Organisatie | Schagen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Schagen houdende tegenprestaties Verordening tegenprestatie Participatiewet, Ioaw en Ioaz gemeente Schagen 2015 |
Citeertitel | Verordening tegenprestatie Participatiewet, Ioaw en Ioaz gemeente Schagen 2015 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2015 | nieuwe regeling | 28-10-2014 | 14.111.784 |
De raad van de gemeente Schagen;
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 23 september 2014;
gezien het advies van de commissie Samenlevingszaken van 14 oktober 2014;
gelezen het advies van de regionale cliëntenraad van de ISD-KNH van 16 september 2014;
gelet op artikel 8a, eerste lid, onderdeel b, van de Participatiewet en artikel 35 1e lid onder e van de wet Inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers en in de wet Inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen;
overwegende dat het verplicht is om bij verordening regels te stellen over het opdragen van een tegenprestatie als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onderdeel c van de Participatiewet en artikel 37 1e lid onder f van de wet Inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers en in de wet Inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen;
besluit vast te stellen de Verordening tegenprestatie Participatiewet, Ioaw en Ioaz gemeente Schagen 2015.
Hoofdstuk 3 De tegenprestatie naar vermogen
Artikel 5 Het opleggen van een tegenprestatie
Het college merkt de maatschappelijke activiteiten die een belanghebbende op eigen initiatief binnen of buiten een organisatie verricht, aan als een tegenprestatie indien de belanghebbende op grond van het bepaalde in lid 1 van dit artikel tot de groep belanghebbende behoort aan wie een tegenprestatie moet worden opgelegd.
Aldus besloten in de vergadering van: 28 oktober 2014.
De raad van de gemeente Schagen,
Griffier Voorzitter
Mevrouw E. Zwagerman Mevrouw M.J.P. van Kampen-Nouwen
De Participatiewet legt de gemeenteraad de verplichting op om bij verordening regels vast te stellen over het opdragen van een tegenprestatie aan mensen met een bijstandsuitkering in de leeftijd van 18 jaar tot de pensioengerechtigde leeftijd. Deze verordeningsplicht is neergelegd in artikel 8a, eerste lid, onderdeel b Participatiewet en in artikel 35 1e lid onder e van de Ioaw en de Ioaz. Het is aan de gemeente om de duur, omvang en inhoud van de tegenprestatie te regelen.
Het college heeft de opdracht beleid te ontwikkelen ten behoeve van het verrichten van een tegenprestatie en het uitvoeren ervan overeenkomstig de verordening. Dit volgt uit artikel 7, eerste lid, onderdeel c, van de Participatiewet en artikel 34 1e lid onder b van de Ioaw en Ioaz.
Het college is bevoegd een belanghebbende te verplichten naar vermogen een tegenprestatie te verrichten. Met de tegenprestatie wordt uitdrukking gegeven aan het principe van wederkerigheid. Het is niet meer dan redelijk dat van een belanghebbende gevraagd wordt nuttige maatschappelijke activiteiten te doen.
Tot 1 januari 2015 is in de gemeente Schagen geen gebruik gemaakt van de bevoegdheid om een tegenprestatie op te leggen. Vrijwilligerswerk als sociale activering of als re-integratie-instrument bood voldoende mogelijkheden.
In de verordening en de daaruit voortvloeiende beleidsregel is de vrijwilligheid en de motivatie van de belanghebbende als uitgangspunt genomen. Een ander uitgangspunt is, dat het zoeken en vinden van betaald werk het primaat heeft boven de tegenprestatie. Re-integratie is dwingend en verplichtend. Niet nakomen van de verplichtingen heeft tot gevolg dat er gehandhaafd wordt. Het resultaat van handhaving kan leiden tot gedragsverandering en medewerking of – bij blijvende tegenwerking – langdurige nihilstelling van de uitkering. Handhaving op re-integratie is een effectiever middel om medewerking af te dwingen dan het opleggen van de tegenprestatie en de handhaving daarop. De tegenprestatie wordt niet ingezet met het doel om instroom in de uitkering te beperken of de uitkering te verlagen.
Op grond van artikel 18 van de Participatiewet wordt de bijstand afgestemd – dat wil zeggen verlaagd - als de verplichtingen niet worden nagekomen. In de Afstemmingsverordening Participatiewet, Ioaw en Ioaz gemeente Schagen 2015 is de bepaling over handhaving op de tegenprestatie opgenomen. Gelet op bovenstaande overwegingen is er gekozen voor een licht handhavingsregime.
Begrippen die al zijn omschreven in de Participatiewet, de Ioaw en Ioaz en de Algemene wet bestuursrecht of de Gemeentewet worden niet afzonderlijk gedefinieerd in deze verordening. Deze zijn vanzelfsprekend van toepassing op deze verordening.
De definities van uitstromer, groeier en blijver zijn gelijk aan de definities in de Re-integratieverordening gemeente Schagen 2015.
In artikel 1 van deze verordening is de definitie opgenomen van mantelzorg. Deze begripsbepaling is gebaseerd op het begrip zoals dat wordt gehanteerd in de Wet maatschappelijke ondersteuning (zie artikel 1, eerste lid, onderdeel b, van de Wet maatschappelijke ondersteuning). Het begrip 'mantelzorg' is van belang omdat artikel 7 van deze verordening bepaalt dat het college geen tegenprestatie opdraagt indien een belanghebbende mantelzorg verricht voor zover het verrichten van mantelzorg naar het oordeel van het college redelijkerwijs noodzakelijk is.
Uit kamerstukken met betrekking tot het begrip 'mantelzorg' zoals neergelegd in de Wet maatschappelijke ondersteuning volgt dat de vier belangrijkste kenmerken van mantelzorg zijn:
Voor mantelzorg is vereist dat de verleende zorg de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar overstijgt. Dit in tegenstelling tot Gebruikelijke Zorg zoals opgenomen in het Protocol van het Centrum Indicatiestelling Zorg. Gebruikelijke zorg is de normale, dagelijkse zorg die partners of ouders en inwonende kinderen geacht worden elkaar onderling te bieden omdat ze als leefeenheid een gezamenlijk huishouden voeren en op die grond een gezamenlijke verantwoordelijkheid hebben voor het functioneren van dat huishouden.
Van respijtzorg is sprake als de taken tijdelijk of voor één of meer dagdelen worden overgenomen van de mantelzorger. Humanitas heeft bijvoorbeeld een pool van vrijwillige respijtzorgers. Gelet op het belang van deze zorg, is er in deze verordening voor gekozen om ook aan de respijtzorger geen tegenprestatie op te dragen
Het begrip vrijwilligerswerk wijkt af van de definitie die het CBS hanteert. In de definitie van het CBS staat dat vrijwilligerswerk in georganiseerd verband wordt verricht. In deze verordening is er voor gekozen om ook activiteiten buiten georganiseerd verband aan te merken als vrijwilligerswerk In de toelichting op artikel 3 (inhoud van de tegenprestatie) is dit verder toegelicht. Een ander kenmerk van vrijwilligerswerk is het onverplichte karakter. De staatssecretaris was in eerste instantie ook van mening dat vrijwilligerswerk daarom niet aangemerkt zou kunnen worden als tegenprestatie. Daar is zij op teruggekomen, omdat onbetaalde maatschappelijke nuttige activiteiten nu eenmaal veelal bestaan uit vrijwilligerswerk.
Artikel 2. Verslag over beleid
Deze bepaling is gelijk aan de bepaling in de re-integratieverordening.
Artikel 3. Inhoud van een tegenprestatie
Tegenprestatie is geen re-integratie-instrument
De plicht tot tegenprestatie heeft tot doel om maatschappelijk nuttige werkzaamheden te doen in de samenleving als tegenprestatie voor het ontvangen van een uitkering. Het opdragen van een tegenprestatie heeft niet primair tot doel de re-integratie van een belanghebbende te bevorderen, maar moet worden gezien als een nuttige bijdrage aan de samenleving (TK 2013-2014, 33 801, nr. 7, p. 49-50).
Individuele afweging / maatwerk
Het college bepaalt aan de hand van de individuele omstandigheden en de voorhanden zijnde onbeloonde maatschappelijk nuttige werkzaamheden, de aard, de duur en de omvang van de aan een persoon op te leggen tegenprestatie. Hierbij moet het college de in deze verordening neergelegde criteria in acht nemen. Artikel 3 van deze verordening stelt voorwaarden ten aanzien van de inhoud van de tegenprestatie. Dit is uitgewerkt in de beleidsregel..
Het college dient maatwerk toe te passen bij het opleggen van een tegenprestatie. Rekening moet worden gehouden met de individuele omstandigheden van belanghebbende, waaronder leeftijd, opleiding, werkervaring en andere relevante persoonlijke omstandigheden. De werkzaamheden worden immers opgedragen ‘naar vermogen’. Het is dus van belang dat belanghebbende ook in staat is de werkzaamheden te verrichten. Als het college een tegenprestatie vraagt van belanghebbende, moet het een duidelijke omschrijving geven van de te verrichten werkzaamheden. Het moet voor een belanghebbende immers duidelijk zijn welke tegenprestatie van hem wordt verwacht (zie Rechtbank Zeeland-West-Brabant 25-02-2013, nr. 12/3649, ECLI:NL:RBZWB:2013:BZ5171).
Met het oog op bovenstaande en uitgaande van eigen kracht heeft het de voorkeur om de belanghebbende zelf het initiatief te geven om een tegenprestatie te zoeken. Het zal dan een activiteit zijn, die aansluit bij zijn mogelijkheden en wensen en dat voorkomt tegenwerking.
In artikel 3, eerste lid sub c en d staat dat het om werkzaamheden gaat die zowel binnen als buiten een organisatie kunnen worden verricht. Werkzaamheden die bij een vrijwilligersorganisatie worden gedaan hebben twee voordelen:
Er zijn personen die gebaat zijn bij deze voordelen en met het oog op maatwerk is het belangrijk om daar rekening mee te houden. Maar er zijn ook personen die in hun nabije omgeving al veel activiteiten ontplooien – en dat misschien al jaren doen – en goed in staat zijn om dat werk te organiseren. Het zou onnodig beperkend zijn om deze activiteiten niet als een tegenprestatie aan te merken.
Artikel 4. Geen tegenprestatie
In de wet staan drie gronden voor ontheffing van de tegenprestatie:
Omdat deze bepalingen in de wet staan, zijn ze niet opgenomen in de verordening. De bepalingen onder 1. en 2. zijn niet van toepassing op de Ioaw en Ioaz, omdat deze wetten deze bepalingen niet kennen.
Op grond van het uitgangspunt dat re-integratie boven het verrichten van een tegenprestatie gaat, wordt van uitstromers die zoeken naar werk en van groeiers die bezig zijn met re-integratie, geen tegenprestatie verlangd.
Artikel 5. Het opleggen van een tegenprestatie
In lid 1 en 2 van artikel 5 is bepaald van wie een tegenprestatie gevraagd kan worden. Dat zijn de groeiers en blijvers die niet actief zijn met re-integratie-aanbod.
Bij het opleggen van een tegenprestatie moet rekening gehouden met een aantal factoren. Die factoren moeten gemotiveerd worden beschreven in de beschikking waarmee de tegenprestatie wordt opgelegd.
In lid 4 is de situatie beschreven dat de belanghebbende uit eigen beweging maatschappelijke activiteiten verricht. Die activiteiten kunnen worden aangemerkt als tegenprestatie. Er is dan niet zozeer sprake van het opleggen van een tegenprestatie, Wel moet de “omzetting” van de tegenprestatie worden vastgelegd in een beschikking.
Artikel 6. Duur en omvang van een tegenprestatie
Maximale duur tegenprestatie in maanden en uren
De opstellers van de modelverordening adviseren om de tegenprestatie relatief gering in omvang en duur in te zetten om aan de veilige kant van de internationale bepalingen met betrekking tot het verbod op dwangarbeid en verplichte arbeid te blijven (artikel 4 EVRM). De Raad van State is in het advies over de tegenprestatie ingegaan op het “gevaar” van dwangarbeid. Volgens de regering is er geen sprake van dwangarbeid, omdat het om maatschappelijk nuttige activiteiten gaat en er geen dwang wordt uitgeoefend. Bovendien gaat het om een kleine groep mensen.
Het stellen van een maximum aan duur en uren is ook noodzakelijk voor de uitvoerbaarheid. Als belanghebbende niet op eigen initiatief inhoud geeft aan de tegenprestatie, ligt er een taak voor de gemeente om te bemiddelen. Deze taak wordt zwaarder naarmate de tegenprestatie langer in duur en omvangrijker in uren moet zijn.
Dat de tegenprestatie beperkt in duur en omvang is, maakt niet dat belanghebbende niet over een langere periode het vrijwilligerswerk mag en kan doen. Het meerdere wordt echter niet aangemerkt als tegenprestatie.
Artikel 8. Geen werkzaamheden voorhanden
Zonder deze bepaling in deze verordening, zou de situatie kunnen ontstaat dat er werk gecreëerd moet worden voor één of meerdere personen.
In dit artikel is de citeertitel van deze verordening neergelegd.