stellen/toestemming te vragen of het evenement op de zwemlocaties mag/kan plaatsvinden.
Ieder jaar lopen tienduizenden jongeren in Nederland gehoorschade op door vrijetijdslawaai, ongeveer de helft tijdens het uitgaan. In het “Convenant Preventie Gehoorschade Muzieksector” (2014) is 103 dB(A) het maximum. Een lagere norm vertaalt zich echter direct in een lager risico op gehoorschade.
GGD GHOR Nederland beschouwt voor alle muziek/uitgaanslocaties een maximum van 92.5 dB(A) als gezondheidskundige streefwaarde, behalve als de activiteit vooral gericht is op kinderen jonger dan 16 jaar. Het advies is dan een maximum van 88 dB(A).
Bij geluidsniveaus vanaf gemiddeld 92,5 dB(A) (LAeq gemiddelde geluidsniveau gemeten over 15 minuten, op 2 meter boven de vloer, ter hoogte van hoogst blootgestelde bezoeker), neemt het risico op gehoorschade snel toe en moet de organisatie tenminste de volgende maatregelen nemen:
De kleurpoeders die in Nederland tijdens evenementen worden gebruikt, bestaan uit maispoeder en levensmiddelenkleurstoffen. Dat zijn algemeen gebruikte levensmiddelen, waarvan we weten dat ze niet gevaarlijk zijn wanneer ze gegeten worden.
Wanneer ze in de lucht verspreid en ingeademd worden, zijn ze te beschouwen als een stofvormige luchtverontreiniging. Door het verspreiden van de poeders tijdens een kleurpoederevenement creëer je daardoor een tijdelijke smogsituatie.
Het inademen van (kleurpoeder)stof is niet gezond. Mogelijke gezondheidseffecten zijn:
Voor het tatoeëren of piercen op een evenement, zoals een beurs, conventie of markt is een vrijstelling van de vergunningplicht nodig.
U dient als organisator van het evenement ten minste twee maanden voor de start van het evenement schriftelijk bij de GGD Limburg Noord melden dat er iemand komt tatoeëren of piercen. Gebruik hiervoor het ‘meldingsformulier evenementen waar getatoeëerd en gepiercet wordt’. Deze kunt u downloaden via: www.lchv.nl onder het kopje LCHV-richtlijnen of u neemt contact op met de GGD afdeling Technische Hygiënezorg tel. 088-1191200.
De vrijstelling van de vergunningsplicht geldt alleen als aan de volgende voorwaarden is voldaan:
de aanwijzingen van de GGD ter bescherming van de volksgezondheid worden opgevolgd. Als organisator van het evenement dient u te voldoen aan bovenstaande voorwaarden. Tevens dient u ervoor te zorgen dat er gewerkt wordt volgens de Hygiënerichtlijn Tatoeëren, Piercen en/of Permanente Make-up. Zie bovenstaande link.
Omdat ziekteverwekkers zich snel kunnen verspreiden in de vochtige laag schuim, zijn er extra eisen verbonden aan dit type feesten.
Seksuele en erotische handelingen
Tijdens seksuele en erotische handelingen is er veel lichamelijk contact. Chlamydia, syfilis, hepatitis B en aids zijn voorbeelden van seksueel overdraagbare aandoeningen (soa’s) die men hierbij kan oplopen.
Voldoe aan de Hygiënerichtlijn voor seksbedrijven wanneer bezoekers als onderdeel van uw evenement deel kunnen nemen aan seksuele of erotische handelingen. Beoordeel of het geven van voorlichting over SOA gewenst is en op welke manier (bijvoorbeeld via folders, een stand (van SOA-sense), filmpjes of slides).
De organisatie van een evenement dient contact op te nemen met de afdeling alcohol- en drugspreventie van het Vincent van Gogh bij:
De organisatie dient de huisregels zichtbaar ophangen bij de ingang van het evenemententerrein en bij de bar(s). . Huisregels moeten tijdig gecommuniceerd worden. Dit kan via een website en/of sociale mediakanalen, bij het aanschaffen van tickets en/of via briefing die bezoekers een paar dagen voor het evenement krijgen.
Barvrijwilligers zijn + 18 jaar en drinken tijdens de bardiensten zelf geen alcohol. Ze hebben een voorbeeldfunctie. o Barvrijwilligers zijn geschoold door middel van IVA (Instructie Verantwoord Alcoholschenken). Thema’s: Kennis van alcohol en puberhersenen, kennis van de wet, leeftijdscontrole en weigeren van een verzoek. Dit kan Online via: http://www.nocnsf.nl/iva.De IVA kan ook als groepstraining (tijdsbesteding circa 1,5 uur) aangeboden worden onder andere door het Vincent van Gogh. Na het volgen van de IVA krijgt elke deelnemer een certificaat.
De organisatie dient te controleren op bezit alcohol -18 jaar, drugsbezit en openlijk drugsgebruik (deze controle kan bijvoorbeeld gedaan worden door het reeds aanwezig personeel/vrijwilligers). Bij constatering van overtreding dient de medewerker/vrijwilliger de persoon te waarschuwen. Tevens dient de overtreder binnen de organisatie bekend gemaakt te worden. Bij herhaling dient de betreffende bezoeker verwijderd te worden van het terrein.
1. Voor een evenement waarbij sprake is van verwacht verhoogd risico tot drugsgebruik geldt:
de ingehuurde medische dienst dient geschoold te zijn in Eerste Hulp bij Drank- en Drugsincidenten in het uitgaanscircuit (EHBD-U). Deze cursus kan onder andere aangevraagd worden bij het Vincent van Gogh via preventie@vvgi.nl (tijdsbesteding ongeveer 2 uur; inhoud cursus: Kennis uitgaansmiddelen, signaleren, invloeden op gezondheidsverstoringen, algemene hulpverlening bij alcohol of drugs incidenten, acute beelden. Naast de EHBDU-training kan er ook gebruik worden gemaakt van de scholing Acute Zorg bij Drank- en Drugsincidenten (AZADi). Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Nikta, 068-336990 / info@nikta.nl;
de ingehuurde medische dienst mag geen pijnstillers uitdelen tijdens het evenement. De reden hiervoor is dat pijnstillers mogelijk gevraagd worden omwille van hoofdpijn. De hoofdpijn kan een gevolg zijn van uitdroging door alcohol/drug gebruik. Het drinken van water/isotone dranken/frisdrank dient geadviseerd te worden;
klimaatbeheersing: luchtvochtigheid en temperatuur. Als de luchtvochtigheid en de omgevingstemperatuur hoog zijn, kan zweet niet goed verdampen en kan het lichaam minder goed warmte kwijt. Als er sprake is van zeer warm weer is het belangrijk dat er afkoelingsmogelijkheden zijn op het evenemententerrein. Op een indoorlocatie of in tenten, waar de luchtvochtigheid vaak hoog is, is natmaken met sponsen mogelijk, dit om hoge temperatuurwisselingen te voorkomen. Neem bij maatregelen wel legionellapreventie en gezondheidsrisico’s van wisselingen in lichaamstemperatuur mee, overleg indien nodig met de GGD-LimburgNoord;
toegang tot drinkwater: de beschikbaarheid van gratis kraanwater maakt het risico op gezondheidsincidenten door uitdroging kleiner. Advies:
zorg bij alle dance-events voor voldoende gratis drinkwater, bijvoorbeeld door drinkwater te verstrekken of tappunten te plaatsen. Als richtlijn kan 1 drinkwaterpunt op 500 bezoekers worden aangehouden, maar houdt wel rekening met het soort evenement en de omstandigheden waarbinnen dit plaatsvindt. Idealiter is er bij deze waterpunten tegelijkertijd aandacht voor voorlichting over waterinname tijdens XTC gebruik, Dit kan middels schriftelijke boodschappen. Meer informatie via preventie@vvgi.nl;
2. Voor evenementen met aanwezigheid van jongeren onder de 18 jaar in combinatie met de verwachting tot overmatig alcoholgebruik geldt:
de ingehuurde medische dienst dient geschoold te zijn in Eerste Hulp bij Drank- en Drugsincidenten in het uitgaanscircuit (EHBD-U). Deze cursus kan onder andere aangevraagd worden bij het Vincent van Gogh via preventie@vvgi.nl (tijdsbesteding ongeveer 2 uur; inhoud cursus: Kennis uitgaansmiddelen, signaleren, invloeden op gezondheidsverstoringen, algemene hulpverlening bij alcohol of drugs incidenten, acute beelden. Naast de EHBDU-training kan er ook gebruik worden gemaakt van de scholing Acute Zorg bij Drank- en Drugsincidenten (AZADi). Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Nikta, 068-336990 / info@nikta.nl.