Organisatie | Schagen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Schagen houdende regels omtrent re-integratie Re-integratieverordening Participatiewet Schagen 2015 II |
Citeertitel | Re-integratieverordening Participatiewet Schagen 2015 II |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Deze regeling is vervangen door de Re-integratieverordening Participatiewet 2017 gemeente Schagen.
Deze regeling vervangt de Re-integratieverordening Participatiewet Schagen 2015
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
21-03-2017 | 01-04-2015 | 01-08-2017 | nieuwe regeling | 30-06-2015 Onbekend | 15.009.907 |
De raad van de gemeente Schagen;
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 12 mei 2015;
gelezen het advies van de Cliëntenraad Participatiewet Schagen &Hollands Kroon van 28 april 2015;
gezien het advies van de commissie Samenleving van 9 juni 2015;
gelet op de artikelen 8a, eerste lid, aanhef en onder a, c en d en e, en tweede lid a en c en 10b, vierde lid van de Participatiewet;
besluit vast te stellen de Re-integratieverordening Participatiewet Schagen 2015 II.
Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen
Artikel 2. Evenwichtige verdeling en financiering
Het college houdt bij het aanbieden van de voorzieningen rekening met de omstandigheden en functionele beperkingen van een persoon. De omstandigheden hebben in ieder geval betrekking op zorgtaken van die persoon en de mogelijkheid dat hij behoort tot de doelgroep loonkostensubsidie of gebruik maakt van de voorziening beschut werk. Onder zorgtaken worden in ieder geval verstaan: a. de opvang van ten laste komende kinderen tot vijf jaar, en b. de noodzakelijkheid van het verrichten van mantelzorg.
Artikel 3. Algemene bepalingen over voorzieningen
Het college kan een voorziening - uitgezonderd de voorziening beschut werk - beëindigen als:
de persoon die aan de voorziening deelneemt zijn verplichting als bedoeld in de artikelen 9 en 17 van de wet, de artikelen 13 en 37 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers of de artikelen 13 en 37 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen niet of niet voldoende nakomt;
Het college kan de voorziening beschut werk aanbieden aan een persoon uit de doelgroep die door een lichamelijke, verstandelijke of psychische beperking een zodanige mate van begeleiding op en aanpassingen van de werkplek nodig heeft dat van een reguliere werkgever redelijkerwijs niet kan worden verwacht dat hij deze persoon in dienst neemt.
Nadat het college heeft vastgesteld dat de voorziening beschut werk voor de persoon de geëigende voorziening is en nadat gebleken is dat er op afzienbare termijn ruimte komt voor instroom in beschut werk, vraagt het college bij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen een indicatie voor de beoordeling of de persoon uitsluitend in een beschutte omgeving onder aangepaste omstandigheden mogelijkheden heeft tot arbeidsparticipatie.
Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 30 juni 2015.
Griffier, Voorzitter,
Mevrouw E. Zwagerman Mevrouw M.J.P. van Kampen-Nouwen
Op grond van de Participatiewet (hierna “de wet”) heeft de raad de opdracht om een re-integratieverordening vast te stellen. In de verordening bepaalt de raad ook hoe vaak zij een verslag wil ontvangen over de doeltreffendheid van het beleid. Hiermee kan de raad haar controlerende taak uitvoeren.
In de verordening moet aandacht worden besteed aan de te onderscheiden doelgroepen binnen de hele doelgroep van de wet en de voorzieningen die worden ingezet om het beoogde doel te bereiken. Ook staat in de verordening hoe de voorzieningen over de te onderscheiden groepen worden verdeeld. Het college heeft de bevoegdheid om beleidsregels vast te stellen waarin de voorzieningen op detailniveau worden uitgewerkt. De burger kan in de re-integratieverordening zien welke voorzieningen op grond van de wet kunnen worden aangeboden en waar hij aanspraak op kan maken.
Met ingang van 01-01-2015 is de voorziening beschut werk (artikel 7) en de voorziening Participatieplaatsen (artikel 10) opgenomen in de verordening.
De loonkostensubsidie en jobcoach zijn opgenomen in de Verordening Loonkostensubsidie P-wet Hollands Kroon 2015
Begrippen die al zijn omschreven in de Participatiewet, Algemene wet bestuursrecht of de Gemeentewet worden niet afzonderlijk gedefinieerd in deze verordening. Deze zijn vanzelfsprekend van toepassing op deze verordening.
De doelgroep wordt gevormd door personen zoals bedoeld in artikel 7, eerste lid, onder a, van de Participatiewet. Het betreft:
personen als bedoeld in artikel 34a, vijfde lid onderdelen b en c, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (hierna: WIA), artikel 35, vierde lid, onderdelen b en c, van de WIA en artikel 36, derde lid, onderdelen b en c, van de WIA tot het moment dat het inkomen uit arbeid in dienstbetrekking gedurende twee aaneengesloten jaren ten minste het minimumloon bedraagt en ten behoeve van die persoon in die twee jaren geen loonkostensubsidie als bedoeld in artikel 10d van de Participatiewet is verleend;
Personen die een uitkering van het UWV ontvangen behoren niet tot de doelgroep.
De totale doelgroep is in deze verordening onderscheiden in drie subdoelgroepen. Uitstromers en groeiers die op korte of langere termijn – uiterlijk 12 maanden – naar verwachting aan het werk zullen gaan en blijvers voor wie betaald werk naar verwachting binnen één tot twee jaar niet mogelijk is. Onder de groep blijvers kunnen ook mensen vallen die op grond van volledige en duurzame arbeidsongeschiktheid, ontheven zijn van alle verplichtingen.
Voor de praktische uitvoering is deze indeling globaal en flexibel, een handvat om een eerste selectie te kunnen maken. In de praktijk wordt niet rigide met de indeling omgegaan. De verwachting of de persoon betaald werk zal krijgen is gebaseerd op de ingeschatte afstand tot de arbeidsmarkt en de verdiencapaciteit. Afstand tot de arbeidsmarkt wordt veroorzaakt doordat een persoon langere tijd uit het arbeidsproces is. Door het opdoen van werkervaring en verkrijgen van werkritme wordt deze afstand verkleind en kan de persoon na korte of langere tijd weer volledig functioneren. De afstand is, om het zo te zeggen, overbrugd.
Artikel 2. Evenwichtige verdeling en financiering
Op grond van artikel 8a, tweede lid, onderdeel a, van de Participatiewet moet de gemeenteraad in de verordening de verdeling van de voorzieningen over personen, waarbij rekening wordt gehouden met de omstandigheden en de functionele beperkingen van die personen. Hierin ligt besloten dat de gemeenteraad ook rekening houdt met de omstandigheden en functionele beperkingen van personen met een handicap. Dit is in overeenstemming met het VN-verdrag inzake de rechten van personen met een handicap. De doelstelling van dit verdrag is het bevorderen, beschermen en waarborgen van het volledige genot door alle personen met een handicap van alle mensenrechten en fundamentele vrijheden op voet van gelijkheid en het bevorderen van de eerbiediging van hun inherente waardigheid. In dit artikel is aan het voorgaande uitvoering gegeven.
Bij het aanbieden van de voorzieningen en het vaststellen van de re-integratieverplichtingen die de belanghebbende na moet komen, wordt rekening gehouden met de zorgtaken. In de “Beleidsregel opleggen en ontheffen van de arbeids- en re-integratieverplichting en tegenprestatie” is verder uitgewerkt op welke wijze er rekening wordt gehouden met zorgtaken.
Uit het feit dat bij het aanbieden van voorzieningen rekening gehouden wordt met omstandigheden en functionele beperkingen, volgt ook dat het om maatwerk gaat. Dit is inherent aan het re-integratieproces. De voorzieningen zijn globaal beschreven in de verordening en er is bewust voor gekozen om bij de bepalingen over de voorzieningen geen onderscheid te maken naar de doelgroep. In de beleidsregels of bij de inrichting van de voorzieningen is dat onderscheid er – indien nodig – wel. De verordening is een kaderverordening die ondersteunend is aan de inrichting van het aanbod, maar niet belemmerend moet zijn.
Op één onderdeel is er voor gekozen om wel een specifieke regeling op te nemen in de verordening. Het gaat om de beperking van de doelgroep op grond van het inkomen. Dit is een dermate belangrijke en politieke keuze dat er voor is gekozen om het in de verordening op te nemen.
In de strategische visie op het Sociaal Domein is er voor gekozen dat het budget taakstellend is. Aangezien er gekort wordt op het budget en het uitkeringsbestand meer toe- dan afneemt, is het niet verantwoord om een bredere doelgroep te bedienen. Dat betekent dat het huidige beleid om personen met een inkomen of vermogen van meer dan de bijstandsuitkering geen re-integratie-aanbod te doen, wordt voortgezet. Daarmee wordt gekozen voor de zwaksten in de samenleving en dat zijn degenen zonder inkomen en vermogen. Het is niet ondenkbaar dat personen (met inkomen en/of vermogen) die een beperking of chronische psychische of psychosociale problemen hebben een beroep doen op de Wet maatschappelijke ondersteuning voor het verbeteren of in stand houden van de zelfredzaamheid en participatie. In het verslag over de doeltreffendheid van het beleid - dat na twee jaar aangeboden wordt aan de gemeenteraad – zal aandacht besteed worden aan het effect van het stellen van inkomensgrenzen voor deze groep.
Artikel 3. Algemene bepalingen over voorzieningen
De Participatiewet schrijft niet uitputtend voor welke voorzieningen het college aan moet bieden. Het enige criterium is dat de voorziening gericht moet zijn op de arbeidsinschakeling en moet bijdragen aan het (op termijn) mogelijk maken van reguliere arbeid door een persoon. Al naar gelang de afstand tot de arbeidsmarkt kan een voorziening gericht zijn op bijvoorbeeld sociale activering als eerste stap richting werk (zoals het doen van vrijwilligerswerk met behoud van uitkering), het leren van vaardigheden of kennis, of het opdoen van werkervaring (bijvoorbeeld via een werkervaringsplaats).
Het integraal 3 D beleidsplan is vastgesteld. Het is de leidraad bij de inrichting van het Sociaal Domein, waar re-integratie op grond van de Participatiewet een onderdeel van is.
De voorziening beschut werk is uitgesloten, omdat de personen een dienstverband hebben en het arbeidsrecht daar op van toepassing is. Het tweede lid geeft aan dat het college een voorziening kan beëindigen en in welke gevallen het dat kan doen. Het college kan een voorziening beëindigen in de gevallen zoals opgenomen in artikel 3, tweede lid, van deze verordening. Deze bepalingen zijn aanvullend op de mogelijkheid om de uitkering te verlagen op grond van de wet en de Afstemmingsverordening in het geval de verplichtingen niet worden nagekomen.
In lid 2 onder a is het niet nakomen van de inlichtingenverplichting opgenomen als beëindigingsgrond. Voor de persoon die bijvoorbeeld gebruik maakt van een re-integratievoorziening en aan het werk gaat, zonder dat door te geven, kan de re-integratievoorziening gestopt worden. Er kan geconcludeerd worden dat de voorziening niet meer noodzakelijk is.
De Participatiewet voorziet niet in een terugvorderingsgrond van re-integratiekosten die onnodig zijn gemaakt. Noch van een bijstandsgerechtigde, noch van een niet bijstandsgerechtigde kunnen die kosten worden teruggevorderd 1 Terugvordering dient te geschieden op grond van het Burgerlijk Wetboek.
Lid 3 Voorzieningen die niet in de verordening staan.
In de loop der tijd kunnen nieuwe voorzieningen worden ontwikkeld, doorontwikkeld of beëindigd. De verordening kan eens in de twee jaar – gelijk met het aanbieden van het verslag aan de gemeenteraad – worden aangepast aan de actuele situatie.
De individuele situatie kan ook aanleiding zijn voor het aanbieden van een voorziening op maat die niet in de verordening staat. Die mogelijkheid moet ten allen tijde open blijven.
Artikel 4. Matching van vraag en aanbod
Op de weg van uitkering naar werk zijn vier elementen te onderscheiden:
Zonder het werkgeverspunt is matching van vraag en aanbod niet mogelijk. Bovendien kunnen werkzoekenden die geen gebruik maken van een re-integratievoorziening gebruik maken van de vacatures en solliciteren.
Het bieden van hulp bij het zoeken naar werk en solliciteren, is geen vast omlijnde voorziening. De pilot met E-learning is kort gelden gestopt, omdat het niet aansloot bij het niveau van de werkzoekenden. Het aanbod is divers. Het kan bestaan uit een aantal gesprekken, hulp bieden bij het opstellen van een CV etc. Ondanks het feit dat er geen voorziening is met het label “sollicitatietraining”, is het wel opgenomen in de verordening, omdat het een integraal onderdeel is van de re-integratie.
Artikel 5. Werken met behoud van uitkering
De beleidsregel Werken met behoud van uitkering is met ingang van 1 mei 2012 in werking getreden. De uitvoering van vóór mei 2012 is vertaald in de beleidsregel. Er zijn overeenkomsten opgesteld waarmee de afspraken tussen de werkgever, de re-integrant en de medewerker van de Uitstroomunit worden vastgelegd. In de praktijk blijkt werken met behoud van uitkering een effectief instrument in de toeleiding naar werk. De beleidsregel zal voor zover nodig nog aangepast worden aan de praktijkervaring van de afgelopen twee jaren en aan de nieuwe wetgeving. De tegenprestatie (wordt in een afzonderlijke verordening opgenomen, omdat het geen re-integratie is) en de loonkostensubsidie kunnen van invloed zijn op de inhoud van de beleidsregel.
In het tweede lid is bepaald dat werken met behoud van uitkering uitsluitend wordt ingezet als er geen verdringing van de arbeidsmarkt plaatsvindt. De duur van de proefplaatsing en de werkervaringsplaats is zo kort mogelijk en de invulling van de plaatsing mag niet gebruikt worden voor een tijdelijk te kort aan arbeidskrachten.
Artikel 6. Nazorg en ondersteuning
Deze voorziening is beschreven aan de hand van de huidige situatie. In de wet is in artikel 10 van de wet een nieuwe voorziening opgenomen. Het gaat hier om de voorziening job coach, die op vaste tijden en gedurende een langere periode de werknemer met beperkingen bij het verrichten van zijn taken ondersteunt. Het moet dus gaan om een systematische ondersteuning. Verder is van belang, dat de ondersteuning noodzakelijk is in die zin, dat de werknemer zonder die ondersteuning in redelijkheid niet zijn werkzaamheden zou kunnen verrichten. Aangezien de voorziening job coach nauw verbonden is met de loonkostensubsidie, wordt aan deze voorziening op een later moment inhoud gegeven.
Voor het jaar 2015 wordt de voorziening beschut werk uitgevoerd door de Gemeenschappelijke Regeling Gesubsidieerde Arbeid.
In de wet is verplicht voorgeschreven dat er aan het UWV een indicatie gevraagd wordt over de plaatsing bij beschut werken. Op basis van dat advies neemt de gemeente een beslissing. Voordat een indicatie gevraagd wordt aan het UWV is het belangrijk om zorgvuldig te beoordelen of de betreffende persoon tot de doelgroep behoort.
De instroom in beschut werk is om budgettaire beperkt. Het uitgangspunt is dat er één plaats beschut vrij komt nadat er drie werknemers uitgestroomd zijn uit de WSW. Hierdoor kan een wachtlijst ontstaan voor toelating tot beschut. Er is voor gekozen om een indicatie van het UWV te vragen op het moment dat er op redelijke termijn een plaats beschikbaar komt. Hiermee wordt voorkomen dat er onnodige indicaties gevraagd worden, die niet meer bruikbaar zijn op het moment van plaatsing. In een werkprocesbeschrijving is de werkwijze en taakverdeling beschreven.
Scholing en opleiding wordt tot nu toe spaarzaam ingezet. Dit heeft te maken met het feit dat het een relatief dure voorziening is en een opleiding vaak niet de kortste weg naar werk is. De opleidingen die wel worden aangeboden zijn kort en arbeidsmarktgericht.
De activiteiten bestaan in het overgrote deel van de gevallen uit vrijwilligerswerk bij een vrijwilligersorganisatie. Sociale activering heeft tot doel personen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt terug te leiden naar de arbeidsmarkt
Artikel 10. Participatieplaats
Een participatieplaats is bedoeld voor personen met een grotere afstand tot de arbeidsmarkt. Voor personen jonger dan 27 jaar is ondersteuning in de vorm van een participatieplaats niet mogelijk (artikel 7, achtste lid, van de Participatiewet). Het college kan dan ook enkel aan personen van 27 jaar of ouder met recht op algemene bijstand een participatieplaats aanbieden. Ioaw- en Ioaz-gerechtigden kunnen ook geen gebruik maken van een participatieplaats. Zij ontvangen immers geen algemene bijstand.
Op een participatieplaats worden additionele werkzaamheden verricht. Niet de te verrichten werkzaamheden staan centraal maar het leren werken of het (opnieuw) wennen aan werken. Aspecten als omgaan met gezag, op tijd komen, werkritme en samenwerking met collega’s zijn allemaal zaken waaraan in een participatieplaats gewerkt kan worden. Ook kan hiermee worden beoordeeld of het werkterrein past bij de capaciteiten van de uitkeringsgerechtigde, zodat een persoon bijvoorbeeld een opleiding op het betreffende terrein kan gaan volgen en daarmee voor zichzelf een duurzaam perspectief op arbeid kan realiseren. De duur van de participatieplaats is wettelijk beperkt tot maximaal vier jaar (artikel 10a van de Participatiewet). Na negen maanden wordt beoordeeld door het college of de participatieplaats de kans op arbeidsinschakeling heeft vergroot (artikel 10a, achtste lid, van de Participatiewet). Zo niet dan wordt de participatieplaats beëindigd. Uiterlijk 24 maanden na aanvang van de participatieplaats wordt opnieuw beoordeeld of de participatieplaats wordt voorgezet. Als de gemeente concludeert dat voortzetting van de participatieplaats met het oog op in de persoon gelegen factoren aanmerkelijk bijdraagt tot de arbeidsinschakeling, dan kan de participatieplaats nog één jaar verlengd worden. Echter in dat geval dient een andere werkomgeving geboden te worden (artikel 10a, negende lid, van de Participatiewet). Na 36 maanden vindt opnieuw een dergelijke beoordeling plaats (artikel 10a, tiende lid, van de Participatiewet).
De persoon die werkzaamheden verricht op een participatieplaats heeft recht op een premie voor het eerst na zes maanden en vervolgens iedere zes maanden na aanvang van de additionele werkzaamheden (artikel 10a, zesde lid, van de Participatiewet). Voorwaarde is dat de persoon naar het oordeel van het college voldoende heeft meegewerkt aan het vergroten van zijn kansen op de arbeidsmarkt. De hoogte van de premie moet in de verordening vastgelegd worden (artikel 8a, eerste lid, onderdeel d, van de Participatiewet). De premie wordt niet in mindering gebracht op de uitkering (artikel 31, tweede lid, onderdeel j, van de Participatiewet).
Artikel 11 Inwerkingtreding en citeertitel
De verordening werkt terug tot 01-04-2015, zodat de plaatsingen die gedaan zijn na 01-04-2015 onder de werking van deze verordening vallen. Voor de datum van 01-04-2015 zijn er geen plaatsingen gedaan.
[1] Rechtbank Arnhem 14-09-2006, nr. AWB 06/999, ECLI:NL:RBARN:2006:AZ3540