Organisatie | Houten |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Participatieverordening gemeente Houten |
Citeertitel | Participatieverordening |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen
Wet Investeren in Jongeren, Wet werk en bijstand en Wet inburgering
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-10-2009 | 01-10-2009 | 01-01-2012 | Onbekend | 15-12-2009 Houtens Nieuws | 2009-061 |
Artikel 11 definities inburgering
Artikel 12 informatieverstrekking
Artikel 13 aanwijzen van de doelgroepen
Artikel 15 persoonlijk inburgeringsbudget
Artikel 16 inburgeringsvoorziening en examenkosten
Artikel 17 inning van de eigen bijdrage
Artikel 18 hoogte van de bestuurlijke boetes voor de verschillende overtredingen
Artikel 19 verhoging van de bestuurlijke boete bij herhaling van de overtreding
lid 1 onderdeel c van de wet, gericht op arbeidsinschakeling als bedoeld in artikel 6 eerste lid onderdeel b samen met artikel 2 van de wet;
doelgroep de personen aan wie op grond van artikel 7 lid 1 onder a en lid 3 van de wet,
op grond van artikel 34 lid 1 Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk
arbeidsongeschikte werknemers of op grond van artikel 34 lid 1 Wet
inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte zelfstandigen
Voor de toepassing van hoofdstuk 4 van deze verordening wordt verstaan onder:
doelgroep inburgeringsplichtigen als genoemd in artikelen 3 en 5 van de wet en niet inburgeringsplichtige personen tussen de 16 en 65 jaar van een andere dan Nederlandse afkomst en van wie het participeren in de Nederlandse samenleving beperkt wordt door onvoldoende kennis van de Nederlandse taal en samenleving;
toepasselijke uitkering de hoogte van de bijstandsnorm als genoemd in artikel 5 van de WWB als belanghebbende een WWB-uitkering ontvangt of daarvan afhankelijk zou zijn, of de hoogte van de inkomensvoorziening als genoemd in artikel 24 van de WIJ als belanghebbende een WIJ-uitkering ontvangt of daarvan afhankelijk zou zijn.
Het college wijst de groepen inburgeringsplichtigen aan waaraan hij bij voorrang een inburgeringsvoorziening kan aanbieden. Er geldt de volgende prioritering van doelgroepen:
Het college stemt de voorziening af op het startniveau en de vaardigheden, de persoonlijke omstandigheden en de maatschappelijke positie van de inburgeringsplichtige.
De eigen bijdrage wordt zo mogelijk in maximaal 18 gelijke termijnen verrekend met een door de gemeente te verstrekken uitkering op grond van de Wet werk en bijstand, Wet investeren in jongeren, Inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijke arbeidsongeschikte werknemers of Inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte zelfstandigen.
De bestuurlijke boetes voor overtredingen als bedoeld in artikel 18 van deze verordening worden verdubbeld indien de inburgeringsplichtige zich binnen twaalf maanden na de vorige als verwijtbaar aangemerkte overtreding, opnieuw schuldig maakt aan dezelfde overtreding, maar niet hoger dan het in artikel 34 van de wet genoemde maximumbedrag.
Deze verordening regelt de ondersteuning die de gemeente biedt bij de arbeidsinschakeling van werkloze inwoners van de gemeente Houten die voor deze ondersteuning op de gemeente aangewezen zijn.
De kern van deze verordening wordt gevormd door de invulling door de gemeenteraad van een aantal opdrachten met betrekking tot ondersteuning. Deze opdrachten zijn door de wetgever in een aantal wetten verstrekt. Deze wetten zijn: de Wet werk en bijstand (WWB), de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werklozen (Ioaw), de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte zelfstandigen (Ioaz) de Wet investeren in jongeren (WIJ) en de Wet inburgering (WI).
Artikel 8 van de WWB en de artikelen 35 van Ioaw en Ioaz geven de gemeenteraad de opdracht in een verordening regels te stellen met betrekking:
-tot de ondersteuning bij arbeidsinschakeling en het aanbieden van voorziening zoals dat in artikel 7 van de WWB en de artikelen 34 van de Ioaw en Ioaz aan het college opgedragen is; in artikel 8 van de WWB wordt gesteld dat de regels in ieder geval betrekking hebben op de evenwichtige aandacht voor alle klanten en de wijze waarop rekening gehouden wordt met zorgtaken.
Artikel 8 van de WWB geeft de gemeenteraad ook de opdracht in een verordening regels te stellen met betrekking tot:
Artikel 12 van de WIJ geeft de gemeenteraad de opdracht bij verordening regels te stellen met betrekking tot:
-de inhoud van het werkleeraanbod.
Diverse artikelen in de WI geven de gemeenteraad de opdracht bij verordening regels te stellen over:
In deze verordening zijn de opdrachten geformuleerd in de vijf zogenaamde materiewetten gecombineerd uitgewerkt. Op deze wijze wordt mede gestalte gegeven aan de integrale visie op participatie, die mogelijk wordt gemaakt door de invoering van de Wet Participatiebudget. Deze wet beoogt door de ontschotting van de beschikbare middelen voor WWB, WI en Wet educatie en beroepsonderwijs (WEB) en de toevoeging van de WIJ een totaalvisie en aanpak van participatie van burgers in de samenleving te bevorderen.
In dit artikel worden definities gegeven van begrippen die meer dan eens in de verordening voorkomen en voor alle hoofdstukken hetzelfde zijn, en waarvan het van belang is dat er telkens hetzelfde onder wordt verstaan.
In dit artikel worden definities gegeven van begrippen die meer dan eens in dit hoofdstuk voorkomen, en waarvan het van belang is dat er in dit hoofdstuk telkens hetzelfde onder wordt verstaan.
De WWB geeft aan dat het college verantwoordelijk is voor het bieden van ondersteuning. Belangrijkste aspect van deze bepaling is dat het richting geeft aan de arbeidsinschakeling. Zowel ten aanzien van het doel (duurzame arbeid, samen met de definiëring in artikel 1), als de (kortste) weg daar naar toe.
Hoewel leden van de doelgroep aanspraak kunnen maken op ondersteuning, is er geen afdwingbaar recht op ondersteuning zoals belanghebbende die soms het liefst zou zien. Het is aan het college om te zorgen voor voldoende aanbod van re-integratie-instrumenten en zoveel mogelijk maatwerk. Het college heeft daarbij echter te maken met beperkte middelen, terwijl de vraag naar ondersteuning afhankelijk is van een veelheid aan sociaaleconomische factoren.
Het vijfde lid geeft het college de opdracht regels te stellen met betrekking tot het verstrekken van een premie aan klanten op een participatieplaats. Het verstrekken van de premie volgt wettelijk uit artikel 10a lid 6 van de WWB en de opdracht van de raad van participatieplaatsen gebruik te maken. Het maximum van de premie is € 2.219.
In de lijn van het systeem van deze verordening, strekt dit artikel ertoe enkele zaken te regelen die te maken hebben met alle voorzieningen, ook die voorzieningen die niet met naam in dit hoofdstuk zijn opgenomen.
Het eerste lid geeft daarom aan dat de verordening geen uitputtende opsomming van voorwaarden bevat.
Het tweede lid geeft aan dat het college een voorziening kan beëindigen en in welke gevallen zij dat kan doen.
Het derde lid geeft aan dat het college de algemene bevoegdheid heeft om voor voorzieningen nadere regels te stellen. Dit heeft vooral tot doel om bij subsidieverstrekking de uitvoering zoveel mogelijk aan het college over te laten.
Onderdeel f van dit lid stelt dat het college ook de vorm van de voorziening kan regelen. Dit lid heeft tot doel de voorziening in de vorm van een lening te kunnen verstrekken. In het geval van medewerking door de klant kan deze lening worden kwijtgescholden. In het geval van het ontbreken van deze medewerking kan het college besluiten dat de lening moet worden afgelost. Deze bepaling ligt in de lijn van artikel 7 lid 6 van de Re-integratieverordening WWB. Hierin was geregeld dat het college de kosten van de voorziening kan terugvorderen. Hiervoor moet de gemeente de civiele weg bewandelen.
Artikel 5 soorten voorzieningen
In dit artikel geeft de gemeenteraad aan welke voorzieningen in ieder geval in het aanbod moeten zitten om invulling te kunnen geven aan de door de raad gekozen individuele benadering. Het formuleren van een breed aanbod sluit aan bij niet formuleren van doelgroepen maar het leveren van maatwerk, zoals door de raad onderschreven in de kadernota re-integratie.
Participatieplaatsen worden hier expliciet genoemd, om aan te geven dat het college gebruik maakt van de bevoegdheid hiertoe als genoemd in artikel 10a van de wet. Hiermee biedt dit artikel de juridische grondslag van hetgeen in beslispunt 2 van de kadernota re-integratie is bepaald.
De activiteiten die met behoud van bijstandsuitkering kunnen worden uitgevoerd staan, in tegenstelling tot voorheen onder de re-integratieverordening, niet langer als bepaling in deze Participatieverordening. Activiteiten die verricht kunnen worden met behoud van uitkering betreffen:
Vrijwilligerswerk met behoud van uitkering kan een nuttig instrument zijn om werkritme op te doen of te laten behouden. Het kan worden ingezet als uitstroom naar algemeen geaccepteerde arbeid niet mogelijk is, of als dat pas op middellange of lange termijn mogelijk is. Er is bewust voor gekozen om geen exacte termijnen te noemen voor dit arbeidsperspectief. Niet alleen zou dat ten onrechte de suggestie wekken dat dat altijd vooraf exact vast te stellen is, het arbeidsperspectief is ook niet alleen afhankelijk van in de persoon gelegen omstandigheden. Ook een veranderende arbeidsmarkt kan maken dat het arbeidsperspectief wijzigt
Er is van afgezien om een maximale duur vast te stellen. Hiermee wordt ervoor gezorgd dat het instrument ingezet kan worden voor degenen voor wie uitstroom naar betaald werk niet mogelijk is, en voor wie het vrijwilligerswerk zelfstandige maatschappelijke participatie als doel heeft. Als vrijwilligerswerk een onderdeel van een traject naar betaald werk is, wordt de duur beperkt doordat het traject van beperkte duur is.
De leerwerkstage heeft als belangrijkste doel het opdoen van vaardigheden in een vakgebied, waardoor uitstroom naar betaald werk mogelijk wordt gemaakt. De leerwerkstage is bedoeld voor leden van de doelgroep die op korte, middellange, of lange termijn perspectief op betaald werk hebben.
Voor een leerwerkstage geldt net als voor vrijwilligerswerk dat niet alleen het arbeidsperspectief bepalend is voor de inzet van het instrument. Anders dan bij vrijwilligerswerk geldt hier wel een duurbeperking. De reden daarvan is dat de leerwerkstage niet kan worden ingezet, met als (voorlopig) einddoel zelfstandige maatschappelijke participatie, zodat een duurbeperking hier geen ongewenste beperkingen aan de inzet ervan geeft.
Bij de proefplaatsing is het doel niet zozeer het leren van vaardigheden, maar vooral het wennen aan aspecten die samenhangen met betaald werk. Het instrument kan worden ingezet voor leden van de doelgroep met een perspectief op betaald werk op korte of middellange termijn.
Voor de proefplaatsingen geldt net als voor vrijwilligerswerk dat niet alleen het arbeidsperspectief bepalend is voor de inzet van het instrument. De proefplaatsing duurt maximaal 6 maanden.
In dit artikel worden definities gegeven van begrippen die meer dan eens in dit hoofdstuk voorkomen, en waarvan het van belang is dat er in dit hoofdstuk telkens hetzelfde onder wordt verstaan.
De WIJ geeft aan dat het college verantwoordelijk is voor het bieden van een werkleeraanbod. Belangrijkste aspect van deze bepaling is dat het richting geeft aan de arbeidsinschakeling. Zowel ten aanzien van het doel (duurzame arbeid, samen met de definiëring in artikel 1), als de (kortste) weg daar naar toe.
Hoewel leden van de doelgroep aanspraak kunnen maken op dit aanbod, is er geen afdwingbaar recht op een aanbod zoals belanghebbende die soms het liefst zou zien. Het is aan het college om te zorgen voor zoveel mogelijk maatwerk. Het college heeft daarbij echter te maken met beperkte middelen, terwijl de vraag naar het werkleeraanbod afhankelijk is van een veelheid aan sociaaleconomische factoren. Het college kan het aanbod zelf of in regionaal verband doen.
De inhoud van het leerwerkaanbod wordt tweejaarlijks door het college beschreven en vastgesteld in het Participatieprogramma dat ook ter kennisname zal worden gebracht aan de gemeenteraad. Het eerste participatieprogramma heeft betrekking op de periode 2010-2011.
In de lijn van het systeem van deze verordening, strekt dit artikel ertoe enkele zaken te regelen die te maken hebben met alle voorzieningen, ook die voorzieningen die niet met naam in dit hoofdstuk zijn opgenomen.
Het eerste lid geeft daarom aan dat de verordening geen uitputtende opsomming van voorwaarden bevat.
Het tweede lid geeft aan dat het college de algemene bevoegdheid heeft om voor voorzieningen nadere regels te stellen. Dit heeft vooral tot doel om bij subsidieverstrekking de uitvoering zoveel mogelijk aan het college over te laten.
Paragraaf 2 Werkleeraanbod jongeren
Het staat het college vrij om bij het werkleeraanbod aan de jongere een keuze te maken tussen het aanbieden van algemeen geaccepteerde arbeid, ondersteuning bij de arbeidsinschakeling en een voorziening gericht op arbeidsinschakeling. Deze zijn nevengeschikt. De kortste weg naar duurzame arbeidsparticipatie is echter het doel van het in te zetten werkleeraanbod. In dat verband kan de gemeenteraad als beleidslijn opnemen dat jongeren die direct inzetbaar zijn op de arbeidsmarkt in beginsel algemeen geaccepteerde arbeid wordt aangeboden, of ondersteuning bij de arbeidsinschakeling, als bijvoorbeeld arbeid niet direct beschikbaar is. Het blijft uiteraard een kwestie van maatwerk of daar in het concrete geval ook toe besloten wordt. De woorden ‘in beginsel’ moeten in die context worden gelezen.
Omdat het instrumentarium dat gemeenten bij het uitvoeren van de re-integratietaak in het kader van de WWB ter beschikking staat, ook ingezet kan worden voor de uitvoering van de WIJ is verwezen naar de betreffende artikelen. Het onderdeel dat betrekking heeft op participatieplaatsen is uitgezonderd, omdat dit specifiek een WWB-aangelegenheid is.
Artikel 11 definities inburgering
In dit artikel worden definities gegeven van begrippen die meer dan eens in dit hoofdstuk voorkomen, en waarvan het van belang is dat er in dit hoofdstuk telkens hetzelfde onder wordt verstaan.
Artikel 12 informatievoorziening
Het eerste lid gaat over de taak van de gemeente om de inburgeringsplichtige goed te informeren over de rechten en plichten die voortvloeien uit de Wet inburgering. Hiervoor zijn diverse mogelijkheden. In lid twee worden enkele voorbeelden genoemd hoe de gemeente hier aan gevolg geeft. Het is geen uitputtende lijst, maar slechts een minimale uitwerking van de wettelijke informatieplicht. Het college kan ook andere communicatiemiddelen inzetten. Men kan denken aan het aansluiten bij het Wmo-beleid of persoonlijke en specifieke informatie te verstrekken bij de uitvoering van de Wwb, de bijzondere bijstand of de schuldhulpverlening. Er zal ook gebruik gemaakt worden van organisaties die betrokken zijn bij de uitvoering van het gemeentelijk inburgeringsbeleid. Het derde lid verplicht het College de raad periodiek te rapporteren over de doeltreffendheid en doelmatigheid van de informatieverstrekking aan de inburgeringsplichtigen.
Artikel 13 aanwijzen van doelgroepen
De gemeente Houten kan naast deze verplichte doelgroepen ook andere groepen een traject aanbieden. Deze groepen worden genoemd in artikel drie van de verordening. De gemeente Houten heeft daarom de keuze gemaakt om in de eerste plaats inburgeringsplichtige uitkeringsgerechtigden een inburgeringstraject aan te bieden. De mensen met een Wwb-uitkering zullen gescreend worden op hun inburgeringsplicht. Er wordt rekening gehouden dat het inburgeringstraject aansluit op de re-integratiemogelijkheden.
Verder kunnen de inburgeringsplichtige mensen die al gestart zijn met hun inburgering ondersteund worden bij de afronding van hun inburgering. Het betreft mensen die al hebben deelgenomen aan een Win-traject of een oudkomerstraject. Mochten zij nog niet het vereiste taalniveau bezitten om vrijgesteld te worden van de inburgeringsplicht, dan ontvangen zij een (aanvullend) inburgeringsaanbod van de gemeente.
De voorlaatste groep betreft inburgeraars zonder inkomsten uit werk of uitkering met een achtergrond als vluchteling of met een opvoedingstaak. De eerste groep heeft de prioriteit omdat het vaak mensen betreft die de zorg van kinderen hebben en mogelijk een geïsoleerd bestaan kunnen hebben.
De laatste groep betreft alle overige inburgeringsplichtigen. Tot de overige inburgeringsplichtigen horen specifiek de gezinsherenigers/gezinsvormers. De groep overige inburgeringsplichtige zijn bijvoorbeeld mensen met een baan.
Op grond van dit artikel wordt de aangeboden voorziening afgestemd op het startniveau, de
vaardigheden, de persoonlijke omstandigheden en de maatschappelijke positie van de
inburgeringsplichtige. Ook hiermee wordt uiting gegeven aan de maatwerkgedachte zoals geformuleerd in het eerste beslispunt in de kadernota re-integratie.
Artikel 15 persoonlijk inburgeringsbudget
Dit artikel biedt het college de mogelijkheid een persoonlijk inburgeringsbudget te verstrekken. Het college stelt vervolgens beleid met betrekking tot criteria, voorwaarden en hoogte vast.
Artikel 16 inburgeringsvoorziening en examenkosten
Het rekening houden met te verrichten arbeid van de inburgeringsplichtige is niet me zoveel worden geregeld in de WI (lid 1). De gemeente raad geeft hiermee uiting aan het gaan verrichten of continueren van arbeid boven, of liever gezegd naast activiteiten in het kader van de inburgering. Hiermee loopt de gemeenteraad vooruit op een van de wijzigingen van de WI.
In het tweede lid geeft de gemeenteraad aan dat ook gebruikmaking van een voorziening kan bijdragen aan de inburgering, en daarom hiervan deel uit kan maken.
Artikel17 inning van de eigen bijdrage
Dit artikel gaat over de eigen bijdrage die alle inburgeringsplichtigen met een inburgeringsaanbod van de gemeente conform artikel 23, tweede lid van de Wet inburgering moeten betalen. De raad kiest ervoor de eigen bijdrage pas aan het einde van het inburgeringstraject te innen. Als extra stimulans is besloten de eigen bijdrage te laten vervallen als de inburgeringsplichtige slaagt voor het inburgeringsexamen. De systematiek kan er toe leiden dat de inburgeringsplichtige aan het eind van het traject twee betalingen moet verrichten. Het betreft dan de betaling van de eigen bijdrage en de eventuele sanctie voor het niet behalen van het examen binnen de gestelde termijnen. In de praktijk zal deze situatie weinig voorkomen.
Artikel 18 hoogte van de bestuurlijke boetes voor de verschillende overtredingen
Bij het opleggen van een sanctie wordt rekening gehouden met artikel 38 van de Wet inburgering. Indien er geen enkele verwijtbaarheid is vast te stellen bij de betrokkene dan kan geen sanctie worden opgelegd. Elke sanctie dient verder afgestemd te zijn op de ernst van de overtreding en de mate waarop dit de overtreder kan worden verweten. Ook kan rekening gehouden worden met omstandigheden van de persoon. In de praktijk is gebleken dat deelnemers aan de Wet inburgering nieuwkomertrajecten en de oudkomerstrajecten zeer gemotiveerd waren en slechts een enkeling door buiten de persoon gelegen omstandigheden afgehaakt is. Er zijn dan bij deze trajecten ook geen sancties uitgedeeld. Mochten er sprake zijn van sanctiewaardige gedragingen in het kader van de inburgering, die ook op grond van de Wet werk en bijstand sanctiewaardig zijn (verlagen van de uitkering), dan wordt geen sanctie opgelegd in het kader van de Wet inburgering. Dit staat in artikel 37 van de Wetinburgering. Er kan namelijk niet tweemaal gesanctioneerd worden voor dezelfde gedraging. De hoogte van de sanctie in deze verordening is daarom afgeleid van de Wet Werk en Bijstand. De hoogte van de sanctie (een boete of een maatregel) is dan in grote lijnen hetzelfde voor alle inburgeraars. De Wet inburgering geeft in artikel 34 een maximum bedrag aan voor elke overtreding. De maximum bedragen worden in de meeste gevallen niet gehaald.
Artikel 19 verhoging van de bestuurlijke boete bij herhaling van de overtreding
Dit artikel regelt de verhoging van het boetetarief indien er sprake is van herhaling. De bestuurlijke boete mag op grond van artikel 34 van de wet niet hoger zijn dan:
Artikel 20 onvoorziene omstandigheden en hardheidsclausule
In de bevoegdheidsverdeling tussen gemeenteraad en college past het dat de gemeenteraad beleidskaders vaststelt. Dat is in deze verordening uitgewerkt. Het college is belast met de uitvoering van dat beleid, en op sommige onderdelen met de nadere uitwerking daarvan. Doen zich situaties voor waarin niet is voorzien of waarin onverkorte toepassing van de gestelde bepalingen onverhoopt tot onbillijkheden van overwegende aard leidt, dan is het aan het college om besluiten te nemen waarin recht wordt gedaan aan enerzijds het belang van handhaving van het gemeentelijk beleid en anderzijds het individuele belang van de klant. Dat kan onder omstandigheden betekenen dat besluiten worden genomen die afwijken van deze verordening.
Dit artikel heeft geen toelichting nodig.
Dit artikel heeft geen toelichting nodig.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad d.d. 15 december 2009.