Organisatie | Vervoerregio Amsterdam |
---|---|
Organisatietype | Regionaal samenwerkingsorgaan |
Officiële naam regeling | Verordening op de regioraadscommissies van de Vervoerregio Amsterdam 2005 |
Citeertitel | Verordening op de regioraadscommissies van de Vervoerregio Amsterdam 2005 |
Vastgesteld door | algemeen bestuur |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
De gemeenschappelijke regeling Stadsregio Amsterdam heeft met ingang van 1 januari 2017 de naam gewijzigd in “Vervoerregio Amsterdam”. De geldende regelgeving van de Stadsregio Amsterdam in de periode van 1 januari 2014 tot 1 januari 2017 is terug te vinden onder regelgeving van de Vervoerregio Amsterdam.
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
29-07-2017 | 01-01-2017 | Wijziging naar aanleiding van wijziging naam Stadsregio Amsterdam in Vervoerregio Amsterdam | 07-03-2017 | BBV/2017/3697 | |
01-07-2005 | 01-01-2017 | Nieuwe regeling | 21-06-2005 Nieuws uit het dagelijks bestuur / Regiojournaal | 2005 / 16 |
Hoofdstuk I. Algemene bepalingen
De regioraad benoemt, met inachtneming van het in het tweede lid van dit artikel bepaalde, de leden van de commissies uit zijn midden. Daarnaast kunnen als leden worden benoemd leden van de gemeenteraden en duo-raadsleden van de aan de Vervoerregio deelnemende gemeenten die geen lid zijn van de regioraad. Hij kan voor elk lid tevens een plaatsvervangend lid benoemen.
Artikel 4 Benoeming en aftreding leden
Indien van een in de regioraad vertegenwoordigd zijnde fractie meer dan één lid in een commissie zitting heeft, kan, ingeval één of meer van deze leden een vergadering niet kan/kunnen bijwonen, waarneming plaatsvinden door één of meer van de door de regioraad uit die fractie benoemde plaatsvervangende leden. Indien een fractie slechts met één plaatsvervangend lid in een commissie zitting heeft, kan in geval van verhindering van zowel dat lid als dat plaatsvervangend lid om een vergadering bij te wonen, de waarneming plaatsvinden door een ander lid van de fractie, mits uiterlijk 24 uur vóór de aanvang van de commissievergadering hiervan mededeling wordt gedaan aan de secretaris van de desbetreffende commissie. Van deze waarneming is uitgesloten het raadslid aan wie ingevolge het vierde lid tussentijds ontslag is verleend.
Hoofdstuk II. Bijzondere bepalingen betreffende de commissie Algemene Zaken en Werkwijze
Artikel 8 Taken van de commissie
De commissie Algemene Zaken en Werkwijze heeft tot taak het gevraagd en ongevraagd adviseren van de regioraad, het dagelijks bestuur en de voorzitter over aangelegenheden van algemene of bestuurlijke aard, alsmede informatievoorziening. Voorts heeft de commissie Algemene Zaken en Werkwijze als taak het gevraagd en ongevraagd adviseren van de regioraad, het dagelijks bestuur en de voorzitter over aangelegenheden over de personele en financiële middelen van de Vervoerregio.
Artikel 9 Instellen projectcommissies
De commissie Algemene Zaken en Werkwijze doet voorstellen aan de regioraad voor het instellen en opheffen van projectcommissies die worden gerelateerd aan onderwerpen die uit de uitvoering van regionale opgaven voortvloeien. Deze commissies worden ingesteld bij het begin van het betreffende beleidsproces en opgeheven na besluitvorming over het betreffende onderwerp door de regioraad.
Artikel 10 Agenda van de regioraad
De commissie Algemene Zaken en Werkwijze beoordeelt de concept agenda voor de vergadering van de regioraad en is bevoegd om daar nieuwe punten aan toe te voegen. Daarnaast is de commissie Algemene Zaken en Werkwijze bevoegd om beraadslaging over een bepaald onderwerp in de regioraad éénmaal door te schuiven naar de volgende vergadering van de regioraad, wanneer er behoefte is aan nadere advisering ten behoeve van de behandeling in de regioraad.
De commissie Algemene Zaken en Werkwijze bevordert het aanbrengen van een scheiding tussen onderwerpen die ter besluitvorming worden voorgelegd aan de regioraad en onderwerpen waarover ter informatie aan de regioraad moet worden gerapporteerd. Hiertoe moet worden geïnventariseerd wat de huidige beleidskaders en toekomstige beleidskaders zijn. De commissie doet hieromtrent voorstellen aan de regioraad.
Hoofdstuk III. Bijzondere bepalingen betreffende de projectcommissies
Artikel 13 Samenstelling van de projectcommissies
In een projectcommissie hebben, naast een lid van het dagelijks bestuur, zitting leden van de regioraad. Overeenkomstig het bepaalde in artikel 3, eerste lid van deze verordening, kunnen daarnaast als leden worden benoemd leden van de gemeenteraden en duo-raadsleden van de aan de Vervoerregio deelnemende gemeenten die geen lid zijn van de regioraad.
Artikel 14 Taken van de projectcommissie
Naast het bepaalde in artikel 2 van deze verordening richt een projectcommissie zich op onderwerpen die uit de uitvoering van de regionale opgaven voortvloeien en waarvan tevoren vaststaat dat deze in de regioraad ter besluitvorming of voor een beleidsdiscussie op hoofdlijnen aan de orde komen.
De commissie vergadert volgens een jaarlijks vastgesteld schema waarbij ernaar gestreefd wordt deze vergaderingen ten minste drie weken voorafgaand aan de vergadering van de regioraad te doen plaatsvinden en verder zo vaak als de voorzitter dat noodzakelijk acht of het door ten minste drie leden schriftelijk, met opgave van redenen, wordt gevraagd. In het laatste geval wordt de vergadering binnen veertien dagen, nadat het verlangen daartoe ter kennis van de voorzitter is gebracht, gehouden.
Artikel 16 Bijwoning van vergadering door andere regioraadsleden en niet-regioraadsleden
Ieder regioraadslid kan als toehoorder de vergadering van een commissie waarvan hij geen deel uitmaakt, bijwonen. Indien het regioraadslid aanwezig is bij de besloten vergadering van agendapunten, dient het de presentielijst te tekenen. De artikelen 18 en 19 van deze verordening zijn ook op de raadsleden, niet commissielid zijnde, van toepassing.
Een commissie kan in beslotenheid vergaderen en beslissen. De beslissing, of een punt in beslotenheid wordt behandeld dan wel of de behandeling in beslotenheid wordt voortgezet, wordt, zo dit door de commissie wordt gevraagd, in overleg met de commissie, door de voorzitter genomen. Dit overleg vindt in beslotenheid plaats. Een mondelinge mededeling namens het dagelijks bestuur gedaan in een besloten commissievergadering, wordt binnen 14 dagen schriftelijk bevestigd aan de leden van die commissie. Dit kan geschieden in de vorm van een verslag, wanneer ten minste drie aanwezige leden daarom verzoeken of de voorzitter dat noodzakelijk acht.
De voorzitter van de commissie is bevoegd de leden en de plaatsvervangende leden van de commissie ten aanzien van stukken en met betrekking tot een onderwerp en het daaromtrent verhandelde, alsmede ten aanzien van stukken welke met betrekking tot dat onderwerp te hunner kennis zijn gebracht, geheimhouding op te leggen.
Het opleggen van geheimhouding wordt in het verslag, bedoeld in artikel 28, opgenomen. Van elk in beslotenheid behandeld punt bepaalt de commissie, op voorstel van de voorzitter de duur van de geheimhouding. Deze termijn kan door de commissie desgewenst worden verlengd. Na ommekomst van die termijn is ook het verslag ter zake openbaar.
De vergaderingen worden door de voorzitter belegd. De secretaris van een commissie draagt er zorg voor, dat ieder lid ten minste acht dagen vóór het houden van een vergadering hiertoe schriftelijk wordt opgeroepen. In spoedeisende gevallen kan van het in de vorige zin bepaalde worden afgeweken, met dien verstande, dat ten minste een tijdsduur van tweemaal 24 uur in acht dient te worden genomen tussen de schriftelijke oproeping en de aanvang van de vergadering.
De oproepingsbrieven vermelden de plaats waar de vergadering wordt gehouden en zoveel mogelijk in volgorde de te behandelen onderwerpen en gaan vergezeld, voor zover toezending niet reeds heeft plaatsgevonden, van de op de deze onderwerpen betrekking hebbende stukken, tenzij deze van vertrouwelijke aard zijn.
De agenda voor de vergadering en de daarbij behorende stukken worden behoudens in spoedeisende gevallen als bedoeld in het tweede lid, ten kantore van de Vervoerregio ter visie gelegd, niet later dan acht dagen vóór de vergadering waarop zij betrekking hebben. Aanvullende agenda’s ter agendering van spoedeisende gevallen dienen uiterlijk 24 uur vóór de aanvang van de vergadering ter kennis van de commissieleden te zijn gebracht.
Indien niet is voldaan aan het gestelde in de leden 1, 2 en 3, wordt de behandeling van het desbetreffende onderwerp, ingeval ten minste drie leden, of als de commissie uit zes of minder leden bestaat, twee leden daartoe een verzoek indienen, aangehouden, tenzij het belang van de zaak naar het oordeel van de commissie geen langer uitstel duldt.
Artikel 21 Terinzagelegging agenda en stukken
De agenda en de openbare stukken van een commissievergadering worden ter inzage gelegd ten kantore van de Vervoerregio.
Elk lid van de commissie kan voorstellen doen tot behandeling van zaken die niet op de agenda zijn vermeld. Deze voorstellen dienen minstens vijf dagen vóór de vergadering schriftelijk bij de voorzitter of de secretaris te worden ingediend; in spoedeisende gevallen geldt een termijn van 24 uur. De commissie beslist over het in behandeling nemen van die voorstellen bij de aanvang van de vergadering.
Ieder lid en degenen, als bedoeld in artikel 16, tekenen vóór zij aan de vergadering van een commissie deelnemen de presentielijst; aan het einde van de vergadering wordt deze door de secretaris afgesloten en ondertekend.
Wanneer het volgens artikel 25 vereiste aantal leden niet is opgekomen en niet is besloten de vergadering toch doorgang te laten vinden, kan door de voorzitter onmiddellijk een nieuwe vergadering worden belegd, met een tussentijd van ten minste 24 uur. Deze vergadering vindt doorgang, ook als niet aan het bepaalde in artikel 25 wordt voldaan.
Artikel 31 Minderheidsstandpunt
Indien een commissie een schriftelijk advies uitbrengt, bevat dit ook het gevoelen van de minderheid, tenzij dit naar het eenparig oordeel van de leden van de betreffende commissie onnodig wordt geoordeeld.
Artikel 32 Verstrekken van inlichtingen
Personen, anders dan die bedoeld in de leden 1 en 2, worden, voor zover zij daartoe niet later dan 24 uur vóór de aanvang van de desbetreffende vergadering de wens kenbaar hebben gemaakt, in de gelegenheid gesteld, hun zienswijze ten aanzien van een bepaald onderwerp kort toe te lichten en/of inlichtingen te verstrekken, met dien verstande, dat het onderwerp voor behandeling in die vergadering dient te zijn geagendeerd. Dit recht tot het geven van een toelichting dan wel het verstrekken van inlichtingen is zondermeer toegekend aan hen van wie een aan de regioraad ingezonden adres en dergelijke in de vergadering van de commissie wordt behandeld, en wel voor zover het betreft de behandeling van dat ingezonden stuk. Voor zover de orde van de vergadering zulks toelaat kan ook andere personen dan die bedoeld in de leden 1, 2 en 3 tijdens de vergadering de gelegenheid worden geboden tot het verstrekken van inlichtingen dan wel het geven van toelichting ter zake van een geagendeerd onderwerp.
Bij toepassing van het bepaalde in het derde lid wordt per onderwerp voor de in dat artikellid bedoelde personen een spreektijd in eerste termijn van ten hoogste vijf minuten per persoon uitgetrokken, met dien verstande, dat de totale spreektijd per onderwerp in eerste en tweede termijn de tijdsduur van 20 minuten niet mag overschrijden, tenzij de commissie anders beslist.
Onverminderd het bepaalde in het derde lid worden de gemeenteraden of een college van burgemeester en wethouders van één van de deelnemende gemeenten, indien een commissie dan wel zij zelf het wenselijk achten, in de gelegenheid gesteld, in een commissievergadering de behandeling van onderwerpen waarbij de belangen van de gemeente zijn betrokken, bij te wonen en het standpunt van de gemeente toe te lichten. Zij dienen hiervan tevoren melding te doen aan de secretaris van de desbetreffende commissie. Voor het eventueel toelichten van een minderheidsstandpunt kan een vertegenwoordiger van een minderheid van een gemeenteraad eveneens in de gelegenheid worden gesteld, tijdens een commissievergadering het woord te voeren. Omtrent de spreektijd van de in dit artikellid bedoelde personen kan de commissie regelen stellen.
Van de volgorde kan worden afgeweken, indien een lid het woord vraagt voor het stellen van een vraag om inlichtingen over een in behandeling zijnd onderwerp, een persoonlijk feit, of voor het indienen van een voorstel van orde. De voorzitter stelt het lid dat het woord verlangt voor een persoonlijk feit, in de gelegenheid een beknopte aanduiding van dat feit te geven.
Artikel 36 Ontnemen van het woord
Indien een spreker voortgaat van het onderwerp af te wijken, beledigende of onbehoorlijke uitdrukkingen te gebruiken, de orde te verstoren of niet voldoet aan de uitnodiging van de voorzitter zijn of haar rede te beëindigen wegens het verstrijken van de toegestane spreektijd, ontneemt de voorzitter hem het woord.
De voorzitter kan, indien een spreker voortgaat beledigende en onbehoorlijke uitdrukkingen te bezigen, als bedoeld in artikel 35, derde lid, de commissie voorstellen de spreker het verdere verblijf in de vergadering te ontzeggen. Over het voorstel wordt niet beraadslaagd. Na aanneming daarvan verlaat de spreker de vergadering onmiddellijk.
Artikel 38 Orde van de vergadering
Het in artikel 35, tweede, derde en vierde lid, en in de artikelen 36 en 37 vermelde is eveneens van toepassing op leden die zich schuldig maken aan het daar omschrevene, hoewel zij het woord niet van de voorzitter hadden verkregen.
Hoofdstuk VI. Overige bepalingen
Artikel 41 Toehoorders en pers
Het geven van tekenen van goed- of afkeuring of het op andere wijze verstoren van de orde is verboden. Toehoorders en vertegenwoordigers van de pers moeten zich op een betamelijke manier gedragen. Zij dienen zich te onthouden van uitingen of uitlatingen als bedoeld in artikel 35. Indien zij zich niet aan dit voorschrift houden, worden zij onmiddellijk uit de vergadering verwijderd.
Artikel 42 Geluid-en beeldregistraties
Degenen die in een vergaderzaal tijdens de vergadering van een commissie geluid- of beeldregistraties willen maken, doen hiervan vóór de aanvang van de raadsvergadering mededeling aan de voorzitter en gedragen zich naar zijn aanwijzingen.
Artikel 43 Verbod gebruik mobiele telefoons
In de vergaderzaal, met inbegrip van de publieke tribune, is tijdens de vergadering van een commissie het gebruik, alsmede het stand-by houden van mobiele telefoons of andere communicatiemiddelen die inbreuk kunnen maken op de orde van de vergadering, zonder toestemming van de voorzitter niet toegestaan.
In de gevallen waarin deze verordening niet voorziet of bij twijfel omtrent de toepassing van de verordening, beslist de regioraad op voorstel van de voorzitter.