Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Moerdijk

Beleidsregels Bibob voor omgevingsvergunningen gemeente Moerdijk 2010

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieMoerdijk
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregels Bibob voor omgevingsvergunningen gemeente Moerdijk 2010
CiteertitelBeleidsregels Bibob voor omgevingsvergunningen gemeente Moerdijk 2010
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpvolkshuisvesting en woningbouw
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur, artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 2:20 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

20-11-201008-10-2019Nieuwe regeling

09-10-2010

Moerdijkse Bode

Onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregels Bibob voor omgevingsvergunningen gemeente Moerdijk 2010

 

 

Hoofdstuk 1. Inleidende bepalingen

Het college van burgemeester en wethouders, in zijn vergadering 16 november 2010,

 

gelet op de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur, artikel 4:81 van de

Algemene wet bestuursrecht en artikel 2:20 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht

 

BESLUIT

vast te stellen de volgende beleidsregel:

 

BELEIDSREGELS BIBOB VOOR OMGEVINGSVERGUNNINGEN GEMEENTE MOERDIJK 2010

(voor de activiteiten ‘bouwen van een bouwwerk’ en ‘het oprichten, veranderen of veranderen van de werking of het in werking hebben van een inrichting’).

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

  • a.

    aanvraag: de aanvraag om een beschikking;

  • b.

    advies: het advies, zoals bedoeld in artikel 9 van de wet;

  • c.

    beschikkingen: alle besluiten waarop de wet van toepassing is (beschikkingen; weigeringen, intrekkingen, voorschriften en beperkingen);

  • d.

    besluit: het besluit Bibob;

  • e.

    bestuursorgaan: de burgemeester respectievelijk het college;

  • f.

    betrokkene: de aanvrager, de vergunninghouder of degene die op grond van feiten en omstandigheden redelijkerwijs met de aanvrager van een vergunning gelijk kan worden gesteld;

  • g.

    bibobtoets: de wijze van behandelen van een aanvraag waarbij door het bestuursorgaan volgens deze beleidsregels wordt beoordeeld of er redenen ontleend aan de wet aanwezig zijn om de aanvraag te weigeren respectievelijk de beschikking in te trekken dan wel een advies aan te vragen;

  • h.

    bureau: het bureau bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur, bedoeld in artikel 8 van de wet;

  • i.

    wet: de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur;

  • j.

    Wabo: Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

Artikel 2. Doel

  • 1.

    De gemeente beoogt met toepassing van de wet te voorkomen dat zij criminele activiteiten faciliteert waardoor de veiligheid, de leefbaarheid, de rechtsorde of de bestuurlijke slagkracht worden aangetast.

  • 2.

    Deze beleidsregels hebben tot doel duidelijkheid te verschaffen over de wijze waarop het

bestuursorgaan de wet toepast.

Hoofdstuk 2. Toepassingsbereik

Artikel 3. Categorieën

  • 1.

    Het bestuursorgaan past, met inachtneming van hetgeen in deze beleidsregels daarover is bepaald,de wet toe met betrekking tot

    • a.

      beschikkingen zoals bedoeld in artikel 2.1 lid 1 onder e Wabo:

      I.voor inrichtingen die vallen onder de categorie 12, 25 of 28 van bijlage I onder C van het Besluit Omgevingsrecht, indien sprake is van een nieuwe inrichting, overname van een bestaande inrichting of wijziging van de ondernemingsvorm,

    • b.

      beschikkingen zoals bedoeld in artikel 2.1 lid 1 onder a Wabo:

      • II.

        voor een aanvraag met als gebruiksfunctie woonfunctie: woning(en), waarbij sprake is van een bouwsom, hoger dan € 350.000,-;

      • III.

        voor een aanvraag met als gebruiksfunctie woonfunctie: kamerverhuur, waarbij het pand 5 of meer verhuurbare kamers bevat;

      • IV.

        voor een aanvraag met als gebruiksfunctie woonfunctie: woongebouw, waarbij sprake is van een bouwsom > € 750.000,-;

      • V.

        voor een aanvraag met als gebruiksfunctie bijeenkomstfunctie: drank & horeca, waarbij sprake is van een bouwsom > € 100.000,=;

      • VI.

        voor een aanvraag met als gebruiksfunctie: industriefunctie, waarbij sprake is van een niet concrete gebruiksfunctie;

      • VII.

        voor een aanvraag met als gebruiksfunctie: industriefunctie, waarbij het pand bestemd is voor de verhuur;

      • VIII.

        voor een aanvraag met als gebruiksfunctie: industriefunctie, waarbij sprake is van een ligging op een woonwagencentrum;

      • IX.

        voor een aanvraag met als gebruiksfunctie recreatie: vakantiewoningen(park), waarbij sprake is van 5 of meer vakantiewoningen;

      • X.

        voor een aanvraag met als gebruiksfunctie logiesfunctie: pension, waarbij sprake is van 5 of meer daarvoor beschikbare kamers;

      • XI.

        voor een aanvraag met als gebruiksfunctie sportfunctie, waarbij sprake is van een particuliere sportschool;

      • XII.

        voor een aanvraag met als gebruiksfunctie detailhandelsfunctie / dienstverlening, waarbij sprake is van een belhuis;

      • XIII.

        door het College van burgemeester en wethouders kunnen geografische gebieden worden aangewezen waarbij de wet Bibob onderdeel wordt van de beoordeling van aanvragen om reguliere bouwvergunning met een gebruiksfunctie niet zijnde woonfunctie;

  • 1.

    het bestuursorgaan past, met inachtneming van hetgeen in deze beleidsregels daarover is bepaald, eveneens de wet toe met betrekking tot de intrekking van de in het eerste lid genoemde vergunningen.

Artikel 4. Bijzondere situaties

Behalve op de in artikel 3 genoemde categorieën, past het bestuursorgaan de wet toe:

  • a.

    ten aanzien van bijzondere gevallen waarbij aanleiding bestaat voor het vermoeden dat de beschikking mede zou kunnen worden gebruikt, om uit gepleegde strafbare feiten verkregen of te verkrijgen, op geld waardeerbare voordelen te benutten of strafbare feiten te plegen;

  • b.

    ten aanzien van nader te bepalen categorieën in door het bestuursorgaan bij openbaar bekendgemaakte besluiten aangewezen delen van de gemeente ten aanzien waarvan aanleiding bestaat tot inzet van de wet Bibob;

  • c.

    in de gevallen dat het Openbaar Ministerie op basis van artikel 11 juncto 26 van de wet Bibob wijst op de wenselijkheid om een advies aan te vragen.

Artikel 5. Uitzonderingen

De toepassing van de wet Bibob bij een aanvraag om vergunning in de in artikel 3 genoemde gevallen zal niet worden toegepast ingeval de aanvraag om vergunning afkomstig is van:

  • ·

    overheidsinstanties;

  • ·

    semi-overheidsinstanties

  • ·

    toegelaten woning(bouw)corporaties (toegelaten door de Minister van Volkshuisvesting conform Woningbesluit 1932 middels een daartoe verstrekte vergunning).

  • ·

    een aanvrager, die door een overheidsorgaan gesubsidieerd wordt.

  • ·

    een aanvrager, die op uitnodiging van de gemeente Moerdijk een project voor woningbouw uitvoert.

  • ·

    een aanvrager, waarbij in het kader van een eerdere aanvraag, al een bibob-toetsing is gedaan, waarbij er geen wijzigingen in rechtspersoon zijn opgetreden en waarbij het moment van afronding van de eerdere bibob-toetsing niet langer geleden is dan 5 jaar.

Hoofdstuk 3. Procedure

Artikel 6. Vragenlijst

  • 1.

    In alle in artikel 3 en 4 bedoelde gevallen moet betrokkene naast de gebruikelijke aanvraagformulieren, gelijktijdig met de aanvraag de ingevulde bibob-vragenformulieren in dienen.

  • 2.

    De in het eerste lid bedoelde vragenformulieren worden door het bestuursorgaan bij openbaar bekend te maken besluit vastgesteld.

  • 3.

    Weigering om de in het eerste lid bedoelde bibob-vragenformulieren volledig ingevuld in te dienen kan een grond opleveren om de aanvraag te weigeren respectievelijk de beschikking in te trekken.

Artikel 7. Bibob-onderzoek

Het bibob-onderzoek gebeurt in een tweetal stappen:

  • 1.

    onderzoek door het bestuursorgaan zelf,

  • 2.

    adviesaanvraag bij het bureau Bibob.

Artikel 8. Regulier afhandelen

  • 1.

    Het bestuursorgaan gaat over tot het positief beschikken op de aanvraag wanneer de reguliere weigeringsgronden behorende bij de in artikel 3 genoemde vergunningen en de weigeringsgronden op grond van de wet Bibob niet van toepassing zijn.

  • 2.

    Het bestuursorgaan weigert de aanvraag of gaat over tot het intrekken van beschikking als de reguliere weigeringsgronden behorende bij de in artikel 3 genoemde vergunningen van toepassing zijn.

Artikel 9. Ultimum remedium

  • 1.

    Uitsluitend als geen toepassing gegeven kan worden aan artikel 6, beoordeelt het bestuursorgaan of weigering, danwel intrekking op grond van de wet Bibob mogelijk is.

  • 2.

    Het bestuursorgaan kan om een advies vragen in het kader van de in het eerste lid bedoelde beoordeling of als het bestuursorgaan door het Openbaar Ministerie is gewezen op de wenselijkheid daarvan.

Artikel 10. Motivering

Het voornemen om een advies aan te vragen wordt gemotiveerd.

Artikel 11. Informatieplicht

  • 1.

    Het bestuursorgaan informeert betrokkene schriftelijk over het voornemen om een advies aan het bureau Bibob te vragen.

  • 2.

    In het geval het bestuursorgaan overgaat tot het aanvragen van een advies aan het bureau Bibob,voegt het een afschrift van het in het eerste lid bedoelde schrijven toe aan de adviesaanvraag.

Artikel 12. Opschorten beslistermijn

  • 1.

    Indien het bestuursorgaan een advies aanvraagt, wordt op grond van artikel 31 van de wet Bibob de wettelijke termijn waarbinnen de beschikking moet worden gegeven, opgeschort voor de duur van de periode die begint met de dag waarop het advies is aangevraagd en eindigt met de dag waarop dat advies is ontvangen, met dien verstande dat deze opschorting niet langer duurt dan vier weken nadat het bestuursorgaan een advies heeft aangevraagd.

  • 2.

    De in het eerste lid genoemde beslistermijn wordt verlengd indien het bureau zijn adviestermijn op grond van artikel 15, derde lid van de wet, verlengt. Deze verlenging bedraagt maximaal vier weken.

  • 3.

    Het bestuursorgaan informeert betrokkene over een verlenging als bedoeld in het tweede lid.

Artikel 13. Weigering en aanvullende voorwaarden

  • 1.

    Het bestuursorgaan weigert in elk geval een aanvraag of gaat over tot intrekking van de beschikking van de overeenkomst op grond van de wet Bibob, als er sprake is van een ernstige mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de wet.

  • 2.

    Het bestuursorgaan kan de aanvraag weigeren of de beschikking intrekken als er sprake is van een mindere mate van gevaar die niet kan worden geweerd door het stellen van aanvullende voorwaarden en bovendien de gevolgen van deze weigering niet onevenredig zijn in verhouding tot de met het besluit te dienen doelen.

  • 3.

    Indien het bestuursorgaan voornemens is de aanvraag te weigeren of de beschikking in te trekken wordt betrokkene in de gelegenheid gesteld daartegen zienswijzen in te brengen.

Hoofdstuk 4. Slotbepalingen

Artikel 14. Inwerkingtreding

Deze beleidsregels treden in werking een dag na de bekendmaking ervan;

Artikel 15. Overgangsrecht

  • 1.

    Deze beleidsregels zijn van toepassing op, na de datum van inwerkingtreding, ontvangen aanvragen en op datum van inwerkingtreding afgegeven beschikkingen als bedoeld in artikel 3 en 4 van deze beleidsregels.

  • 2.

    Alle reeds verleende beschikkingen als bedoeld in artikel 4 lid c van deze beleidsregels.

Artikel 16. Citeertitel

Deze beleidsregels worden aangehaald als “beleidsregels Bibob voor omgevingsvergunningen gemeente Moerdijk 2010”.

Artikel 17. Bekendmaken en ter inzage leggen

Het besluit tot wijziging van deze beleidsregels wordt, met inachtneming van de bepalingen in de

Gemeentewet, bekendgemaakt in het huis aan huis blad de Moerdijkse Bode.

Vastgesteld in de vergadering van het college d.d. 9 november 2010,

de gemeentesecretaris, de burgemeester,

Drs. A.E.B. KandelDrs. W.M.J. Denie

Artikelsgewijze toelichting bij

BELEIDSREGELS BIBOB VOOR OMGEVINGSVERGUNNINGEN

GEMEENTE MOERDIJK 2010

(voor de activiteiten ‘bouwen van een bouwwerk (artikel 2.1. lid 1 onder a Wabo)’ en ‘oprichten, veranderen, veranderen van de werking of het in werking hebben van een inrichting (artikel 2.1 lid 1 onder e Wabo)’.

Hoofdstuk 1 Inleidende bepalingen

De wet Bibob.

De Wet Bevordering Integriteitbeoordeling door het Openbaar Bestuur (hierna: ‘wet Bibob’) geeft

bestuursorganen een instrument in handen om zich tegen het risico, dat zij ongewild criminele activiteiten faciliteren, te beschermen. De wet Bibob geeft namelijk een aantal extra mogelijkheden om deze risicoinschatting op juiste wijze uit te kunnen voeren en biedt een extra weigering- en/of intrekkinggrond, op grond waarvan vergunningen of subsidies kunnen worden geweigerd of ingetrokken.

Wat geeft de wet Bibob extra?:

  • ·

    Het recht om in de aanvraagprocedure aanvullende informatie te vragen en te beoordelen;

  • ·

    Een extra grond tot weigering c.q. intrekking: Artikel 3 van de wet Bibob geeft aan wanneer het voor een bestuursorgaan mogelijk is over te gaan tot weigering, dan wel intrekking. Daarnaast kan de gevraagde beschikking geweigerd, dan wel ingetrokken worden, indien er een redelijk vermoeden bestaat dat er een strafbaar feit is gepleegd teneinde de beschikking te verkrijgen (denk bijvoorbeeld aan: valsheid in geschrifte of omkoping).

  • ·

    De mogelijkheid om extra voorwaarden te verbinden aan een te verlenen vergunning;

  • ·

    De mogelijkheid om voor de beoordeling van de aanvraag het advies in te roepen van het landelijk bureau Bibob. In de wet Bibob is bepaald, dat aan dit bureau door bestuursorganen gevraagd kan worden advies uit te brengen over de mate van gevaar, bedoeld in art 3 eerste lid, of over de ernst van de feiten en omstandigheden, bedoeld in art 3 zesde lid wet Bibob. Zij stelt daartoe een aanvullend onderzoek in, waarbij ook z.g. “gesloten bronnen” door haar bevraagd kunnen worden.

Een toetsing aan de wet Bibob, geldt in beginsel als een uiterst middel om de integriteit van een

betrokken (rechts)persoon te controleren. Het bevoegd gezag moet dan ook eerst gebruik maken van de eigen instrumenten. Het bestuursorgaan kan immers ook zonder een advies van het landelijk bureau besluiten over te gaan tot weigering of intrekking. Wel kan het vragen van advies leiden tot een betere informatiepositie van het bestuursorgaan. Het bureau Bibob heeft namelijk inzage in een aantal gesloten bronnen (van o.a. de Belastingdienst, de politie, de Centrale Justitiële Documentatie Dienst, de Immigratie en Naturalisatie Dienst etc.) en kan hierdoor een diepgaander onderzoek verrichten dan het bestuursorgaan. Het vragen van een advies moet evenredig zijn gelet op de mate van gevaar en de ernst van de strafbare feiten.

De adviesaanvraag bij het landelijk bureau Bibob is geen beschikking in de zin van de Algemene wet

bestuursrecht (Awb). Hiertegen staat derhalve geen bezwaar of beroep open. Wel is het de aanvrager

van een vergunning te allen tijde toegestaan de aanvraag in te trekken.

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

In dit artikel wordt een aantal begrippen die in de beleidsregels worden gehanteerd, gedefinieerd.

De definities spreken voor zich.

Artikel 2. Doel

Op 1 juni 2003 is de Wet Bevordering Integriteitbeoordelingen door het Openbaar Bestuur in werking

getreden. Het doel van deze wet is te voorkomen dat door de verlening van vergunningen, subsidies en overheidsopdrachten de gemeente onbedoeld criminele activiteiten faciliteert. Dit om te voorkomen dat de integriteit van de overheid wordt aangetast.

Criminaliteit speelt zich niet af op een eiland. Er bestaan vele raakvlakken tussen criminaliteit en wat wel genoemd wordt de “wettige omgeving”. Deze raakvlakken bieden het bestuur een goed aanknopingspunt om bij te dragen aan de preventie en bestrijding van criminaliteit. Het bestuur heeft daarbij eigen instrumenten: vergunning weigeren, vergunning intrekken, pand sluiten, een subsidie of de gunning van een opdracht weigeren. Het gebruik van deze instrumenten is vaak erg effectief. Soms effectiever dan opsporen en vervolgen. De wet Bibob biedt hierin een extra handvat.

Hoofdstuk 2. Toepassingsbereik

Artikel 3. Categorieën

Gemeenten zijn niet verplicht gebruik te maken van de wet Bibob. In regionaal verband zijn echter

afspraken gemaakt over de toepassing van de wet Bibob. Hierbij is afgesproken dat de deelnemende

gemeenten op een soortgelijke wijze invulling geven aan de toepassing van de wet Bibob. Dit om te

voorkomen dat bepaalde niet-wenselijke activiteiten zich van de ene naar de andere gemeente in de

regio verplaatsen. In het kader hiervan is er ook voor gekozen om de toepassing van de wet Bibob

gefaseerd in te voeren.

Niet alle bestuurlijke besluiten vallen binnen het bereik van de wet Bibob. Onder het bereik van de wet

zijn alleen gebracht: 1) vergunningen, 2) subsidies, 3) aan te besteden overheidsopdrachten.

Verder geldt dat slechts een beperkt aantal sectoren of branches binnen het toepassingsbereik van de

wet gebracht zijn. Deze sectoren en branches zijn genoemd in de wet of in het bij de wet behorend

besluit Bibob.

    • 1)

      Vergunningen Waar het gaat om uitvoering van rijksregelgeving vallen vergunningen in het kader van de Wabo (Wet algemene bepalingen omgevingsrecht) de Drank-en Horecawet en de Wet op de kansspelen onder de wet Bibob. In het besluit Bibob worden lokale vergunningen als de exploitatievergunning voor horeca (droge en natte horeca), de vergunningen voor prostitutiebedrijven, seksinrichtingen en speelautomatenhallen onder de werking van de wet gebracht.

    • 2)

      Subsidies Voor de subsidies geldt dat in de regeling zelf moet zijn opgenomen dat op de aanvraag of intrekking de wet Bibob van toepassing is. De wet Bibob geeft hiervoor geen limitatieve opsomming.

    • 3)

      3) Overheidsopdrachten De branches waarbinnen overheidsopdrachten kunnen worden geweigerd op grond van de wet zijn beperkt tot de ICT-, de bouw- en de milieubranche. Bij de aanbestedingsprocedures wordt aangesloten bij de Europese richtlijnen en kan met behulp van het bibob-instrumentarium nadere invulling worden gegeven aan de daarin vermelde weigeringsgronden. Aangezien het een nieuw instrument betreft waar nog de nodige ervaring mee moet worden opgedaan, wordt de wet Bibob vooralsnog niet in de volle breedte toegepast. Dit is nader uitgewerkt in de artikelen 3, 4 en 5 van de beleidsregels.

  • a.

    Omgevingsvergunning voor het oprichten, veranderen, veranderen van de werking of het in werking hebben van een inrichting (activiteit milieu).

De wet Bibob is onder andere van toepassing verklaard op omgevingsvergunningen voorzover het de activiteit het oprichten, veranderen, veranderen van de werking of het in werking hebben van een inrichting betreft als bedoeld in artikel artikel 2.1. onder de Wabo betreft. De vergunningplicht geldt niet voor inrichtingen die bij AmvB krachtens artikel 2.1. lid 3 Wabo zijn aangewezen; hiervoor geldt een meldingsplicht op grond van artikel 8.41 Wet Milieubeheer. De wet Bibob is dan ook niet van toepassing op deze zogenaamde meldingsplichtige inrichtingen. Op gemeentelijk niveau is er derhalve maar een beperkt toepassingsbereik van de wet Bibob.

Het bibob-instrumentarium moet gezien worden als aanvullend middel. Wanneer gebleken is dat de bestaande weigering- en intrekkingsgronden van de Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht (WABO) niet toereikend zijn en daardoor het eventuele misbruik van de vergunning niet kan worden voorkomen, zal toepassing van de wet Bibob de logische volgende stap zijn.

Tot op heden zijn de enige gronden om een omgevingsvergunning (gericht op de activiteit milieu) te weigeren of in te trekken gebaseerd op het belang van de bescherming van het milieu. Daarbij komt dat de omgevingsvergunning in principe inrichtingsgebonden is en niet ziet op de integriteit van de aanvrager. In die zin zal de introductie van de wet Bibob als extra instrument om een omgevingsvergunning te weigeren of in te trekken een nieuw aspect zijn binnen de vergunningverlening in de milieubranche.

De afgelopen jaren is in ruime mate onderzoek gedaan naar de mogelijkheden van criminaliteit binnen de milieubranche. Uit verschillende onderzoeken blijkt dat het werkveld milieu wel degelijk gevoelig is voor criminele handelingen. Binnen dit werkveld is met name een deel van de afvalbranche gevoelig gebleken voor criminaliteit. De redenen hiervoor zijn onder andere:

  • ·

    de branche is moeilijk controleerbaar door productdiversificatie en complexiteit;

  • ·

    de grote tendens tot monopolies en aaneensluiting van bedrijven waardoor de overheid buiten spel kan worden gezet en de overheidscontrole op illegale activiteiten kan worden verhinderd;

  • ·

    door het opleggen van aangescherpte milieunormen stijgen de kosten. Hoe hoger de kosten des te aantrekkelijker is de illegale stort of verwerking;

  • ·

    door de hoge mate van regeldichtheid en complexiteit van de milieuwetgeving bestaan er veel mazen in de wet. Deze worden door malafide bedrijven uitgebuit;

  • ·

    het behalen van hoge winstmarges door illegale verwerking of bewerking;

  • ·

    de discrepanties op wetgevingsgebied, handhavingsambitie en handhavingscapaciteit, waarvan malafide bedrijven gebruik maken.

Om voornoemde redenen zal de inzet van het bibob-instrumentarium vooralsnog in ieder geval worden ingezet binnen de afvalbranche.

b.Omgevingsvergunning, activiteit het bouwen van een bouwwerk

Door het inwerking reden van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht zijn de artikel 44a Woningwet en 8.10 Wet milieubeheer komen te vervallen. Deze artikelen zijn ondergebracht in artikel 2.20 Wabo. In dit artikel is de mogelijkheid gegeven om indien er geen sprake is van een weigeringsgrond op grond van artikel 2.10 respectievelijk 2.14 van de Wabo, de aanvraag om omgevingsvergunning met betrekking tot een activiteit als bedoeld in artikel 2.1 lid 1 onder a en e, te weigeren onder de voorwaarden als bedoeld in artikel 3 van de Wet integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur. Daarnaast zijn de weigeringsgronden uit artikel 3 van de Wet Bibob ook van toepassing op de intrekking van een omgevingsvergunning (artikel 5.19 Wabo)

Ook kan bij de overdracht van de omgevingsvergunning onderzoek worden gedaan naar degene aan wie de vergunning is overgedragen.

Met de inwerkingtreding van de Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht valt de omgevings-vergunning onder de werking van de wet Bibob.

Op grond van artikel 3 van de wet Bibob kan een bestuursorgaan weigeren een aangevraagde

omgevingsvergunning te verlenen dan wel een verleende omgevingsvergunning intrekken, indien ernstig gevaar bestaat dat de omgevingsvergunning mede zal worden gebruikt om uit strafbare feiten verkregen of te verkrijgen, op geld waardeerbare voordelen te benutten (lid 1 onder a) of strafbare feiten te plegen (lid 1 onder b). Deze strafbare feiten hoeven niet perse in verband te staan met de effectuering van de omgevingsvergunning. Het gaat ook om strafbare feiten die gepleegd kunnen worden, omdat er middels de effectuering van de vergunning een bepaalde situatie in het leven wordt geroepen. Een voorbeeld van een rechtstreeks verband met de effectuering van de bouwvergunning betreft het financieren van een bouwwerk met uit misdrijf verkregen geld als ook het op grote schaal realiseren van een bouwwerk met arbeiders, al of niet vanuit onderaannemers, waarover geen afdracht sociale premies plaatsvindt (zwartwerkers). Een voorbeeld van een niet-rechtstreeks verband is de bouw van een bouwwerk, dat in hoofdzaak dient voor het daarbinnen laten plaatsvinden van strafbare handelingen zoals illegale kansspelen en/of prostitutie. De omgevingsvergunning kan tevens geweigerd worden of ingetrokken worden, indien feiten en omstandigheden erop wijzen of redelijkerwijs doen vermoeden dat ter verkrijging van aangevraagde dan wel verleende omgevingsvergunning een strafbaar feit is gepleegd (lid 6).

Voor het onderzoek naar de mate van risico zoals aangeduid in de vorige alinea, kan het bestuursorgaan in eerste aanleg een onderzoek uitvoeren in de haar ter beschikking staande openbare bronnen. Als dit niet tot voldoende zekerheid leidt, kan zij bij dit onderzoek de informatie betrekken, die aan haar door de vergunningaanvrager in het aanvullende (bibob)vragenformulier is aangereikt.

Indien de betrokkene weigert de gegevens te verstrekken, kan op grond van artikel 4:5 Awb de aanvraag buiten behandeling worden gesteld. Op grond van artikel 4 wet Bibob wordt, indien een beslissing genomen wordt over intrekking, de weigering het formulier in te vullen aangemerkt als ernstig gevaar.

Het risico dat een omgevingsvergunning zal worden gehanteerd voor het benutten van voordelen uit strafbare feiten of het plegen van strafbare feiten zoals hiervoor aangeduid, zal zeker niet in alle gevallen aanwezig zijn. Om die reden zal de toetsing van de vergunningaanvraag op de mate van risico als bedoeld in artikel 3 wet Bibob slechts in een beperkt aantal gevallen plaatsvinden, zoals uitgewerkt in de artikel 3, 4 en 5 van deze beleidsregels.

Implementatie wet Bibob bij omgevingsvergunningen

Bij de bestuursorganen ligt de beslissing al dan niet van de extra bevoegdheden van de wet Bibob

gebruik te maken. Vanwege deze keuzevrijheid zijn deze beleidsregels opgesteld, waarin in algemene

termen wordt aangegeven in welke gevallen een bibob-onderzoek zal plaatsvinden en in welke gevallen dit kan leiden tot een adviesaanvraag bij het landelijk bureau Bibob. Dit om duidelijkheid te scheppen naar de burgers en ondernemingen die potentieel aan een bibob-onderzoek kunnen worden onderworpen. Bovendien schept het een helder kader voor de toetsing door de democratische controle-organen van de door het bestuur in een concreet geval genomen beslissing.

Met name de afweging om tot een bibobadviesaanvraag over te gaan, dient – juist met het oog op het ingrijpende karakter van het instrument – weloverwogen en met inachtneming van de beginselen van behoorlijk bestuur te worden genomen.

Daarbij spelen proportionaliteit, subsidiariteit, rechtszekerheid en rechtsgelijkheid een belangrijke rol.

Conform deze beleidslijn zal de wet Bibob onderdeel van beleid worden bij:

·de beoordeling van aanvragen om omgevingsvergunningen (activiteit milieu) voor activiteiten als bedoeld in artikel 2.1 lid 1 onder e van de Wabo door het College van B&W voor inrichtingen die vallen onder categorie 12,25 of 28 van bijlage I onder C van het Besluit Omgevingsrecht.

Naast de hiervoor genoemde generieke gevallen waarbij als regel een z.g. bibob-toetsing plaats zal

vinden, kan de wet (binnen de mogelijkheden van de wet) ook in bijzondere gevallen worden ingezet

als instrument in het kader van de handhaving van (lokaal) beleid. Om die reden zal, naast de hiervoor

generiek aangeduide gevallen, ook een bibob-toetsing mogelijk zijn bij een specifieke aanvraag

waarbij op basis van feiten en omstandigheden en mede gebaseerd op (aanvullend)

lokaal beleid, gemotiveerd een risico-inschatting conform de wet in dat geval geboden is.

·de beoordeling van aanvragen om omgevingsvergunning zoals bedoeld in artikel 2.1 lid 1 onder a Wabo door het College van B&W in geval het betreft:

  • I.

    een aanvraag met als gebruiksfunctie woonfunctie: woning(en), waarbij sprake is van een ouwsom, hoger dan € 350.000,-;

  • II.

    een aanvraag met als gebruiksfunctie woonfunctie: kamerverhuur, waarbij het pand 5 of meer verhuurbare kamers bevat;

  • III.

    een aanvraag met als gebruiksfunctie woonfunctie: woongebouw, waarbij sprake is van een bouwsom > € 750.000,-;

  • IV.

    een aanvraag met als gebruiksfunctie bijeenkomstfunctie: drank & horeca, waarbij sprake is van een bouwsom > € 100.000,=;1

  • V.

    een aanvraag met als gebruiksfunctie: industriefunctie, waarbij sprake is van een niet concrete gebruiksfunctie;

  • VI.

    een aanvraag met als gebruiksfunctie: industriefunctie, waarbij het pand bestemd is voor de verhuur;

  • VII.

    een aanvraag met als gebruiksfunctie: industriefunctie, waarbij sprake is van een ligging op een woonwagencentrum;

  • VIII.

    een aanvraag met als gebruiksfunctie recreatie: vakantiewoningen(park), waarbij sprake is van 5 of meer vakantiewoningen;

  • IX.

    een aanvraag met als gebruiksfunctie logiesfunctie: pension, waarbij sprake is van 5 of meer daarvoor beschikbare kamers;

  • X.

    een aanvraag met als gebruiksfunctie sportfunctie, waarbij sprake is van een particuliere sportschool;

  • XI.

    een aanvraag met als gebruiksfunctie detailhandelsfunctie / dienstverlening, waarbij sprake is van een belhuis;

  • XII.

    door het college van burgemeester en wethouders kunnen geografische gebieden worden aangewezen waarbij de wet bibob onderdeel wordt van de beoordeling van aanvragen om omgevingsvergunning, activiteit ‘bouwen’ met een gebruiksfunctie niet zijnde woonfunctie;

1 Indien de aanvraag om omgevingsvergunning leidt tot de aanvraag van een nieuwe drank- & horecavergunning, zal alleen bij deze laatste vergunningbehandeling de bibob-toetsing plaatsvinden.

Het van toepassing verklaren van de wet Bibob op de hierboven beschreven omgevingsvergunning (activiteit bouw en milieu) betekent dat het bevoegd gezag zowel bij de verlening van de vergunning alsook bij het toezicht op de naleving ervan, in de aangegeven gevallen steeds zal onderzoeken of er sprake is van ernstig gevaar als genoemd in artikel 3 wet Bibob i.c. dat de beschikking mede zal worden gebruikt om:

  • ·

    Uit gepleegde strafbare feiten verkregen of te verkrijgen, op geld waardeerbare voordelen te benutten (witwassen) of,

  • ·

    Strafbare feiten te plegen.

Op grond van artikel 3 wet Bibob kan het bevoegd gezag in die situatie een vergunning weigeren of

intrekken.

Artikel 4. Bijzondere situaties

De aanwijzing van categorieën in artikel 3 van de beleidsregels betekent niet dat de gemeente zich

hiermee verplicht de toepassing van het bibob-instrumentarium te beperken tot deze aangewezen

categorieën. Het bestuursorgaan kan op grond van de in artikel 4 genoemde situaties namelijk ook

besluiten tot de inzet van het bibob-instrumentarium:

  • a.

    in bijzondere gevallen waarin het vermoeden bestaat dat een weigerings-/intrekkingsgrond uit de wet van toepassing is,

  • b.

    ten aanzien van nader te bepalen categorieën in bijzonder aangewezen delen van de gemeente (bepaalde straten/wijken) en

  • c.

    in het geval het Openbaar Ministerie op grond van artikel 26 van de wet adviseert om een advies aan te vragen. De wet kan hiermee (binnen de mogelijkheden van de wet) ook in bijzondere gevallen worden ingezet als instrument in het kader van de handhaving van (lokaal) beleid, b.v. bij een A.P.V.-regeling woon- en kleefklimaat. Om die reden zal, naast de hiervoor generiek aangeduide gevallen, ook een bibob-toetsing mogelijk zijn bij een specifieke aanvraag bouwvergunning, waarbij op basis van feiten en omstandigheden en mede gebaseerd op (aanvullend) lokaal beleid, gemotiveerd een risico-inschatting conform de wet in dat geval geboden is.

Artikel 5. Uitzonderingen

Van de bibob-toetsing wordt een aantal instanties uitgezonderd. Dit omdat het instanties betreft waarbij het gezien de aard van de instantie niet aannemelijk is dat weigeringsgronden uit de wet Bibob van toepassing zullen zijn. Gelet hierop zal geen bibob-toetsing plaatsvinden ingeval de aanvraag om

vergunning afkomstig is van:

  • ·

    overheidsinstanties;

  • ·

    semi-overheidsinstanties

  • ·

    toegelaten woning(bouw)corporaties (toegelaten door de Minister van Volkshuisvesting conform Woningbesluit 1932 middels een daartoe verstrekte vergunning).

  • ·

    een aanvrager, die door een overheidsorgaan gesubsidieerd wordt.

  • ·

    een aanvrager die, op uitnodiging van de gemeente Moerdijk, een project voor woningbouw uitvoert.

  • ·

    een aanvrager, waarbij in het kader van een eerdere aanvraag, al een bibob-toetsing is gedaan, waarbij er geen wijzigingen in rechtspersoon zijn opgetreden en waarbij het moment van afronding van de eerdere bibob-toetsing niet langer geleden is dan 5 jaar.

Artikel 6. Vragenlijst

Om bij betrokkene een bibobtoets uit te kunnen voeren, wordt betrokkene verplicht gesteld om

bibobvragen te beantwoorden. In dit kader zijn door het bestuursorgaan, met inachtneming van artikel 30 van de wet Bibob, bibobvragenlijsten opgesteld. De vragenlijsten worden door het bestuursorgaan bij openbaar bekend te maken besluit vastgesteld.

De vragen in deze vragenlijsten hebben onder andere betrekking op de financiering van de inrichting, het eigendom van het pand waar een inrichting in is gevestigd en eventuele andere schulden die een

aanvrager kan hebben. Met de informatie die naar aanleiding van deze vragen wordt aangeleverd kan het bestuursorgaan o.a. proberen meer zicht te krijgen op de zakelijke relaties van de aanvrager. Het

bestuursorgaan zal – pas nadat is gebleken dat weigering van de aanvraag niet mogelijk is met behulp van de reguliere weigeringsgronden - moeten beoordelen of er redenen aanwezig zijn de aanvraag te weigeren op grond van de wet Bibob of dat er redenen aanwezig zijn om een advies aan te vragen.

Artikel 7. Bibob-onderzoek

Het onderzoek naar de aanwezigheid van gevaar en de daaruit voortkomende toepassingsmogelijkheden van de weigering- of intrekkingsgronden ex artikel 3 wet Bibob gebeurt in een tweetal stappen:

  • 1.

    De aanvrager van een (omgevings)vergunning (activiteit milieu) als bedoeld in artikel 2.1 lid 1 onder e van de Wabo voor een (inrichting) categorie 12, 25 en 28 van bijlage I onder C van het Besluit Omgevingsrecht, wordt verzocht bij de aanvraag aanvullende informatie te verstrekken middels een bibob-vragenformulier. Dit vragenformulier maakt daarmee onderdeel uit van de reguliere aanvraag.

  • 2.

    De aanvrager van een (omgevings)vergunning (activiteit bouwen) voor een bouwwerk als hiervoor genoemd, wordt verzocht bij de aanvraag aanvullende informatie te verstrekken middels een bibob-vragenformulier. Dit vragenformulier maakt daarmee onderdeel uit van de aanvraag om omgevingsvergunning. Indien op basis van toepassing van de definitie van het begrip “betrokkene” ook anderen met de feitelijke vergunningaanvrager in verband gebracht kunnen worden, zullen ook zij gevraagd worden dit bibob-vragenformulier in te vullen en maakt ook dit deel uit van de aanvraagprocedure omgevingsvergunning.

Dit onderzoek behelst in ieder geval de controle en analyse van;

  • o

    de door de aanvrager/houder van de vergunning beantwoorde bibob-vragen die zijn opgenomen in het bibob-vragenformulier;

  • o

    de door hem/haar daarbij aangeleverde documenten;

  • o

    eventuele extra, op verzoek van het bevoegd gezag, door aanvrager/houder overlegde documenten of informatie;

  • o

    open bronnen onderzoek.

De bibob-gronden vormen een aanvulling op de reeds bestaande mogelijkheden om een

vergunning te weigeren of in te trekken. Het bevoegd gezag zal echter altijd eerst de bestaande weigerings- en intrekkingsgronden onderzoeken en, zo mogelijk, toepassen.

Als het bevoegd gezag op basis van het eigen onderzoek genoeg aanwijzingen heeft dat een

situatie als bedoeld in artikel 3 van de wet Bibob zich voordoet, zal het de vergunning weigeren of intrekken. Bij een “mindere mate van gevaar” dat de (aangevraagde) vergunning wordt gebruikt voor het plegen van strafbare feiten en witwaspraktijken kan het bevoegd gezag extra voorwaarden aan de vergunning verbinden.

Een weigering om de gevraagde extra informatie aan te leveren danwel onvolledig aan te leveren leidt tot het buiten behandeling stellen van de nieuwe aanvraag danwel de mogelijkheid tot het intrekken van de reeds verstrekte vergunning (artikel 4 wet Bibob).

2.Aanvullend op deze extra verstrekte informatie zal een advies bij het landelijke bureau Bibob

worden gevraagd indien:

  • a.

    na het eigen onderzoek in geval van een aanvraag omgevingsvergunning (activiteit bouw en/of milieu)vragen blijven bestaan over omstandigheden in de persoon van de aanvrager en/of de daarmee in verband te brengen betrokken, de financier van de inrichting/het bouwwerk of de eigenaar van het bedrijfsterrein en/of bedrijfspand waarop c.q. waarin de inrichting is/wordt gevestigd of de eigenaar van het pand waarin de onderneming is gevestigd,

  • b.

    na het eigen onderzoek vragen blijven bestaan over de bedrijfsstructuur van aan de uitvoering van de beschikking te verbinden onderneming(en),

  • c.

    na het eigen onderzoek vragen blijven bestaan over de financiering van de aan de betreffende beschikking te verbinden (realisering van) inrichting en/of bouwwerk,

  • d.

    er omstandigheden zijn die de gemeente doen vermoeden dat er sprake is van een ernstig gevaar dat de vergunning zal worden gebruikt voor het plegen van strafbare feiten, of het gebruiken van voordelen uit strafbare feiten. (bijvoorbeeld witwassen van gelden)

  • e.

    er omstandigheden zijn die de gemeente doen vermoeden dat ter verkrijging van de aangevraagde dan wel gegeven vergunning een strafbaar feit is gepleegd. (bijvoorbeeld valsheid in geschrifte)

  • f.

    de officier van justitie de gemeente de tip geeft om in een bepaalde zaak een bibob-advies aan te vragen.

Artikel 8. Regulier afhandelen

Het bepaalde in dit artikel met betrekking tot het regulier afhandelen van aanvrager spreekt voor zich.

Artikel 9. Ultimum remedium

Dat toepassing van de wet Bibob slechts mogelijk is, indien alle het bestuursorgaan beschikbare

mogelijkheden zijn benut, is opgenomen in het eerste lid van artikel 9. Ingevolge het tweede lid van artikel 9 bestaan er twee aanleidingen die in een concreet geval kunnen leiden tot een verzoek om advies aan het bureau Bibob:

  • 1.

    Na de bibob-toets zijn er nog vragen over:

    • o

      omstandigheden, in geval van een aanvraag om omgevingsvergunning, activiteit milieu, in de persoon van de aanvrager, de financier van de inrichting of de eigenaar van het bedrijfsterrein en/of bedrijfspand waarop c.q.waarin de inrichting is/wordt gevestigd of omstandigheden, in geval van een aanvraag omgevingsvergunning, activiteit bouwen, in de persoon van de aanvrager en/of daarmee in verband te brengen betrokkenen, de financier van het betreffende bouwwerk en de onderneming of de eigenaar van het pand waarin de onderneming is gevestigd,

    • o

      de bedrijfsstructuur van aan de uitvoering van de beschikking te verbinden onderneming(en),

    • o

      de financiering van de aan de betreffende beschikking te verbinden (realisering van) inrichting en/of bouwwerk,

    • o

      omstandigheden die de gemeente doen vermoeden dat er sprake is van een ernstig gevaar dat de vergunning zal worden gebruikt voor het plegen van strafbare feiten, of het gebruiken van voordelen uit strafbare feiten. (bijvoorbeeld witwassen van gelden)

    • o

      omstandigheden die de gemeente doen vermoeden dat ter verkrijging van de aangevraagde dan wel gegeven vergunning een strafbaar feit is gepleegd. (bijvoorbeeld valsheid in geschrifte)

  • 2.

    De Officier van Justitie geeft een tip om in het kader van een aanvraag of een beschikking een advies aan het bureau bibob te vragen.

Artikel 10. Motivering

De bepaling in artikel 10 dat het voornemen om een advies aan te vragen bij het bureau Bibob moet

worden gemotiveerd spreekt voor zich.

Artikel 11. Informatieplicht

Indien het bestuursorgaan van oordeel is dat een verzoek om advies gerechtvaardigd is, wordt de

betrokkene / aanvrager schriftelijk van dit voornemen op de hoogte gebracht. Deze informatieplicht is in het eerste lid van artikel 11 opgenomen, om betrokkene te informeren over de opschorting van de

beslistermijn die het gevolg is van een adviesaanvraag. Indien wordt overgegaan tot het aanvragen van een advies, moet de adviesaanvraag worden voorzien van een afschrift van de mededelingsbrief aan betrokkene. Het bureau Bibob neemt een verzoek om advies namelijk niet in behandeling indien

betrokkene daarover niet vooraf is geïnformeerd.

Artikel 12. Opschorten beslistermijn

De bepalingen in dit artikel volgen uit artikel 31 van de wet Bibob.

Artikel 13. Weigering en aanvullende voorwaarden

De bepalingen in dit artikel volgen uit het bepaalde in de wet Bibob.

Artikel 14. Inwerkingtreding

De bepaling in artikel 14 met betrekking tot de inwerkingtreding van deze beleidsregels spreekt voor zich.

Artikel 15. Overgangsrecht

In het eerste lid van artikel 15 is opgenomen dat lopende aanvragen volgens het “oude regime”

afgehandeld worden. In gevallen dat dit niet wenselijk is, moet na het verlenen van de vergunning worden bekeken of het besluit teruggedraaid moet worden middels een intrekking van de beschikking.

Artikel 16. Citeertitel

De bepaling in artikel 16 met betrekking tot de citeertitel van deze beleidsregels spreekt voor zich.

Artikel 17. Bekendmaken en ter inzage leggen

De bepalingen in artikel 17 met betrekking tot het bekendmaken en ter inzage leggen van deze

beleidsregels spreken voor zich.