Organisatie | Terneuzen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Bodembeleidsplan (november 2006) |
Citeertitel | Bodembeleidsplan (november 2006) |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | milieu |
Eigen onderwerp | BIS grond water sanering |
Geen
Onbekend
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-11-2006 | Onbekend | 06-10-2006 Onbekend | Onbekend |
Beleidsmatig deel van het plan.
De gemeente heeft vele raakvlakken en taken binnen het vakgebied bodem, ook in milieuhygiënische zin. In hoofdzaak vallen deze onder te verdelen in twee hoofdgroepen.
Het is ook mogelijk deze taken te rangschikken volgens de wet- en regelgeving en autonome zaken waaruit zij voortvloeien, dit is uitgewerkt in bijlage 1.
Vanuit deze enorme hoeveelheid van regelgeving en taken volgt de behoefte aan structurering, onderlinge afstemming en het scheppen van duidelijkheid naar derden toe. Een beleidsplan is daarvoor het aangewezen instrument.
Onze organisatie is relatief jong. In 2003 is een nieuwe organisatie van start gegaan die voortbouwde op het beleid van de voormalige gemeenten Axel, Sas van Gent en Terneuzen. Niet alleen in organisatorische zin bleek bijstelling gewenst, ook in beleidsmatige zin waren verschillen aanwezig. Vaak werd gekozen voor de beste van de bestaande oplossingen maar alles omvattende plannen bleken een groeiproces te zijn. De organisatie was in eerste instantie hoofdzakelijk bezig met het op elkaar afstemmen van zaken en de vervaardiging van producten. Al werkende ging men dingen anders doen en kwamen er aanzetten tot nieuw beleid. Los van wettelijke verplichtingen groeide daarmee ook de behoefte aan het vastleggen van beleid in beleidsplannen.
Daarnaast bleek ook steeds vaker de behoefte aan een beleidsmatig toetsingskader bij vergunningverlening en bestuurlijke besluitvorming.
Voor het Milieubeleidsplan is gekozen voor een modulaire opzet. De hoofdstructuur van het milieubeleid is in 2005 vastgesteld door de Raad. Dit is de missie milieu.
De missie milieu vormt daarmee het beleidsmatige toetsingskader voor alle door de gemeente te behandelen of te ontwikkelen zaken.
Per beleidsthema worden, als daar behoefte aan bestaat, vervolgens afzonderlijke beleidsplannen gemaakt. Deze plannen vormen gezamenlijk het Milieubeleidsplan dat hierdoor een dynamische groei en opbouw kent, waarbij steeds modules worden toegevoegd of geactualiseerd.
Het onderdeel bodem, of zo u wilt het bodembeleidsplan, vormde de pilot voor de andere in ontwikkeling zijnde en nog te ontwikkelen onderdelen van het Milieubeleidsplan.
Het bodembeleidsplan is opgebouwd uit twee delen. In het beleidsmatige deel worden, in beschrijvende zin, de beleidsmatige kaders vastgelegd. Dit deel van het plan wordt door de Raad vastgesteld. Het andere deel van het plan heeft een bedrijfsmatig en daardoor intern karakter, het is bedoeld als managementinstrument. Dit deel wordt door het college van Burgemeester en wethouders vastgesteld.
Gestart is met het binnen de afdeling Milieu en Natuur, vanuit de eigen ervaring en deskundigheid, formuleren van de visie en doelstellingen. Daarbij is aangesloten bij het raadsprogramma en het landelijke milieubeleidplan. De ambitie van het bodembeleidsplan stemt daarmee overeen met de landelijke ambitie en die van de raad.
De bodem van de gemeente Terneuzen is in 2030 van zodanige kwaliteit dat maximale mogelijkheden aanwezig zijn voor maatschappelijk gebruik en hergebruik als grondstof, er is geen sprake meer van humane, ecologische of verspreidingsrisico’s
De visie is vervolgens uitgewerkt, conform de missie milieu, in vier beleidsdoelstellingen die toegesneden zijn op bodem en daarmee de basis voor het bodembeleid vormen.
1. Het voorkomen van nieuwe milieuhindersituaties;
Nieuwe bodemverontreiniging wordt voorkomen.
·bij bestaande en toekomstige activiteiten wordt nagegaan wat het risico is op bodemverontreiniging en hoe dit zal worden voorkomen, dan wel zoveel mogelijk beperkt.
2. Het beheersen van bestaande geaccepteerde milieuhindersituaties;
Het selecteren van verdachte locaties vóór 2010.
3. Het opheffen van niet-acceptabele milieuhindersituaties;
De bodem wordt geschikt gemaakt voor het voorgenomen gebruik vóór 2030.
4. Het ontwikkelen van beleid en activiteiten ter beperking van milieubelasting op langere termijn;
Het zorgvuldig beheren en verbeteren van de bereikte bodemkwaliteit, teneinde maximale mogelijkheden voor maatschappelijk gebruik en hergebruik als grondstof te kunnen bieden.
Deze beleidsdoelstellingen zijn weer uitgewerkt in operationele doelstellingen. Zij vormen samen met de missie en de visie het visiedocument dat door de Raad is vastgesteld in 2005 en vormen de basis van dit plan.
Bij het formuleren van de operationele doelstellingen zijn ontwikkelingen als de nieuwe Wet bodembescherming, het bodemonderzoeks- en bodemsaneringsprogramma in het kader van het Landsdekkend Beeld LDB) alsmede ontwikkelingen binnen de eigen organisatie en de provincie Zeeland betrokken. Ook aspecten als klantgerichtheid, vlotte afwikkeling van aanvragen en dergelijke zijn zo veel mogelijk in de operationele doelstellingen verwerkt.
De operationele doelstellingen geven aan hoe de missie kan worden bereikt. Zij vormen daarmee de kern én de basis van het beleid.
1. Nieuwe bodemverontreiniging wordt voorkomen.
1A Relevante wetgeving wordt nageleefd, uitgevoerd en gehandhaafd.
1C Overstorten van de riolering wordt met maatregelen verder verminderd.
1D Bodem is een integraal onderdeel van projecten.
1E Projectontwikkelaars en bedrijven worden begeleid t.a.v. bodemproblematiek.
2. Het selecteren van verdachte locaties vóór 2010.
2A Het BIS-GIS wordt permanent actueel gehouden.
2B Het BIS-GIS is in 2007 intern raadpleegbaar.
2C Het BIS-GIS is in 2010 via internet door een ieder te raadplegen.
2D Aanvragen van Makelaars en aanvragen voor historisch onderzoek worden binnen 5 werkdagen afgehandeld.
2E In 2009 zijn alle historisch verdachte locaties geprioriteerd.
2F De kwaliteit van waterbodems bij overstorten is in 2010 bekend.
3. De bodem wordt geschikt gemaakt voor het voorgenomen gebruik vóór 2030.
3A Er wordt actief meegewerkt aan de BSB-operatie.
3B Door overstorten verontreinigde waterbodems worden voor 2015 gesaneerd.
3C Ontwikkelingslocaties worden voor statische locaties opgepakt en hebben t.a.t. voorrang t.o.v. statische locaties.
3D Schrijnende gevallen worden met voorrang opgepakt.
3E Bij het Landsdekkend beeld wordt extra aandacht geschonken aan ontwikkelingslocaties en spoedeisende gevallen.
3F In 2015 dienen alle daarvoor in aanmerking komende locaties historisch en verkennend onderzocht te zijn.
3G In 2020 dienen alle daarvoor in aanmerking komende locaties nader onderzocht te zijn.
3H In 2030 zijn alle potentiële bodemverontreinigingsgevallen onderzocht en beheersbaar
4. Het zorgvuldig beheren en verbeteren van de bereikte bodemkwaliteit, teneinde maximale mogelijkheden voor gebruik en hergebruik als grondstof te kunnen bieden.
4A Aan de werkgroep bodem van de Regionale Milieusamenwerking zal actief worden deelgenomen.
4B Aan het Platform Bodem en aan door het platform geïnitieerde projecten zal een actieve bijdrage worden geleverd. Het voorzitterschap van één of meerdere projectgroepen behoort tot de ambitie.
4C In 2006 worden de BKK’s Zeeland Seaports en Wegbermen vastgesteld.
4D In 2010 moet duidelijk zijn welke delen van het stedelijk gebied in aanmerking komen voor opname in de BKK Zeeuwsch-Vlaanderen.
4E In 2011 wordt de BKK Zeeuwsch-Vlaanderen herzien en uitgebreid met de daarvoor in aanmerking komende delen van het stedelijk gebied.
4F Voor 2010 worden de mogelijkheden onderzocht voor regionale verwerking en tijdelijke opslag in depots van licht verontreinigde grond en baggerspecie.
4G Bij aan- of verkoop van onroerende zaken is de bodemkwaliteit bekend.
Een volgende stap was het uitvoeren van een 0-meting. Hiertoe zijn met de portefeuillehouder en vertegenwoordigers van de betrokken organisatieonderdelen gesprekken gevoerd waarbij werd nagegaan hoe de werkzaamheden op diverse plaatsen binnen de organisatie op elkaar zijn afgestemd en waar zich leemtes of overlappingen voordoen in werkzaamheden of het gevoerde en gewenste beleid. Tevens is daarbij nagegaan of de operationele doelstellingen juist zijn geformuleerd of bijstelling behoefden. Dit bleek in beperkte mate het geval.
Opvallend was de belangstelling en het draagvlak voor bodembeleid.
Vervolgens is een uitvoeringsplan opgesteld waarin per operationele doelstelling geformuleerd worden:
Deze nulmeting en het uitvoeringsplan zijn gericht op de huidige organisatie. Ze zijn echter zodanig opgezet dat ze inzicht geven in de voor en nadelen van het anders organiseren van de werkzaamheden. Vanwege het bedrijfsmatige karakter zijn ze opgenomen in het bedrijfsmatige deel van dit plan. Ze vormen daarmee een stuk gereedschap voor het MT en de afdelingshoofden ten behoeve van de verdere beleidsvorming en de realisering van de operationele doelstellingen.
Een extract van het uitvoeringsplan; de uitwerking van de operationele doelstellingen, volgt hierna. De operationele doelstellingen zijn uitgewerkt voor de periode 2006-2010, waardoor zij grotendeels samenvallen met ISV-2.
1A Relevante wetgeving wordt nageleefd, uitgevoerd en gehandhaafd.
Toelichting: dit is een doorlopende actie die zo vanzelfsprekend dient te zijn dat het een automatisme wordt voor betrokkenen. Het verbeteren van de handhaving van bestemmingsplannen en van het Bouwstoffenbesluit in relatie met bouwen is noodzakelijk. Hiervoor is 1 fte geraamd. Bij de aanpak van diffuse bronnen dient gedacht te worden aan betere voorlichting over wat wel en niet wenselijk is bij gescheiden riolering en aan maatregelen zoals bijvoorbeeld het terugdringen van metalen dakgoten en -bedekking in het kader van Duurzaam Bouwen.
1C Overstorten van de riolering wordt met maatregelen verder verminderd.
Toelichting: de aanpassing van het gemeentelijk rioolstelsel is een voortdurend proces waarbij met het nemen van maatregelen zal worden voldaan aan de basisinspanning. Renovatie, vervanging en uitbreiding van het stelsel wordt zo veel mogelijk gecombineerd met andere civieltechnische werken teneinde kosten te besparen.
1D Bodem is een integraal onderdeel van projecten.
Toelichting: door tijdige inbreng van milieuaspecten in planvorming kan vaak winst worden geboekt, niet alleen in milieuhygiënische zin, maar ook in proceduretijd en binnen de benodigde budgetten.
Daar projecten van derden soms al in een gevorderd stadium zijn eer zij aan de gemeente worden voorgelegd zijn deze niet altijd optimaal afgestemd op milieuambities, en –procedures.
1E Projectontwikkelaars en bedrijven worden begeleid t.a.v. bodemproblematiek.
begeleiding van projectontwikkelaars en bedrijven.
Benodigde menskracht: 0,1 fte.
Bbudgettaire gevolgen: meestal positief ten gunste van projecten, anders ten laste van de projecten.
Toelichting: vaak gaat het om een afweging van snelheid versus zorgvuldigheid. Meedenken en bijsturen tijdens de planvorming is eenvoudiger en minder ingrijpend dan “reparaties” achteraf, als die nog mogelijk zijn. Het betekent eerder investeren, maar met meer rendement en een beter eindresultaat.
2A Het BIS-GIS wordt permanent actueel gehouden.
2B Het BIS-GIS is in 2007 intern raadpleegbaar.
Toelichting: de oorspronkelijke doelstelling van 2005 is niet gehaald.
2C Het BIS-GIS is in 2010 via internet door een ieder te raadplegen.
Toelichting: in samenhang met 2D wordt gezocht naar een toepassing die zonder al te veel Problemen tevens geschikt is voor plaatsing op internet.
2D Aanvragen van Makelaars en aanvragen voor historisch onderzoek worden binnen 5 werkdagen afgehandeld.
Toelichting: door de inzet van extra formatie lukt het de behandeltijd van aanvragen van makelaars binnen de gestelde tijd van 10 dagen af te doen. De ambitie is bijgesteld.
Voor historisch onderzoek lukt dit nog niet. Hiervoor is nog 0,4 fte benodigd. Door gegevens intern beschikbaar te stellen wordt een besparing van 0,2 fte verwacht. Resteert 0,2 fte.
2E In 2009 zijn alle historisch verdachte locaties geprioriteerd.
Toelichting: het prioriteren is nader uitgewerkt in bijlage 2. Bij het prioriteren zal tevens gekeken worden naar locaties waar stuiting van verjaring of wettelijke aansprakelijkheid aan de orde kan zijn. Dit geldt zowel voor gevallen waar de gemeente door derden is of kan worden aangesproken als voor gevallen waar gemeentelijke eigendommen (door derden) zijn verontreinigd.
2F De kwaliteit van waterbodems bij overstorten is in 2010 bekend.
Toelichting: In onze gemeenten zijn 90 overstorten van de riolering op oppervlaktewateraanwezig. Het daadwerkelijk saneren van de verontreinigde waterbodems komt terug bij 3B.
3A Er wordt actief meegewerkt aan de BSB-operatie.
Toelichting: in 2030 dienen alle bedrijven in orde te zijn. De provincie houdt hier toezicht op. De rol van de gemeente is die van bevoegd gezag in het kader van de Wet milieubeheer met daarnaast een adviserende en begeleidende taak. In de praktijk blijken meerdere bedrijven niet mee te doen met BSB. Zij doorlopen het onderzoeks- en eventuele saneringstraject zelfstandig.
3B Door overstorten verontreinigde waterbodems worden voor 2015 gesaneerd.
Toelichting: de uitvoering stagneert door het ontbreken van specifiek budget en van een eigen gemeentelijk baggerspeciedepot voor schone en licht verontreinigde baggerspecie. Voor klasse 3 en 4 baggerspecie wordt getracht te komen tot een regionale voorziening. Het baggeren van de vijvers aan de Nassaustraat (stank, € 1.000.000,--) en de Industrieweg (berging, € 30.000,--) in Terneuzen is urgent.
3C Ontwikkelingslocaties worden voor statische locaties opgepakt en hebben t.a.t. voorrang t.o.v. statische locaties.
Toelichting: statische locaties worden opgepakt naargelang de beschikbare middelen dit toelaten.
3D Schrijnende gevallen worden met voorrang opgepakt.
Toelichting: het begrip ‘urgent’ uit de Wet bodembescherming is in de nieuwe Wbb vervangen door het begrip spoedeisendheid. De formulering van de operationele doelstelling is aangepast.
3E Bij het Landsdekkend beeld wordt extra aandacht geschonken aan ontwikkelingslocaties en potentieel spoedeisende gevallen.
Toelichting: het begrip ‘urgent’ uit de Wet bodembescherming is in de nieuwe Wbb vervangen door het begrip spoedeisendheid. De formulering van de operationele doelstelling is aangepast.
3F In 2015 dienen alle daarvoor in aanmerking komende locaties historisch en verkennend onderzocht te zijn.
Toelichting: middels clustering zal getracht worden efficiencyverhoging en prijsvoordeel te behalen. Uit deze historische onderzoeken worden locaties geselecteerd die in aanmerking komen voor verkennend bodemonderzoek. Ook deze onderzoeken zullen weer worden geclusterd. Bedrijven die onder het BSB vallen blijven buiten beschouwing, zij zijn hiervoor zelf verantwoordelijk.
3G In 2020 dienen alle daarvoor in aanmerking komende locaties nader onderzocht te zijn.
Toelichting: in de periode tot en met 2010 zijn 5 nadere onderzoeken gepland voor statische locaties waarvan wordt ingeschat dat risico’s aanwezig zijn. De voortgang van deze fase zal sterk afhangen van de middelen die in het kader van ISV-3 beschikbaar komen.
3H In 2030 zijn alle potentiële bodemverontreinigingsgevallen onderzocht en beheersbaar gemaakt.
Toelichting: enkel voor autonome ontwikkelingen en schrijnende gevallen wordt tot 2011 capaciteit gereserveerd. Alle andere locaties schuiven door.
4A Aan de werkgroep bodem van de Regionale Milieusamenwerking zal actief worden deelgenomen.
Toelichting: de werkgroep komt vier maal per jaar bij elkaar. De gemeente Hulst vertegenwoordigt de Zeeuws-Vlaamse gemeenten in het platform bodem. Afhankelijk van ontwikkelingen binnen de provincie, wetgeving of zaken die door de deelnemers worden aangedragen, worden projecten opgepakt en verder uitgewerkt.
4B Aan het Platform Bodem en aan door het platform geïnitieerde projecten zal een actieve bijdrage worden geleverd. Het voorzitterschap van één of meerdere projectgroepen behoort tot de ambitie.
Toelichting: in dit verband worden hoofdzakelijk zaken opgepakt van bovenregionale betekenis.
4C In 2006 worden de BKK’s Zeeland Seaports en Wegbermen vastgesteld.
Toelichting: de BKK wegbermen is nog niet door alle Zeeuwse gemeenten vastgesteld. Dit wordt een gebiedsdekkende kaart voor heel Zeeland.
4D In 2010 moet duidelijk zijn welke delen van het stedelijk gebied in aanmerking komen voor opname in de BKK Zeeuwsch-Vlaanderen.
Toelichting: dit is de voorbereiding voor 4E. In 2007 wordt naar verwachting nieuwe regelgeving van kracht met een overgangsrecht van 5 jaar voor dan reeds vastgestelde bodemkwaliteitskaarten. De formulering van de operationele doelstelling is aangepast.
4E In 2011 wordt de BKK Zeeuwsch-Vlaanderen herzien en uitgebreid met de daarvoor in aanmerking komende delen van het stedelijk gebied.
Toelichting: naar verwachting blijven de huidige bodemkwaliteitskaarten van kracht tot 2012. Tevens zal de gemeente dan invulling dienen te geven aan de achtergrondwaarden. Het is de ambitie van de provincie te komen tot één kaart voor heel Zeeland. Het lijkt voor de hand liggend dit gezamenlijk op te pakken in regionaal, dan wel provinciaal verband. Tevens zal de kaart dan, zo mogelijk, uitgebreid worden met de stedelijke gebieden van voor 1960 en de kaart van Zeeland Seaports. De formulering van de operationele doelstelling is aangepast.
4F Voor 2010 worden de mogelijkheden onderzocht voor regionale verwerking en tijdelijke opslag in depots van licht verontreinigde grond en baggerspecie.
Toelichting: meerdere initiatieven worden genomen. Een aantal mogelijkheden lijkt kansrijk. Bij regionale verwerking van de baggerspecie kan bespaard worden op transportkosten en wordt de regionale economie gestimuleerd.
4G Bij aan- of verkoop van onroerende zaken is de bodemkwaliteit bekend.
Toelichting: er is behoefte, met name bij verkoop van grond, klantgerichter te werken. Het dient voor de koper duidelijk te zijn wat wel en niet mogelijk is met de bijgeleverde bodeminformatie. Een en ander zal nader uitgewerkt worden.
De genoemde bedragen en fte’s zijn bepaald ten opzichte van de huidige budgetten en formatie. Tevens wordt er van uitgegaan dat 0,8 fte bij milieutechnologie alsnog structureel geregeld wordt. Genoemd wordt dus uitsluitend wat extra nodig is of bespaard kan worden.
*exclusief 0,8 fte, nog niet structureel geregeld.
De dekking voor de 0,8 fte nog niet structureel geregelde formatie, de tijdelijke 1 fte voor 0,5 jaar en de stucturele formatie van 0,5 fte kan gevonden worden in ISV-middelen.
Voor 1,4 fte is nog geen dekking aanwezig binnen de lopende begroting.
Voor het onderzoeken van de waterbodems bij riooloverstorten en het baggeren van waterbodems is nog geen dekking aanwezig binnen de lopende begroting.
De verbeter- en knelpunten ten opzichte van de huidige formatie en begroting zijn hiermee in beeld gebracht. Daarmee zijn tevens de budgettaire en personele gevolgen van de neergelegde ambitie duidelijk.
Hiervoor zullen aan de Raad afzonderlijk voorstellen worden gedaan.
Het plan zal jaarlijks geëvalueerd en zonodig bijgesteld worden. Hiervan wordt verslag aan de Raad gedaan.
Voor de periode 2006-2010 zal t.z.t. een evaluatie worden uitgevoerd, waarna het uitvoeringsplan verder wordt uitgewerkt voor de periode na 2010.
Inventarisatie van wetten en (daaruit voortvloeiende) producten.
oBodemkwaliteitskaart -Zeeuwsch-Vlaanderen (boomgaarden, witte vlekken)
Wet verontreining oppervlaktewateren Wvo.
*waterbodems -Stadsvijvers Gemeentelijk Baggerplan
·bodemparagraaf in bestemmingsplannen
Wet stedelijke vernieuwing Wsv
De selectieprocedure in het kader van het Landsdekkend Beeld.
Al jarenlang is het bodembeleid van de minister van VROM er op gericht het bodem-verontreinigingsprobleem binnen één generatie opgelost te hebben. Aanvankelijk stond daar het jaartal 2022 voor, maar dit is ondertussen 2030 geworden.
Ten behoeve van de beleidsvorming en de verdeling van bodemgelden werd bij VROM de behoefte aan inzicht in het aantal van bodemverontreiniging verdachte locaties steeds dringender. Om die reden is door VROM in 2002 aan de provincies opdracht gegeven te zorgen voor een digitaal overzicht met een standaardopbouw waarin alle bekende potentiële bodemverontreinigingen in de desbetreffende provincies zijn opgenomen.
Aangezien door VROM de verdeling van subsidies aan de medewerking voor de tabel werd gekoppeld, werd een en ander een zeer hectisch traject dat niet tot een optimaal resultaat heeft geleid. Uiteindelijk is de LDB-tabel in maart 2004 uitgeleverd aan VROM en in maart 2004 is een bewerkte versie, de werkvoorraad LDB, uitgeleverd aan de gemeenten. Deze versie bleek nog een groot aantal onjuistheden te bevatten en is op 31 januari 2006 vervangen door een andere versie met bijna 3700 locaties in onze gemeente.
De werkvoorraad LDB is de basis geweest voor de verdeling van de bodemgelden in het kader van ISV-2. Hoewel de toekenning van middelen aanzienlijk minder was, dan de verwachtingen die aanvankelijk werden gewekt, vormt dit budget de basis voor het oplossen van knelpunten en het aanpakken van de werkvoorraad in de periode tot 2010.
Naar verwachting zal voor de periode 2010-2015 opnieuw bodembudget worden toegekend.
De LDB-tabel is in wezen niets anders dan de digitale samenvoeging van een aantal reeds vanaf de jaren ’90 van de vorige eeuw opgebouwde bestanden met van bodemverontreiniging verdachte locaties. Deze zijn:
·Bedrijvenbestand Kamer van koophandel.
Dit is een inventarisatie van alle bedrijven die in de loop der jaren bij de Kamer zijn ingeschreven. Dit bestand is door personen met locale kennis doorgenomen waarbij alle niet relevante bedrijven zoals kantoren, dokterspraktijken enz. zijn geschrapt.
·Het Historisch bedrijvenbestand HBB.
In opdracht van de provincie heeft een inventarisatie plaatsgevonden van de hinderwetarchieven van de gemeenten, de arbeidsinspectie en de provincie. De opsomming van deze locaties vormt het HBB.
Dit is het gemeentelijke Milieu Informatiesysteem waarin alle actuele milieuvergunningen en andere relevante milieuinformatie is ondergebracht.
Dit is het digitale gemeentelijke bodeminformatiesysteem waarin alle bij de gemeente bekende bodemonderzoeken zijn opgeslagen en via de kaart zijn op te zoeken.
Dit is het digitale bestand van bij de provincie bekende bodemlocaties.
Dit is de inventarisatie van voormalige stortplaatsen.
Door digitale bewerking bij de samenvoeging van deze bestanden zijn de dubbelingen zo veel mogelijk uitgefilterd. Dit bestand vormt het LDB.
Dat bestand is echter nog niet optimaal daar locaties soms nog een oud (vervallen) adres hebben, dubbelingen voorkomen of ondertussen actuelere informatie beschikbaar is. Tussen de aanlevering van onze gegevens in 2002 en nu zijn immers al weer bijna 4 jaar verstreken waarin bijvoorbeeld het gemeentelijke BIS-GIS verder is aangevuld met o.a. ondergrondse tanks en in het kader van milieuvergunningen, bouwaanvragen en in eigen beheer uitgevoerde bodemonderzoeken. Het is dus een ‘ruwe’ werkvoorraad.
Over welke aantallen praten we.
Voor geheel Zeeland is de werkvoorraad 23.632 locaties.
Op automatiseringsgebied heeft het implementeren van de werkvoorraad in het BIS-GIS tot de nodige vraagtekens geleid. Veel overleg over afstemming met andere softwaregebruikers en de provincie bleek noodzakelijk. Uiteindelijk is een bedrijf gevonden dat voldoende kennis en inzicht in huis heeft om de werkvoorraad in het gemeentelijke BIS-GIS te implementeren. In oktober 2006 was deze klus geklaard waarmee een systeem is verkregen dat naar verwachting op relatief eenvoudige wijze kan uitwisselen met het systeem van de provincie Zeeland en daarmee ook met dat van het ministerie van VROM.
Hierdoor zal het tevens mogelijk zijn selecties te maken en de gegevens verder aan te vullen en te prioriteren.
Taakverdeling tussen provincie en gemeente.
De aan de gemeente toegekende ISV-2-bodemgelden zijn bestemd voor het oplossen van knelpunten en het in uitvoering nemen van de werkvoorraad. Aan de provincie zijn bodemgelden toegekend voor het in uitvoering nemen van de werkvoorraad in het buitengebied.
Dit impliceert dat de gemeente verantwoordelijk is voor de locaties binnen de bebouwde kommen en de provincie voor het gebied buiten de bebouwde kommen.
Een proefselectie in de ‘oude’ werkvoorraad ten behoeve van het bodembeleidsplan leert dat 60% van de locaties in de bebouwde kom ligt, 25 % in het buitengebied en van 15% is de ligging (nog) niet duidelijk. De verwachting is dat uiteindelijk 70% van de locaties door ons en 30% door de provincie opgepakt dient te worden.
Bovengenoemd aantal dient nog verhoogd te worden met de sinds 2002 ‘ontdekte’ locaties zoals bijvoorbeeld Vrijstraat in Sas van Gent en Kasteelstraat in Philippine.
Prioritering en actualisering werkvoorraad.
Om tot een actuele werkvoorraad te komen zal vanaf 2006, als het LDB in het BIS-GIS is ingebracht, een verdere verfijning en actualisering van de gegevens plaats dienen te vinden.
Een eerste actie zal zijn die locaties waarvan de ligging onduidelijk of onbekend is thuis te brengen aan de hand van oude huisnummerlijsten, coördinaten, plaatselijke kennis en dergelijke. Daarmee is, na afstemming met de provincie, de onderlinge taakverdeling tussen ons en de provincie definitief.
Vervolgens zullen alle in het Bis-Gis aanwezige locaties nagelopen worden of zij volledig zijn ingevoerd en een juiste vervolgactie hebben toegekend gekregen.
Op deze manier ontstaat een relatief betrouwbaar overzicht van alle in de gemeente bekende locaties waar bodemverontreiniging verwacht wordt of aanwezig is, de actuele werkvoorraad.
Tevens zal een prioritering per actie worden gegeven aan de hand van ervaring en in het bodembeleidsplan vastgelegde criteria zoals ontwikkelingsgebieden en maatschappelijke knelpunten.
De praktijk leert dat nog regelmatig locaties opduiken met bodemverontreiniging. Dit is het geval bij onroerend goed transacties, planontwikkeling en dergelijke.
De verwachting is gerechtvaardigd dat dit ook in de toekomst zo zal blijven, daar wij als gemeente nooit over alle informatie zullen beschikken.
Wel zal getracht dienen te worden het BIS-GIS zo volledig en betrouwbaar mogelijk te maken. Hierbij kan gedacht worden aan het verder inventariseren van voormalige stadsgrachten, kreken, stortplaatsen, ondergrondse tanks en dergelijke.
Een doorkijkje naar de toekomst.
Na de prioritering dient actief met de locaties aan de slag gegaan te worden.
Landelijk zijn zogenaamde doorstroompercentages vastgesteld. Het is echter nog maar de vraag in hoeverre deze voor onze gemeente representatief zijn. De gemeente Terneuzen ‘scoort’ met het aantal locaties ook behoorlijk anders dan gemiddeld.
Reeds bij de prioritering zal een aantal locaties, bijvoorbeeld huis- en kantooradressen van bedrijven , de status ‘niet meer relevant’ krijgen. Ook zijn er locaties die reeds voldoende onderzocht of zelfs al gesaneerd zijn en waar dus geen verdere actie meer nodig is. Ook die zullen al direct de status ‘niet meer relevant’ krijgen.
De overige locaties komen in een van de overige genoemde categorieën terecht. De hoogst geprioriteerde locaties zullen als eerste worden opgepakt.
De overige locaties zullen zo veel als mogelijk worden geclusterd waarbij gestart wordt met de locaties die in aanmerking komen voor historisch onderzoek. Het voordeel is dat er efficiënter gewerkt kan worden en dat een aanbestedingsvoordeel kan worden behaald. Deze kosten zijn nog volledig voor rekening van de gemeente maar worden gedekt uit de via de provincie door het rijk beschikbaar gestelde middelen.
Een deel van de historisch onderzochte locaties zal als ‘niet meer relevant’ worden beoordeeld, de overigen schuiven door naar oriënterend onderzoek. De kosten van deze onderzoeken zullen, conform de richtlijn van VROM deels voor rekening komen van de veroorzakers of de eigenaren van de locaties. De overige kosten worden weer gedekt uit de beschikbaar te stellen middelen. Ook na dit onderzoek zal een aantal locaties ‘niet meer relevant’ blijken te zijn. De overigen schuiven door naar nader onderzoek enz.
Een gedeelte van de werkvoorraad zal autonoom van status veranderen doordat bijvoorbeeld bedrijven in het kader van de BSB, of projectontwikkelaars hiermee aan de slag gaan.
Als voldoende budget en formatie beschikbaar wordt gesteld zal uiteindelijk de gehele werkvoorraad in 2030 als ‘niet meer relevant’ te boek staan en is daarmee het bodemsaneringsproces voor historische verontreinigingen ten einde. De klemtoon zal dan verschuiven van onderzoeken en saneren naar het beheren van locaties. Het spreekt voor zich dat daarvoor aanzienlijk minder middelen en formatie benodigd zullen zijn.
Opgemerkt dient te worden dat bij verandering van bestemming opnieuw sanering noodzakelijk kan blijken te zijn en dat ook de nog onbekende en de nieuw veroorzaakte verontreinigingen aandacht zullen blijven vragen.
Bovengeschetste operatie heeft, naast het aanspraak kunnen maken op ISV-bodem-middelen, nog een aantal andere aspecten.
Naar verwachting zullen naast ISV ook andere middelenstromen beschikbaar komen voor statische locaties. Dit zijn locaties waar geen planologische ontwikkelingen aan de orde zijn waardoor de maatschappelijke noodzaak van een sanering lager wordt. Deze middelen zullen dan door de provincie verdeeld of beheerd worden.
WERKVOORRAAD BODEM INGEVOLGE PROJECT LANDSDEKKEND BEELD, VERSIE 2004.
Basislijst Landsdekkend Beeld.
Locaties binnen de bebouwde kom 2072
Locaties in buitengebied (provincie) 878
Dit is de werkvoorraad zoals die in 2002 is aangeleverd.
In de gegevens zit een achterstand van ca. 4 jaar.
De versie van oktober 2006 gaat uit van ruim 3700 locaties zodat voor de onderstaande indicatieve berekening de werkelijke uitkomsten hoger zullen zijn.
Zowel door VROM als de provincie is een inschatting gemaakt van het aantal locaties dat niet relevant zal blijken te zijn. Deze locaties vallen dus uiteindelijk af.
Werkvoorraad volgens VROM (2004).
Locaties binnen de bebouwde kom 851
Theoretische werkvoorraad LDB 852
Locaties in buitengebied (provincie) en lage prioriteit 2627
Bij deze selectie worden alle locaties die door derden worden opgepakt verwijderd. Gedacht kan worden aan gasfabrieken, stations (NS), SUBAT, BSB-deelnemers enz.
Aan deze locaties zal echter wel aandacht geschonken dienen te worden i.v.m. aanvragen voor historisch onderzoek door derden, procedures Wbb actueel houden BIS-GIS e.d.
Werkvoorraad volgens provincie Zeeland (2004).
Locaties binnen de bebouwde kom 1301
Theoretische werkvoorraad LDB zeeland 1413
Locaties in buitengebied (provincie) en lage prioriteit 2066
Dit is de werkvoorraad van alle locaties binnen de bebouwde kom waarvan nu bekend is dat enige actie met betrekking tot de bodem noodzakelijk is.
Locaties binnen de bebouwde kom 1301
Locatie onbekend 2072 :878 + 2072 x 112 79*
Theoretische werkvoorraad 1380
Nieuwe gevallen 2004/5 1 per week 52
Werkelijke werkvoorraad gemeente Terneuzen 1682**
*overige 33, uitvoering door de provincie
historisch onderzoek 1179 83,4% 1403
totaal per 2004 1413 100% per 2010 1682
Bijlage 3: meest gebruikte afkortingen
Abb+ vorm van actief bodembeheer waarbij de bodemkwaliteitskaarten tevens geschikt zijn voor het beoordelen van vergunningaanvragen in het kader van de Bouwverordening en de Wet milieubeheer.
AMvB Algemene Maatregel van Bestuur
BIS-GIS de gekoppelde toepassing van een bodeminformatiesysteem met een geografisch informatiesysteem
BOOT Besluit Opslag in Ondergrondse Tanks
BSB Bodemsanering bestaande bedrijfsterreinen
GIS geografisch informatiesysteem
Globis bodeminformatiesysteem provincie Zeeland
GRP Gemeentelijk Rioleringsplan
ISV Investeringsbudget stedelijke vernieuwing
LDB Landsdekkend Beeld (bodemkwaliteit)
NaVOS vervolgtraject verkennend onderzoek stortplaatsen
NRB Nederlandse Richtlijn Bodembescherming
OO oriënterend (bodem)onderzoek
SUBAT Stichting Uitvoering Bodemsanering Amovering Tankstations
VOS verkennend onderzoek stortplaatsen
VROM Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu
Bedrijfsmatig deel van het plan.
Binnen de gemeentelijke organisatie zijn diverse afdelingen en clusters belast met bodemgerelateerde werkzaamheden. De gesprekken hebben plaatsgevonden in de periode juli tot en met november 2005. Een tweede ronde gesprekken heeft plaatsgevonden in het voorjaar van 2006.
Om na te gaan in hoeverre de werkzaamheden op diverse plaatsen binnen de organisatie goed op elkaar zijn afgestemd en waar zich leemtes of overlappingen voordoen in het gevoerde en gewenste beleid zijn gesprekken gevoerd met vertegenwoordigers van de meest betrokken afdelingen.
Opvallend zijn de belangstelling en het draagvlak voor bodembeleid. Veel zaken zijn reeds in studie en andere zaken zijn ondertussen reeds in voorbereiding of zelfs in uitvoering. Dit neemt echter niet weg dat nog zaken blijven liggen of nadere afstemming behoeven.
Hieronder volgt een verkorte weergave van de gesprekken met daarbij een verwijzing naar de desbetreffende operationele doelstellingen uit de visie.
De ondersteuning vanuit de afdeling Milieu en Natuur is goed, er wordt meegedacht met de problemen. Er is echter niet altijd voldoende begrip voor het niet direct na kunnen leven van vergunningvoorschriften. Een voorbeeld is de herschikking die plaats vindt van de diverse werklocaties. Men denkt aan nieuwbouw, maar moet ook nog (even) verder op de huidige locaties. Investeringen in bodembeschermende voorzieningen staan in geen verhouding tot de termijn dat deze nog rendement zullen opleveren. 1A. Vrijkomende locaties zullen worden verkocht en opnieuw bestemd. 1B (4G).
Grotere grondstromen worden momenteel ingezet bij RES, een oplossing op langere termijn dient nog opgepakt te worden. 4F.
De gemeente beschikt nog niet voor het volledige grondgebied over aansluit- en overstortvergunningen. 1A. Het is de bedoeling per kern te komen tot een afzonderlijke aansluit- en overstortvergunning. Besprekingen met het waterschap zijn gestart en de eerste concept-aanvragen zijn bij het waterschap ingediend. Het vastleggen van de 0-fase en de sanering van de waterbodems bij overstorten zal hierin geregeld worden. 3B.
Raakvlakken zijn hoofdzakelijk de verlening van bouwvergunningen en het Bouwstoffenbesluit. De werkverdeling is duidelijk en de inhoudelijke ondersteuning voldoende. Voor het toetsen van bouwaanvragen op bodemaspecten is een protocol ontwikkeld. Zodra BIS-GIS intern beschikbaar is kan toetsing bij Bouwen en Wonen geschieden. 2B.
·De ondersteuning vanuit Milieu en Natuur wordt als voldoende ervaren, het zou soms wel sneller mogen. 1D.
Toelichting: bodemonderzoek heeft een bepaalde doorlooptijd, historisch onderzoek kost al snel 4 weken en een eenvoudig verkennend onderzoek 6 weken. Als vervolgonderzoek en sanering nodig zijn wordt dit nog langer. Het is belangrijk de noodzaak tot onderzoek vroegtijdig te onderkennen en de onderzoeken dan ook daadwerkelijk in gang te zetten. Beter in een vroeg stadium, tegen beperkte meerkosten, wat te veel onderzocht dan problemen of vertraging bij de uitvoering.
Toelichting: dit komt hoofdzakelijk voort uit het gegeven dat initiatiefnemers Milieu en Natuur niet altijd tijdig betrekken bij projecten, daarnaast spelen capaciteit en afstemming met de afdeling Ruimte een rol.
Toelichting: kopers denken vaak het bodemonderzoek goedkoper uit te kunnen laten voeren. Het onderzoek zal echter aan een zekere minimale kwaliteit dienen te voldoen ter voorkoming van toekomstige schadeclaims, als later blijkt dat het perceel verontreinigd is. In een juridische procedure wordt de gemeente immers al snel als de meest deskundige partij aangemerkt. Dit is te voorkomen door de kosten van onderzoek deel uit te laten maken van de totale grondprijs. De grondprijs is dan inclusief onderzoek.
·Voorkomen dat bodemonderzoek op bodemonderzoek uitgevoerd moet worden, bijvoorbeeld. 1 bij de verkoop, 2 bij de bouwvergunning, 3 bij de WM-vergunning en dan nog eens een extra onderzoek (4) bij het afvoeren van grond. Graag een structurele oplossing hiervoor bedenken, zodat de bedrijven/burgers minder rompslomp en kosten hebben. 1B (4G).
Toelichting: dit komt helaas in de praktijk nog wel eens voor. Het is een afweging tussen te maken kosten en onderzoeksniveau. Middels bodemkwaliteitskaarten is dit deels op te lossen. 4C en 4E. Hierbij worden grotere gebieden ineens onderzocht en gezoneerd waardoor vrij grondverzet,met inachtneming van bepaalde spelregels, mogelijk wordt.
·Daarnaast kan meer duidelijkheid aan de klant/koper gegeven worden door expliciet in de koopakte te vermelden waarvoor de grond wel of niet geschikt is.
Voorbeeld: op het perceel is een bodemonderzoek uitgevoerd d.d. 14 november 2005, kenmerk x1y2z3 De grond is geschikt voor bedrijfsdoeleinden. Met het bodemonderzoek kan vrijstelling worden verkregen bij aanvragen om bouwvergunning tot een termijn van 5 jaar. De locatie is gelegen binnen de zone van de Bodemkwaliteitskaart Zeeuwsch-Vlaanderen. Binnen deze zone is vrij grondverzet, conform het bodembeheerplan, mogelijk. Het onderzoek is niet zonder meer geschikt als 0-faseonderzoek voor een milieuvergunning.
Voor percelen die verkocht worden als tuingrond is een en ander reeds voldoende geregeld. Voorgesteld wordt voor andere percelen dit uit te werken in een werkgroep.
Toelichting: deze opmerking is grotendeels juist. In het Uitvoeringsplan Bodem zal deze doelstelling verplaatst worden naar 4G.
De werkzaamheden binnen deze cluster zijn in twee hoofdgroepen te verdelen, enerzijds dienstverlenend voor externe en interne klanten. Anderzijds wordt ook gewerkt aan eigen producten zoals informatie en onderzoeken t.b.v. planologische procedures, saneringen, Landsdekkend Beeld, beleidsvorming en dergelijke.
Externe en interne en dienstverlening.
De bodeminformatie wordt binnen de cluster ontsloten in het Bodeminformatiesysteem (BIS) en het Geografisch informatiesysteem (GIS). De formatie voor deze werkzaamheden is niet structureel geregeld en daardoor kwetsbaar. In de praktijk blijkt sprake te zijn van werkachterstanden waardoor de hieraan gekoppelde dienstverlening zoals verklaringen voor makelaars en gegevensverstrekking t.b.v. historisch onderzoek en planologische procedures lang duurt. Het lukt steeds vaker aanvragen van makelaars binnen de gewenste tijd af te doen. Aanvragen voor historisch onderzoek en artikel-19-procedures blijven soms te lang liggen. 2A en 2D.
Toelichting: een aanmerkelijke verbetering van de interne processen kan gerealiseerd worden door het intern 2B en op termijn extern 2C beschikbaar stellen van het BIS-GIS. Het extern beschikbaar stellen van bodemgegevens is/wordt overigens een wettelijke verplichting. Vooralsnog geeft dit problemen van automatiseringstechnische aard
-Ten behoeve van de afdelingen Ruimte en Economie worden bodemonderzoeken en saneringen uitgevoerd ten behoeve van grondverkopen 1B (4G) en ruimtelijke plannen 1D. Het behoort tot de bestuurlijke ambitie, in adviserende en begeleidende zin, ook externe partijen hierin van dienst te zijn. Vanwege de beschikbare formatie komt men hier echter amper aan toe. 1E.
Door bodeminformatie intern en extern raadpleegbaar te maken kunnen, bij de planvorming en de voorbereiding van werken, bewuster keuzes worden gemaakt. Daarnaast kan de gemeente, beter dan wie ook, betrokkenen begeleiden, de weg wijzen door de procedures, technische oplossingen aandragen en behoeden voorvalkuilen.
-In de huidige praktijk wordt vrijwel uitsluitend gewerkt aan zaken die ambtelijk of bestuurlijke prioriteit krijgen of zaken die door derden worden opgepakt. Voorbeelden zijn bodemonderzoeken en -saneringen bij schrijnende gevallen 3D en de bodemkwaliteitskaarten voor wegbermen en het beheergebied van Zeeland Seaports. 4C. De noodzaak om aan de slag te gaan met zaken als ‘Landsdekkend beeld’ wordt onderkend, maar hiervoor is onvoldoende formatie beschikbaar. Het binnen de cluster verschuiven van werkzaamheden biedt evenmin een oplossing. 2E, 3C, 3E, 3F, 3G, 3H, 4D en 4E.
Toelichting: de werkvoorraad in het kader van Landsdekkend beeld, versie 2004, bedraagt 3479 verdachte locaties, zie bijlage 3. In december 2005 is een herziene versie met ca. 3700 locaties aangeleverd. Dit bestand dient nog geoptimaliseerd en bewerkt te worden. De status van deze locaties varieert van uitsluitend de kwalificatie verdacht tot reeds volledig onderzocht en gesaneerd. Naast deze ‘bekende’ locaties duiken nog regelmatig, tot nu toe onbekende, locaties op. Een en ander is indicatief uitgewerkt in bijlage 3. 2E.
Milieuvergunningen en –handhaving.
·Bodem maakt steeds vaker integraal deel uit van de handhaving.
Bij handhaving kan men kiezen tussen thematische, sectorale en integrale handhaving. In Terneuzen is in het kader van de professionalisering van de handhaving gekozen voor sectorale handhaving omdat hierbij een hogere efficiency wordt verwacht. Periodieke controles worden grotendeels als integrale controles uitgevoerd.
Toelichting: hier is tevens een overlap met de handhaving van bestemmingsplannen, dit is binnen de organisatie nog niet structureel geregeld. De provincie is bevoegd gezag voor ontgrondingen.
Op het Besluit Opslaan in Ondergrondse Tanks (BOOT) wordt systematisch gecontroleerd. Ongeveer 80% van de te verwijderen tanks wordt ook daadwerkelijk gecontroleerd. Controle op certificaten, keuringen en monitoring wordt integraal meegenomen bij de periodieke controle van inrichtingen. Deze controle vindt 1 maal per 4 jaar, of vaker, plaats. 1A.
Het BIS-GIS is beschikbaar maar nog niet alle medewerkers zijn met het systeem bekend. Er vindt daardoor ook niet altijd een check op bodemgegevens plaats bij de voorbereiding van de controle. 2B. Toelichting: het beschikbaar stellen van een systeem op zich is niet voldoende. Medewerkers dienen ook geschoold te worden in het raadplegen van, of het werken met het systeem. De operationele doelstelling 2B wordt aangepast: 2B Het BIS-GIS is in 2005 voor alle interne klanten raadpleegbaar. Oud: 2B Het BIS-GIS is in 2005 voor alle interne klanten beschikbaar.
-Op het Bouwstoffenbesluit wordt niet alleen bij incidenten gehandhaafd. Meldingen worden niet optimaal administratief verwerkt en er is niet altijd actieve handhaving op het binnenkomen van meldingen of na het niet indienen van een melding. Voor de BKK Zeeuwsch-Vlaanderen geldt hetzelfde. Dit houdt verband met de toekenning van prioriteit aan “inrichting gebonden” handhaving. Men is zich aan het bezinnen om hiermee in de toekomst effectiever aan de slag te gaan. Er wordt niet intern gehandhaafd bij nieuwe werken. 1A.
Toelichting: het Bouwstoffenbesluit is uitermate complex en brengt (hoge) kosten met zich mee. Hierdoor is het maatschappelijk draagvlak voor het naleven van dit besluit erg laag. Ook intern is er weinig draagvlak voor het besluit. Middels regionaal beleid wordt invulling van leemtes geregeld. Met het opstellen van bodemkwaliteitskaarten worden procedures vereenvoudigd en kosten omlaag gebracht. 4A, 4C, 4D en 4E.
·De planning en prioritering van Ruimte en Milieutechnologie zijn niet volledig op elkaar afgestemd, daardoor kan ondermeer bij het organiseren van werkzaamheden vertraging optreden.
Toelichting: Om dit beter af te stemmen is er sinds kort overleg tussen het afdelingshoofd Milieu en de projectleiders van Ruimte.
Toelichting: Plannen worden intern of extern ontwikkeld. Vaak is een derde initiatiefnemer. Een inventarisatiefase van alle mogelijke problemen, procedures enz. bij de start van een project brengt de knelpunten en de daarmee gemoeide procedures en kosten snel in beeld. Hierdoor kunnen bewuster keuzes worden gemaakt. Dit geldt overigens niet alleen voor bodem maar ook voor andere milieucompartimenten, externe veiligheid, archeologie enz.
·Voor plannenmakers kan de wetgeving op het gebied van Milieu en Natuur soms extra voorwaarden met zich meebrengen. Het is goed zo snel mogelijk op de hoogte te zijn van alle mogelijke voorwaarden 1D.
Toelichting: In het kader van MILO zijn een aantal sessies aan deze problematiek besteed met als positief resultaat, meer begrip voor elkaars rol. In principe is elke bodemverontreiniging oplosbaar, het is een kwestie van geld en tijd. Als dit aspect vanaf het begin van de planvorming wordt meegewogen kan men bewuster kiezen en een integrale afweging maken.
Per operationele doelstelling worden achtereenvolgens aangegeven:
1. Nieuwe bodemverontreiniging wordt voorkomen.
1A Relevante wetgeving wordt nageleefd, uitgevoerd en gehandhaafd.
Toelichting: dit is een doorlopende actie die zo vanzelfsprekend dient te zijn dat het een automatisme wordt voor betrokkenen. Het verbeteren van de handhaving van bestemmingsplannen en van het Bouwstoffenbesluit in relatie met bouwen, zal ook bij de heroriëntatie REO betrokken dienen te worden. Hiervoor is 1 fte geraamd. Wellicht kan hier door bundeling van handhavingstaken de efficiency worden verhoogd.
Bij de aanpak van diffuse bronnen dient gedacht te worden aan betere voorlichting over wat wel en niet wenselijk is bij gescheiden riolering en aan maatregelen zoals bijvoorbeeld het terugdringen van metalen dakgoten en -bedekking in het kader van Duurzaam Bouwen.
1B Bij aan- of verkoop van onroerende zaken is de bodemkwaliteit bekend.
Bij nader inzien behoort deze actie tot operationele doelstelling 4. zie verder onder 4G
1C Overstorten van de riolering wordt met maatregelen verder verminderd.
Toelichting: de aanpassing van het gemeentelijk rioolstelsel is een voortdurend proces waarbij met het nemen van maatregelen zal worden voldaan aan de basisinspanning. Renovatie, vervanging en uitbreiding van het stelsel wordt zo veel mogelijk gecombineerd met andere civieltechnische werken teneinde kosten te besparen.
1D Bodem is een integraal onderdeel van projecten.
Toelichting: door tijdige inbreng van milieuaspecten in planvorming kan vaak winst worden geboekt, niet alleen in milieuhygiënische zin, maar ook in proceduretijd en binnen de benodigde budgetten. Hiertoe is een periodiek overleg opgestart met als deelnemers de projectleiders van de afdeling Ruimte en de operationele leidinggevenden van de afdeling Milieu & Natuur.
Daar projecten van derden soms al in een gevorderd stadium zijn eer zij aan de gemeente worden voorgelegd zijn deze niet altijd optimaal afgestemd op milieuambities, en -procedures, ambtelijk én bestuurlijk dient hier bij betrokkenen aandacht voor gevraagd te worden. Ook extern kan naar verwachting winst worden geboekt in resultaten, tijd en geld. Zie hiervoor ook onder 1E.
1E Projectontwikkelaars en bedrijven worden begeleid t.a.v. bodemproblematiek.
Toelichting: vaak gaat het om een afweging van snelheid versus zorgvuldigheid. Meedenken en bijsturen tijdens de planvorming is eenvoudiger en minder ingrijpend dan “reparaties” achteraf, als die nog mogelijk zijn. Het betekent eerder investeren, maar met meer rendement en een beter eindresultaat. Het is uiteraard niet de bedoeling taken uit te voeren die door betrokkenen relatief eenvoudig kunnen worden geregeld door het inschakelen van adviesbureaus.
2. Het selecteren van verdachte locaties vóór 2010.
2A Het BIS-GIS wordt permanent actueel gehouden.
Toelichting: dit is een doorlopende actie.
2B Het BIS-GIS is in 2007 intern raadpleegbaar.
Toelichting: de oorspronkelijke doelstelling van 2005 is niet gehaald. Onderzocht zijn het uitbreiden van licenties en het plaatsen van het systeem op het interne netwerk. Ook is een test gedaan met de webbrowser. Daarnaast wordt getracht een en ander af te stemmen met de publieksbalie en het project Aarhus. Door het intern beschikbaar stellen van het systeem kan efficiënter en integraler gewerkt worden.
2C Het BIS-GIS is in 2010 via internet door een ieder te raadplegen.
Toelichting: in samenhang met 2D wordt gezocht naar een toepassing die zonder al te veel problemen tevens geschikt is voor plaatsing op internet.
2D Aanvragen van Makelaars en aanvragen voor historisch onderzoek worden binnen 5 werkdagen afgehandeld.
Toelichting: door de inzet van extra formatie lukt het de behandeltijd van aanvragen van makelaars binnen de gestelde tijd van 10 dagen af te doen. De ambitie is bijgesteld.Voor historisch onderzoek lukt dit nog niet. Hiervoor is nog 0,4 fte benodigd. Door gegevens intern beschikbaar te stellen wordt een besparing van 0,2 fte verwacht. Resteert 0,2 fte.
Bij organisatorische maatregelen kan gedacht worden aan snellere postrouting, aanvragen per e-mail en snellere afhandeling bij het archief.
In het kader van de heroriëntatie REO dient bekeken te worden of de bestemmingsplaninformatie intern digitaal beschikbaar kan worden gemaakt zodat de volledige afhandeling van de aanvragen van makelaars binnen één afdeling kan gebeuren.
2E In 2009 zijn alle historisch verdachte locaties geprioriteerd.
Toelichting: het LDB-proof maken en de afstemming met de provincie hebben meer tijd gevraagd dan verwacht. Hierdoor is ook een invoerachterstand van het BIS-GIS ontstaan. Deze zal eerst worden weggewerkt waarna gestart wordt met de prioritering. De hoofdlijnen van het prioriteren zijn besproken in de commissie Omgeving, zie ook bijlage 3.
Bij het prioriteren zal tevens gekeken worden naar locaties waar stuiting van verjaring of wettelijke aansprakelijkheid aan de orde kan zijn. Dit geldt zowel voor gevallen waar de gemeente door derden is of kan worden aangesproken als voor gevallen waar gemeentelijke eigendommen (door derden) zijn verontreinigd. De vervolgacties liggen bij de afdeling Economie.
2F De kwaliteit van waterbodems bij overstorten is in 2010 bekend.
Toelichting: In onze gemeenten zijn 90 overstorten van de riolering op oppervlaktewater aanwezig. Het daadwerkelijk saneren van de verontreinigde waterbodems komt terug bij 3B.
3. De bodem wordt geschikt gemaakt voor het voorgenomen gebruik vóór 2030.
3A Er wordt actief meegewerkt aan de BSB-operatie.
Toelichting: in 2030 dienen alle bedrijven in orde te zijn. De provincie houdt hier toezicht op. De rol van de gemeente is die van bevoegd gezag in het kader van de Wet milieubeheer met daarnaast een adviserende en begeleidende taak. In de praktijk blijken meerdere bedrijven niet mee te doen met BSB. Zij doorlopen het onderzoeks- en eventuele saneringstraject zelfstandig.
3B Door overstorten verontreinigde waterbodems worden voor 2015 gesaneerd.
Toelichting: de uitvoering stagneert door het ontbreken van specifiek budget en van een eigen gemeentelijk baggerspeciedepot voor schone en licht verontreinigde baggerspecie. Voor klasse 3 en 4 baggerspecie wordt getracht te komen tot een regionale voorziening. Het baggeren van de vijvers aan de Nassaustraat (stank, € 1.000.000,--) en de Industrieweg (berging, € 30.000,--) in Terneuzen is urgent. De gegevens zijn ontleende aan het gemeentelijk baggerplan.
3C Ontwikkelingslocaties worden voor statische locaties opgepakt en hebben t.a.t. voorrang t.o.v. statische locaties.
Toelichting: statische locaties worden opgepakt naargelang de beschikbare middelen dit toelaten.
3D Schrijnende gevallen worden met voorrang opgepakt.
Toelichting: er is sprake van schrijnende gevallen wanneer wordt ingeschat dat actuele risico’s aanwezig zijn. Humane risico’s wegen daarbij het zwaarste. Daarnaast kan de persoonlijke situatie van betrokkenen een rol spelen, dit is vooral een bestuurlijke afweging. Het is lastig een zuivere afweging te maken, dit zal pas mogelijk zijn na prioritering van alle locaties. Na onderzoek kan blijken dat een locatie minder spoedeisend is dan aanvankelijk werd ingeschat.
3E Bij het Landsdekkend beeld wordt extra aandacht geschonken aan ontwikkelingslocaties en potentieel spoedeisende gevallen.
Stand van zaken: Het BIS is geharmoniseerd in samenwerking met de andere Zeeuwse Strabis gebruikers en de provincie. Op korte termijn wordt gestart met een inhaalslag voor het invoeren van ruim 100 bodemonderzoeken.Naar verwachting kan de uitwisseling met de provincie in het najaar van 2006 plaats vinden. Begin 2007 kan dan gestart worden met het systematisch nalopen van de locaties en het controleren van de toegekende prioriteit.
Toelichting: het begrip ‘urgent’ uit de Wet bodembescherming is in de nieuwe Wbb vervangen door het begrip spoedeisendheid. De formulering van de operationele doelstelling is aangepast.
3F In 2015 dienen alle daarvoor in aanmerking komende locaties historisch en verkennend onderzocht te zijn.
Toelichting: middels clustering zal getracht worden efficiencyverhoging en prijsvoordeel te behalen. Uit deze historische onderzoeken worden locaties geselecteerd die in aanmerking komen voor verkennend bodemonderzoek. Ook deze onderzoeken zullen weer worden geclusterd. Bedrijven die onder het BSB vallen blijven buiten beschouwing, zij zijn hiervoor zelf verantwoordelijk.
3G In 2020 dienen alle daarvoor in aanmerking komende locaties nader onderzocht te zijn.
Toelichting: in de periode tot en met 2010 zijn 5 nadere onderzoeken gepland voor statische locaties waarvan wordt ingeschat dat risico’s aanwezig zijn. De voortgang van deze fase zal sterk afhangen van de middelen die in het kader van ISV-3 beschikbaar komen.
3H In 2030 zijn alle potentiële bodemverontreinigingsgevallen onderzocht en beheersbaar gemaakt.
Toelichting: enkel voor autonome ontwikkelingen en schrijnende gevallen wordt tot 2011 capaciteit gereserveerd. Alle andere locaties schuiven door.
4. Het zorgvuldig beheren en verbeteren van de bereikte bodemkwaliteit, teneinde maximale mogelijkheden voor gebruik en hergebruik als grondstof te kunnen bieden.
4A Aan de werkgroep bodem van de Regionale Milieusamenwerking zal actief worden deelgenomen.
Toelichting: de werkgroep komt vier maal per jaar bij elkaar. De gemeente Hulst vertegenwoordigt de Zeeuws-Vlaamse gemeenten in het platform bodem. Afhankelijk van ontwikkelingen binnen de provincie, wetgeving of zaken die door de deelnemers worden aangedragen, worden projecten opgepakt en verder uitgewerkt.
4B Aan het Platform Bodem en aan door het platform geïnitieerde projecten zal een actieve bijdrage worden geleverd. Het voorzitterschap van één of meerdere projectgroepen behoort tot de ambitie.
Toelichting: in dit verband worden hoofdzakelijk zaken opgepakt van bovenregionale betekenis.
4C In 2006 worden de BKK’s Zeeland Seaports en Wegbermen vastgesteld.
Toelichting: de BKK wegbermen is nog niet door alle Zeeuwse gemeenten vastgesteld. Dit wordt een gebiedsdekkende kaart voor heel Zeeland.
4D In 2010 moet duidelijk zijn welke delen van het stedelijk gebied in aanmerking komen voor opname in de BKK Zeeuwsch-Vlaanderen.
Toelichting: dit is de voorbereiding voor 4E. In 2007 wordt naar verwachting nieuwe regelgeving van kracht met een overgangsrecht van 5 jaar voor dan reeds vastgestelde bodemkwaliteitskaarten. De formulering van de operationele doelstelling is aangepast.
4E In 2011 wordt de BKK Zeeuwsch-Vlaanderen herzien en uitgebreid met de daarvoor in aanmerking komende delen van het stedelijk gebied.
Toelichting: naar verwachting blijven de huidige bodemkwaliteitskaarten van kracht tot 2012. Tevens zal de gemeente dan invulling dienen te geven aan de achtergrondwaarden. Het is de ambitie van de provincie te komen tot één kaart voor heel Zeeland. Het lijkt voor de hand liggend dit gezamenlijk op te pakken in regionaal, dan wel provinciaal verband. Tevens zal de kaart dan, zo mogelijk, uitgebreid worden met de stedelijke gebieden van voor 1960 en de kaart van Zeeland Seaports. De formulering van de operationele doelstelling is aangepast.
4F Voor 2010 worden de mogelijkheden onderzocht voor regionale verwerking en tijdelijke opslag in depots van licht verontreinigde grond en baggerspecie.
Toelichting: meerdere initiatieven worden genomen. Een aantal mogelijkheden lijkt kansrijk. Bij regionale verwerking van de baggerspecie kan bespaard worden op transportkosten en wordt de regionale economie gestimuleerd.
4G Bij aan- of verkoop van onroerende zaken is de bodemkwaliteit bekend.
Toelichting: er is behoefte, met name bij verkoop van grond, klantgerichter te werken. Het dient voor de koper duidelijk te zijn wat wel en niet mogelijk is met de bijgeleverde bodeminformatie. Een en ander zal nader uitgewerkt worden.
De genoemde bedragen en fte’s zijn bepaald ten opzichte van de huidige budgetten en formatie. Genoemd wordt dus uitsluitend wat extra nodig is of bespaard kan worden.
Bijlage 1 Wetgeving en producten.
Inventarisatie van wetten en (daaruit voortvloeiende) producten.
Wet verontreining oppervlaktewateren Wvo.
*waterbodems -Stadsvijvers Gemeentelijk Baggerplan
-gemeentelijk/regionaal baggerspeciedepot
Wet stedelijke vernieuwing Wsv
Bijlage 2 De selectieprocedure in het kader van het Landsdekkend Beeld.
Al jarenlang is het bodembeleid van de minister van VROM er op gericht het bodem-verontreinigingsprobleem binnen één generatie opgelost te hebben. Aanvankelijk stond daar het jaartal 2022 voor, maar dit is ondertussen 2030 geworden.
Ten behoeve van de beleidsvorming en de verdeling van bodemgelden werd bij VROM de behoefte aan inzicht in het aantal van bodemverontreiniging verdachte locaties steeds dringender. Om die reden is door VROM in 2002 aan de provincies opdracht gegeven te zorgen voor een digitaal overzicht met een standaardopbouw waarin alle bekende potentiële bodemverontreinigingen in de desbetreffende provincies zijn opgenomen.
Aangezien door VROM de verdeling van subsidies aan de medewerking voor de tabel werd gekoppeld, werd een en ander een zeer hectisch traject dat niet tot een optimaal resultaat heeft geleid. Uiteindelijk is de LDB-tabel in maart 2004 uitgeleverd aan VROM en in maart 2004 is een bewerkte versie, de werkvoorraad LDB, uitgeleverd aan de gemeenten. Deze versie bleek nog een groot aantal onjuistheden te bevatten en is op 31 januari 2006 vervangen door een andere versie met bijna 3700 locaties in onze gemeente.
De werkvoorraad LDB is de basis geweest voor de verdeling van de bodemgelden in het kader van ISV-2. Hoewel de toekenning van middelen aanzienlijk minder was, dan de verwachtingen die aanvankelijk werden gewekt, vormt dit budget de basis voor het oplossen van knelpunten en het aanpakken van de werkvoorraad in de periode tot 2010.
Naar verwachting zal voor de periode 2010-2015 opnieuw bodembudget worden toegekend.
De LDB-tabel is in wezen niets anders dan de digitale samenvoeging van een aantal reeds vanaf de jaren ’90 van de vorige eeuw opgebouwde bestanden met van bodemverontreiniging verdachte locaties. Deze zijn:
Dit is een inventarisatie van alle bedrijven die in de loop der jaren bij de Kamer zijn ingeschreven. Dit bestand is door personen met locale kennis doorgenomen waarbij alle niet relevante bedrijven zoals kantoren, dokterspraktijken enz. zijn geschrapt.
In opdracht van de provincie heeft een inventarisatie plaatsgevonden van de hinderwetarchieven van de gemeenten, de arbeidsinspectie en de provincie. De opsomming van deze locaties vormt het HBB.
Dit is het gemeentelijke Milieu Informatiesysteem waarin alle actuele milieuvergunningen en andere relevante milieuinformatie is ondergebracht.
Dit is het digitale gemeentelijke bodeminformatiesysteem waarin alle bij de gemeente bekende bodemonderzoeken zijn opgeslagen en via de kaart zijn op te zoeken.
Dit is het digitale bestand van bij de provincie bekende bodemlocaties.
Dit is de inventarisatie van voormalige stortplaatsen.
Door digitale bewerking bij de samenvoeging van deze bestanden zijn de dubbelingen zo veel mogelijk uitgefilterd. Dit bestand vormt het LDB.
Dat bestand is echter nog niet optimaal daar locaties soms nog een oud (vervallen) adres hebben, dubbelingen voorkomen of ondertussen actuelere informatie beschikbaar is. Tussen de aanlevering van onze gegevens in 2002 en nu zijn immers al weer bijna 4 jaar verstreken waarin bijvoorbeeld het gemeentelijke BIS-GIS verder is aangevuld met o.a. ondergrondse tanks en in het kader van milieuvergunningen, bouwaanvragen en in eigen beheer uitgevoerde bodemonderzoeken. Het is dus een ‘ruwe’ werkvoorraad.
Over welke aantallen praten we.
Voor geheel Zeeland is de werkvoorraad 23.632 locaties.
Op automatiseringsgebied heeft het implementeren van de werkvoorraad in het BIS-GIS tot de nodige vraagtekens geleid. Veel overleg over afstemming met andere softwaregebruikers en de provincie bleek noodzakelijk. Uiteindelijk is een bedrijf gevonden dat voldoende kennis en inzicht in huis heeft om de werkvoorraad in het gemeentelijke BIS-GIS te implementeren. In oktober 2006 was deze klus geklaard waarmee een systeem is verkregen dat naar verwachting op relatief eenvoudige wijze kan uitwisselen met het systeem van de provincie Zeeland en daarmee ook met dat van het ministerie van VROM.
Hierdoor zal het tevens mogelijk zijn selecties te maken en de gegevens verder aan te vullen en te prioriteren.
Taakverdeling tussen provincie en gemeente.
De aan de gemeente toegekende ISV-2-bodemgelden zijn bestemd voor het oplossen van knelpunten en het in uitvoering nemen van de werkvoorraad. Aan de provincie zijn bodemgelden toegekend voor het in uitvoering nemen van de werkvoorraad in het buitengebied.
Dit impliceert dat de gemeente verantwoordelijk is voor de locaties binnen de bebouwde kommen en de provincie voor het gebied buiten de bebouwde kommen.
Een proefselectie in de ‘oude’ werkvoorraad ten behoeve van het bodembeleidsplan leert dat 60% van de locaties in de bebouwde kom ligt, 25 % in het buitengebied en van 15% is de ligging (nog) niet duidelijk. De verwachting is dat uiteindelijk 70% van de locaties door ons en 30% door de provincie opgepakt dient te worden.
Bovengenoemd aantal dient nog verhoogd te worden met de sinds 2002 ‘ontdekte’ locaties zoals bijvoorbeeld Vrijstraat in Sas van Gent en Kasteelstraat in Philippine.
Prioritering en actualisering werkvoorraad.
Om tot een actuele werkvoorraad te komen zal vanaf 2006, als het LDB in het BIS-GIS is ingebracht, een verdere verfijning en actualisering van de gegevens plaats dienen te vinden.
Een eerste actie zal zijn die locaties waarvan de ligging onduidelijk of onbekend is thuis te brengen aan de hand van oude huisnummerlijsten, coördinaten, plaatselijke kennis en dergelijke. Daarmee is, na afstemming met de provincie, de onderlinge taakverdeling tussen ons en de provincie definitief.
Vervolgens zullen alle in het Bis-Gis aanwezige locaties nagelopen worden of zij volledig zijn ingevoerd en een juiste vervolgactie hebben toegekend gekregen.
Op deze manier ontstaat een relatief betrouwbaar overzicht van alle in de gemeente bekende locaties waar bodemverontreiniging verwacht wordt of aanwezig is, de actuele werkvoorraad.
Tevens zal een prioritering per actie worden gegeven aan de hand van ervaring en in het bodembeleidsplan vastgelegde criteria zoals ontwikkelingsgebieden en maatschappelijke knelpunten.
De praktijk leert dat nog regelmatig locaties opduiken met bodemverontreiniging. Dit is het geval bij onroerend goed transacties, planontwikkeling en dergelijke.
De verwachting is gerechtvaardigd dat dit ook in de toekomst zo zal blijven, daar wij als gemeente nooit over alle informatie zullen beschikken.
Wel zal getracht dienen te worden het BIS-GIS zo volledig en betrouwbaar mogelijk te maken. Hierbij kan gedacht worden aan het verder inventariseren van voormalige stadsgrachten, kreken, stortplaatsen, ondergrondse tanks en dergelijke.
Een doorkijkje naar de toekomst.
Na de prioritering dient actief met de locaties aan de slag gegaan te worden.
Landelijk zijn zogenaamde doorstroompercentages vastgesteld. Het is echter nog maar de vraag in hoeverre deze voor onze gemeente representatief zijn. De gemeente Terneuzen ‘scoort’ met het aantal locaties ook behoorlijk anders dan gemiddeld.
Reeds bij de prioritering zal een aantal locaties, bijvoorbeeld huis- en kantooradressen van bedrijven , de status ‘niet meer relevant’ krijgen. Ook zijn er locaties die reeds voldoende onderzocht of zelfs al gesaneerd zijn en waar dus geen verdere actie meer nodig is. Ook die zullen al direct de status ‘niet meer relevant’ krijgen.
De overige locaties komen in een van de overige genoemde categorieën terecht. De hoogst geprioriteerde locaties zullen als eerste worden opgepakt.
De overige locaties zullen zo veel als mogelijk worden geclusterd waarbij gestart wordt met de locaties die in aanmerking komen voor historisch onderzoek. Het voordeel is dat er efficiënter gewerkt kan worden en dat een aanbestedingsvoordeel kan worden behaald. Deze kosten zijn nog volledig voor rekening van de gemeente maar worden gedekt uit de via de provincie door het rijk beschikbaar gestelde middelen.
Een deel van de historisch onderzochte locaties zal als ‘niet meer relevant’ worden beoordeeld, de overigen schuiven door naar oriënterend onderzoek. De kosten van deze onderzoeken zullen, conform de richtlijn van VROM deels voor rekening komen van de veroorzakers of de eigenaren van de locaties. De overige kosten worden weer gedekt uit de beschikbaar te stellen middelen. Ook na dit onderzoek zal een aantal locaties ‘niet meer relevant’ blijken te zijn. De overigen schuiven door naar nader onderzoek enz.
Een gedeelte van de werkvoorraad zal autonoom van status veranderen doordat bijvoorbeeld bedrijven in het kader van de BSB, of projectontwikkelaars hiermee aan de slag gaan.
Als voldoende budget en formatie beschikbaar wordt gesteld zal uiteindelijk de gehele werkvoorraad in 2030 als ‘niet meer relevant’ te boek staan en is daarmee het bodemsaneringsproces voor historische verontreinigingen ten einde. De klemtoon zal dan verschuiven van onderzoeken en saneren naar het beheren van locaties. Het spreekt voor zich dat daarvoor aanzienlijk minder middelen en formatie benodigd zullen zijn.
Opgemerkt dient te worden dat bij verandering van bestemming opnieuw sanering noodzakelijk kan blijken te zijn en dat ook de nog onbekende en de nieuw veroorzaakte verontreinigingen aandacht zullen blijven vragen.
Bovengeschetste operatie heeft, naast het aanspraak kunnen maken op ISV-bodem-middelen, nog een aantal andere aspecten.
-Naar verwachting zullen naast ISV ook andere middelenstromen beschikbaar komen voor statische locaties. Dit zijn locaties waar geen planologische ontwikkelingen aan de orde zijn waardoor de maatschappelijke noodzaak van een sanering lager wordt. Deze middelen zullen dan door de provincie verdeeld of beheerd worden.
-Aan burgers, bedrijven enz. kan, sneller dan nu, accuratere informatie worden verstrekt. Deze informatie kan ook digitaal beschikbaar worden gesteld of via internet.
-De kans op aansprakelijk stellen wegens verstrekken van onjuiste informatie wordt verkleind.
WERKVOORRAAD BODEM INGEVOLGE PROJECT LANDSDEKKEND BEELD, VERSIE 2004.
Basislijst Landsdekkend Beeld.
Locaties binnen de bebouwde kom 2072
Locaties in buitengebied (provincie) 878
Dit is de werkvoorraad zoals die in 2002 is aangeleverd.
In de gegevens zit een achterstand van ca. 4 jaar.
De versie van oktober 2006 gaat uit van ruim 3700 locaties zodat voor de onderstaande indicatieve berekening de werkelijke uitkomsten hoger zullen zijn.
Zowel door VROM als de provincie is een inschatting gemaakt van het aantal locaties dat niet relevant zal blijken te zijn. Deze locaties vallen dus uiteindelijk af.
Werkvoorraad volgens VROM (2004).
Locaties binnen de bebouwde kom 851
Theoretische werkvoorraad LDB 852
Locaties in buitengebied (provincie) en lage prioriteit 2627
Bij deze selectie worden alle locaties die door derden worden opgepakt verwijderd. Gedacht kan worden aan gasfabrieken, stations (NS), SUBAT, BSB-deelnemers enz.
Aan deze locaties zal echter wel aandacht geschonken dienen te worden i.v.m. aanvragen voor historisch onderzoek door derden, procedures Wbb actueel houden BIS-GIS e.d.
Werkvoorraad volgens provincie Zeeland (2004).
Locaties binnen de bebouwde kom 1301
Theoretische werkvoorraad LDB zeeland 1413
Locaties in buitengebied (provincie) en lage prioriteit 2066
Dit is de werkvoorraad van alle locaties binnen de bebouwde kom waarvan nu bekend is dat enige actie met betrekking tot de bodem noodzakelijk is.
Locaties binnen de bebouwde kom 1301
Locatie onbekend 2072 :878 + 2072 x 112 79*
Theoretische werkvoorraad 1380
Nieuwe gevallen 2004/5 1 per week 52
Werkelijke werkvoorraad gemeente Terneuzen 1682**
*overige 33, uitvoering door de provincie
historisch onderzoek 1179 83,4% 1403
totaal per 2004 1413 100% per 2010 1682