Organisatie | Terneuzen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Burgerparticipatie |
Citeertitel | Burgerparticipatie - Evaluatie 6 juli 2010 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp | wijkbeheer inwoners kern |
Geen
Onbekend
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
06-07-2010 | Onbekend | 20-05-2010 Onbekend | Onbekend |
Op 22 mei 2008 besloot de gemeenteraad pas een oordeel te kunnen vellen over de inzet van burgerparticipatie, nadat enkele pilots aan zouden tonen dat het instrument al dan niet hanteerbaar en effectief is.
Daarnaast startte in 2009 de Rekenkamercommissie met een evaluatie van het wijkbeheer, zoals het in de gemeente Terneuzen werd gevoerd sinds de herindeling. In het rapport, dat in december 2009 verscheen, gaf de commissie een positief oordeel over het wijkbeheer. Tevens deed de commissie nog een aantal aanbevelingen om de kwaliteit van het wijkbeheer nog te verbeteren.
Eén van de constateringen van de rekenkamercommissie was dat de afstand tussen gemeenteraad en kern- en wijkraden groot was. Dit werd onder andere veroorzaakt door onbekendheid met elkaar.
In deze notitie gaan wij in de inleiding (bladzijdes 4 en 5) in op het belang van de inzet van het instrument burgerparticipatie, ook vanuit de invalshoek van recente ontwikkelingen, zoals de bezuinigingen.
Hoofdstuk 1 besteedt op de bladzijdes 6 tot en met 11 aandacht aan de pilots voor de burgerparticipatie. Gekeken wordt naar de beoogde en gerealiseerde effecten van de inzet van burgerparticipatie. Niet enkel de oorspronkelijk gekozen vier pilots komen aan bod, ook de later door de gemeenteraad toegevoegde pilot Speelkooi Othene wordt beschreven.
In hoofdstuk 2 (bladzijdes 12 tot en met 19) buigen wij ons over de aanbevelingen, die de rekenkamercommissie in december 2009 deed in het rapport over het wijkbeheer in de gemeente Terneuzen. Wij geven in dit deel aan hoe wij invulling willen geven aan de aanbevelingen. Daarbij beschrijven we enkele voorbeelden.
In hoofdstuk 3 (bladzijde 21) komt de sturende rol van de gemeenteraad aan de orde. Het gaat dan met name aan het meer inhoud geven aan de relatie tussen de gemeenteraad en de kern- en wijkraden. Het vierde hoofdstuk (bladzijde 21), ten slotte, is gewijd aan de conclusie.
Onlangs boog een commissie van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten zich over de veranderingen in het lokaal bestuur. In het rapport Knollen en citroen, dat onlangs verscheen, constateerde de commissie, dat de relatie tussen overheid en burger de laatste decennia ingrijpend veranderde en nog steeds verandert. De commissie legde de nadruk op sociaal-culturele verschuivingen en op financieel-economische verschuivingen.
Op sociaal-cultureel vlak is door ontzuiling van de samenleving en individualisering van de burger de overheid de enige instantie, waarop de burger een beroep kan doen en die zelf een beroep doet op de burger. Dit leidt tot een selectieve waarneming: als het goed gaat met de burger, dan kiest hij graag voor meer eigen verantwoordelijkheid. Maar als het slechter gaat, dan klaagt diezelfde burger, dat de overheid hem niet voldoende bijstaat.
De VNG-commissie vindt, dat de overheid moet zorgen voor evenwicht in de verhouding met de burger. Een evenwicht, waarbij duidelijk is, dat de burger zelf primair verantwoordelijk is voor zijn eigen leven. Hij moet, samen met andere burgers, zijn eigen omgeving zo organiseren dat die een stootje kan opvangen. De overheid heeft dan als taak hem daartoe in staat te stellen.
De huidige crisis op financieel-economisch vlak stelt de gemeente voor keuzes. In de overwegingen zullen, volgens de VNG-commissie, antwoorden op de volgende vragen een hoofdrol spelen:
Onder invloed van deze verschuivingen neemt het belang van burgerparticipatie toe. Het betrekken op het goede moment van goed geïnformeerde burgers helpt bij het creëren en het vergroten van het draagvlak voor besluiten van de overheid. Deze burgers zullen eerder begrip op kunnen brengen en mee willen werken aan impopulaire maatregelen, dan zij die niet worden geïnformeerd en die overal buiten worden gehouden.
De burgerparticipatie, zoals wij die aan uw raad, voorlegden in april 2008, definieerden wij als: de burger heeft een aandeel in het beleid van de overheid en in de uitvoering daarvan.
Op basis hiervan helpen burgers bij het bereiken van de subdoelstellingen, die met burgerparticipatie worden nagestreefd
de kwaliteit van het gemeentelijk beleid (vorming en uitvoering) vergroten;
draagvlak creëren of versterken voor een plan of beslissing;
begrip kweken voor het handelen van de gemeente;
het imago van de gemeente verbeteren.
Het hoofddoel blijft, om even de herinnering op te roepen, natuurlijk het bijdragen aan een meer ontspannen samenleving, waarbij het voor de burger duidelijk is, dat hij zelf primair verantwoordelijk is voor zijn eigen leven en de kwaliteit ervan. De taak van de overheid is hem daartoe in staat te stellen. De instrumenten, die burgerparticipatie in dit kader biedt, zijn
Uitgangspunten daarbij blijven, dat de gemeente het uiteindelijke besluit neemt of het plan/de oplossing bekrachtigt en dat de eindverantwoordelijkheid steeds bij de gemeente ligt.
De doelstelling en de uitgangspunten van burgerparticipatie sluiten aan bij het beleid voor het wijkbeheer in de gemeente Terneuzen, zoals uw raad dat kent uit de kadernotitie Wijkbeheer (2003) en de notitie Alle hens aan dek (2005).De rekenkamercommissie van de gemeente constateerde in het rapport ‘Wijken en kernen in beeld’(december 2009), dat hoewel het moeilijk is eenduidig aan te tonen welke invloed wijkbeheer en burgerparticpatie hebben op de verbetering van de leefbaarheid, het wijkbeheer waarschijnlijk hier wel op vele fronten aan bijdraagt. Een instrument om het effect van burgerparticipatie aan de hand van objectieve indicatoren te meten is de Leefbarometer, zoals die door het Ministerie van VROM is ontwikkeld en wordt gehanteerd. Er wordt gekeken naar de publieke ruimte, de woningvoorraad, het voorzieningenniveau, de bevolkingssamenstelling, de sociale samenhang en de veiligheid. De barometer beoordeelde overigens voor het jaar 2008 aan, de leefbaarheid in de gemeente Terneuzen als “zeer positief”. Dat is hoger dan het landelijk gemiddelde.
Voor dit deel baseren wij ons op ons collegevoorstel aan de gemeenteraad van 15 april 2008 over burgerparticipatie en op de notitie ‘Burgerparticipatie, vier pilots’, die de gemeenteraad, als ingekomen stuk, in juli 2009 voor kennisgeving aannam. Beide notities voegen we als bijlage bij deze notitie over de evaluatie van de pilots.
Na het besluit van de gemeenteraad op 22 mei 2008 om aan de hand van de resultaten van pilots te oordelen over de invoering van het instrument burgerparticipatie, duidden wij oorspronkelijk als pilot aan:
Wij vonden, om te beginnen, dat de resultaten van de pilots in deze evaluatie moesten laten zien of de inzet van het instrument burgerparticipatie een meerwaarde had voor het betrekken van de burgers bij de vorming en de uitvoering van het gemeentelijk beleid en, in het verlengde daarvan, voor het verhogen van de graad van ontspanning in de samenleving. Daarnaast dachten we met deze projecten inzicht te kunnen geven in de verschillende uitingsvormen van burgerparticipatie (raadplegen, samenwerken en overdragen). Ten slotte wilden we tonen hoe de inzet van het instrument verliep in verschillende geledingen van de gemeentelijke organisatie.
Aan het viertal pilots voegde de gemeenteraad in april 2010 een vijfde toe, namelijk de ontwikkelingen rondom de speelkooi in de Terneuzense wijk Othene.
Voor de evaluatie hebben wij allereerst teruggepakt naar de checklist, die bij de start van elke pilot werd ingevuld. De belangrijkste onderwerpen in deze lijst vormden de basis om te kijken of het instrument burgerparticipatie hanteerbaar en effectief is. Het ging om
Vooraleer we overgaan tot de daadwerkelijke evaluatie, attenderen we erop, dat we elke pilot uitgevoerd hebben volgens het plan van aanpak, zoals dat vooraf voor iedere pilot werd opgesteld.
Het plan van aanpak en de checklist maakten onderdeel uit van de notitie Burgerparticipatie, vier pilots, die wij u in april 2008 voorlegden en die u in de bijlagen aantreft.
Pilot 1: het opstellen van wegencategoriseringsplan voor de kern Terneuzen
de beinvloedingsruimte voor de burgers
Vanaf het begin was het duidelijk, dat de ruimte voor de burger om het plan te beïnvloeden gering was. De grote lijnen van het plan lagen vast voor er naar de burger werd getrokken. Dit had onder andere te maken met het gebrek aan speelruimte, die de regelgeving over het onderwerp biedt.
de bereidheid van de burgers om te participeren
De burgers ervoeren in ieder geval het belang van de inzet van het instrument burgerparticipatie bij deze pilot. De bijeenkomst, die werd georganiseerd om de mening van burgers te vragen, werd bezocht door vertegenwoordigers van bijna alle kern- en wijkraden. Overigens was er niet enkel die ene bijeenkomst, de kern- en wijkraden konden ook per brief of e-mail vragen stellen en ideeën aanleveren.
de invloed van burgerparticipatie op de slaagkansen van de projecten. Het opstellen van het wegencategoriseringsplan is een tamelijk technische klus. Desalniettemin hielp het raadplegen van de burgers, als instrument van burgerparticipatie, de slaagkans van het project te verhogen. Zo werd voorkomen, dat sommige straten een kwalificatie verwierven, die indruiste tegen de gevoelens van de bewoners van de straat. Op deze manier werd tevens voorkomen, dat mensen zich geroepen voelden om actie te gaan voeren tegen het plan. Zodoende werd tijdwinst gerealiseerd en de kans op ergernis bij de bewoners geminimaliseerd.
Pilot 2: Het maken van een plan voor de herinrichting van de Markt in Biervliet
de beinvloedingsruimte voor de burgers
Het spreekt voor zich, dat de beinvloedingsruimte hier groot was. De dorpsraad van Biervlet nam zelf het initiatief voor het maken van het plan. De ideeën, die hierin stonden, werden in een later stadium in samenwerking met een stedenbouwkundig ontwerper van de gemeente in een conceptplan gegoten.
de bereidheid van de burgers om te participeren
Vanaf het begin trachtte de dorpsraad zoveel mogelijk bewoners te betrekken. Dit gebeurde door het organiseren van een enquete en van drie openbare informatiebijeenkomsten. De respons was groot. De bijeenkomsten verliepen in een goed gevulde zaal van het dorpshuis en de enquête werd, mede door het feit dat de leden van de dorpsraad de formulieren zelf huis-aan-huis ophaalden, door veel bewoners ingevuld. Overigens stonden de vorderingen bij het maken van het plan ook voortdurend op de agenda van de reguliere vergaderingen van de dorpsraad.
de invloed van burgerparticipatie op de slaagkansen van de projecten
Het hele traject werd gekenmerkt door transparantie. Zo besteedde het goed gelezen dorpsblad voortdurend aandacht aan de ontwikkelingen rondom het plan. Hierdoor werd het draagvlak voor het plan aanzienlijk vergroot. In de praktijk zagen wij in het verleden, dat een plan, dat de gemeente zelf opstelde en waarbij de bewoners pas in een laat stadium werden geïnformeerd of geraadpleegd, vaak met de nodige scepsis werd onthaald. Deze bleef nu in Biervliet zo goed als achterwege: het was het plan van de bewoners zelf. Dit zorgde er ook voor, dat de paar mensen, die plots tijdens de slotbijeenkomst opdaagden en opmerkingen maakten, gecorrigeerd werden door de overige aanwezigen.
Pilot 3: het maken van een plan voor de herinrichting van het speelterrein aan de Van Kinsbergenlaan in Terneuzen
de beinvloedingsruimte voor de burgers
De beinvloedingsruimte voor de bewoners was groot. Het kader werd gevormd door het beschikbare budget van € 40.000,00 en de Speelruimtenota. Daarbinnen hadden de bewoners alle ruimte. Overigens nodigt de Speelruimtenota expliciet uit om jeugd te betrekken bij onder andere de inrichting van speelterreinen.
de bereidheid van de burgers om te participeren
Vanuit het belang voor de omwonenden was ook de bereidheid om te participeren groot. Zo organiseerde de wijkraad met succes een enquête onder de inwoners. Bij de bijeenkomst, waar enkele bedrijven hun producten promootten, was de opkomst dan weer niet grandioos.
de invloed van burgerparticipatie op de slaagkansen van de projecten.
Kinderen, die gaan spelen op toestellen, die ze misschien niet willen, of kinderen, die spelen op toestellen, die zelf hebben uitgekozen. Het spreekt voor zich, dat in het tweede geval de betrokkenheid bij de toestellen groter zal zijn en dat tevreden kinderen ook tot tevreden ouders en in het verlengde hiervan tot een meer ontspannen buurt met bijvoorbeeld minder vandalisme leiden.
Pilot 4: het opstellen van een dorpsplan voor Zaamslag
Pilot 5. Het proces om te komen tot het plaatsen van een speelkooi in de Terneuzense wijk Othene
De plaatsing van een speelkooi veroorzaakt al enige tijd reuring. Het is hier niet de bedoeling in te gaan op de inhoud. De gemeenteraad heeft gevraagd het proces, zoals het rond het onderwerp tot nu toe is gevoerd, te leggen langs de meetlat van burgerparticipatie. Wij hebben daartoe in eerste instantie gehandeld alsof het gehele proces nog moest starten. Dat betekende dus het maken van een omschrijving van het project, het invullen van de checklist en het opstellen van een plan van aanpak. Dit hebben we gedaan met afdeling Samenleving, die inzake speelruimtebeleid en uitvoering ervan het ambtelijk aanspreekpunt vormt. Daarna hebben wij het proces nog doorgenomen aan de hand van argumenten en ervaringen van enkele andere hoofdrolspelers (wijkraad en bezwaarmakers). Aan de hand van dezelfde indicatoren als bij de andere pilots merkten we het volgende op.
de beinvloedingsruimte voor de burgers
het initiatief om te komen tot een speelkooi kwam van een groepjes inwoners. In overleg met deze groepjes kwam de gemeente tot invulling van de wens van deze bewoners. De beinvloedingsruimte voor de bewoners, ook zoals die geboden werd vanuit de nota Speelruimtebeleid, was dus groot.
de bereidheid van de burgers om te participeren
het gevolg van het grote belang voor de burgers was, dat ook de bereidheid groot was om te participeren, zowel van de voorstanders als van de tegenstanders van de komst van de speelkooi. De bereidheid bleek uit de initiatieven, die de grondslag vormden voor de komst van de speelkooi, uit de druk bezochte informatieavonden en uit de grote gedrevenheid van voor- en tegenstander om hun standpunt te verduidelijken en te realiseren.
de invloed van burgerparticpatie op de slaagkansen van het project
Ook hier willen we de parallel trekken met de pilot in de Van Kinsbergenlaan. Een goede uitvoering van het traject van burgerparticipatie leidt tot een speelterrein, dat wordt ingevuld naar tevredenheid van de kinderen en dus ook van hun ouders. Hierdoor neemt het draagvlak voor de speelvoorziening en in het verlengde daarvan voor een ontspannen samenleven in de buurt toe.
Na deze fase keken we hoe alles in de praktijk was gelopen. De start van het geheel was in dit opzicht cruciaal: Inwoners uit de wijk vragen om plaatsing van een speelkooi. In die zin waren er qua proces op het gebied van burgerparticipatie overeenkomsten met de pilot, die handelde over het inrichten van een speelveldje aan de Van Kinsbergenlaan in de Terneuzense wijk Oudelandse Hoeve/ Katspolder.
Wanneer wij, los van alle emoties, sec naar het proces kijken en daarbij de ervaring uit Oudelandse Hoeve/ Katspolder meenemen, dan had qua burgerparticipatie het proces als volgt moeten verlopen:
op basis van deze indruk en van hetgeen eerder is neergelegd in beleidsnotities en bestemmingsplannen beslist de gemeente of om de wijk te informeren over een voorgenomen plaatsing of om de wijk uit te nodigen met de gemeente van gedachten te komen wisselen over het onderwerp. In beide gevallen wordt in ieder geval de inwoners de gelegenheid te geven te reageren op het voornemen;
na verlening van de bouwvergunning, gaat de gemeente in overleg met de wijkraad en in dit geval bijvoorbeeld ook de jongeren, die actie voerden om een speelkooi in de wijk te krijgen, vorm geven aan de uitvoering van het voornemen: de plaatsing van de speelkooi en de inrichting van de directe omgeving.
In de praktijk van de speelkooi in Othene zien we, dat al deze stappen zijn gezet. Wel is afgeweken van de volgorde door te snel in te gaan op het enthousiasme van de initiatiefnemers en daardoor al een bouwvergunning aan te vragen voordat de bewoners waren geïnformeerd of betrokken, zoals bedoeld onder punt 3. Hierdoor en door de reacties, die het een en ander uitlokte, verdient het gelopen traject geen schoonheidsprijs. Dit werd ook geconstateerd door de Zeeuwse Ombudsman in zijn rapport van 26 januari 2009 over de kwestie. Zo pleit de ombudsman voor het verduidelijken van de rol en de positie van de kern- en wijkraden. Dit sluit aan bij de aanbevelingen, die de Rekenkamercommissie van de gemeente Terneuzen in december 2009 deed in haar rapport over het wijkbeheer. Zoals u in de voor u liggende notitie kunt lezen, hebben wij deze opmerkingen ter harte genomen en willen wij onder andere werken aan de verduidelijking van de positie van de kern- en wijkraden.
In het begin van dit hoofdstuk luidde de hamvraag voor de evaluatie: laten de resultaten van de pilots in deze evaluatie zien of de inzet van het instrument burgerparticipatie een meerwaarde heeft voor het betrekken van de burgers bij de vorming en de uitvoering van het gemeentelijk beleid en, in het verlengde daarvan, voor het verhogen van de graad van ontspanning in de samenleving. Met andere woorden: loont het de moeite om gemeentelijke middelen in te zetten voor het doel, dat met burgerparticipatie voor ogen staat. Bij de inzet van de gemeentelijke middelen moet, overigens, bijvoorbeeld worden gedacht aan de middelen, die het kost om in de werkprocessen, zoals die in de ambtelijke organisatie lopen, het moment van de inbreng van de burger van ergens halverwege naar het begin van de processen te brengen. Een ander voorbeeld van de inzet van gemeentelijke middelen ligt in het ondersteunen en faciliteren van de kern- en wijkraden.
Wij zijn er ons van bewust, dat de winst van de inzet van burgerparticipatie moeilijk aantoonbaar is, omdat we natuurlijk geen resultaten kunnen voorleggen van een situatie waarin we het plan opstelden zonder inbreng van de burgers. Een nulmeting ontbreekt en is in praktijk meestal ook niet realiseerbaar. Zelfs in het geval van de pilot rond de speelkooi in Othene gaan we uit van een hypothese.
Pas uit een vergelijking van verschillende resultaten over een langere termijn is het mogelijk statistisch voldoende onderbouwde conclusies ter zake te kunnen voorleggen. Wel leert de praktijk ons in het algemeen, dat weinig commotie ontstaat bij klussen, karweien en projecten waar de inwoners (met name die uit de directe woon- of belevingsomgeving) vanaf de start van de planvorming goed worden geïnformeerd en daar waar mogelijk goed worden betrokken. Zo zien wij in de praktijk in de situaties, waar aldus te werk is gegaan, een toename van het verantwoordelijkheidsgevoel voor de eigen woon- en leefomgeving.Tevens merkten wij, dat een juiste inzet van het instrument leidt tot een betere sfeer, waarin bestuurders, ambtenaren en inwoners samen werken aan de woon- en leefomgeving van de inwoners.
Wij zien, dat burgerparticipatie in het geval van de pilots helpt het gevoel van betrokkenheid en veiligheid van de burgers te vergroten en zodoende bijdraagt aan een samenleving, die meer ontspannen is. Landelijke tendensen en resultaten van onderzoeken als verwoord in ‘Knollen en citroenen’ onderbouwen dit. Verder zien wij, dat deze vaststelling, die uiteraard geldt voor alle pilots die wij in opdracht van de gemeenteraad uitvoerden, wordt ondersteund door de Rekenkamercommissie van de gemeenteraad in het rapport over het wijkbeheer in de gemeente Terneuzen, dat in december 2009 verscheen.
Dit brengt ons ertoe u voor te stellen de kadernotitie Burgerparticipatie, die wij u in mei 2008 voorlegden, nu vast te stellen.
De rekenkamercommissie concludeert, dat het algehele beeld van het wijkbeheer positief is. Daarnaast doet de commissie aanbevelingen om de kwaliteit van wijkbeheer te verhogen. In de vergadering van de raadscommissie Bestuur en middelen op 11 februari 2010 hebben wij toegezegd de nieuwe gemeenteraad zo snel mogelijk voor te leggen hoe wij uitvoering wilden gaan geven aan deze aanbevelingen. Dit doen wij met onderstaande tabel. U zult zien, dat wij ons hebben beperkt tot de aanbevelingen, die de commissie eigenlijk tot ons college richt. Op de aanbevelingen, die bestemd zijn voor u als gemeenteraad, komen we in het volgende hoofdstuk terug.
Graag vernemen wij van u of in kunt stemmen met de handelingen, die wij daarin noemen om het wijkbeheer minder kwetsbaar te maken. Wij denken op deze manier tegemoet te komen aan de drie hoofdlijnen, die uit het rapport van de rekenkamercommissie naar voren komen:
Op deze wijze werken wij ook aan de verankering van de principes van burgerparticipatie in de gemeentelijke organisatie en dus aan de vergroten van de betrokkenheid van de burger bij het gemeentelijk beleid en aan een meer ontspannen samenleving, waarin de burger primair verantwoordelijk is voor zijn eigen leven en de kwaliteit ervan en waarin de gemeente hem daarin ondersteunt. Bij de uitwerking van de aanbevelingen zullen wij dit doel voortdurend voor ogen houden.
De dorpsplannen als voorbeeld van versterken van de positie van de kern- en wijkraden (C3 uit bovenstaande tabel)
De provincie Zeeland verstrekte vorig jaar subsidie voor het realiseren van dorpsplannen voor Biervliet, Philippine en Zaamslag. Dankzij deze bijdrage zijn ondertussen de plannen voor Biervliet en Philippine een feit en wordt de laatste hand gelegd aan het plan voor Zaamslag.
Al eerder leverden kernen en wijken inspanningen om de toekomstverwachtingen voor hun dorp of buurt in beeld te brengen. De vorm, waarin de plannen tot stand kwamen, varieerde. Zo ondersteunde Scoop voor de herindeling de dorpsraad Sluiskil in het project Dorpsblik en deed de dorpsraad vier jaar later het verhaal op eigen kracht over door een enquête te houden onder de bewoners van het dorp. Het ene plan, bijvoorbeeld dat van de StadsRaad Axel werd met toeters en bellen in het bijzijn van de pers en op een speciale dag aangeboden aan het gemeentebestuur, het andere kreeg de wijkwethouder in ontvangst tijdens een reguliere vergadering van de kern- of wijkraad. Hoe verschillend de vorm ook was, één ding bleef hetzelfde en dat was hoe we als gemeentelijk organisatie dikwijls omgingen met de plannen. Na ontvangst gingen in het verleden de plannen vaak ten onder in de veelvoud van plannen en ideeën, die vanuit verschillende invalshoeken ontstonden of al bestonden.
De dorpsraden van Biervliet en Philippine hebben een serieuze inspanning geleverd om tot de dorpsplannen te komen. Beide verwachten ze nu van de gemeente, dat deze de inspanningen op waarde weet te schatten. Ons college heeft hier een begin mee gemaakt. Zo hebben wij allereerst deskundigen uit de ambtelijke organisatie voor hun vakgebied per onderwerp laten kijken naar de volgende vragen.
Vervolgens trokken we met deze deskundigen naar de dorpsraden van Biervliet en Philippine. Daar lichtten de dorpsraden toe waarom bepaalde onderwerpen in de plannen terecht waren gekomen. Vervolgens werd met de dorpsraden gepraat aan de hand van de vijf vragen uit de vorige alinea. Hieruit bleek, dat veel onderwerpen al in de planning staan of naar het land der fabelen verwezen kunnen worden (bijvoorbeeld ‘een stuntvliegveld’ in Philippine) Daarna is afgesproken, dat wij voor de zomervakantie van 2010 besluiten over de voortgang van de uitvoering van de dorpsplannen en dan met name over de onderwerpen, die volgens de dorpsraden voorrang verdienen. Het spreekt voor zich, dat wij de gemeenteraad over deze handelingen zullen informeren.
De dorpsplannen van Biervliet en Philippine zijn door de ernst waarmee de dorpsraden aan de slag gingen en door de ondersteuning bij de totstandkoming door Pol Puype (Biervliet) en Moveo (Philippine) geen loze stukken geworden. De publiciteit, waar de raden zelf voor zorgden, leidde tot interesse voor de aanpak bij andere dorpsraden. Zo willen nu de dorpsraden van Hoek en Koewacht op dezelfde manier aan de slag. Het ziet er naar uit, dat er nog kernen zullen volgen. Wij willen met deze plannen op dezelfde manier omgaan als met die van Biervliet en Hoek. Op deze wijze willen wij de dorpsplannen een meer regisserende rol te laten spelen bij de ontwikkelingen in een bepaalde kern of wijk en op deze manier nog meer recht te doen aan de bedoeling van de gemeenteraad en ons college om de inwoners van de gemeente Terneuzen meer en eerder te betrekken bij de beleidsvoorbereiding en –uitvoering. De praktijk van de totstandkoming van de plannen voor Biervliet en Philippine leert, dat deze benadering werkt: in beide dorpen werkten grote delen van de bevolking samen om de gemeente te laten weten hoe de toekomst van het dorp er uit moest komen zien. Een welkom neveneffect was, dat de dorpsraden de kans aangrepen om met deze actie meer in beeld te komen bij de bewoners, bij hun achterban.
De transparante wijze van vormen en uitvoeren van beleid als voorbeeld van het beter en duidelijker betrekken van de kern- en wijkraden bij dit beleid (C1)
Wij hebben de processen voor het maken van beleid, het uitvoeren ervan en het beheren in kaart gebracht. Hiermee bieden wij een handleiding, waarmee een proces binnen de gemeentelijke organisatie kan worden doorlopen, vanaf het prille begin tot en met de uitvoering. Bijvoorbeeld: een vraag van de gemeenteraad naar aanleiding van overlast door jongeren in een bepaalde wijk kan leiden tot een nieuw jeugdbeleid en uiteindelijk, als één van de uitkomsten, tot de plaatsing van nieuwe speeltoestellen. Hoe dit proces van a tot en met z gestructureerd kan verlopen, brengen wij in de schema’s naar voren.
Daarin geven wij tevens duidelijk aan waar de inbreng van de inwoners verwacht wordt. De schema’s voor de uniforme werkwijze bij beleidsvorming, planvorming en uitvoering en beheer als voorbeeld van een transparante procedure voor doorverwerking van vragen en ideeën vanuit kern- en wijkraden naar het gemeentelijk beleid, zien er als volgt uit.
De rekenkamercommissie stelt in het rapport ‘Wijken en kernen in beeld……’ vast, dat de gemeenteraad meer invulling wil geven aan de controlerende en kaderstellende rol op het gebied van wijkbeheer. In gesprekken met de rekenkamercommissie stelden vertegenwoordigers van de verschillende fracties daartoe onder ander het volgende voor
De rekenkamercommissie denkt ter zake van de positie van de kern- en wijkraden bijvoorbeeld aan het opnemen van een vast agendapunt ‘kern- en wijkraden’op de agenda van de relevante raadscommissie en aan deelname door de kern- en wijkraden bij relevante onderwerpen aan de discussie in de gemeenteraad.
Andere voorbeelden zijn het geven van een bevoorrechte inspraakpositie van de kern- en wijkraden bij de vergaderingen van de gemeenteraad en het organiseren van werkbijeenkomsten voor leden van de gemeenteraad en de kern- en wijkraden.
Voor het intensiveren van de informatievoorziening over het wijkbeheer noemt de rekenkamercommissie bijvoorbeeld de jaarlijkse tussenrapportage aan de gemeenteraad.
Wij willen voor dit onderwerp graag met u een gedetailleerd voorstel uitwerken. Voorafgaand hieraan kunt u bijvoorbeeld in de vorm van een workshop kennis maken met de uitwerking van de voorbeelden, die de rekenkamercommissie noemt. Zo’n workshop kan direct na uw zomerreces van 2010 worden georganiseerd.
Hieraan voorafgaand, horen wij van u graag of u zich kunt vinden in de lijn, die wij, op basis van het rapport van de rekenkamercommissie, hierboven voorstellen.
In mei 2008 legde het college de gemeenteraad de notitie Burgerparticipatie voor. In dit raamwerk werd aangegeven wanneer en op welke manier het instrument burgerparticipatie moet worden ingezet. Burgerparticipatie houdt in, dat de burger een aandeel heeft in het beleid van de overheid en in de uitvoering daarvan. De gemeente is op dit gebied al enkele jaren actief: kern- en wijkraden, die opereren in alle kernen en wijken van de gemeente, worden meer en meer betrokken bij de vorming en de uitvoering van het gemeentelijk beleid, samengestelde adviesraden geven hun inbreng op verschillende beleidsonderwerpen (bijvoorbeeld jeugd, ouderen, kunst en WMO), informatiebijeenkomsten, enzovoorts.
Op 22 mei 2008 besloot de gemeenteraad pas in te kunnen stemmen met het raamwerk, zoals de notitie Burgerparticipatie biedt, nadat voldoende is aangetoond, dat het beleid hanteerbaar en effectief is. Daartoe dienden drie pilotprojecten te worden ingezet. Vervolgens zal de raad dan medio 2009 besluiten het instrument al dan niet definitief in te zetten in de totale beleidsvoorbereiding en –uitvoering.
Bij het kiezen van de pilots hielden we rekening met enkele zaken. Zo kent burgerparticipatie verschillende vormen, namelijk raadplegen, samenwerken en overdragen. We vonden dat elke vorm in de pilots aan bod moest komen. Verder wilden we rekening houden met zowel de voorbereiding als de uitvoering van beleid. Uit een eerste selectie, die bestond uit de herinrichting van de Markt in Biervliet, het dorpsplan voor Zaamslag, het opstellen van de wegencategoriseringsplannen voor de kernen Terneuzen en Axel, de herinrichting van de Markt in Terneuzen, een nieuw speeltoestel in de Van Kinsbergenlaan en de herinrichting van de Maletauxstraat in Sas van Gent kozen wij op basis van deze overwegingen uiteindelijk voor
Wij opteren, zo blijkt, voor vier en niet voor drie pilots. De keuze voor de extra pilot is gemaakt om zodoende het inzicht te geven dat meerdere afdelingen van de gemeentelijke organisatie een rol spelen in het proces van burgerparticipatie.
Raadplegen, samenwerken en overdragen
Wij brengen nog even in herinnering wat wordt bedoeld met deze drie begrippen.
Raadplegen: het gemeentebestuur neemt het initiatief om de mening van de betrokkenen te vragen over een bepaald onderwerp. Er zijn twee stijlen mogelijk, namelijk de consultatieve en de participatieve stijl. In de eerste vorm raadpleegt het bestuur de betrokkenen over een gesloten vraagstelling. Een voorbeeld is de informatieavond over een opgesteld plan voor de herinrichting van een straat.
Bij de tweede stijl vraagt het gemeentebestuur betrokkenen zich uit te spreken over een open vraagstelling, er is dus (veel) ruimte voor discussie en inbreng. De klankbordgroep bij het opstellen van een identiteitsstudie voor een dorp is hiervan een voorbeeld.
Samenwerken: het gemeentebestuur werkt samen met de betrokkenen aan de ontwikkeling van het beleid of een oplossing. Het initiatief kan hier zowel bij het bestuur als bij de betrokkenen liggen. Het bestuur stelt vooraf de kaders van het samenwerken vast en daarbinnen wordt ruimte gecreëerd voor het uitwisselen en uitvoeren van ideeën. Een werkgroep met mensen uit de buurt en ambtenaren, die samen een plan maken voor een nieuwe speeltuin is hiervan een voorbeeld.
Overdragen: het bestuur geeft de betrokkenen de bevoegdheid om, binnen gestelde randvoorwaarden, zelf een plan op te stellen of een oplossing te zoeken. Een voorbeeld hiervan is het overdragen door de gemeente van de bevoegdheid tot het onderhoud van het openbaar groen in een wijk.
In het kader van burgerparticipatie wordt, voorafgaand aan de inzet van het instrument, gekeken naar de effectiviteit en de efficiency van de inzet. Met andere woorden kan het doel worden bereikt en worden de middelen om dit doel te bereiken op de goede manier ingezet. Om hier vooraf inzicht in te krijgen wordt per pilot een checklist en een plan van aanpak opgesteld. Aan de hand hiervan zullen wij hieronder de pilots voorstellen. Wij tekenen hier nog bij aan, dat de invulling van de checklist en het plan van aanpak, die aan iedere pilot vastzitten, een eerste grove schets is, die verfijnd of aangepast moet worden in overleg met de desbetreffende vakafdeling. Dit zal gebeuren, nadat zowel het college als de afdelingshoofden in hebben gestemd met de pilots.
Onderwerp: Het opstellen van het wegen- categoriseringsplan voor Terneuzen | ||||
5. Is er voor het slagen van het project noodzaak voor interactie? | ||||
8. Heeft inzet van burgerparticipatie | ||||
Opmerking: als wordt gesproken over het einde, dan gaat het over het einde van de planvorming, niet over de besluitvorming daarover door college en gemeenteraad of over de uitvoering ervan. In principe eindigt in het geval van de pilot de burgerparticipatie op het moment, dat het plan aan het college wordt aangeboden voor besluitvorming (over beleid of de uitvoering ervan). Na de besluitvorming wordt natuurlijk weer gekeken of en hoe het instrument burgerparticipatie kan worden ingezet bij de vervolgstappen.
Onderwerp: Het maken van een plan voor de | ||||
5. Is er voor het slagen van het project noodzaak voor interactie? | ||||
8. Heeft inzet van burgerparticipatie | ||||
Onderwerp: Het maken van een plan voor de her inrichting van het speelterrein aan de | ||||
8. Heeft inzet van burgerparticipatie | ||||
Pilot 5. Het proces om te komen tot het plaatsen van een speelkooi in de Terneuzense wijk Othene, omschrijving, checklist en plan van aanpak. De invulling hiervan is enkel gebeurd in het kader van de evaluatie van de pilots.
Portefeuillehouder:C.L. Liefting
De gemeente Terneuzen laat meer en meer zien, dat de burger de belangrijkste 'klant' van de gemeente is. De overtuiging wint veld, dat samenwerking met en participatie van de burger, door het benutten van elkaars deskundigheid, ten goede kunnen komen aan de kwaliteit van het beleid en de uitvoering daarvan. De burger neemt bovendien maatregelen van de overheid niet langer als vanzelfsprekend aan. Hij verlangt van de overheid een gedegen communicatie en wenst betrokken te worden bij het (maken van) beleid.
Op dit moment praat de Terneuzense burger al op verschillende manieren en over diverse onderwerpen mee. Zo worden in het algemeen de kern- en wijkraden steeds vaker en vroeger betrokken in zaken, die hun leefomgeving aangaan. Ook geven enkele samengestelde adviesraden hun inbreng op verschillende beleidsonderwerpen (jeugd, ouderen, kunst, WMO, enzovoorts)
De gemeentelijke organisatie kent steeds meer handleidingen en –vatten, die het meer en eerder betrekken van burgers tot een vanzelfsprekendheid moet maken. Zo is er de kadernotitie Wijkbeheer, die onder andere aangeeft wanneer welke georganiseerde burger moet worden betrokken. Verder is er een leidraad voor het organiseren van informatieavonden.
Desalniettemin gebeurt de inzet van het instrument burgerparticipatie nog vaak op ad hoc basis en met wisselend succes. Deze notitie wil het raamwerk vormen, dat aangeeft wanneer het instrument moet worden ingezet en op deze manier helpen teleurstellingen te voorkomen, waardoor de burger vroegtijdig afhaakt.
Het raamwerk, dat deze notitie beoogt te zijn, geeft aan
We definiëren burgerparticipatie als volgt: burgerparticipatie houdt in dat de burger een aandeel heeft in het beleid van de overheid en in de uitvoering daarvan. Participatie vraagt om samenwerking en samenwerking vereist interactie. De termen ‘interactief beleid’ en ‘burgerparticipatie’ worden dan ook vaak als synoniemen gebruikt.
De term ‘interactief’ betekent niets meer en niets minder dan dat er tweerichtingsverkeer is.
Uitgangspunten daarbij blijven dat de gemeente het uiteindelijke besluit neemt of het
plan/de oplossing bekrachtigt en dat de eindverantwoordelijkheid bij de gemeente ligt.
Burgerparticipatie is geen doel op zich, het is een middel om:
draagvlak voor een plan of beslissing te creëren of versterken. Betrokkenheid van burgers bij de totstandkoming van een plan en/of de uitvoering hiervan, leidt ertoe dat hij zich gehoord voelt. Als de burger dichtbij het proces van planvorming en/of realisatie zit, mag bovendien verwacht worden dat hij onvervulbare wensen als niet-realistisch erkent. Een toegenomen draagvlak kan er ook toe leiden dat de burgers hart hebben voor de zaak. Ten slotte mag verwacht worden dat bij besluitvorming het aantal bezwaren zal afnemen, waardoor tijdwinst kan ontstaan;
de burger tot bondgenoot te maken. Burgerparticipatie kan ertoe leiden dat de burger een kijkje in de keuken krijgt van het politieke besluitvormingsproces. Daarbij kan het algemene inzicht ontstaan dat de gemeente keuzes en een afweging van belangen moet maken. De burger wordt geconfronteerd met opvattingen en randvoorwaarden waaraan hij niet had gedacht. Daarmee ontstaat meer begrip voor het handelen van de gemeente;
het imago van de gemeente verder te verbeteren Burgerparticipatie leidt tot een samenwerkingsproces. Los van de concrete en zichtbare resultaten die een dergelijk proces kan opleveren, is het samenwerkingsproces zelf ook van belang. De burgers kunnen hierdoor leren dat met de gemeente goed is samen te werken. Daardoor neemt het vertrouwen in de gemeente toe.
De kanttekening moet hier worden geplaatst, dat burgerparticipatie geen wondermiddel is. Het vraagt inzet van alle betrokken partijen (burger, bestuurder en ambtenaar) om tot betere resultaten en grotere klanttevredenheid te leiden. Bovendien moet ervoor worden gewaakt, dat belangengroeperingen de kans krijgen ‘hun’ gelijk te realiseren en geen goede afweging wordt gemaakt van de diverse (andere) deelbelangen.
De website www.participatiewijzer.nl geeft in de vorm van een zogenaamde participatieladder een overzicht van de mogelijke vormen van contact tussen burger en gemeente. Deze ladder ziet er al volgt uit
Informeren en luisteren zijn de niet-interactieve vormen in deze ladder. Het gaat om vormen, waarbij de ene partij de andere iets mededeelt. Bij informeren laat de gemeente de burger bijvoorbeeld weten wanneer hij zijn vuilnisbak buiten moet zetten en bij luisteren, in een ander voorbeeld, laat de burger de gemeente weten, dat zijn vuilnisbak kapot is.
Beide vormen vallen niet onder onze definitie van burgerparticipatie en laten we hier dan ook verder buiten beschouwing. Raadplegen, samenwerken en overdragen vallen wel binnen onze definitie van burgerparticipatie. Hieronder geven we weer wat we onder deze drie vormen verstaan.
Bij raadplegen neemt het bestuur het initiatief om de mening van de
betrokkenen te vragen over een bepaald onderwerp. Raadplegen kan worden onderverdeeld in twee stijlen: de consultatieve stijl en de participatieve stijl.
Bij de consultatieve stijl raadpleegt het bestuur de betrokkenen over een
gesloten vraagstelling. De betrokkenen kunnen zich uitspreken over een
gegeven beleidsaanpak of een opgesteld plan. Bij de participatieve stijl vraagt het bestuur de betrokkenen zich uit te spreken over een open vraagstelling, hierbij is (veel) ruimte voor discussie en inbreng.
Voorbeelden: informatieavond over een opgesteld plan voor de herinrichting
van een straat (consultatieve stijl), klankbordgroep bij het opstellen van een
identiteitsstudie voor een dorp (participatieve stijl).
Beide stijlen zijn overigens niet 100% van elkaar af te grenzen. Er wordt ook regelmatig een opgesteld plan voorgelegd (consultatief), waarbij toch ruimte is voor discussie en inbreng (participatief).
Bij deze vorm werkt het bestuur samen met de betrokkenen aan de ontwikkeling van het beleid of een oplossing. Het initiatief kan bij samenwerken zowel bij het bestuur als bij de betrokkenen liggen. Het bestuur stelt vooraf de kaders van het samenwerken vast en daarbinnen wordt ruimte gecreëerd voor het uitwisselen en uitvoeren van ideeën.
Voorbeelden: een werkgroep met mensen vanuit de gemeente en mensen
vanuit de buurt maakt een plan voor een nieuwe speeltuin.
Bij deze vorm geeft het bestuur aan de betrokkenen de bevoegdheid om, binnen gestelde randvoorwaarden, zelf een plan op te stellen of een oplossing te zoeken. Het bestuur biedt de betrokkenen de mogelijkheid om, binnen vastgestelde kaders, zelfstandig beleid te ontwikkelen c.q. uit te voeren. Het doel van deze vorm is dat de betrokkenen het bestuur een volledig gevormd(e) beleid/oplossing aanbieden en het bestuur bekrachtigt het beleid/de oplossing.
Voorbeeld: het overdragen door de gemeente van de bevoegdheid tot het onderhoud van het openbaar groen in de wijk.
Wanneer? Criteria en randvoorwaarden voor een interactief beleidsproces
We weten nu wat burgerparticipatie is, wat het belang er van is en welke vormen het kent. Vervolgens moet worden gekeken naar een kader om de inzet van het instrument aan te toetsen. De participatiewijzer.nl heeft hier een model voor ontwikkeld, dat rekening houdt met de volgende criteria:
Op basis van de criteria kan worden vastgesteld of het onderwerp zich leent voor burgerparticipatie. Het daadwerkelijk inzetten van het instrument hangt nog van een aantal randvoorwaarden af:
Burgerparticipatie in praktijk, borging in de gemeentelijke organisatie
Het stroomschema voor burgerparticipatie in de gemeente Terneuzen, dat uitgaat van eerdergenoemde criteria ziet er als volgt uit
Door volgens bovenstaande stroomschema’s te werk te gaan, worden beleidsprobleem en – doel geanalyseerd. Hierdoor wordt duidelijk wat het gewenste procesdoel is en wie de belangrijkste actoren zijn. Bij een interactieve aanpak is het eveneens van belang om via een risicoanalyse in beeld te krijgen welke de kansen en de risico’s zijn. Hiervoor is in de bijlage een checklist over criteria en randvoorwaarden gevoegd, dat een hulp kan zijn voor het gemakkelijker maken van de keuze. Blijkt uit de checklist dat de inzet van het instrument burgerparticipatie gewenst of noodzakelijk is, dan wordt een plan van aanpak voorgesteld en aan het college voorgelegd. De opsteller van het plan houdt rekening met hetgeen in andere notities over het betrekken van burgers bij het gemeentelijk beleid is bepaald. De opzet voor het maken van een plan van aanpak is als bijlage 2 bij deze notitie te vinden.
Een voorstel om deze benadering van de inzet van het instrument burgerparticipatie in te voeren in de gemeentelijke organisatie
Om te toetsen of het in deze notitie geformuleerde beleid in de praktijk hanteerbaar en effectief is, zal ineen drietal pilotprojecten ervaring op worden gedaan (raadplegen, samenwerken en overdragen). Na vaststelling van deze beleidsnotitie zullen hiervoor drie projecten, één per directie, worden benaderd. Gezien de complexiteit van de materie beginnen we met projecten van beperkte omvang, looptijd en impact.
Het is de bedoeling, dat de pilotprojecten intensief worden gevolgd en wel op een manier, die de projecten en hun voortgang onder de aandacht brengt van de gemeentelijke organisatie zelf. Op deze manier kunnen bestuurders en ambtenaren vertrouwd en enthousiast worden gemaakt voor de inzet van het instrument. Voor dit doel zal ook een beroep worden gedaan op andere middelen, zoals intranet en Trots op….. Daarnaast zal het instrument worden ingebed in het gemeentelijk communicatiebeleid.
Aanwezigen: opdrachtgever, projectleider, communicatieadviseur, …………………… | ||||
Heeft inzet van burgerparticipatie positieve invloed op proces en resultaat (effect)? | ||||
Het plan van aanpak bestaat in ieder geval uit de volgende onderdelen.
Exacte onderwerp van “gesprek” (afbakening) Waar ga je het met de doelgroepen over hebben en vooral ook waar niet over? Hoe ga je dat de doelgroepen duidelijk maken? Is deze afbakening realistisch? Hoe ga je om met een stroom aan vragen en opmerkingen over onderwerpen waar je het niet over wil hebben met de doelgroep?