Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Noordwijk

Verordening tegenprestatie naar vermogen Participatiewet, IOAW en IOAZ ISD Bollenstreek 2015

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieNoordwijk
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening tegenprestatie naar vermogen Participatiewet, IOAW en IOAZ ISD Bollenstreek 2015
CiteertitelVerordening tegenprestatie naar vermogen Participatiewet, IOAW en IOAZ ISD Bollenstreek 2015
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Participatiewet, art.l 8a eerste lid, onderdeel b
  2. Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW), art.37, eerste lid, onderdeel f
  3. Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ, art. 37, eerste lid onderdeel f

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-201514-12-2017nieuwe regeling

18-12-2014

Gemeenteblad, 31-12-2014

Onbekend.

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening tegenprestatie naar vermogen Participatiewet, IOAW en IOAZ ISD Bollenstreek 2015

Verordening tegenprestatie naar vermogen Participatiewet, IOAW en IOAZ

ISD Bollenstreek 2015

 

 

 

De raad van de gemeente…………………………..;

 

Gelezen het voorstel van het dagelijks bestuur van de Intergemeentelijke Sociale Dienst Bollenstreek

van ………………………..;

 

Gelet op de Gemeenschappelijke Regeling van de Intergemeentelijke Sociale Dienst Bollenstreek;

 

Gelet op de artikel 8a eerste lid, onderdeel b, van de Participatiewet, artikel 37, eerste lid, onderdeel f , van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW) en artikel 37, eerste lid onderdeel f, van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ);

 

BESLUIT

 

vast te stellen de:

 

Verordening tegenprestatie naar vermogen Participatiewet IOAW en IOAZ ISD Bollenstreek 2015

 

Paragraaf 1 Begripsomschrijvingen

 

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

  • 1.

    Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Participatiewet, IOAW, IOAZ en de Algemene wet bestuursrecht.

  • 2.

    In deze verordening wordt verstaan onder:

    a. dagelijks bestuur: het dagelijks bestuur van de Intergemeentelijke sociale

    dienst Bollenstreek;

    b. de uitkeringsgerechtigde: de persoon met een uitkering ingevolge de

    Participatiewet, de IOAW of de IOAZ;

    c. uitkering: uitkering ingevolge de Participatiewet, de IOAW of IOAZ;

    d. IOAW: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers;

    e. IOAZ: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk

    arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen

     

    Paragraaf 2 Bevoegdheid dagelijks bestuur

     

    Artikel 2. Bevoegdheid dagelijks bestuur

    Het dagelijks bestuur maakt gebruik van zijn bevoegdheid om aan de uitkeringsgerechtigde een tegenprestatie naar vermogen op te leggen als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onder c, van de Participatiewet, artikel 37, eerste lid, onder f, van de IOAW en artikel 37, eerste lid, onder f, van de IOAZ.

     

    Paragraaf 3 Doelgroep

     

    Artikel 3. Doelgroep van de tegenprestatie naar vermogen

  • 1.

    Onverlet het bepaalde in de wet is de tegenprestatie naar vermogen van toepassing op de uitkeringsgerechtigde die in beginsel tenminste gedurende een onafgebroken periode van 24 maanden is aangewezen op een uitkering.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur kan de in lid 1 genoemde periode verkorten indien en voor zover de (financiële) mogelijkheden dit toelaten.

  • 3.

    Het dagelijks bestuur kan bij nadere regels van de verplichting als bedoeld in het eerste lid vrijstelling geven. Dit kan onder meer het geval zijn indien de uitkeringsgerechtigde al onbeloonde maatschappelijke nuttige activiteiten verricht van een zekere omvang c.q. een traject volgt dat gericht is op regulier werk.

     

    Paragraaf 4 Procedure

     

    Artikel 4. Initiatief bij de uitkeringsgerechtigde

  • 1.

    De uitkeringsgerechtigde, behorend tot de doelgroep als bedoeld in artikel 3, krijgt eerst gedurende 8 weken de gelegenheid om zelf een tegenprestatie naar vermogen te regelen.

  • 2.

    Indien de uitkeringsgerechtigde er niet in slaagt om binnen de termijn als bedoeld in het eerste lid een tegenprestatie naar vermogen te regelen die naar het oordeel van het dagelijks bestuur past binnen de kaders van de wet en deze verordening, legt het dagelijks bestuur door middel van een beschikking de tegenprestatie naar vermogen op.

     

    Artikel 5. Inhoud van de beschikking

    In de beschikking als bedoeld in artikel 4, tweede lid, worden (in ieder geval) opgenomen:

  • a.

    een duidelijke omschrijving van hetgeen de uitkeringsgerechtigde gaat doen;

  • b.

    de omvang en duur van de tegenprestatie;

  • c.

    waarom deze tegenprestatie voor deze uitkeringsgerechtigde geschikt is.

     

     

    Paragraaf 5 Duur en omvang

     

    Artikel 6. Duur en omvang van de tegenprestatie

  • 1.

    De duur en omvang van de tegenprestatie naar vermogen bedraagt in beginsel 8 uur per week gedurende in beginsel 15 weken per 12 maanden.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur kan bij nadere regels hiervan naar beneden afwijken indien de vraag naar onbeloonde maatschappelijke activiteiten of de grootte van de doelgroep als bedoeld in artikel 3 of de persoonlijke omstandigheden van de uitkeringsgerechtigde dit vragen.

     

    Paragraaf 6 Slotbepalingen

     

    Artikel 7. Uitvoering

    Het dagelijks bestuur is belast met de uitvoering van het bepaalde in deze verordening.

     

    Artikel 8. Hardheidsclausule

    Het dagelijks bestuur kan ten gunste van belanghebbende afwijken van de bepalingen van deze verordening, indien toepassing hiervan leidt tot onbillijkheden van overwegende aard.

     

    Artikel 9. Situaties waarin deze verordening niet voorziet

    In gevallen, de uitvoering van deze verordening betreffende, waarin deze verordening niet voorziet, beslist het dagelijks bestuur of maakt het nadere regels.

     

     

    Artikel 10. Inwerkingtreding en citeertitel

    1. Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2015.

    2. Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening tegenprestatie naar vermogen

    Participatiewet, IOAW en IOAZ ISD Bollenstreek 2015.

     

     

    Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 18 december 2014

     

    De voorzitter,

    De griffier,

     

     

     

    Toelichting op de Verordening tegenprestatie naar vermogen 2015

     

    Algemeen

     

    De tegenprestatie is geregeld in artikel 9 lid 1 onderdeel c van de Participatiewet, in artikel 37, eerste lid, onder f, van de IOAW en artikel 37, eerste lid, onder f, van de IOAZ.

     

    Daarbij moet het dus gaan om:

    a. personen met een bijstands-, IOAW- of IOAZ-uitkering

    De tegenprestatie geldt zowel voor mensen die de bijstand/uitkering om niet ontvangen als voor mensen die de bijstand/uitkering in de vorm van een geldlening ontvangen, bijvoorbeeld in verband met het bezit van een eigen woning met overwaarde. Voor iemand die alleen bijzondere bijstand ontvangt, geldt de tegenprestatie niet, alsmede ook voor uitkeringsgerechtigden die buiten de omschrijving van de doelgroep ontvangen (artikel 3) c.q. vrijgesteld zijn op grond van de wet (zie toelichting op artikel 3, hieronder).

    b. onbetaalde werkzaamheden

    Het gaat hier om werkzaamheden waar geen loon wordt betaald. Als er wel loon wordt betaald dan is er sprake van reguliere werkzaamheden.

    Als alleen een onkosten- of vrijwilligersvergoeding wordt betaald, dan is toch sprake van onbetaalde

    werkzaamheden. Gaat het om een onkostenvergoeding op basis van daadwerkelijk gemaakte kosten

    (belanghebbende heeft bonnetjes gedeclareerd) dan hoeft hier niets mee gedaan te worden met betrekking tot de uitkering. Gaat het om een vrijwilligersvergoeding, dan kan een deel worden vrijgelaten. Het onderscheid tussen vrijwilligerswerk en een tegenprestatie zit in het verplichte karakter van de tegenprestatie.

    Vrijwilligerswerk is onbetaald werk dat volledig vrijwillig (onverplicht) wordt gedaan in enig georganiseerd verband, voor anderen of de samenleving. Werkzaamheden die iemand als vrijwilliger doet, kunnen ook worden gedaan in het kader van de tegenprestatie. Het is aan de gemeente (dagelijks bestuur) om te bepalen of iemand hiermee aan zijn verplichtingen tot het doen van een tegenprestatie heeft voldaan.

    c. werkzaamheden die additioneel zijn op reguliere arbeid

    Het moet gaan om werkzaamheden waar in deze tijd en op deze plaats geen enkele bereidheid is om daar een geldelijke beloning voor te betalen. Ook hier geldt dat het plaats- en tijdgebonden is. Dat betekent dat het noodzakelijk is om regelmatig te evalueren of de werkzaamheden nog steeds als additioneel kunnen worden beschouwd. Er is een groot grijs gebied waar verdringing van de arbeidsmarkt op de loer ligt.

    d. werkzaamheden waarvan het primaire doel niet is arbeidsinschakeling

    Het primaire doel van de tegenprestatie is dat iemand maatschappelijk nuttige activiteiten verricht in ruil voor de uitkering. Dat betekent niet dat de tegenprestatie niet mag bijdragen aan arbeidsinschakeling. Het kan een mooie manier zijn voor uitkeringsgerechtigden om te (blijven) participeren in de samenleving en om een sociaal netwerk, arbeidsritme en regelmaat te behouden. Dit zijn ook noodzakelijke voorwaarden om de kansen op de arbeidsmarkt te vergroten.

    Arbeidsinschakeling mag zonder meer een secundair doel kan zijn, maar als het hoofdzakelijk of uitsluitend gericht is op arbeidsinschakeling, dan is sprake van een re-integratietraject of participatieplaats.

    e. werkzaamheden die nauwkeurig omschreven zijn en afgestemd op de capaciteiten en

    mogelijkheden van belanghebbende

    Zie daarvoor de toelichting op artikel 5.

    f. werkzaamheden beperkt in duur en omvang

    Zie daarvoor de toelichting op artikel 6.

    g. maatschappelijk nuttige activiteiten

    Een onderdeel van de definitie is dat het moet gaan om maatschappelijk nuttige activiteiten. Wanneer is een activiteit maatschappelijk nuttig? Dit begrip wordt niet nader omschreven in de wetgeving en er is (tot op heden) nog geen jurisprudentie over. Het kan gaan om activiteiten die nuttig zijn voor de lokale omgeving of voor de gemeente zelf. Maar ook de ontwikkeling van de uitkeringsgerechtigde die de tegenprestatie uitvoert wordt als maatschappelijk nuttig beschouwd. Bijvoorbeeld omdat de tegenprestatie mensen weer actief krijgt. Dit kan op de lange termijn helpen om de kosten voor de gemeenschap te reduceren.

     

    Artikelsgewijze toelichting

     

    Artikel 1. Begripsomschrijvingen

    In lid 1 wordt bij het beschrijven van de begrippen die in de verordening voorkomen zoveel als mogelijk aangesloten bij de begripsbepalingen uit de Participatiewet, IOAW/IOAZ en de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Daar waar mogelijk wordt naar de betreffende artikelen in de Participatiewet/de IOAZ/IOAZ verwezen.

     

    Artikel 2. Bevoegdheid dagelijks bestuur

    Ingevolge artikel 8a van de Participatiewet en artikel 35 van de IOAW/IOAZ stelt de gemeenteraad bij verordening regels vast gericht op het opdragen van de tegenprestatie. In theorie zouden deze regels kunnen inhouden dat er geen tegenprestatie naar vermogen wordt opgelegd. Dit artikel bepaalt nu dat het dagelijks bestuur die tegenprestatie naar vermogen wel oplegt (binnen de randvoorwaarden van de verordening).

     

    Artikel 3. Doelgroep van de tegenprestatie naar vermogen

    Dit artikel bepaalt dat het dagelijks bestuur niet aan alle uitkeringsgerechtigden een tegenprestatie naar vermogen oplegt, maar in beginsel alleen aan diegenen die gedurende een langere periode (te weten 24 maanden aaneengesloten) een uitkering ontvangen. Hierdoor wordt de omvang van de doelgroep enigszins beperkt. De eerste jaren zal de focus vooral gericht zijn op re-integratie. Daarnaast geldt dat naarmate men langer een uitkering ontvangt, de rechtvaardiging om iets terug te doen voor de uitkering groter wordt. In uitzonderingsgevallen kan hiervan worden afgeweken (“in beginsel”). Ook kan het dagelijks bestuur meer in zijn algemeenheid besluiten om de “wachtperiode” te verkorten tot bijvoorbeeld 12 maanden. Dit kan het geval zijn als er voldoende of meer (financiële) mogelijkheden zijn om de tegenprestatie naar vermogen aan een grotere groep uitkeringsgerechtigden op te leggen dan nu , bij de huidige stand van zaken, het geval is.

    Indien de uitkeringsgerechtigde al vrijwilligerswerk doet, kan dit reden zijn om geen tegenprestatie van hem te verlangen. Dit geldt zeker ook indien de uitkeringsgerechtigde een traject volgt richting werk.

    Het dagelijks bestuur kan hieromtrent nadere regels stellen. Maatwerk staat daarbij voorop.

     

    Overigens geeft de wet aan dat bepaalde groepen zijn vrijgesteld van de tegenprestatie.

    Vrijgesteld van de tegenprestatie zijn namelijk:

    - zij die volledig en duurzaam arbeidsongeschikt zijn en op grond daarvan volledig zijn vrijgesteld van de arbeids- en re-integratieverplichting (art 9, vijfde lid, van de Participatiewet).

    - zij die een dringende reden hebben en die op grond daarvan tijdelijk zijn vrijgesteld van de arbeidsverplichting en de tegenprestatie. Zorgtaken kunnen als dringende reden worden aangemerkt voor zover hiermee geen rekening kan worden gehouden door middel van een voorziening als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onder a van de Participatiewet/artikel 34, eerste lid, onderdeel a, van de IOAZ/IOAZ (artikel 9, tweede lid, van de Participatiewet / 37a, eerste lid, van de IOAW/IOAZ).

    - op wie artikel 9a van de Participatiewet/artikel 38 IOAW/IOAZ van toepassing is (ontheffing plicht tot arbeidsinschakeling alleenstaande ouders).

     

    Artikel 4. Initiatief bij de uitkeringsgerechtigde

    Net zoals het geval is bij de uitvoering van de WMO, de schulddienstverlening en het minimabeleid, is de verhouding tussen overheid en burger (steeds meer) aan het kantelen. Was het eerst zo dat de overheid voor alles zorgde, nu is veel meer de burger aan zet (eigen verantwoordelijkheid).

    Vandaar dat in overeenstemming daarmee, in dit artikel geregeld is dat de uitkeringsgerechtigde eerst zelf de verantwoordelijkheid krijgt om zijn tegenprestatie naar vermogen te regelen.

    Hiervoor krijgt hij een termijn van 8 weken.

    Lukt dit hem niet dan zal het dagelijks bestuur in deze het initiatief moeten over nemen.

     

    Artikel 5. Inhoud van de beschikking

    Individualisering is noodzakelijk om het onderscheid te maken met verplichte arbeid.

    Het enkel stellen dat de uitkeringsgerechtigde niet beperkt is zodat hij alle soorten werkzaamheden kan verrichten, is dan ook onvoldoende.

    Voor de tegenprestatie is de term ‘naar vermogen’ van belang. Is er een tegenprestatie opgelegd die betrokkene kan uitvoeren? Daarbij spelen verschillende zaken een rol, zoals lichamelijke en geestelijke gesteldheid, de mogelijkheid om op de werkplek te komen en de afstemming op de zorgtaken. Deze individuele omstandigheden zullen door de consulent met de uitkeringsgerechtigde besproken moeten zijn.

     

    Er zal dus maatwerk moeten worden geleverd, waarbij op individuele basis wordt aangegeven waarom deze activiteit geschikt is voor deze persoon en hoe deze activiteiten zijn afgestemd op de capaciteiten en mogelijkheden van de uitkeringsgerechtigde.

     

    Artikel 6. Duur en omvang van de tegenprestatie

    Uit jurisprudentie blijkt dat 32 uur per week in ieder geval te veel wordt gevonden voor de tegenprestatie. Dat oordeel zou anders kunnen luiden als het gaat om eenmalig 32 uur in één week. Dat is een wezenlijk andere situatie.

    Overeenkomstig de bedoelingen van de wetgever is er voor gekozen de omvang en duur van de tegenprestatie in tijd te beperken: het gaat in principe om kortstondige werkzaamheden.

    Het dagelijks bestuur kan naar beneden afwijken van omvang en duur als de omstandigheden dat vragen.

     

    Artikel 7. Uitvoering

    Dit artikel spreekt voor zich.

     

    Artikel 8. Hardheidsclausule

    Dit artikel spreekt voor zich.

     

    Artikel 9. Situaties waarin deze verordening niet voorziet

    Het betreft hier een delegatiebepaling aan het dagelijks bestuur in gevallen waarin de verordening

    niet voorziet. Het spreekt dat het dagelijks bestuur daarbij de kaders van de wet en deze verordening daarbij in acht neemt

     

    Artikel 10. Inwerkingtreding en citeertitel

    Dit artikel spreekt voor zich.