Organisatie | Schagen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Schagen houdende regels omtrent de verrekening van een bestuurlijke boete Verordening verrekening bestuurlijke boete bij recidive Schagen 2015 |
Citeertitel | Verordening verrekening bestuurlijke boete bij recidive Schagen 2015 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Deze regeling bevat de vroegst mogelijke datum van inwerkingtreding.
Deze regeling vervangt de Verordening verrekening bestuurlijke boete bij recidive ISD-KNH 2013.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
21-01-2015 | nieuwe regeling | 16-12-2014 | 14.117.241 |
De raad van de gemeente Schagen;
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 18 november 2014;
gelezen het advies van de commissie Samenlevingszaken van 2 december 2014;
gelezen het advies van de cliëntenraad P-wet van 22 januari 2013
artikel 147, eerste lid van de Gemeentewet,
artikel 8, eerste lid, onderdeel d, van de Participatiewet,
overwegende dat het noodzakelijk is om bij verordening regels te stellen met betrekking tot de verrekening van de bestuurlijke boete bij recidive,
Besluit vast te stellen de Verordening verrekening bestuurlijke boete bij recidive Schagen 2015
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
In deze verordening wordt verstaan onder:
De verordening kent een definitie van het begrip bezit. Deze definitie is noodzakelijk omdat het aanwezige bezit van invloed is op de mate waarin de boete verrekend kan worden met de uitkering. Het gaat bij bezit om (de waarde van) alle bezittingen waarover een belanghebbende of diens gezinsleden beschikken of redelijkerwijs kunnen beschikken. Bezittingen kunnen zowel bestaan uit geld als op geld waardeerbare goederen.
Het begrip bezit zoals dat in deze verordening wordt gebruikt, wijkt af van het begrip vermogen als bedoeld in artikel 34 van de P-wet. Eventueel aanwezige schulden worden niet in mindering gebracht. Ook de vermogensgrenzen van artikel 34, derde lid, van de P-wet zijn hier niet van toepassing. Van een belanghebbende die een recidiveboete opgelegd heeft gekregen mag verwacht worden dat hij de bezittingen gebruikt om de boete te betalen. Een uitzondering is gemaakt voor een bedrag dat gelijk is aan de bijstandsuitkering over één maand. Na de periode van drie maanden, zal belanghebbende nog middelen moeten hebben om de daarop volgende maand te overbruggen.
Het bezit wordt vastgesteld ten tijde van de boeteoplegging. In de uitnodigingsbrief voor het boetegesprek wordt belanghebbende gevraagd om gegevens mee te nemen over zijn bezit. Als hij niet op het boetegesprek komt, kunnen de gegevens toegestuurd worden.
Met deze werkwijze wordt bereikt dat verrekening niet plaats vindt over een periode voor de datum van het boetebesluit. Belanghebbende kan zich enigszins voorbereiden op de verrekening. In de situatie dat het bezit (voor een deel) uit goederen bestaat en deze niet direct te gelde gemaakt kunnen worden, kan de ingangsdatum voor de verrekening op een latere datum worden bepaald. Er moet echter wel rekening mee gehouden worden dat de verrekening binnen 3 maanden na afgifte van het boetebesluit is voltooid. Na drie maanden is er immers geen bevoegdheid meer om de beslagvrije voet niet toe te passen en kan er nog slechts 10% van de uitkering worden ingehouden voor betaling van de boete.
Artikel 3 Vrijlating van inkomsten
Tijdens de periode van verrekening worden de middelen als bedoeld in artikel 31, tweede lid, onderdelen n en r en z, van de P-wet tot de middelen gerekend.
Wanneer een deel van de inkomsten op grond van de P-wet wordt vrijgelaten is de aanvullende uitkering hoger. De vrijlating van inkomsten loopt door tijdens de periode van verrekening. De hogere aanvullende uitkering wordt (deels) gebruikt voor verrekening, waardoor de betaling op de boete hoger is.
Het kan voorkomen dat het bedrag aan bezit niet hoog genoeg is voor volledige verrekening gedurende drie maanden. Zodra het bedrag aan bezit verrekend is, volgt - voor de resterende periode - de verrekening met 20%.
Bij een boete van € 340,-- wordt er geen boetegesprek gevoerd. Er is dan ook geen moment waarop de gegevens over het bezit opgevraagd kunnen worden. Het bedrag van € 340,-- kan in alle gevallen verrekend worden met 20% van de bijstandsnorm. Uit praktische overwegingen is gekozen voor deze werkwijze. Er wordt dan dus gehandeld alsof er geen bezit is.
Artikel 3 Eerder opgelegde bestuurlijke boetes
De bepalingen van deze verordening zijn van overeenkomstige toepassing op de verrekening van de bestuurlijke boete, bedoeld in artikel 18a, eerste lid, van de P-wet, indien en voor zover deze boete nog niet is betaald op het moment van verrekening van de recidiveboete.
In artikel 60b, derde lid, van de P-wet is bepaald dat de bevoegdheid om te verrekenen met de beslagvrije voet ook van toepassing is op eerder opgelegde bestuurlijke boetes voor zover op het moment van verrekening van de recidiveboete, die eerdere boetes nog niet zijn betaald. Mocht het bestuur die eerdere, nog openstaande boetes gaan verrekenen, dan regelt artikel 5 dat de bepalingen in deze verordening van overeenkomstige toepassing zijn. Dit betekent dan dat met de ontvangen gelden wel eerst de oudste nog openstaande boete wordt afgelost.
Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen van deze verordening, vanwege dringende redenen met dien verstande dat er in ieder geval 10% van de bijstandsnorm zal moeten worden verrekend.
Het ontstaan van een vordering en het als gevolg daarvan opleggen van een boete, heeft voor belanghebbenden die in een WSNP-traject zitten of waarvoor schuldhulpverlening is geregeld een extra negatief effect. De WSNP of schuldhulpverlening zal niet voortgezet kunnen worden door het ontstaan van de vordering. Het ontzien van deze belanghebbenden door standaard een lagere verrekening toe te passen, heeft geen effect. Het is echter denkbaar dat de verrekening zoals bepaald in deze verordening een ongewenst effect heeft op de situatie van belanghebbende. Niet alleen in situaties met schulden, maar ook in de situatie van ziekte of andere zeer ingrijpende gebeurtenissen in het leven van belanghebbende. Met de hardheidsclausule is er de mogelijkheid om in zeer bijzondere situaties af te wijken van de regels. Een verrekening van 10% zal echter in alle gevallen het minimum zijn.
Deze verordening komt in de plaats van de Verordening verrekening bestuurlijke boete bij recidive ISD-KNH 2013, vastgesteld door het algemeen bestuur van de ISD Kop van Noord- Holland op 7 februari 2013 en ingetrokken door het algemeen bestuur van de ISD Kop van Noord-Holland op 16 december 2014 met ingang van 1 januari 2015.