Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Schagen

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Schagen houdende houdende regels omtrent sociale zekerheid Afstemmingsverordening Participatiewet, Ioaw en Ioaz gemeente Schagen 2016

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieSchagen
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening van de gemeenteraad van de gemeente Schagen houdende houdende regels omtrent sociale zekerheid Afstemmingsverordening Participatiewet, Ioaw en Ioaz gemeente Schagen 2016
CiteertitelAfstemmingsverordening Participatiewet, Ioaw en Ioaz gemeente Schagen 2016
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp
Externe bijlageArtikelsgewijze toelichting

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling is vervangen door de Afstemmingsverordening Participatiewet, Ioaw en Ioaz gemeente Schagen 2017.

Deze regeling bevat de vroegst mogelijke datum van inwerkingtreding.

Deze regeling vervangt Afstemmingsverordening 2013 ISD-KNH 2e versie.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. art. 8 lid 1 Participatiewet
  2. art. 35 Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werknemers
  3. art. 35 Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

16-08-201601-01-2015nieuwe regeling

28-06-2016

Gemeenteblad 2016, 109318

16.036.768

Tekst van de regeling

Intitulé

Afstemmingsverordening Participatiewet, Ioaw en Ioaz gemeente Schagen 2016

De raad van de gemeente Schagen;

 

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 10 mei 2016;

gelezen het advies van de Commissie Samenlevingszaken van 7 juni 2016;

gelezen het advies van de regionale cliëntenraad van de ISD-KNH van 4 april 2016,

 

gelet op:

 

  • -

    artikel 8 lid 1 aanhef en sub a en e van de Participatiewet;

  • -

    artikelen 35 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werknemers (Ioaw) en de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (Ioaz);

     

 

overwegende dat het noodzakelijk is om bij verordening regels te stellen met betrekking tot:

het verlagen van de algemene bijstand op grond van de Participatiewet en het weigeren en verlagen van de uitkering, bedoeld in de Ioaw en de Ioaz;

 

Besluit vast te stellen de Afstemmingsverordening Participatiewet, Ioaw en Ioaz gemeente Schagen 2016.

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsomschrijving

Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Participatiewet, de Ioaw, de Ioaz en de Algemene Wet Bestuursrecht (Awb).

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    de P-wet: de Participatiewet;

  • b.

    de Awb: de Algemene wet bestuursrecht;

  • c.

    de Ioaw: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers;

  • d.

    de Ioaz: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen;

  • e.

    de wet SUWI: de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen;

  • f.

    de jongere: belanghebbende jonger dan 27 jaar;

  • g.

    de uitkeringsnorm:

    • a.

      toepasselijke bijstandsnorm als bedoeld in artikel 5 sub c van de P-wet, inclusief:

      • I.

        gemeentelijke verlaging in verband met lage woonlasten;

      • II.

        de bijzondere bijstand die wordt verleend met toepassing van artikel 12 van de P-wet;

      • III.

        de vakantietoeslag;

    • b.

      de grondslag als bedoeld in artikel 5 op grond van de Ioaw en de Ioaz, inclusief vakantietoeslag;

  • h.

    de uitkering: uitkering op grond van de P-wet, Ioaw en Ioaz;

  • i.

    tekortschietend besef van verantwoordelijkheid in de voorziening van het bestaan: het verrichten van handelingen door belanghebbende dan wel het nalaten daarvan waardoor eerder een beroep op de P-wet wordt gedaan dan wel de bijstandverlening langer voortduurt.

Artikel 2. Het toepassen van een verlaging

  • 1.

    Het percentage of de duur van de verlaging zoals genoemd in deze verordening is afgestemd op de ernst van de verplichting die niet is nagekomen.

  • 2.

    Het college kan het percentage van de verlaging hoger of lager en de duur van de verlaging langer of korter vaststellen door rekening te houden met:

    • a.

      omstandigheden van de belanghebbende;

    • b.

      zijn mogelijkheden om middelen te verwerven en

    • c.

      voor zover er gelet op de bijzondere omstandigheden en de dringende redenen aanleiding is om daarmee rekening te houden.

Artikel 3. Berekeningsgrondslag

  • 1.

    De verlaging wordt toegepast op de uitkeringsnorm (zie begripsomschrijving artikel 1 sub g van deze verordening).

  • 2.

    De verlaging kan niet meer bedragen dan de uitkering waarop belanghebbende recht zou hebben gehad over de periode waarop de verlaging betrekking heeft.

Artikel 4. Het besluit tot toepassen van een verlaging

Het besluit tot het opleggen van een verlaging als bedoeld in artikel 18 van de P-wet, waarmee de uitkering wordt verlaagd, vermeldt in ieder geval:

  • a.

    de verplichting(en) die niet is (zijn) nagekomen;

  • b.

    de duur van de verlaging;

  • c.

    het percentage van de verlaging;

  • d.

    indien van toepassing, de reden om af te wijken van een standaardverlaging;

  • e.

    de wijze waarop bij het verlagen van de uitkering rekening is gehouden met de omstandigheden van de belanghebbende en zijn mogelijkheden om middelen te verwerven, gelet op de bijzondere omstandigheden en de dringende redenen om daarmee rekening te houden.

Artikel 5. Schriftelijke waarschuwing

  • 1.

    Een schriftelijke waarschuwing – in plaats van de verlaging van de uitkering – is slechts mogelijk in de gevallen waarin dat in deze verordening is bepaald.

  • 2.

    Een schriftelijke waarschuwing wordt in een beschikking bekend gemaakt aan belanghebbende.

Artikel 6. Horen van belanghebbende

  • 1.

    Voordat een besluit om de uitkering te verlagen wordt genomen, wordt de belanghebbende in de gelegenheid gesteld zijn zienswijze naar voren te brengen.

  • 2.

    Het horen van een belanghebbende kan achterwege blijven als:

    • a.

      belanghebbende al eerder in de gelegenheid is gesteld zijn zienswijze naar voren te brengen en zich sindsdien geen nieuwe feiten of omstandigheden hebben voorgedaan;

    • b.

      het college het horen niet nodig acht voor het vaststellen van de ernst van de gedraging of de mate van verwijtbaarheid, of

    • c.

      belanghebbende aangeeft hiervan geen gebruik te willen maken.

Artikel 7. Ingangsdatum, tijdvak en recidive van verlagingen op grond van de P-wet

  • 1.

    De uitkering wordt verlaagd met ingang van de datum van toekenning van de uitkering als het gaat om een nieuwe aanvraag en bij een lopende uitkering met ingang van de eerste van de kalendermaand waarover nog geen betaling heeft plaats gevonden.

  • 2.

    Het besluit waarmee de uitkering wordt verlaagd moet tenminste een week voor de datum waarop betaald wordt, verzonden zijn.

  • 3.

    In afwijking van lid 1 kan de uitkering worden verlaagd met ingang van een datum in de toekomst, wanneer dit de effectiviteit van de verlaging ten goede komt.

  • 4.

    De uitkering wordt voor het niet nakomen van de niet geüniformeerde verplichtingen op grond van de P-wet verlaagd:

    • a.

      voor de duur van één maand wanneer een verplichting voor de eerste keer niet wordt nagekomen;

    • b.

      voor de duur van twee maanden wanneer er binnen 12 maanden voor de tweede keer sprake is van het niet nakomen van een verplichting die valt onder de 4e categorie;

    • c.

      met een verdubbeling van het percentage wanneer er binnen 12 maanden na bekendmaking van een besluit voor de tweede keer sprake is van het niet nakomen van een verplichting die valt onder de 1e, 2e en 3e categorie. De verdubbeling geldt alleen als het de tweede keer een verplichting uit dezelfde of hogere categorie betreft.

  • 5.

    In geval een belanghebbende zich herhaaldelijk - meer dan twee keer binnen 12 maanden - schuldig maakt aan niet geüniformeerde verplichtingen, wordt de duur of de hoogte van de verlaging bij wijze van individualisering aangepast.

  • 6.

    Het college heroverweegt het besluit waarmee de uitkering voor het niet nakomen van een niet geüniformeerde verplichting is verlaagd op grond van de P-wet binnen een termijn van ten hoogste drie maanden.

  • 7.

    De uitkering wordt voor het niet nakomen van de geüniformeerde verplichtingen op grond van de P-wet verlaagd:

    • a.

      voor de duur van twee maanden wanneer er voor de tweede keer verplichtingen genoemd in artikel 11 lid 1 van deze verordening niet worden nagekomen binnen een periode van 12 maanden na bekendmaking van het besluit waarmee de uitkering voor de eerste keer is verlaagd;

    • b.

      voor de duur van drie maanden wanneer er voor de tweede keer verplichtingen genoemd in artikel 11 lid 2 van deze verordening niet worden nagekomen binnen een periode van 12 maanden na bekendmaking van het besluit waarmee de uitkering voor de eerste keer is verlaagd.

  • 8.

    Het bedrag van de verlaging voor de niet geüniformeerde verplichtingen wordt toegepast over de maand van oplegging en kan over ten hoogste de twee daarop volgende maanden worden verrekend als bijzondere omstandigheden dit rechtvaardigen.

  • 9.

    Het bedrag van de verlaging voor de geüniformeerde verplichtingen die voor de eerste keer niet worden nagekomen wordt toegepast over de maand(en) van oplegging en kan over ten hoogste drie maanden worden verrekend als bijzondere omstandigheden dit rechtvaardigen.

Artikel 8. Afzien van het toepassen van een verlaging

  • 1.

    Het college ziet af van het toepassen van een verlaging indien:

    • a.

      elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt;

    • b.

      er sprake is van zeer dringende redenen;

    • c.

      het niet nakomen van de verplichting meer dan drie maanden vóór constatering heeft plaats gevonden.

  • 2.

    Voor de Ioaw- en Ioaz-gerechtigde wordt het niet voeren van verweer of het instemmen met de beëindiging van de dienstbetrekking op verzoek van de werkgever niet als verwijtbaar aangemerkt (artikel 20 lid 4 van de Ioaw en Ioaz).

Artikel 9. Samenloop van gedragingen

  • 1.

    Indien belanghebbende een aantal verplichtingen tegelijkertijd niet nakomt dan worden de verlagingen ook tegelijkertijd toegepast. Ook in dit geval kan de verlaging niet meer bedragen dan de uitkering waarop belanghebbende recht zou hebben gehad over de periode waarop de verlaging betrekking heeft. Voor het bepalen van de hoogte en de duur van de verlaging wordt uitgegaan van de gedraging waarop de hoogste verlaging is gesteld.

  • 2.

    De verplichting genoemd in artikel 10 derde categorie onder b van deze verordening (niet verschijnen op een afspraak) is uitgesloten van samenloop.

  • 3.

    Indien sprake is van een gedraging die tevens schending van de inlichtingenplicht oplevert zoals bedoeld in artikel 17 lid 1 van de P-wet en artikel 13 van de Ioaw en Ioaz, wordt geen verlaging toegepast, omdat de boete voorgaat op de verlaging.

Artikel 10. Onverantwoord snel interen van vermogen

In de beleidsregel “Onverantwoord interen van vermogen P-wet gemeente Schagen 2016” is bepaald wat de gevolgen zijn van het onverantwoord snel interen.

Hoofdstuk 2. Niet en/of onvoldoende nakomen van de niet geüniformeerde verplichtingen op grond art. 9, 9a & 55 van de P-wet en tekort schietend besef van verantwoordelijkheid

Artikel 11. Percentage van de verlaging en waarschuwing

  • 1.

    Het percentage van de verlaging voor het niet nakomen van de verplichtingen bedraagt voor:

    • a.

      de eerste categorie 10% van de uitkeringsnorm;

    • b.

      de tweede categorie 20% van de uitkeringsnorm;

    • c.

      de derde categorie 40% van de uitkeringsnorm;

    • d.

      de vierde categorie 100% van de uitkeringsnorm.

  • 2.

    In afwijking van lid 1 kan er voor het niet nakomen van de verplichting in de eerste, tweede en derde categorie een waarschuwing worden opgelegd.

     

Eerste categorie:

  • 1.

    Het zich niet op tijd laten registreren als werkzoekende of het niet op tijd laten verlengen van de registratie bij het UWV-WERKbedrijf;

  • 2.

    het niet of onvoldoende verrichten van een door het college opgedragen tegenprestatie.

     

Tweede categorie:

  • 1.

    het niet meewerken aan het opstellen, uitvoeren en evalueren van het plan van aanpak;

  • 2.

    het niet nakomen van verplichtingen die strekken tot arbeidsinschakeling en die op grond van artikel 55 van de P-wet door het college bij besluit zijn opgelegd;

  • 3.

    niet verschijnen op de taaltoets waardoor de toets niet kan worden afgenomen of het halverwege beëindigen van de toets.

  • 4.

    niet meewerken aan het inleveren van bewijsstukken voor de taaleis, terwijl redelijkerwijs aangenomen kan worden dat de stukken geleverd kunnen worden.

     

Derde categorie:

  • 1.

    het niet actief zoeken naar werk voor zover het niet gaat om één of meer van de geüniformeerde verplichtingen;

  • 2.

    het verwijtbaar niet verschijnen op een afspraak in verband met de nakoming van de verplichtingen of de ontheffing daarvan op grond van lid 9, 9a, 18 lid 4 en 55 van de P-wet.

     

vierde categorie:

  • 1.

    het door eigen toedoen niet behouden van algemeen geaccepteerde arbeid voor datum melding of het niet behouden van een inkomensvoorziening die op grond van de P-wet als een passende voorliggende voorziening in de kosten van levensonderhoud wordt aangemerkt;

  • 2.

    het door de jongere onvoldoende nakomen van de verplichtingen om werk te zoeken en te accepteren gedurende de zoektijd van 4 weken voor zover het niet gaat om één of meer van de geüniformeerde verplichtingen;

  • 3.

    het niet nakomen van de re- integratieverplichting als bedoeld in artikel 9 lid 1 sub b van de P-wet door een alleenstaande ouder als gevolg waarvan de ontheffing van de arbeidsverplichting op grond van artikel 9 lid 1 sub a van de P-wet niet wordt verleend of is ingetrokken.

Hoofdstuk 3. Niet en/of onvoldoende nakomen van de geüniformeerde verplichting op grond van artikel 18 lid 4 van de P-wet

Artikel 12. Duur van de verlaging per verplichting

  • 1.

    Als een belanghebbende een verplichting als bedoeld in artikel 18 lid 4 van de P-wet voor de eerste keer in een periode van 12 maanden niet of onvoldoende nakomt, bedraagt de verlaging 100% van de uitkeringsnorm gedurende een periode van één maand bij de volgende gedragingen:

    • a.

      het uitvoering geven aan de door het college opgelegde verplichting om ingeschreven te staan bij een uitzendbureau;

    • b.

      het naar vermogen verkrijgen van algemeen geaccepteerde arbeid in een andere dan de gemeente van inwoning, alvorens naar die andere gemeente te verhuizen;

    • c.

      het verkrijgen en behouden van kennis en vaardigheden, noodzakelijk voor het naar vermogen verkrijgen, het aanvaarden of het behouden van algemeen geaccepteerde arbeid.

  • 2.

    Als een belanghebbende een verplichtingen als bedoeld in artikel 18 lid 4 van de P-wet voor de eerste keer in een periode van 12 maanden niet of onvoldoende nakomt, bedraagt de verlaging 100% van de uitkeringsnorm gedurende een periode van twee maanden bij de volgende gedragingen:

    • a.

      het aanvaarden of het behouden van algemeen geaccepteerde arbeid;

    • b.

      bereid zijn om te reizen over een afstand met een totale reisduur van 3 uur per dag, indien dat noodzakelijk is voor het naar vermogen verkrijgen, het aanvaarden of het behouden van algemeen geaccepteerde arbeid;

    • c.

      bereid zijn om te verhuizen, indien het college is gebleken dat er geen andere mogelijkheid is voor het naar vermogen verkrijgen, het aanvaarden of het behouden van algemeen geaccepteerde arbeid, en de belanghebbende een arbeidsovereenkomst met een duur van tenminste een jaar en een netto beloning die ten minste gelijk is aan de voor de belanghebbende geldende uitkeringsnorm, kan aangaan;

    • d.

      het naar vermogen verkrijgen, het aanvaarden of het behouden van algemeen geaccepteerde arbeid niet belemmeren door kleding, gebrek aan persoonlijke verzorging of gedrag;

    • e.

      het gebruik maken van door het college aangeboden voorzieningen, waaronder begrepen sociale activering, gericht op arbeidsinschakeling en mee te werken aan onderzoek naar zijn of haar mogelijkheden tot arbeidsinschakeling.

Hoofdstuk 4. Niet en/of onvoldoende nakomen van de verplichting op grond van art. 37 en rekening houdend met art. 20 van de Ioaw en Ioaz.

Artikel 13. Ingangsdatum, tijdvak en recidive

  • 1.

    De uitkering wordt verlaagd met ingang van de datum van toekenning van de uitkering als het gaat om een nieuwe aanvraag en bij een lopende uitkering met ingang van de eerste van de kalendermaand waarover nog geen betaling heeft plaats gevonden.

  • 2.

    Het besluit waarmee de uitkering wordt verlaagd moet tenminste een week voor de datum waarop gebruikelijk betaald wordt, verzonden zijn.

  • 3.

    In afwijking van lid 1 kan de uitkering worden verlaagd met ingang van een datum in de toekomst, wanneer dit de effectiviteit van de verlaging ten goede komt.

  • 4.

    De uitkering wordt verlaagd:

    • a.

      voor de duur van één maand wanneer een verplichting voor de eerste keer niet wordt nagekomen;

    • b.

      voor de duur van twee maanden wanneer er binnen een 12 maanden voor de tweede keer sprake is van het niet nakomen van een verplichting die valt onder de 4e categorie;

    • c.

      met een verdubbeling van het percentage wanneer er binnen een 12 maanden voor de tweede keer sprake is van het niet nakomen van een verplichting die valt onder de 1e, 2e en 3e categorie. De verdubbeling geldt alleen als het de tweede keer een verplichting uit dezelfde of hogere categorie betreft.

  • 5.

    Het bedrag van de verlaging voor de niet geüniformeerde verplichtingen wordt toegepast over de maand van oplegging en kan over ten hoogste de twee daarop volgende maanden worden verrekend als bijzondere omstandigheden dit rechtvaardigen.

  • 6.

    In geval een belanghebbende zich herhaaldelijk - meer dan twee keer binnen 12 maanden - schuldig maakt aan verwijtbare gedragingen, wordt de duur of de hoogte van de verlaging bij wijze van individualisering aangepast.

Artikel 14. Percentage van de verlaging en waarschuwing

  • 1.

    Het percentage van de verlaging voor het niet nakomen van de verplichtingen bedraagt voor:

    • a.

      de eerste categorie 10% van de uitkeringsnorm;

    • b.

      de tweede categorie 20% van de uitkeringsnorm;

    • c.

      de derde categorie 40% van de uitkeringsnorm;

    • d.

      de vierde categorie 100% van de uitkeringsnorm.

  • 2.

    In afwijking van lid 1 kan er voor het niet nakomen van de verplichting in de eerste, tweede en derde categorie een waarschuwing worden opgelegd.

     

Eerste categorie:

  • 1.

    Het zich niet op tijd laten registreren als werkzoekende bij het UWV werkbedrijf of het niet op tijd laten verlengen van de registratie als werkzoekende bij het UWV-WERKbedrijf;

  • 2.

    het niet of onvoldoende verrichten van een door het college opgedragen tegenprestatie.

     

Tweede categorie:

  • 1.

    het niet of in onvoldoende mate meewerken aan een onderzoek naar de mogelijkheden tot arbeidsinschakeling, arbeids(on)geschiktheid, scholing of opleiding dan wel het niet of onvoldoende verstrekken van informatie die hiervoor van belang is;

  • 2.

    het niet meewerken aan schuldhulpverlening terwijl dit noodzakelijk is voor de arbeidsinschakeling en/of re-integratie.

     

Derde categorie:

  • 1.

    het niet actief zoeken naar werk;

  • 2.

    het niet of onvoldoende meewerken aan de re-integratie zonder dat dit heeft geleid tot beëindiging van de gestarte activiteit.

     

Vierde categorie:

  • 1.

    het niet aanvaarden van algemeen geaccepteerde arbeid vanaf het moment van melding bij het UWV-WERKbedrijf;

  • 2.

    het door eigen toedoen niet behouden van algemeen geaccepteerde arbeid;

  • 3.

    het niet starten van of niet of onvoldoende meewerken aan een voorziening die gericht is op re-integratie met als gevolg dat die activiteit niet wordt gestart of voortijdig wordt beëindigd.

Hoofdstuk 5. Zeer ernstige misdragingen

Artikel 15. Zeer ernstige misdragingen

  • 1.

    Als een belanghebbende zich zeer ernstig misdraagt tegenover personen en instanties die zijn belast met de uitvoering van de P-wet, Ioaw en Ioaz wordt de uitkering over een periode van drie maanden verlaagd met 100%.

Hoofdstuk 6 Slotbepalingen

Artikel 16. Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen van deze verordening, indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 17. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als de Afstemmingsverordening Participatiewet, Ioaw en Ioaz gemeente Schagen 2016.

Artikel 18. Inwerkingtreding en intrekking

  • 1.

    De verordening treedt in werking met ingang van 1 juli 2016.

  • 2.

    Deze verordening komt in de plaats van de Afstemmingsverordening 2013 ISD-KNH 2e versie, vastgesteld door het algemeen bestuur van de ISD Kop van Noord-Holland op 14 november 2013 en ingetrokken door het algemeen bestuur op 11 december 2014 met ingang van 1 januari 2015.

  • 3.

    Voor gedragingen die voor de eerste keer begaan zijn vóór 1 januari 2015 is de Afstemmingsverordening 2013 ISD-KNH 2e versie van toepassing en voor gedragingen die aangemerkt worden als recidive, omdat er sprake is van het voor de tweede keer niet nakomen van een verplichting binnen een jaar is de onderhavige verordening van toepassing.

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 28 juni 2016.

De voorzitter, De griffier,