Organisatie | Leeuwarden |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Participatieverordening gemeente Leeuwarden 2015 |
Citeertitel | Participatieverordening gemeente Leeuwarden 2015 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Bij besluit van de raad van Leeuwarden van 2 januari 2018 is deze gemeentelijke regeling van toepassing verklaard op het hele grondgebied van de gemeente Leeuwarden, zoals dat per 1 januari 2018, op grond van de Wet van 8 maart 201 tot herindeling van de gemeenten Franekeradeel, het Bildt, Leeuwarden, Leeuwarderadeel, Littenseradiel, Menameradiel en Sudwest-Fryslan, is ontstaan. N.B. besluit is van kracht per 01-01-2018
1.Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
07-04-2017 | wijziging | 03-04-2017 Gemeenteblad: 6 april 2017 | - | ||
22-12-2015 | 07-04-2017 | wijziging | 14-12-2015 GVOP: 17 december 2015 en Huis aan Huis: 23 december 2015 | - | |
01-01-2015 | 22-12-2015 | Nieuwe regeling | 24-11-2014 GVOP: 12 december 2014 en Huis aan Huis: 17 december 2014 | - | |
11-01-2014 | 01-01-2015 | Nieuwe regeling | 06-01-2014 Huis aan Huis; 15 januari 2014 | - | |
01-01-2013 | 01-01-2012 | 11-01-2014 | wijziging art. 2.1, 2.2, 2.4 en 2.5 | 17-12-2012 Huis aan Huis; 2 januari 2013 | - |
09-02-2012 | 01-01-2013 | nieuwe regeling | 30-01-2012 Huis aan Huis; 8 februari 2012 | - | |
01-11-2010 | 09-02-2012 | nieuwe regeling | 27-09-2010 Huis aan Huis; 6 oktober 2010 | - |
De Raad van de gemeente Leeuwarden;
gelezen het voorstel van het college burgemeester en wethouders van 29 september 2014,
gelet op artikel 108, tweede lid jo. artikel 147, eerste lid van de Gemeentewet,
gelet op artikel 6, tweede lid van de Participatiewet,
gelet op artikel 8a, eerste lid, onderdelen a, c, d en e van de Participatiewet,
besluit vast te stellen de volgende verordening:
Hoofdstuk 1 ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
1. In deze verordening wordt verstaan onder:
a. college: college van burgemeester en wethouders van de gemeente Leeuwarden;
b. doelgroep: personen als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a van de Participatiewet, met uitzondering van personen als bedoeld in artikel 7, derde lid van deze wet;
c. IOAW: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers;
d. IOAZ: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen;
e. Klant: persoon die tot de doelgroep van deze verordening behoort;
f. ondersteuning: ondersteuning als bedoeld in artikel 7, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van de Participatiewet, inclusief het bepalen en aanbieden van door het college noodzakelijk geachte voorzieningen;
g. participatie: alle activiteiten waaraan de klant in de samenleving deelneemt, onderverdeeld in arbeid, onderwijs en maatschappelijke participatie;
h. pva: plan van aanpak waarin de door het college voor een individuele klant noodzakelijk geachte ondersteuning, alsmede de voor deze klant geldende algemene en bijzondere verplichtingen zijn vastgelegd .
2. Voor zover niet anders is bepaald, worden begrippen in deze verordening gebruikt in dezelfde betekenis als in de Participatiewet, de IOAW, de IOAZ en de Algemene wet bestuursrecht.
Deze verordening richt zich op het bieden van ondersteuning aan klanten die tot de doelgroep behoren bij het participeren op het voor de individuele klant hoogst haalbare niveau.
Bij de toepassing van het tweede lid besteedt het college in ieder geval aandacht aan de afstand tot de arbeidsmarkt en de wijze waarop rekening wordt gehouden met de zorgtaken, waaronder begrepen de opvang van ten laste komende kinderen tot vijf jaar en het noodzakelijkerwijs verrichten van mantelzorg.
Hoofdstuk 3 PARTICIPATIE ALGEMEEN
Artikel 4 Ondersteuning van klanten
In geval van klanten beneden de 27 jaar wordt het pva overeenkomstig artikel 44, vierde lid van de Participatiewet als bijlage toegevoegd aan de beschikking waarin naast de toekenning van algemene bijstand, mede het in het eerste lid van dit artikel bedoelde aanbod voor ondersteuning bij participatie bekend wordt gemaakt.
Artikel 5 Verplichtingen klant
Het college verlaagt de uitkering van de klant conform hetgeen hierover is bepaald in de Participatiewet of de Maatregelenverordening Participatiewet, IOAW en IOAZ gemeente Leeuwarden 2015, indien de klant die deelneemt aan een voorziening niet voldoet aan de verplichtingen als bedoeld in het eerste lid van dit artikel.
Hoofdstuk 4 BEPALINGEN MET BETREKKING TOT IN DE PARTICIPATIEWET OPGENOMEN VOORZIENINGEN
Een klant met een lichamelijke, verstandelijke of psychische beperking, dan wel een combinatie van genoemde beperkingen, die een zodanige mate van begeleiding op en aanpassingen van de werkplek vereist dat van een reguliere werkgever in redelijkheid niet mag worden verwacht dat hij deze klant in dienst neemt, wordt door het college de voorziening beschut werk als bedoeld in artikel 10b van de Participatiewet aangeboden tenzij het jaarlijks te realiseren aantal dienstbetrekkingen als bedoeld in artikel 10b, vierde lid, van de Participatiewet reeds is bereikt.
Het college kan, indien de toepassing van bepalingen in deze verordening in de individuele situatie tot onbillijkheden van overwegende aard leidt voor zover het de bevoegdheid betreft die voortvloeit uit deze verordening, afwijken van deze verordening.
De gemeente heeft in het kader van de Participatiewet een belangrijke taak met betrekking tot het bieden van ondersteuning bij participatie van personen die behoren tot de diverse in deze wet opgenomen doelgroepen, waarbinnen weer een aantal subgroepen te onderscheiden zijn (zie artikel 7, eerste lid, Participatiewet). De raad dient in een verordening het gemeentelijk beleid ten aanzien van voornoemde taak te bepalen. Verder dient in deze verordening ook de aanspraak van klanten op ondersteuning bij participatie te worden vastgelegd. Het bieden van ondersteuning bij participatie is maatwerk omdat de vorm waarin zij geboden kan worden sterk afhankelijk is van de mogelijkheden en beperkingen in het individuele geval. Het formuleren van gedetailleerde regels die in elke denkbare situatie kunnen worden toegepast is gelet op het voorgaande dan ook niet haalbaar. Deze verordening is daarom zo algemeen mogelijk gehouden en is procedureel van opzet. Zij bevat louter hetgeen op grond van de Participatiewet vastgelegd moet worden. Dit biedt de gemeente de mogelijkheid om op flexibele wijze en over meerdere jaren nadere invulling te geven aan een adequate ondersteuning. Het college is bevoegd om in beleidsregels nader uit te werken op welke manier een tot de doelgroep behorende persoon ondersteuning bij participatie zal worden aangeboden. De procedurele opzet van de verordening stelt het college tevens in staat om maatwerk aan de klant te leveren.
Binnen de dienstverlening aan personen die tot de doelgroep behoren staat participatie centraal. De gemeente Leeuwarden wil dat een zo groot mogelijke groep van deze personen deelneemt aan de samenleving. Het liefst in de vorm van betaalde arbeid, maar waar dat (nog) niet kan ook op andere manieren. Bijvoorbeeld door het doen van vrijwilligerswerk. Indien nodig, biedt de gemeente hen ondersteuning.
Artikel 1. Begripsomschrijvingen
In dit artikel worden een aantal begrippen die in deze verordening voorkomen gedefinieerd. Voor zover de begrippen niet worden omschreven, wordt aansluiting gezocht bij de definities in de Algemene wet bestuursrecht, de Participatiewet en de overige in deze verordening aangehaalde wetten.
In dit artikel wordt omschreven wat de raad wil bewerkstelligen met deze verordening. Voor een nadere toelichting wordt verwezen naar het algemeen deel van deze toelichting.
Het college draagt zorg voor de participatie van klanten. In dit artikel wordt aangegeven waar het college rekening mee moet houden bij het geven van ondersteuning. Behalve dat het college op grond van de Participatiewet altijd verplicht is om iedere ondersteuning af te stemmen op de klant wordt een en ander door middel van de in dit artikel opgenomen criteria nogmaals gewaarborgd.
In het derde lid wordt aandacht besteed aan de aanwezigheid van zorgtaken. Dit is een aspect waarvan de wetgever expliciet aangeeft dat daar rekening mee moet worden gehouden. Het gaat daarbij niet alleen om de zorgtaken die betrekking hebben op de zorg voor kinderen. Ook de aanwezigheid van zorgtaken voor huisgenoten, familieleden of andere personen, de zogenaamde mantelzorg, kan ertoe leiden dat personen soms niet of in mindere mate beschikbaar zijn voor het verrichten van arbeid.
In het vierde lid worden kaders aangegeven voor prioritering in de aangeboden ondersteuning.
Artikel 4. Ondersteuning van klanten
In artikel 10 van de Participatiewet is de aanspraak op ondersteuning van klanten die behoren tot de doelgroep van deze verordening geregeld. Aanspraak op ondersteuning betekent niet dat er een dergelijke klant zonder meer recht heeft op ondersteuning. Het college doet namelijk geen aanbod als zij dit niet noodzakelijk acht.
Tweede lid tot en met vierde lid
Alle klanten aan wie ondersteuning wordt aangeboden krijgen een plan van aanpak dat is toegespitst op de individuele situatie van de klant. Een plan van aanpak is wettelijk verplicht voor jongeren beneden de 27 jaar, maar het wordt wenselijk geacht om een dergelijk plan ook op te stellen in geval van klanten die 27 jaar of ouder zijn, maar jonger dan de pensioengerechtigde leeftijd. In het plan van aanpak dient helder te worden vastgelegd te leggen op welke manier de ondersteuning in een individueel geval wordt vorm gegeven en welke verplichtingen daarmee gepaard gaan.
Het college begeleidt een klant bij de uitvoering van het plan van aanpak. Dit plan van aanpak wordt door het college, in samenspraak met de klant, periodiek geëvalueerd en, indien nodig, bijgesteld.
Het vijfde lid geeft dat een klant in geval van een toereikende voorliggende voorziening geen recht heeft op ondersteuning door het college .
In deze leden worden bevoegdheden aan het college verstrekt om nader te bepalen welke voorzieningen kunnen worden aangeboden. Tevens is het college bevoegd om aan een dergelijke voorziening nadere verplichtingen voor de klant te verbinden.
Artikel 5. Verplichtingen klant
Deze leden hebben betrekking op de algemene verplichtingen die voortvloeien uit bijvoorbeeld de Participatiewet, de IOAW en de IOAZ en de individuele verplichtingen die het college daarnaast kan aan een voorziening kan verbinden. Indien deze verplichtingen niet of onvoldoende worden nagekomen is het college bevoegd om de aangeboden voorziening te beëindigen.
In het derde lid is vastgelegd dat indien een klant zich niet houdt aan de verplichtingen als bedoeld in het eerste lid, hem een verlaging zal worden opgelegd conform de in de Participatiewet of de Afstemmingsverordening Participatiewet, IOAW en IOAZ gemeente Leeuwarden 2015. Het voorgaande is alleen van toepassing indien de klant een uitkering ontvangt op grond van de Participatiewet, de IOAW of de IOAZ.
Artikel 6. Vaststelling wie tot doelgroep loonkostensubsidie behoort
In artikel 10c van de Participatiewet is geregeld wanneer wordt vastgesteld of een persoon tot de doelgroep loonkostensubsidie behoort: op schriftelijke aanvraag of ambtshalve. Ambtshalve vaststelling is alleen mogelijk bij:
personen als bedoeld in artikel 34a, vijfde lid, onderdelen b en c, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (hierna: WIA), artikel 35, vierde lid onderdelen b en c, van de WIA en artikel 36, derde lid, onderdelen b en c, van de WIA tot het moment dat het inkomen uit arbeid in dienstbetrekking gedurende twee aaneengesloten jaren ten minste het minimumloon bedraagt en ten behoeve van die persoon in die twee jaren geen loonkostensubsidie als bedoeld in artikel 10d van de Participatiewet is verleend;
In artikel 10c van de Participatiewet is ook bepaald dat het aan college is om vast te stellen of een persoon tot de doelgroep loonkostensubsidie behoort. Binnen de kaders van de wet is het aan de
gemeente om vast te stellen op welke wijze zij bepalen of mensen tot de doelgroep loonkostensubsidie behoren en of loonkostensubsidie voor hen wordt ingezet (zie Kamerstukken II 2013/14, 33 161, nr. 107, blz. 62).
In het tweede lid is vastgelegd welke criteria daarbij in acht genomen worden. Deze cumulatieve criteria zijn ontleend aan artikel 6, eerste lid, onderdeel e, van de Participatiewet. Daarin is immers de doelgroep loonkostensubsidie wettelijk vastgelegd.
Artikel 7. Vaststelling loonwaarde doelgroep loonkostensubsidie
In artikel 10d, eerste lid, van de Participatiewet is bepaald dat als een persoon behoort tot de doelgroep loonkostensubsidie en een werkgever voornemens is een dienstbetrekking aan te gaan met die persoon, het college de loonwaarde van die persoon vaststelt. Hiervoor is geen aanvraag vereist.
In dit artikel is vastgelegd dat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen de opdracht kan worden verleend om het college te adviseren met betrekking tot de vaststelling van de loonwaarde van een persoon en medische of arbeidsmedische aspecten van een persoon.
In het kader van de advisering ten aanzien van de loonwaarde van een persoon hanteert het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen een gevalideerde loonwaardemethodiek.
De vastgestelde loonwaarde legt het college vast in een beschikking waartegen zowel de betrokken persoon als diens (potentiële) werkgever bezwaar en beroep kunnen instellen.
Artikel 8. Participatievoorziening beschut werk
Het college biedt de voorziening beschut werk aan een persoon uit de doelgroep aan die door een lichamelijke, verstandelijke of psychische beperking een zodanige mate van begeleiding op en aanpassingen van de werkplek nodig heeft dat niet van een reguliere werkgever redelijkerwijs niet kan worden verwacht dat hij deze in dienst neemt. De verplichting houdt op te bestaan zodra het bij ministeriële regeling bepaalde aantal dienstbetrekkingen is ingevuld.
Ten behoeve van de participatievoorziening beschut werken kan de gemeente een voorselectie uitvoeren maar vanaf 1 januari 2017 kunnen mensen zich ook zelfstandig bij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen melden voor een indicatie beschut werken. Tijdens de voorselectie bepaalt het college welke mensen in aanmerking kunnen komen voor beschut werk, en op welk moment. Van personen met een korte afstand tot de arbeidsmarkt is het vrijwel uitgesloten dat zij uitsluitend in een beschutte omgeving mogelijkheden tot arbeidsparticipatie hebben. Onder de personen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt is het aannemelijk dat daartoe personen behoren die uitsluitend in een beschutte omgeving kunnen werken. Hierbij moet gedacht worden aan personen die voldoen aan de kenmerken van VSO/Pro onderwijs of personen met een WSW indicatie.
Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen adviseert het college met betrekking tot het oordeel of een persoon tot de doelgroep beschut werk behoort. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen voert op basis van landelijke criteria een beoordeling uit (artikel 10b, tweede lid, van de Participatiewet). Ook als mensen zelfstandig een indicatie hebben aangevraagd wordt het college door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen geadviseerd.
Nadat is vastgesteld dat iemand tot de doelgroep 'beschut werk' behoort, zorgt de gemeente ervoor dat deze persoon in een dienstbetrekking onder beschutte omstandigheden aan de slag gaat. Hoe de dienstbetrekking wordt georganiseerd, behoort tot de beleidsvrijheid van gemeenten. Een dienstbetrekking kan bijvoorbeeld worden georganiseerd via een gemeentelijke dienst, NV, BV of stichting. Ook kunnen personen (via detachering) in een beschutte omgeving bij reguliere werkgevers werken.
Naast het bepalen van wie in aanmerking kan komen voor beschut zijn in deze verordening vastgelegd welke voorzieningen voor arbeidsinschakeling ingezet worden om deze dienstbetrekking mogelijk te maken.
Het is niet altijd mogelijk om iemand met een indicatie direct te plaatsen op een passende dienstbetrekking. Het college legt daarom in beleidsregels vast, welke voorzieningen tot het moment van de dienstbetrekking kunnen worden ingezet.
Artikel 9. Premieverstrekking als bedoeld in artikel 10a, zesde lid van de Participatiewet
Klanten met een uitkering die moeilijk aan de slag komen kan de mogelijkheid worden geboden om werkervaring op te doen met behoud van hun uitkering op een participatieplaats. Het college verstrekt de klant telkens nadat hij op deze wijze zes maanden additionele werkzaamheden heeft verricht een premie van € 250,-. Hierbij geldt wel de voorwaarde dat de klant heeft voldaan aan de daaraan verbonden verplichtingen.
Op grond van artikel 7, achtste lid van de Participatiewet komen personen beneden de 27 jaar niet in aanmerking voor een participatieplaats in de zin van artikel 10a van de Participatiewet. Hieruit vloeit voort dat zij geen recht kunnen hebben op een premie als bedoeld in dit artikel.
Op grond van dit artikel heeft het college de mogelijkheid om in een experimentele vorm een voorziening te kunnen aanbieden, zodat adequaat op nieuwe ontwikkelingen kan worden ingespeeld. Elk voornemen van het college om gebruik te maken van deze bevoegdheid zal worden voorgelegd aan de Cliëntenraad Werk en Inkomen Leeuwarden.
De uitvoering van deze verordening berust bij het college. Het college stelt voor deze uitvoering nadere regels vast.
Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.
Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.