Organisatie | Waalwijk |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregels Jeugdhulp Waalwijk 2017 |
Citeertitel | Beleidsregels Jeugdhulp Waalwijk 2017 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen
Jeugdwet
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
23-03-2017 | 27-11-2019 | Nieuwe regeling. | 17-01-2017 Weekblad Waalwijk, 22-03-2017 | 2017/006 |
Beleidsregels Jeugdhulp Waalwijk 2017
Hoofdstuk 2. Vormen van toegang 3
Hoofdstuk 4. Afwegingskader voor een individuele voorziening 8
Hoofdstuk 5. Regels voor een persoonsgebonden budget (pgb) bij een individuele voorziening 12
Hoofdstuk 6. Slotbepalingen 17
Bijlage 2. Richtlijnen gebruikelijke zorg 20
Bijlage 3 7-stappenplan arrangementen 27
De Verordening jeugdhulp Waalwijk 2017 (hierna: Verordening) geeft uitvoering aan de Jeugdwet (hierna: wet). Deze wet maakt onderdeel uit van de bestuurlijke en financiële decentralisatie naar de gemeenten van de jeugdzorg, de jeugd-ggz, de zorg voor verstandelijke beperkte jeugdigen en de begeleiding en verzorging van jeugdigen. Daarnaast wordt met deze wet een omslag gemaakt van een stelsel gebaseerd op een wettelijk recht op zorg (aanspraak), naar een stelsel op basis van ondersteuning door gemeenten (voorziening). Het wettelijk recht op jeugdzorg en individuele aanspraken op jeugdzorg worden hierbij vervangen door ondersteuning waarvan de aard en omvang in beginsel door de gemeente worden bepaald (maatwerk).
Het doel van het jeugdzorgstelsel blijft echter onverminderd overeind: jeugdigen en ouders krijgen waar nodig tijdig bij hun situatie passende hulp, met als beoogd doel te zorgen voor eigen kracht van de jongere en het probleemoplossend vermogen van het gezin te versterken.
In het Transitieplan voor het sociaal domein in Waalwijk Andere kijk, goed voor elkaar (hierna: Transitieplan), het regionaal Beleidskader jeugdhulp Hart van Brabant 2015-2018 (hierna: Beleidskader Jeugd) en het Beleidsplan jeugdhulp Waalwijk (hierna: Beleidsplan) is het te voeren beleidskader vastgesteld door de gemeenteraad. In de Verordening en het Besluit jeugdhulp Waalwijk 2017 wordt de wet verder uitgewerkt op gemeentelijk niveau. In de Toelichting op de Verordening jeugdhulp Waalwijk 2017 worden de wettelijke grondslagen genoemd.
Het Transitieplan, het Beleidskader jeugd, het Beleidsplan, de Verordening en de Beleidsregels zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Deze Beleidsregels zullen zoveel mogelijk de opbouw van de Verordening volgen.
Deze beleidsregels zullen in werking treden op de dag, na die waarop deze bekend zijn gemaakt. Alle definities die in deze Beleidsregels worden, gebruikt hebben dezelfde betekenis als in de wet en de Verordening. Waar “hij” staat kan ook “zij” gelezen worden.
Hoofdstuk 2. Vormen van toegang
Artikel 2.9, onder a, van de wet bepaalt dat de gemeente bij verordening regels stelt over de door het college te verlenen individuele voorzieningen en overige voorzieningen. In onze Verordening is onderscheid gemaakt tussen overige en individuele voorzieningen. Voor een deel van de hulpvragen kan worden volstaan met een overige voorziening. Hier kunnen jeugdigen en hun ouders gebruik van maken zonder dat zij daarvoor een verwijzing of een besluit van de gemeente nodig hebben. Deze vormen van jeugdhulp worden in hoofdstuk 4 nader toegelicht.
Bij een (vrijwillige) hulpvraag die de gemeente rechtstreeks ontvangt wordt een zorgvuldige toegangsprocedure doorlopen om de hulpvraag van de burger, zijn behoeften en de gewenste resultaten helder te krijgen. Daarbij wordt aandacht besteed aan alle leefdomeinen, dus niet alleen aan jeugdhulp. Hiervoor kan een speciaal ontwikkeld, (digitaal) instrument worden ingezet. Er wordt geïnventariseerd wat de jeugdige of zijn ouders op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, mantelzorg, hulp van hun sociaal netwerk of vrijwillige inzet dan wel door het verrichten van maatschappelijke nuttige activiteiten kunnen doen om hun zelfredzaamheid en participatie te handhaven of verbeteren. Daarna wordt onderzocht of met ondersteuning van andere voorzieningen, die niet onder de reikwijdte van de Jeugdwet vallen, of een overige of individuele voorziening op grond van de Jeugdwet de hulpvraag kan worden opgelost.
Als het gaat om specialistische jeugdhulp, zijn er in de gemeente Waalwijk drie mogelijkheden voor de wijze waarop professionals een jeugdige naar specialistische jeugdhulp kunnen doorverwijzen.
De medewerkers van Team WijZ hebben mandaat om snel en direct ondersteuning in te zetten. Team WijZ is het toegangsteam van de gemeente Waalwijk en staat voor Werk en inkomen, jeugdhulp en zorg. Zij kunnen onder andere direct doorverwijzen naar vrij toegankelijk aanbod. Dit is aanbod voor advies en informatie, ambulante trainingen en cursussen, ambulante behandeling en begeleiding. De toegangsprocedure komt in hoofdstuk 3 uitgebreid aan de orde.
2.Huisartsen, jeugdartsen en medische specialisten (zoals kinderartsen)
Deze beroepsgroepen hebben wettelijk de ruimte om zelf, naar eigen inzicht, door te verwijzen naar gecontracteerde jeugdhulp. Ten behoeve van een sluitende aanpak worden met hen op regionaal en lokaal niveau afspraken gemaakt over de wijze waarop het beste kan worden samengewerkt. Er wordt aangesloten op de toegang bij de gemeente Waalwijk. Daarnaast heeft de regio Hart van Brabant een samenwerkingsconvenant ondertekend met (huis)artsen en medische specialisten.
In het gedwongen kader kan de gecertificeerde instelling (GI) bepalen welke jeugdhulp ingezet dient te worden. Dit kan alle vormen van jeugdhulp betreffen, ook aanvullende (gespecialiseerde) jeugdhulp, jeugdbescherming en jeugdreclassering (JR). Toeleiding naar de GI kan plaatsvinden via de kinderrechter, het openbaar ministerie en de directeur van een justitiële jeugdinrichting. De gemeente heeft in deze gevallen een leveringsplicht.
Om de veiligheid te waarborgen en om het jeugdstelsel integraal in te richten gelden de volgende beleidskaders voor het gedwongen kader:
Voor de jeugdigen en ouders moet het duidelijk en transparant zijn hoe de rollen, taken en verantwoordelijkheden belegd zijn tussen de medewerker van Team WijZ, specialistische hulpverlener en de (gezins)voogd of jeugdreclasseringsmedewerker. Bij ernstige problematiek kunnen drangmaatregelen (opgedragen hulpverlening, vrijwillig maar niet vrijblijvend) gebruikt worden of een verzoek tot onderzoek bij de Raad voor de Kinderbescherming ingediend worden. Toegang vindt plaats via Veilig Thuis. Mocht de Raad voor de Kinderbescherming een maatregel aanvragen bij de rechter, en de rechter heeft een maatregel uitgesproken, dan gaat ook de (gezins)voogd/jeugdreclasseerder aan de slag in het gezin;
Om de samenwerking te optimaliseren heeft gemeente Waalwijk, samen met de overige gemeenten in regio Hart van Brabant, een samenwerkingsprotocol met de Raad voor de Kinderbescherming vastgesteld.
De jeugdige en zijn ouders kunnen een hulpvraag stellen bij team WijZ of bij de huisarts, medische specialist of jeugdarts. Deze medisch specialisten mogen de jeugdige of zijn ouders, zonder tussenkomst van de gemeente, verwijzen naar een gecontracteerde jeugdhulpaanbieder. Indien de hulpvraag via de gemeente loopt, wordt onderstaande procedure doorlopen. Een uitzondering hierop is dat bij spoedeisende gevallen het college zo spoedig mogelijk een passende tijdelijke maatregel treft. Spoedeisende hulpvragen kunnen ook worden gemeld bij de Spoedeisende Zorg (SEZ).
In lijn met de werkwijze voor maatschappelijke ondersteuning, is het voor de jeugdige of ouder mogelijk om gebruik te maken van cliëntondersteuning. Cliëntondersteuning is onafhankelijke ondersteuning met informatie, advies en algemene ondersteuning die bijdraagt aan het versterken van de zelfredzaamheid en participatie. Het doel is de jeugdige of zijn ouders een zo integraal mogelijke dienstverlening te bieden op het gebied van maatschappelijke ondersteuning, preventieve zorg, zorg, jeugdhulp, onderwijs, welzijn, wonen, werk en inkomen.
Wanneer een jeugdige of ouder behoefte heeft aan hulp of ondersteuning kan hij of zij de WaalWijzer raadplegen. Dit is een website, speciaal ontworpen voor de transitie. De WaalWijzer biedt handvatten bij het vinden van ondersteuning die de inwoner zelf kan organiseren en helpt daarbij met het slim oplossen van de vraag waardoor hij zelf verder kan (zie Transitieplan: Hulpwijzer). De WaalWijzer is altijd en voor iedereen toegankelijk. Als blijkt dat het probleem niet voldoende is opgelost, kan een melding van de hulpvraag worden gedaan. De melding van een hulpvraag kan schriftelijk, elektronisch, mondeling of telefonisch worden gedaan (door de jeugdige of zijn ouders zelf of namens de jeugdige of zijn ouders).
De ontvangst van de melding wordt altijd bevestigd. In de bevestiging wordt verwezen naar de mogelijkheid zelf een familiegroepsplan in te dienen. Dit is een hulpverleningsplan of plan van aanpak opgesteld door de ouders, samen met bloedverwanten, aanverwanten of anderen die tot de sociale omgeving van de jeugdige behoren. Na de melding start het college met het vooronderzoek, zoals beschreven in de Verordening.
3.2 (Voor)onderzoek en gesprek
De melding van de hulpvraag wordt opgepakt door team WijZ. Voor een zorgvuldig besluit is het van belang dat alle feiten en omstandigheden van de specifieke hulpvraag worden onderzocht. Daarbij is het van belang dat het onderzoek in samenspraak met de jeugdige en zijn ouders wordt verricht. Voor een zorgvuldig onderzoek is veelal persoonlijk contact nodig om een totaalbeeld van de jeugdige en zijn ouders te krijgen. Indien nodig voor het onderzoek, kan er ook sprake zijn van meerdere opeenvolgende gesprekken. Het brede gesprek is het uitgangspunt tijdens het uitgebreide onderzoek naar de situatie van de jeugdige of ouder. Het gesprek en onderzoek worden gevoerd op basis van een integrale vraaganalyse.
In het gesprek is onder andere aandacht voor:
Doel van het gesprek is om samen met de jeugdige en zijn ouders te komen tot een integraal plan van aanpak en de jeugdige en zijn ouders te begeleiden naar het ondersteuningsaanbod. Indien een individuele voorziening nodig is, zal de melding overgaan in een aanvraag.
Wanneer uit het gesprek blijkt dat er meer informatie nodig is, worden jeugdige of ouders verzocht toestemming te geven om informatie op te vragen bij derden of aan hen wordt verzocht zelf zorg te dragen voor de benodigde informatie. Indien nodig kan de medewerker van team WijZ een deskundigenadvies aanvragen bij onder andere het expertiseteam van Hart van Brabant.
Het onderzoek/gesprek wordt afgesloten met een verslag, waarin een integraal plan van aanpak is opgenomen. Het integraal plan van aanpak is de weergave van de adviezen, verwijzingen en afspraken die met de jeugdige of zijn ouders zijn gemaakt naar aanleiding van zijn melding. Hierin is in ieder geval opgenomen:
Afspraken kunnen onder andere gaan over het inzetten van voorliggende voorzieningen of het aanspreken van het sociaal netwerk voor ondersteuning of hulp en aanvullende individuele voorzieningen die eventueel (nog) noodzakelijk zijn voor de jeugdige of zijn ouders. Het integraal plan van aanpak wordt samen met de jeugdige of zijn ouders opgesteld of indien mogelijk door de jeugdige of zijn ouders zelfstandig. In gezamenlijkheid wordt gekeken welke oplossingen gewenst zijn.
Het integraal plan van aanpak wordt aan de jeugdige of zijn ouders overhandigd. Dit kan gebeuren aansluitend aan het gesprek of door nazending aan de jeugdige of zijn ouders. Het integraal plan van aanpak dient door de medewerker en de jeugdige of zijn ouders voor akkoord ondertekend te worden.
Het document dat gebruikt wordt voor het verslag dient tevens als aanvraagformulier voor een individuele voorziening, indien de betreffende aanvraag hieruit blijkt. Het ondertekende verslag, inclusief integraal plan van aanpak, kan als een praktisch en juridisch document worden gebruikt, conform de eisen die hieraan zijn gesteld op grond van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). In een voorkomend geval kan ook een ondertekend familiegroepsplan als aanvraag dienen.
Een aanvraag kan door de gemeente in behandeling worden genomen, indien:
Wanneer een aanvraag niet volledig wordt ingediend, wordt op grond van artikel 4:5 Awb verzocht om aanvulling van de aanvraag. De datum van indiening van de oorspronkelijke aanvraag is bepalend.
Indien de gemeente een aanvraag ontvangt die door een ander bestuursorgaan behandeld moet worden, heeft de gemeente een doorzendplicht (artikel 2:3 Awb).
De jeugdige of zijn ouders ontvangt binnen 8 weken na de aanvraag, op grond van artikel 4:13 Awb, een schriftelijke beslissing, de beschikking. Indien deze termijn overschreden lijkt te worden, zal de jeugdige of zijn ouders voor afloop van de termijn, op grond van artikel 4:14 Awb, schriftelijk geïnformeerd worden over een verlenging van de termijn.
Tegen de beslissing zijn bezwaar en beroep volgens de Awb mogelijk.
Hoofdstuk 4. Afwegingskader voor een individuele voorziening
Bij het vaststellen of er een individuele voorziening nodig is, wordt een aantal stappen doorlopen. Eerst zal er gekeken moeten worden of er ondersteuning nodig is. Een hulpvraag kan namelijk vaak op eigen kracht en middels het eigen netwerk op worden gelost. Vervolgens wordt bepaald of hierbij een algemeen gebruikelijke voorziening voldoende ondersteuning biedt of dat er een voorliggende voorziening beschikbaar is. Wanneer dit niet of onvoldoende het geval is komt een voorziening in het kader van de jeugdhulp in beeld: een vrij toegankelijke overige voorziening of een individuele voorziening, afhankelijk van de zwaarte en complexiteit van de problematiek. Als een individuele voorziening noodzakelijk is, zal beoordeeld moeten worden waaruit deze moet bestaan.
Bij jeugdigen is in de basis de gemeente waar de ouder met gezag woont de verantwoordelijke gemeente voor de inzet van jeugdhulp. Meestal is dat direct duidelijk, maar soms ligt het ingewikkelder. In de Jeugdwet (artikel 1.1) bepaalt het woonplaatsbeginsel welke gemeente verantwoordelijk is voor het inzetten van jeugdhulp of de uitvoering van de maatregel jeugdbescherming of jeugdreclassering (dan is veelal de gemeente waar de jeugdige verblijft de verantwoordelijke gemeente).
Als ouders na een echtscheiding in verschillende gemeenten wonen en de jeugdige bij beide ouders woont, moet er een hoofdverblijf worden aangewezen. De rechter kan bij de scheidingsuitspraak het hoofdverblijf bepalen. Als het hoofdverblijf niet door de rechter is bepaald, geven de ouders aan wat het hoofdverblijf van de jeugdige is. Kunnen of willen de ouders dit niet aangeven dan gaan de twee desbetreffende gemeenten met elkaar in overleg. Daarbij hanteren zij het criterium: de verantwoordelijke gemeente is die gemeente waar de jeugdhulp in het belang van de jeugdige binnen zijn sociale netwerk (school, sport en vriendenkring) georganiseerd kan worden.
4.2 Algemeen gebruikelijke voorzieningen
Wanneer mensen een beperking hebben, wordt bij activiteiten in het dagelijks leven en vrijetijdsbesteding nog vaak gedacht aan een individuele voorziening, terwijl er algemeen gebruikelijke voorzieningen mogelijk zijn of het de verantwoordelijkheid is van de jeugdige of zijn ouders. Er zijn veel algemeen beschikbare en redelijke oplossingen voorhanden, die mensen zonder beperking ook zelf moeten regelen of betalen. Voorbeelden van algemeen gebruikelijke voorzieningen zijn (lijst is niet uitputtend):
Wanneer blijkt dat de jeugdige of zijn ouders niet op eigen kracht of met hulp van het sociaal netwerk tot een oplossing kan komen, wordt beoordeeld of er andere mogelijkheden zijn om de problemen die de jeugdige of zijn ouders ervaart (gedeeltelijk) te kunnen oplossen. Bijvoorbeeld middels algemene voorzieningen als bedoeld in de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 of andere voorzieningen waarmee aan de hulpvraag tegemoet wordt gekomen. Dit wordt besproken met de jeugdige of zijn ouders.
Algemene voorzieningen zijn diensten of activiteiten die, zonder voorafgaand onderzoek naar de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van de gebruikers, toegankelijk zijn en die gericht zijn op maatschappelijke ondersteuning. Vaak worden deze voorzieningen (deels) gesubsidieerd door de gemeente vanuit Wmo-budget, en worden deze voorzieningen uitgevoerd door maatschappelijke partners van de gemeente.
Voorliggend op de Jeugdwet zijn bijvoorbeeld ook andere wettelijke regelingen zoals
de Wet langdurige zorg (Wlz), ziektekostenverzekering of het Uitvoeringsinstituut Werknemers Verzekeringen (UWV). Indien hiervan gebruik kan worden gemaakt, zal er op grond van de Jeugdwet geen voorziening worden verstrekt. Hierbij kan gedacht worden aan (lijst is niet uitputtend):
begeleiding van kinderen met problemen is de verantwoordelijkheid van school. Tevens zijn er mogelijkheden vanuit de Wet passend onderwijs. Alleen in uitzonderlijke situaties, als toezicht en aansturen meer vraagt dan van school en ouders kan worden verwacht en de mogelijkheden vanuit de Wet passend onderwijs ontoereikend zijn, kan een individuele voorziening aan de orde zijn.
kinderopvang is de verantwoordelijkheid van ouders, werkgever en overheid (kinderopvangtoeslag). Kinderopvang is ook voor kinderen met een beperking voorliggend en het leren omgaan van leidsters met het betreffende kind valt onder de gebruikelijke hulp die ouders moeten bieden. Alleen in uitzonderlijke situaties als een kind extra begeleiding nodig heeft die niet door leidsters kan worden geboden en niet van ouders kan worden verwacht, en de begeleiding niet valt onder de door de ziektekostenverzekeraar vergoede kosten voor verpleging en verzorging, dan kan een individuele voorziening aan de orde zijn.
op grond van de Participatiewet zijn er mogelijkheden voor aangepast werk. Het uitgangspunt is dat als aangepast werk of speciaal onderwijs op grond van genoemde regelingen niet mogelijk is, een maatwerkvoorziening ('daginvulling') kan worden overwogen. Deze regeling is niet van toepassing op mensen met een normale capaciteit die geen werk kunnen vinden.
Van partners, ouders van kinderen en huisgenoten wordt verwacht dat zij ondersteunen bij de activiteiten die de jeugdige niet kan uitvoeren. Dit wordt gebruikelijke hulp genoemd. De omvang en inhoud van de gebruikelijke hulp is afhankelijk van de sociale relatie. Hoe intiemer de relatie, hoe meer hulp verwacht mag worden. Wanneer de hulpvraag de gebruikelijke hulp overstijgt, kan hulp en ondersteuning worden ingezet. Om vast te kunnen stellen of er sprake is van bovengebruikelijke hulp wordt gebruik gemaakt van bijlage 2. Hierin is per leeftijdscategorie opgenomen wat het gemiddelde ontwikkelingsniveau is van een kind zonder beperkingen en welke hulp verwacht wordt.
De gemeente zorgt ervoor dat in het kader van de Jeugdwet in ieder geval de volgende vormen van overige voorzieningen beschikbaar zijn:
Deze vormen van overige voorzieningen sluiten zoveel mogelijk aan op buurtniveau. Ze zijn volledig toegankelijk zonder toegangsbeoordeling en daarmee laagdrempelig. Ze omvatten in elk geval de beschikbaarheid van informatie, (opvoed)advies, voorlichting, cursussen en trainingen. De functie van vertrouwenspersoon wordt in opdracht van de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) uitgevoerd door het AKJ (Advies- en Klachtenbureau Jeugdzorg).
De derde overige voorziening is Veilig Thuis. Veilig thuis is het meldpunt waar iedereen (zowel inwoners als professionals) 24 uur per dag, 7 dagen per week, terecht kan voor het melden van zorgen om kinderen en/of hun ouders bij vermoedens van kindermishandeling of andere vormen van huiselijk geweld. Inwoners kunnen hier ook terecht voor het inwinnen van advies. Veilig Thuis zal bij een vermoeden van relevante problematiek een vervolgonderzoek starten en contact opnemen met de betreffende hulpverlenende instanties in de gemeente om actie te ondernemen. Daarnaast is bij Veilig Thuis een vertrouwensarts aangesteld die via de telefoondienst van Veilig Thuis te benaderen is.
Het uitgangspunt bij het bieden van ondersteuning is de individuele situatie van de jeugdige of zijn ouders. Als blijkt dat er aanvullend op bovenstaande oplossingsmogelijkheden ondersteuning nodig is, dan wordt die geboden in de vorm van een individuele voorziening. In hoofdstuk 2 en 3 wordt uiteengezet hoe de toegang tot een individuele voorziening geregeld is. De voorzieningen die beschikbaar zijn in de gemeente Waalwijk worden regionaal of op landelijk niveau ingekocht en vallen onder de volgende categorieën:
Om te kunnen bepalen welke voorziening / zorgarrangement in welke vorm passend is voor de jeugdige is een 7 stappenplan ontwikkeld (zie bijlage 3). Hierin staat vermeld welke 7 stappen Team WijZ dient te doorlopen om te komen tot het juiste, passende aanbod. De zorgaanbieders spelen hierin een duidelijke rol want zij bepalen het hoe binnen het zorgarrangement. Door het doel en resultaat te beschrijven met de jeugdige en/of zijn ouders en in overleg met de zorgaanbieder aan te geven hoe dit bereikt zal worden, wordt altijd een passend traject geleverd.
Op www.jeugdhulphvb.nl staan alle voorzieningen jeugdhulp omschreven die ingezet kunnen worden. Dit is ook inzichtelijk via het digitaal platform www.zorginregiohartvanbrabant.nl waarin ook de zorgarrangementen en productcodes van alle voorzieningen te vinden zijn.
Bij een individuele voorziening jeugdhulp kan de vervoerscomponent worden meegenomen.
Het is niet vanzelfsprekend dat er binnen een individuele voorziening voor vervoer wordt gezorgd. Voor de inzet van vervoer moet altijd worden voldaan aan de voorwaarden die zijn opgenomen in het Besluit jeugdhulp Waalwijk 2017.
Bij de jeugdhulparrangementen in segment 2 is vervoer inbegrepen. De gecontracteerde zorgaanbieder regelt vervoer voor de jeugdige of zijn ouders. Bij segment 3 is de prijs van vervoer niet inbegrepen. Alleen indien de zorgaanbieder hiervoor is gecontracteerd kan hiervoor een aparte beschikking worden afgegeven. In alle overige gevallen wordt vervoer op individuele basis geregeld.
4.6.2 Enkelvoudige Ernstige Dyslexie (EED)
Voor de inzet van dyslexiezorg voor enkelvoudige ernstige dyslexie is een strikt toelatingsproces afgesproken met het onderwijs en de zorgaanbieders. Dyslexiezorg is mogelijk, onder de voorwaarden dat de jeugdige voldoet aan de eisen:
4.6.3 Goedkoopst adequate individuele voorziening
De verstrekking is altijd gebaseerd op de goedkoopst adequate voorziening, waarbij de adequaatheid leidend is. Er zijn vaak meerdere geschikte oplossingen, maar er wordt gekozen voor de oplossing die naar objectieve maatstaven de goedkoopste is. Indien de jeugdige of zijn ouders een duurdere voorziening willen (die eveneens adequaat is) komen de meerkosten voor hun rekening. In dergelijke situaties zal de verstrekking plaatsvinden in de vorm van een pgb gebaseerd op de goedkoopst adequate voorziening.
4.7 Verantwoordelijkheden cliënt versus college
In geval van een gestelde hulpvraag wordt uitgegaan van wederzijdse inspanningen van zowel gemeente als cliënt. Er wordt zowel een beroep gedaan op de gemeente om zeer uitgebreid alle mogelijkheden om tot oplossingen te komen te onderzoeken, als op de eigen kracht van de jeugdige of zijn ouders van wie wordt verwacht eerst zelf naar oplossingen te zoeken voordat bij de gemeente om ondersteuning wordt gevraagd.
Daarnaast is het de verantwoordelijkheid van de cliënt om zowel proactief als desgevraagd medewerking te verlenen aan verzoeken tot informatieverstrekking voor zover relevant bij het bepalen van de ondersteuningsbehoefte.
Een speerpunt van het beleid in regio Hart van Brabant is het terugdringen van de verlengde jeugdhulp en sluitende afspraken te maken over het Wmo-aanbod. De beschikking voor jeugdhulp wordt in principe afgegeven tot de leeftijd van 18 jaar. Verlengde jeugdhulp is nog zeer beperkt mogelijk voor die jongeren waarvoor op grond van andere wet- en regelgeving geen voorzieningen mogelijk zijn.
Hierbij geldt een uitzondering voor specifieke jeugdreclasseringstrajecten en/of specifieke gevallen van jongvolwassenen met een verstandelijke beperking. Het college behoudt altijd de bevoegdheid om, indien het dat nodig acht, voor deze of andere doelgroepen na deze leeftijdsgrens hulp in te zetten. Het betreft hier uitdrukkelijk uitzonderingsgevallen.
Hoofdstuk 5. Regels voor een persoonsgebonden budget (pgb) bij een individuele voorziening
De jeugdige of zijn ouders kunnen de individuele voorziening via zorg in natura ontvangen of zelf organiseren en inkopen via een pgb. Een pgb biedt de mogelijkheid om ook in die gevallen een passende oplossing te vinden. Een pgb kan bovendien een geschikt instrument zijn voor de jeugdige of zijn ouders om zijn leven naar eigen wensen en behoeften in te vullen. Het is een vorm van verstrekking die bij uitstek geschikt is voor mensen die zelf de regie over hun leven kunnen voeren. De jeugdige of zijn ouders moeten wel gemotiveerd aantonen dat een individuele voorziening in natura, geleverd door een aanbieder, voor de jeugdige niet passend is in zijn situatie.
De gemeente vindt het belangrijk dat mensen eigen regie over hun leven kunnen voeren en dat zij, indien zij dit wensen, hiervoor een pgb kunnen inzetten. Of er redenen zijn een pgb eventueel niet toe te kennen, wordt op basis van iemand zijn individuele situatie beoordeeld (voor jeugdhulp worden hierbij de onder artikel 8.1.1 van de Jeugdwet benoemde criteria gehanteerd).
Jeugdigen die een kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering hebben gekregen, of jeugdigen die zijn opgenomen in een gesloten accommodatie met een machtiging, komen niet in aanmerking voor een pgb.
5.1 Voorwaarden om in aanmerking te komen voor een pgb
Een individuele voorziening wordt alleen in de vorm van een pgb verstrekt, indien de jeugdige of zijn ouders dit gemotiveerd, aan de hand van een opgesteld budgetplan, vraagt (conform artikel 8.1.1 van de Jeugdwet). Zij moeten daarin gemotiveerd aangeven waarom het gecontracteerde aanbod van de gemeente niet passend is in de specifieke situatie. Daarnaast moeten de jeugdige of zijn ouders hierin aangeven hoe zij de ondersteuning gaan organiseren. Dit plan moet onder andere inzicht geven in wie de hulp gaat leveren en - afhankelijk van het type ondersteuning - of deze persoon/organisatie beschikt over de benodigde kwalificaties (zijnde wettelijke kwaliteitscriteria en voorschriften).
Door het opstellen van een budgetplan worden de jeugdige of zijn ouders gestimuleerd na te denken over oplossing van de zorgvraag, en tevens het doelbereik en daarmee de kwaliteit van de zorg te evalueren. De gemeente beoordeelt of dit plan voldoet.
Het budgetplan voor een pgb omvat in ieder geval:
Het pgb is in beginsel inzetbaar voor alle Waalwijkse cliënten die in aanmerking komen voor ondersteuning op grond van de Jeugdwet. Gemeente Waalwijk wil dat mensen die een pgb aanvragen een bewuste keuze maken en weten welke verantwoordelijkheden daarmee samenhangen.
Als de jeugdige of zijn ouders een pgb willen, wordt bekeken of zij de verantwoordelijkheden die daarbij horen kunnen dragen. Daarbij gaat het om bijvoorbeeld het aangaan van een contract, het in de praktijk aansturen van de zorgverlener en het bijhouden van een juiste administratie.
Er kunnen overwegende bezwaren zijn op grond waarvan een pgb geweigerd wordt. Overwegende bezwaren zijn er als er een vermoeden is dat de budgethouder problemen zal hebben met het omgaan met een pgb. De situaties waarbij het risico groot is dat het pgb niet besteed wordt aan het daarvoor bestemde doel zijn:
Bovenstaande opsomming is niet limitatief. Er kunnen andere situaties denkbaar zijn waarin het verstrekken van een pgb niet gewenst is. In deze situaties kan een pgb worden geweigerd. Om een pgb af te wijzen op overwegende bezwaren, moet er enige feitelijke onderbouwing zijn op grond waarvan afgewezen kan worden. Dit kan een medische onderbouwing zijn, maar ook het aantonen van schulden of eerder misbruik. De onderbouwing wordt in de beschikking vermeld.
Tot slot kan het college een persoonsgebonden budget weigeren:
Bij jeugdigen onder de 16 jaar zijn het de ouders die over de bekwaamheid moeten beschikken om zorg in te kopen. Bij jeugdigen tussen de 16 en 18 jaar (met uitloop tot 23 jaar) kan het echter voorkomen dat de jeugdige zelf het contract aangaat (met toestemming gezaghebbenden bij jeugdigen tot 18 jaar).
In het geval de jeugdige of zijn ouders zelf niet beschikt over de benodigde vaardigheden om de regie te voeren over het pgb, kan in een aantal situaties toch een pgb worden verstrekt. In dat geval kan bijvoorbeeld gezaghebbende of een wettelijk vertegenwoordiger de regierol op zich nemen.
De Jeugdwet (Hoofdstuk 4) stelt kwaliteitseisen aan alle aanbieders van jeugdhulp en gecertificeerde instellingen. Deze eisen gelden voor zowel aanbieders van zorg in natura als voor ondersteuning via een pgb. De volgende kwaliteitseisen zijn opgenomen:
Zoals uit de Jeugdwet is af te leiden, is het belangrijk dat de jeugdige of zijn ouders vooraf goed weten wat het pgb inhoudt en welke verantwoordelijkheden ze daarbij hebben. Deze voorlichting zal al vóór het moment van aanvragen worden gegeven. Tijdens het gesprek zal de jeugdige of zijn ouders door een medewerker van team WijZ worden geïnformeerd. Bij de beschikking wordt de informatie over het pgb nogmaals toegevoegd. Daarnaast verzorgt het servicecentrum pgb van de Sociale Verzekeringsbank (SVB) voorlichting voor en ondersteuning van budgethouders.
5.3 Eigen verantwoordelijkheden van de jeugdige of zijn ouders
De jeugdige of zijn ouders zijn zelf verantwoordelijk voor:
De hulpverlener die vanuit het pgb wordt betaald, is verantwoordelijk voor het doorgeven van loongegevens aan de Belastingdienst.
In het kader van het trekkingsrecht geeft de SVB aan de Belastingdienst door aan wie zij geld heeft uitbetaald.
Als de jeugdige of zijn ouders kiezen voor een pgb, wordt in de beschikking onder andere aanvullend opgenomen (conform artikel 13 en 14 van de Verordening):
De toekenning van het pgb eindigt wanneer:
In de Jeugdwet is opgenomen dat gemeenten pgb’s uitbetalen in de vorm van trekkingsrecht. Dit houdt in dat de gemeente het pgb niet op de bankrekening van de budgethouder stort, maar op rekening van het servicecentrum pgb van de SVB. De budgethouder laat via declaraties of facturen aan de SVB weten hoeveel hulp is geleverd en de SVB zorgt vervolgens voor de uitbetaling van de zorgverlener. De niet-bestede pgb-bedragen worden door de SVB na afloop van de verantwoordingsperiode terugbetaald aan de gemeente. Ook de pgb’s voor een hulpmiddel of voorziening moeten worden overgemaakt naar de SVB, waarna de SVB de ingezonden facturen betaalt.
Uitzonderingen op de regel zijn eenmalige pgb’s. Deze worden uitbetaald en gecontroleerd door de gemeente zelf.
In de processen en systemen van de SVB is een aantal waarborgen en controles ingebouwd. Zo kan de SVB geen uitbetaling doen zonder goedkeuring van de gemeente en controleert de SVB de contracten vanuit arbeidsrechtelijk oogpunt. De gemeente is daarnaast verantwoordelijk voor een inhoudelijke controle op contracten, bijvoorbeeld gericht op kwaliteit van ondersteuning.
De gemeente maakt het budget (periodiek) over aan de SVB. De budgethouder sluit contracten af met één of meerdere zorgverleners voor de inkoop van de benodigde hulp en ondersteuning. De SVB heeft modelovereenkomsten beschikbaar waar budgethouders gebruik van kunnen maken.
5.6 Inzetten sociaal netwerk of mantelzorgers
In het budgetplan van de jeugdige of zijn ouders kunnen zij de wens uitspreken om hun sociale netwerk of mantelzorgers in te willen zetten. In navolging van de regering is de gemeente van mening dat de beloning van het sociale netwerk in elk geval beperkt moet blijven tot die gevallen waarin het de “gebruikelijke hulp” overstijgt en dit aantoonbaar tot betere en effectievere ondersteuning leidt en doelmatiger is dan zorg in natura.
Als een pgb wordt aangevraagd is voor gemeenten van belang dat slechts een pgb wordt verstrekt indien naar het oordeel van het college is gewaarborgd dat de in te kopen hulp veilig, doeltreffend en cliëntgericht worden verstrekt. Ook bij het beoordelen van de kwaliteit van de ondersteuning uit het sociale netwerk weegt het college mee of deze in redelijkheid geschikt is voor het doel waarvoor het persoonsgebonden budget wordt verstrekt. Personen uit het sociale netwerk kunnen via een pgb ingezet worden voor persoonlijke verzorging en begeleiding.
5.7 Hoogte pgb individuele voorziening voor immateriële dienstverlening
De hoogte van de pgb’s voor individuele voorzieningen wordt bepaald aan de hand van de tarieven die genoemd zijn in het Besluit jeugdhulp Waalwijk 2017. Omdat aanbieders die zorg in natura leveren aan meer eisen moeten voldoen dan aanbieders die met een pgb zorg leveren, is het pgb-tarief voor formele pgb-zorg op 90% van de tarieven zorg in natura vastgesteld. Ten aanzien van het tarief voor informele zorg (50%) is in overweging genomen dat het een tegemoetkoming en erkenning moet zijn voor de geleverde inzet, maar expliciet géén inkomen.
Als een cliënt ontevreden is over een gedraging van een medewerker of een bestuurder van de gemeente, kunnen zij daarover een klacht indienen volgens de algemene klachtenregeling van de gemeente. Indien men een klacht heeft over bijvoorbeeld een gedraging van een medewerker van de aanbieder of over de geleverde zorg door de aanbieder, moet men in eerste instantie een klacht indienen bij de aanbieder zelf.
Definities zoals opgenomen in artikel 1 van de Verordening jeugdhulp Waalwijk 2017
Voorziening anders dan in het kader van de Jeugdwet, op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning of werk en inkomen.
Een beschikking, zoals omschreven in artikel 1:3, Algemene wet bestuursrecht, van het college van Waalwijk over de toegang tot jeugdhulp.
Persoon die gebruik maakt van een voorziening als bedoeld in artikel 2.3, eerste lid, van de wet , juncto artikel 2.9, onder a, van de wet, of door of namens wie een melding is gedaan als bedoeld in artikel 6, eerste lid van deze verordening.
Generalist die zorgdraagt voor de ondersteuning op het niveau van huishoudens met problemen op diverse domeinen en/of met complexe problematiek.
Hulpverleningsplan of plan van aanpak opgesteld door de ouders, samen met bloedverwanten, aanverwanten of anderen die tot de sociale omgeving van de jeugdige behoren, als bedoeld in artikel 1.1 van de wet.
Gesprek in het kader van het onderzoek, als bedoeld in artikel 9 van deze verordening.
Behoefte van jeugdige of zijn ouders aan jeugdhulp in verband met opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen, als bedoeld in artikel 2.3, eerste lid, van de wet.
Op de jeugdige of zijn ouders toegesneden voorziening als bedoeld in artikel 2.9, van de wet.
9. Klantadviseur Generalist die zorgdraagt voor ondersteuning op het niveau van huishoudens met problemen op één domein en/of enkelvoudige problematiek.
Melding aan het college als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van deze verordening.
Gezaghebbende ouder, adoptiefouder, stiefouder of een ander die een jeugdige als behorend tot zijn gezin verzorgt en opvoedt, niet zijnde een pleegouder, als bedoeld in artikel 1.1 van de wet.
Vrij toegankelijke voorziening als bedoeld in artikel 2.9, onder a, van de wet, waarvoor geen verleningsbeschikking van het college vereist is.
Persoonsgebonden budget dat jeugdige of zijn ouders in staat stelt de jeugdhulp die tot de individuele voorziening behoort van derden te betrekken, als bedoeld in artikel 8.1.1 van de wet.
Personen uit de huiselijke kring of andere personen met wie de jeugdige of zijn ouders een sociale relatie onderhoudt.
De ondersteuning of jeugdhulp die aan personen wordt geleverd door aanbieders die door de gemeente gecontracteerd zijn.
Voor zover het gebruikelijk is dat partners, ouders, inwonende kinderen en/of andere huisgenoten elkaar bepaalde zorg bieden, is cliënt niet aangewezen op ondersteuning vanuit de Jeugdwet.
Gebruikelijke zorg is de normale, dagelijkse zorg die partners, ouders, inwonende kinderen of andere huisgenoten geacht worden elkaar onderling te bieden. Voor kinderen geldt dat er een bandbreedte is in het normale ontwikkelingsprofiel. Ook tussen kinderen van dezelfde leeftijd zonder ondersteuning vanuit de Jeugdwet kan de omvang van de zorg (per dag) verschillen. Het ene kind is nu eenmaal gemakkelijker dan het andere kind. Gebruikelijke zorg bij kinderen kan activiteiten omvatten die niet standaard bij alle kinderen voorkomen.
Bij gebruikelijke zorg wordt er een onderscheid gemaakt tussen kortdurende en langdurige situaties.
Kortdurend: er is uitzicht op herstel. Het gaat hierbij over het algemeen over een periode van
Langdurig: het gaat om chronische situaties waarbij naar verwachting de zorg langer dan drie
Algemeen aanvaarde maatstaven:
In chronische situaties is pas sprake van bovengebruikelijke zorg wanneer de omvang van de zorg substantieel meer is dan een gezond kind van dezelfde leeftijd gemiddeld nodig heeft. Met substantieel wordt een omvang bedoeld van gemiddeld meer dan een uur per etmaal. Dit uur is in de thuissituatie geen bovengebruikelijke zorg, maar hoort nog tot gebruikelijke zorg. Als er binnen een gezin meerdere kinderen met beperkingen zijn en deze kinderen hebben een Jeugdwet-zorgvraag, dan wordt het uur substantieel slechts één keer in mindering gebracht.
Het bieden van een beschermende woonomgeving van ouders aan kinderen is tenminste tot een leeftijd van 17 jaar in beginsel gebruikelijke zorg, zowel in kortdurende als langdurige situaties. Kan een kind niet bij (een van) de ouder(s) wonen vanwege de onmogelijkheden van de ouder(s) om een veilig thuis te bieden en/of vanwege opvoedingsonmacht van de ouder(s), is verblijf op grond van de Jeugdwet aan de orde.
Voor zover een partner, ouder, volwassen broer/zus en/of elke andere volwassen huisgenoot geobjectiveerde beperkingen heeft en/of kennis/vaardigheden mist om gebruikelijke ondersteuning ten behoeve van de cliënt uit te voeren en deze vaardigheden niet kan aanleren, wordt van hen geen bijdrage verwacht.
Wanneer voor de partner, ouder, volwassen broer/zus en/of andere volwassen huisgenoot eigen mogelijkheden en/of voorliggende voorzieningen zijn om de (dreigende) overbelasting op te heffen dienen deze eigen mogelijkheden en/of voorliggende voorzieningen hiertoe worden aangewend. Als er sprake is van (dreigende) overbelasting vanwege het zelf leveren van geïndiceerde ondersteuning, dient men die overbelasting op te heffen door deze ondersteuning door (andere) zorgverleners uit te laten voeren/in te kopen.
3.Voor zover de cliënt zich in de terminale levensfase bevindt, kan een partner, ouder, broer/zus en/of andere huisgenoot afhankelijk van de situatie vrijgesteld worden van de (boven)gebruikelijke zorg.
Begeleiding tijdens kinderopvang
Wanneer ouders werken, zijn/blijven zij verantwoordelijk voor de opvang/verzorging van hun kinderen. De begeleiding die buiten dit werk/onderwijs om als gebruikelijke zorg wordt beschouwd, kan gedurende de tijd dat de ouders werken/onderwijs volgen niet worden geïndiceerd. Wanneer sprake is van bovengebruikelijke begeleiding, wordt de omvang van de bovengebruikelijke begeleiding vastgesteld over het hele etmaal/zeven dagen per week. Dus feitelijk ook gedurende de periode dat ouders werken/onderwijs volgen. Ouders kunnen de keuze maken wanneer zij de geïndiceerde uren inzetten, thuis of tijdens de kinderopvang.
Wanneer kinderen naar school gaan, kan gedurende de schooltijd geen begeleiding worden geïndiceerd die buiten de schooltijd als gebruikelijke zorg wordt beschouwd. Wanneer sprake is van bovengebruikelijke begeleiding, wordt de omvang van de bovengebruikelijke begeleiding vastgesteld over het hele etmaal/zeven dagen per week. Dus feitelijk ook gedurende de periode dat het kind op school is. Ouders kunnen de keuze maken wanneer zij de geïndiceerde uren inzetten, thuis of tijdens het onderwijs. Daarnaast is het mogelijk om begeleiding in de vorm van toezicht tijdens het onderwijs te indiceren wanneer het gedrag van het kind de omgang met andere leerlingen bemoeilijkt.
Normaal ontwikkelingsprofiel kind
Onderstaande tabel laat zien in hoeverre een jeugdige/jongere gezien zijn leeftijd ontwikkeld zou moeten zijn op de genoemde gebieden om veilig op te groeien tot een zelfstandig en gelukkig persoon. Waarbij:
1 = jeugdige heeft bij alles ondersteuning nodig 2 = kan het samen met iemand 3 = kan sommige dingen zelf, maar meestal steun nodig 4 = kan het als iemand mee kijkt 5 = kan het als hij vooraf geïnstrueerd wordt of als het in zijn routine zit 6 = kan het zelf, maar krijgt af en toe nog tips 7 = heeft geen enkele ondersteuning nodig
Normtijden activiteiten (bron: CIZ)
Ligt het kind structureel en aanzienlijk achter op deze ontwikkeling en vraagt dit van het huishouden om bovengebruikelijke zorg, dan kan compensatie toegekend worden op basis van onderstaande tabel. De gemiddelde tijd bevat de tijdsbesteding die direct gemoeid is met de directe zorg/handeling, maar ook het binnenkomen, gedag zeggen, handen wassen, zorgdossier kort inkijken of bijwerken en vertrekken (indirecte zorg). De frequentie waarmee de begeleiding wordt geïndiceerd is niet meer dan nodig om verantwoorde zorg te bieden.
Uitleg begeleidingsactiviteiten (bron: CIZ)
Normtijden begeleidingsactiviteiten (bron: CIZ)
Bij het indiceren wordt hier de gebruikelijke zorg nog van af getrokken.
Normtijden persoonlijke verzorging (bron: CIZ)
Voldoen de begeleidingsactiviteiten niet volledig aan de hulpbehoefte van de cliënt, dan kan er indien nodig persoonlijke verzorging geïndiceerd worden. Persoonlijke Verzorging wordt bekostigd vanuit de Jeugdwet indien het géén verband houdt met de behoefte aan geneeskundige zorg. Een jeugdige met persoonlijke verzorging krijgt hulp en zorg bij algemene dagelijkse levensverrichtingen (ADL).
Bij het indiceren wordt hier de gebruikelijke zorg nog van af getrokken.
Bijlage 3 7-stappenplan arrangementen
Psychosociale problematiek jeugdige, als gevolg van problematische relatie tussen ouders
Problemen jeugdige, ontstaan/versterkt door ontoereikende opvoedvaardigheden ouder(s)
(Kind eigen) problemen jeugdigen, met ouder(s) met psychi(atri)sche problematiek (soms dubbele diagnose)
-Ouder(s) met psychische problemen of psychiatrische grondslag, soms gecombineerd met verslaving/ middelengebruik/verstandelijke beperking, als gevolg hiervan problemen met bieden van voldoende ondersteuning, bescherming (veiligheid), verzorging van/aan hun
kind(eren) en stimulering van hun ontwikkeling.
Ouder(s) met ziekte, lichamelijke of verstandelijke beperking. Problemen jeugdige gerelateerd aan beperking ouder(s)
-Ouder(s) met een ziekte, lichamelijke of verstandelijke beperking, als gevolg hiervan problemen met bieden van voldoende ondersteuning, bescherming (veiligheid), verzorging van/aan hun kind(eren) en stimulering van hun ontwikkeling. Ouders hebben vaak ontoereikende
Kind eigen problematiek jeugdige (psychiatrische en/of ontwikkelingsstoornis, eventueel in combinatie met somatische stoornis).
Jeugdige met (kind eigen) problemen die opgroeit in multi-problem
gezin (inzet op multi problem staat voorop)
-Multi-problem gezin: ouder(s) met ontoereikende opvoedvaardigheden, i.c.m. financiële, huisvestings-, dagbestedings-, sociale en relatieproblemen, als gevolg hiervan problemen met bieden van voldoende ondersteuning, bescherming, verzorging van/aan hun kind(eren) en
stimulering van hun ontwikkeling. Vaak sprake van psychiatrische problematiek en/of verstandelijke beperking bij ouder(s), of andere gezinsleden.
Jeugdigen met een beneden gemiddelde intelligentie (<75), soms in combinatie met somatische problematiek
Jeugdigen met een beneden gemiddelde intelligentie (<75), soms in combinatie met somatische en/of psychiatrische problematiek, ten gevolge hiervan ontwikkelings- en gedragsproblemen
Jeugdigen met lichamelijke beperking (gehoor/zicht/somatisch) en/of
niet aangeboren hersenletsel, ten gevolge hiervan ontwikkelingsproblemen