Organisatie | Rotterdam |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Nadere regels AOW- en Jeugdtegoed Rotterdam 2017 |
Citeertitel | Nadere regels AOW- en Jeugdtegoed Rotterdam 2017 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Deze verordening vervalt per 1 maart 2018.
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
16-03-2017 | 01-03-2017 | 01-03-2018 | Nieuwe regeling | 14-03-2017 | Gemeenteblad 2017, nummer 27 |
In deze nadere regels en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
gehuwden, geregistreerde partners alsmede degenen die in artikel 3 Participatiewet als gehuwd worden aangemerkt;
pleegouder als bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet;
Deze nadere regels zijn, ter nadere uitwerking van de verordening, van toepassing op het aanvragen en verstrekken van een tegoed.
Artikel 5 Jeugdtegoed voor kind dat verblijft in accommodatie
In afwijking van het bepaalde in artikel 3, vierde lid, onderdelen b, c en d, kan het college een Jeugdtegoed verstrekken aan een kind op basis van een aanvraag die is ingediend door de tekeningsbevoegde van een organisatie die in Rotterdam een accommodatie heeft als bedoeld in artikel 1.1, van de Jeugdwet, alwaar het betreffende kind verblijft.
Artikel 7 Beschikbaarstelling van het tegoed
Het tegoed wordt beschikbaar gesteld op de Rotterdampas van respectievelijk het betreffende kind, de betreffende AOW-gerechtigde of de betreffende AOW-gerechtigde persoon, bedoeld in artikel 6, tweede lid.
Het college kan besluiten onderdelen van de artikelen 3, 4, of 6 buiten toepassing te laten of daarvan af te wijken, voor zover de toepassing van deze artikelen, gelet op hun doelstelling, zou leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.
TOELICHTING Nadere regels AOW- en Jeugd-tegoed Rotterdam 2017
Met het inwerking treden van de Participatiewet per 1 januari 2015 zijn de categoriale regelingen bijzondere bijstand voor AOW-gerechtigden en kinderen komen te vervallen. De wetgever stelt zich op het standpunt dat het generiek inkomensbeleid voorbehouden dient te zijn aan het rijk. Beleidsruimte voor gemeentelijk inkomensbeleid is daarom beperkt. Hierdoor is het niet langer mogelijk om aan de groepen AOW-gerechtigden en kinderen een categoriale inkomenstoeslag te verstrekken. De gemeente Rotterdam wil deze groep echter extra stimuleren om te participeren in de maatschappij. Vanwege de beperkte middelen zijn deze groepen vaak begrensd in hun mogelijkheden om te kunnen participeren.
Om de noodzakelijke maatschappelijke participatie van deze doelgroepen te bevorderen wordt in 2017 een AOW- of Jeugdtegoed verstrekt aan twee doelgroepen, te weten AOW-gerechtigden met een laag inkomen en kinderen van ouders met een laag inkomen. Met deze regeling wordt een financieel tegoed gekoppeld aan de Rotterdampas van de AOW-gerechtigde of het kind behorende tot de doelgroep. De Rotterdampas fungeert als betaalpas. De doelgroep kan hiermee bij geselecteerde winkels het tegoed besteden aan specifieke productgroepen. Uitgangspunt is dat deze producten participatie mogelijk maken.
Ten behoeve van de uitvoering van het beleid ten aanzien van het AOW- en Jeugdtegoed in 2017 heeft de gemeenteraad van Rotterdam de Verordening AOW- en Jeugdtegoed Rotterdam 2017 (hierna: de verordening) vastgesteld op grond van artikel 108 van de Gemeentewet. In artikel 3 van deze verordening is vermeld dat het college nadere regels en beleidsregels kan vaststellen ten aanzien van de uitvoering van de verordening. Deze Nadere regels AOW- en Jeugdtegoed Rotterdam 2017 (hierna: de nadere regels) geven uitvoering aan artikel 3 van de verordening.
In artikel 1 is een aantal begrippen gedefinieerd. Het gaat met name om de begrippen die niet in de verordening voorkomen, c.q. niet zijn gedefinieerd. Enkele van de begripsbepalingen worden hieronder nader toegelicht.
Voor het bepalen van de inkomensgrenzen is aansluiting gezocht bij de inkomensgrenzen die gehanteerd worden met betrekking tot de verstrekking van bijstand (Participatiewet). Om in aanmerking te kunnen komen voor een tegoed mag het netto maandinkomen niet hoger zijn dan 110% van het toepasselijk wettelijk sociaal minimum en is daarmee aan de bovenkant begrensd. Voor echtparen is het wettelijk sociaal minimum gelijk aan de bijstandsnorm voor gehuwden exclusief vakantietoeslag. Voor alleenstaanden is het wettelijk sociaal minimum 70% van de bijstandsnorm voor gehuwden, exclusief vakantietoeslag. Voor alleenstaande ouders is het wettelijk sociaal minimum 70% van de bijstandsnorm voor gehuwden, exclusief vakantietoeslag en verhoogd met de zogenaamde alleenstaande ouderkop (ALOkop). In de Beleidsregels AOW- en Jeugd-tegoed wordt nader ingegaan op de berekeningswijze.
Voor de reikwijdte van het begrip ‘gehuwden’ wordt aangehaakt bij de definitie uit de Participatiewet. Onder gehuwde wordt in deze wet onder andere verstaan de als partner geregistreerde en degene die met een ander een gezamenlijke huishouding voert.
In dit artikel is aangegeven dat deze nadere regels een uitwerking zijn van de verordening voor wat betreft het aanvragen en verstrekken van een tegoed.
Artikel 3 Voorwaarden doelgroep
De regeling kent twee categorieën van personen aan wie een tegoed verstrekt kan worden: AOW-gerechtigden en kinderen van 4 tot en met 17 jaar. In dit artikel is nader bepaald aan welke voorwaarden deze personen moeten voldoen om daadwerkelijk in aanmerking te komen voor een tegoed. Voor zowel de AOW- als de Jeugddoelgroep geldt dat er sprake moet zijn van een gezinssituatie, waarin men rond moet komen van een laag inkomen. Het begrip ‘laag inkomen’ is gedefinieerd in artikel 1, aanhef en sub d van de nadere regels. De personen uit de doelgroep moeten op de peildatum in Rotterdam woonachtig zijn.
Het recht op een AOW-tegoed wordt toegekend per huishouden. Dat betekent dat als er meerdere AOWgerechtigden in een huishouden aanwezig zijn, het tegoed slechts eenmaal kan worden toegekend.
Het jeugdtegoed wordt toegekend per kind. In artikel 6, tweede lid, sub b van de verordening, is differentiatie aangebracht in het jeugdtegoed. Kinderen van 12 tot en met 17 jaar ontvangen een hoger tegoed (€ 400,–) dan kinderen van 4 tot en met 11 jaar (€ 160,–). De reden is dat er redelijkerwijs van uit wordt gegaan dat kinderen van 12 tot en met 17 jaar in het algemeen gesproken meer financiële middelen nodig hebben voor de noodzakelijke participatie dan kinderen van 4 tot en met 11 jaar. Als er meerdere kinderen in een huishouden aanwezig zijn, die allen aan de criteria voldoen, dan kan voor elk van de betreffende kinderen een tegoed worden aangevraagd. Ieder kind krijgt het tegoed op zijn eigen Rotterdampas.
De peildatum is bepaald op 1 maart 2017 (zie verordening). Om voor een AOW-tegoed in aanmerking te kunnen komen dient de aanvrager op 1 maart 2017 AOW-gerechtigd te zijn. Om voor een Jeugdtegoed van € 400,– in aanmerking te kunnen komen, dient het kind op 1 maart 2017, 12 jaar of ouder te zijn, maar niet ouder dan 17 jaar. Voor een tegoed van € 160,– komen kinderen in aanmerking die op 1 maart 2017, 4 jaar of ouder zijn, maar niet ouder zijn dan 11 jaar.
Afgezien van de mogelijkheid om met toepassing van artikel 11 (hardheidsclausule) af te wijken van enkele onderdelen van de nadere regels, wordt een aanvraag afgewezen als niet voldaan is aan alle vereisten per categorie.
In het eerste lid wordt gesproken over ‘de aanvrager’. In artikel 1 van de verordening is het begrip ‘aanvrager’ gedefinieerd als: ‘AOW-gerechtigde die tot de doelgroep behoort of de ouder van een kind dat tot de doelgroep behoort. In artikel 1, aanhef en sub f van de nadere regels wordt als ‘ouder’ aangemerkt: de ouder of verzorger die kinderbijslaggerechtigd is of de pleegouder van een kind dat tot de doelgroep behoort. Ten aanzien van het begrip ‘pleegouder’ wordt aangesloten bij de definitie in artikel 1.1 van de Jeugdwet.
In het eerste lid van dit artikel is de periode bepaald waarbinnen een aanvraag gedaan kan worden: 1 maart 2017 tot en met 30 november 2017. De datum van 1 maart 2017 valt samen met de eerste dag waarop de Rotterdampas in 2017 kan worden aangevraagd.
Het tweede lid bepaalt dat het college, naast de op het aanvraagformulier vermelde gegevens, ook aanvullende gegevens mag opvragen.
Artikel 5 Jeugdtegoed voor kind dat verblijft in accommodatie
Om te voorkomen dat geen aanvraag kan worden ingediend ten behoeve van een kind dat niet bij ouders, verzorgers of pleegouders woont, maar in een instelling, is in dit artikel opgenomen dat bijvoorbeeld de directeur van een accommodatie als bedoeld in de Jeugdwet, een aanvraag voor een kind kan indienen. De tekeningsbevoegdheid moet wel uit de aanvraag blijken, bijvoorbeeld door het meesturen van een machtiging of volmacht. In het artikellid is dan ook aangegeven dat in een dergelijk geval afgeweken mag worden van enkele criteria uit artikel 3: het aanvragerscriterium (ouders), het ontvangen van kinderbijslag of pleegoudervergoeding en het vereiste dat kind en ouder het zelfde woonadres hebben in Rotterdam. Bij een dergelijke aanvraag wordt voorts de aanname gedaan dat deze kinderen voor wie een aanvraag wordt gedaan, ouders hebben met een laag inkomen.
Artikel 6 Afhandelen aanvraag in geval van overlijden AOW- gerechtigde aanvrager
Dit artikel bepaalt of en zo ja op welke wijze een tegoed verstrekt wordt na overlijden van een AOWgerechtigde aanvrager.
In geval van overlijden tussen aanvraag en verzending beschikking (eerste lid): in dat geval is het besluit nog niet bekend gemaakt en bestaat er nog geen aanspraak op een tegoed. Een besluit treedt immers pas in werking als het bekend is gemaakt. Omdat er nog geen aanspraak is gevestigd en geen aanspraak meer zal kunnen worden gevestigd, omdat de aanvrager is overleden, wordt geen tegoed verstrekt.
Het tweede lid gaat over de situatie dat al wel de beschikking is verzonden, maar de AOW-gerechtigde overlijdt voordat het tegoed op zijn pas is gezet. Als de overleden AOW-gerechtigde met een andere AOW-gerechtigde een huishouden voerde, dan wordt het tegoed op de pas gezet van deze AOW-gerechtigde persoon die deel uitmaakte van het huishouden. Als het ging om een eenpersoonshuishouden, dan wordt geen tegoed gestort (derde lid).
Artikel 7 Beschikbaarstelling tegoed
Het AOW-tegoed wordt gestort op de Rotterdampas van de AOW-gerechtigde. Als een situatie aan de orde is als bedoeld in artikel 6, tweede lid, dan krijgt de AOW-gerechtigde uit het betreffende huishouden van de overleden AOW-gerechtigde aanvrager, het tegoed op de pas gestort.
Het Jeugdtegoed wordt automatisch gekoppeld aan de Rotterdampas van het betreffende kind. Voor de ‘minima-doelgroep’ is de Rotterdampas verkrijgbaar voor € 5,–. Voor kinderen is de Rotterdampas gratis indien de ouder een Rotterdampas heeft.
Artikel 8 Besteding AOW- en Jeugdtegoed
De bedoeling van de regeling AOW- en Jeugdtegoed is dat met het tegoed producten worden gekocht die noodzakelijk zijn voor de doelgroepen om maatschappelijk te kunnen participeren. De productgroepen zijn zodanig samengesteld, dat er voor elke categorie AOW- of jeugdtegoed-gerechtigden, producten zijn opgenomen die noodzakelijk zijn om te kunnen participeren. Deze productgroepen en de winkels waar deze, in het kader van het te besteden tegoed, te koop zijn, zijn opgesomd in de genoemde bijlagen bij de Beleidsregels AOW- en Jeugdtegoed Rotterdam 2017.
Artikel 9 Bestedingsduur AOW- en Jeugdtegoed
De nadere regels zijn van toepassing van 1 maart 2017 tot en met 28 februari 2018, net als de verordening en de Beleidsregels AOW- en Jeugdtegoed Rotterdam 2017. Dat is ook de periode waarbinnen het tegoed kan worden besteed. Deze periode sluit aan bij de geldigheidsduur van de Rotterdampas. Als er op 1 maart 2017 nog tegoed op de pas staat, dat op grond van de Verordening AOW- en Jeugdtegoed Rotterdam 2016 is gestort, dan vervalt dat tegoed op die dag. Als er op 1 maart 2018 nog een saldo resteert op de pas (restant van tegoed dat in 2017 is verstrekt), dan vervalt dat tegoed.
Artikel 10 Intrekken beschikking
In dit artikel is beschreven in welke gevallen het college een beschikking waarin een tegoed is verstrekt, kan intrekken. Het gaat onder meer om de situatie dat onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt en, als het college over de juiste of volledige gegevens had beschikt, het een ander besluit had genomen. Verder kan het college besluiten intrekken als het besluit niet blijkt te stroken met wettelijke voorschriften.
In de nadere regels is een hardheidsclausule opgenomen om, in gevallen waarin toepassing van de regeling – gegeven de doelstelling en de strekking van die regeling – een ‘onbillijkheid van overwegende aard’ zou opleveren, een onderdeel van enkele artikelen buiten toepassing te laten of daarvan af te wijken. Met andere woorden: de hardheidsclausule ziet op situaties die niet voorzien zijn bij het vaststellen van de nadere regels en waarin het niet redelijk zou zijn om geen tegoed te verstrekken, ook al wordt niet geheel voldaan aan het bepaalde in de nadere regels.
Artikel 12 Inwerkingtreding en werkingsduur
Deze nadere regels zijn een uitwerking van de verordening. Deze nadere regels treden daarom op dezelfde datum in werking als de verordening, te weten 1 maart 2017. De nadere regels hebben, net als de verordening, een looptijd tot 1 maart 2018.
Dit gemeenteblad 2016, nummer 27, is uitgegeven op 15 maart 2017 en ligt op dins-, woens- en donderdagen van 9.00 tot 13.00 uur ter inzage bij het Bestuurlijk Informatiecentrum Rotterdam (BIR), locatie Wachtruimte Timmerhuis, Halve Maanpassage 1 (trap op, melden bij Informatiebalie)
(Zie ook: www.bis.rotterdam.nl – Regelgeving of Gemeentebladen chronologisch)